gepubliceerd op 24 juli 1997
Wet tot wijziging van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht
16 JULI 1997. Wet tot wijziging van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 24/26, 3, tweede lid, van de wet van 27 december 1973 betreffende het statuut van het personeel van het operationeel korps van de rijkswacht, ingevoegd bij de wet van 24 juli 1992 en gewijzigd bij de wet van 3 april 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling: « De eenheidscommandant die geadieerd wordt door de commandant van de rijkswacht, handelend op bevel van de Minister van Binnenlandse Zaken, doet een voorafgaand onderzoek instellen. Het.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld verslag van het voorafgaand onderzoek wordt overgezonden aan de commandant van de rijkswacht die het met zijn advies ter kennis brengt van de Minister van Binnenlandse Zaken die, in voorkomend geval, de Minister van Justitie of de burgemeester inlicht. De Minister van Binnenlandse Zaken kan vervolgens, uit eigen beweging of op verzoek van de Minister van Justitie of van de burgemeester, de commandant van de rijkswacht gelasten de eenheidscommandant een inleidend verslag te doen opstellen met het oog op de adiëring van de onderzoeksraad door de korpscommandant, ongeacht de tuchtstraf die wordt voorgesteld. In dit geval zendt de onderzoeksraad zijn advies, ongeacht de inhoud ervan, aan de commandant van de rijkswacht. Deze laatste zendt dit aan de Minister van Binnenlandse Zaken voor beslissing. Onverminderd artikel 24/24, 2, kan de Minister van Binnenlandse Zaken één van de in artikel 24/13, 1, bedoelde straffen opleggen. Zijn beslissing wordt, in voorkomend geval, ter kennis gebracht van de Minister van Justitie of van de burgemeester. ».
Art. 3.Artikel 24/34, 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 24 juli 1992, wordt aangevuld met een derde lid, luidend als volgt: « In geval van toepassing van de procedure bedoeld in artikel 24/26, 3, bindt het eenparig advies van de onderzoeksraad met betrekking tot de omschrijving van de feiten bedoeld in 2°, de overheid die bevoegd is om te straffen. ».
Art. 4.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 16 juli 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Met 's Lands zegel gezegeld: De Minister van Justitie, S. DE CLERCK