gepubliceerd op 19 juni 2009
Wet houdende instemming met het Verdrag met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen om de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen te voorkomen, aangenomen te Parijs op 14 november 1970 (2) (3)
13 MEI 2003. - Wet houdende instemming met het Verdrag met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen om de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen te voorkomen, aangenomen te Parijs op 14 november 1970 (1) (2) (3)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen om de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen te voorkomen, aangenomen te Parijs op 14 november 1970, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 13 mei 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Zitting 2002-2003. Senaat : Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 13 februari 2003, nr. 2-1469/1. - Verslag namens de commissie, nr. 2-1469/2.
Parlementaire handelingen. - Bespreking, vergadering van 20 maart 2003. - Stemming, vergadering van 20 maart 2003. Kamer van Volksvertegenwoordigers : Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 50-2398/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 50-2398/2.
Parlementaire handelingen. - Bespreking, vergadering van 3 april 2003. - Stemming, vergadering van 3 april 2003. 2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaamse Gewest van 6 februari 2009 (Belgisch Staatsblad van 11 maart 2009), Decreet van de Franse Gemeenschap van 12 mei 2004 (Belgisch Staatsblad van 4 juni 2004), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 30 oktober 2006 (Belgisch Staatsblad van 4 januari 2007), Decreet van het Waalse Gewest van 25 maart 2004 (Belgisch Staatsblad van 7 april 2004), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 3 maart 2005 (Belgisch Staatsblad van 22 maart 2005).3) Internationale inwerkingtreding op 24 april 1972. VERDRAG MET BETREKKING TOT DE MAATREGELEN DIE MOETEN WORDEN GENOMEN OM DE ONGEOORLOOFDE INVOER, UITVOER EN OVERDRACHT VAN EIGENDOM VAN CULTUURGOEDEREN TE VOORKOMEN. De Algemene Vergadering van UNESCO, in vergadering bijeen tijdens de zestiende zitting te Parijs van 12 oktober tot 14 november 1970;
Herinnerend aan het belang van het bepaalde in de Beginselverklaring inzake de internationale culturele samenwerking, goedgekeurd door de Algemene Vergadering tijdens de veertiende zitting;
Overwegende dat de uitwisseling van cultuurgoederen tussen naties ten behoeve van wetenschappelijke, culturele en opvoedkundige doeleinden de kennis van de menselijke beschaving verdiept, het cultureel leven van alle volkeren verrijkt en leidt tot wederzijdse eerbied en achting tussen de naties;
Overwegende dat cultuurgoederen een van de fundamentele elementen vormen van de beschaving en de cultuur van de volkeren en slechts naar waarde kunnen worden geschat indien de herkomst, de geschiedenis en de omgeving ervan naar behoren zijn gekend;
Overwegende dat iedere Staat de plicht heeft het erfgoed gevormd door de cultuurgoederen op zijn grondgebied te beschermen tegen risico's op diefstal, clandestiene opgravingen en ongeoorloofde uitvoer;
Overwegende dat het ter voorkoming van die risico's onontbeerlijk is dat iedere Staat zich meer bewust wordt van de morele verplichtingen met betrekking tot de eerbiediging van zijn cultureel erfgoed en van dat van alle andere naties;
Overwegende dat de musea, de bibliotheken en het archief, in de hoedanigheid van culturele instellingen, alles in het werk moeten stellen opdat de samenstelling van hun collecties gegrond is op universeel erkende morele beginselen;
Overwegende dat de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen het wederzijds begrip tussen de staten in de weg staan, welke door UNESCO moet worden bevorderd, onder meer door bij de betrokken Staten belangstelling te wekken voor terzake doende internationale verdragen;
Overwegende dat een doeltreffende bescherming van het cultureel erfgoed op nationaal en op internationaal vlak moet worden georganiseerd en een nauwe samenwerking tussen de Staten vereist;
Overwegende dat de Algemene Vergadering van UNESCO terzake in 1964 reeds een aanbeveling heeft geformuleerd;
Gelet op de nieuwe voorstellen met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen om de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen te verbieden en te voorkomen, aangelegenheid die punt 19 vormt van de agenda van de zitting;
Na tijdens de vijftiende zitting te hebben besloten dat aan deze aangelegenheid een internationaal verdrag zou worden gewijd, wordt dit Verdrag op veertien november 1970 goedgekeurd.
Artikel 1 Voor de toepassing van dit Verdrag worden als cultuurgoederen beschouwd, de goederen die in het kader van hun religieuze of wereldlijke hoedanigheid door iedere Staat worden aangewezen als zijnde belangrijk voor de archeologie, de prehistorie, de literatuur, de kunst of de wetenschappen en deel uitmaken van de hierna genoemde categorieën : 1. zeldzame collecties en specimen van fauna, flora, mineralen en anatomie, van voorwerpen die paleontologische waarde hebben;2. goederen in verband met de geschiedenis, daaronder begrepen de geschiedenis van de wetenschappen en de techniek, de militaire en de sociale geschiedenis, alsmede het leven van nationale bewindslieden, denkers, geleerden en kunstenaars, alsmede gebeurtenissen van nationaal belang;3. voortbrengselen van (reguliere en clandestiene) archeologische opgravingen en archeologische ontdekkingen;4. bestanddelen van artistieke en historische monumenten of delen van archeologische vindplaatsen die zijn ontmanteld;5. antiquiteiten die meer dan honderd jaar oud zijn, zoals gebeitelde inscripties, munten of stempels;6. etnologisch materieel;7. goederen van artistiek belang, zoals : a.schilderijen, schilderingen en tekeningen die volledig met de hand zijn gemaakt op alle dragers en uit alle materialen (met uitsluiting van industriële tekeningen en eindproducten die met de hand zijn gedecoreerd); b. originele voortbrengselen van de beeldhouw- en de sculptuurkunst in alle materialen;c. originele etsen, gegraveerde prenten en lithografieën;d. originele artistieke assemblages en constructies in alle materialen; 8. zeldzame manuscripten en wiegendrukken, oude boeken, oude documenten en publicaties van bijzonder belang (historisch, artistiek, wetenschappelijk, literair, etc...), apart of in collecties; 9. postzegels, fiscale zegels en soortgelijke zegels, apart of in collecties;10. archief, daaronder begrepen fonografisch, fotografisch en cinematografisch archief;11. meubilair dat meer dan honderd jaar oud is en oude muziekinstrumenten. Artikel 2 1. De Verdragsluitende Staten erkennen dat de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen een van de voornaamste oorzaken vormen van de verarming van het cultureel erfgoed van de landen van herkomst ervan en dat internationale samenwerking een van de meest doeltreffende middelen is om hun onderscheiden cultuurgoederen te beschermen tegen alle risico's die daaruit volgen.2. Bijgevolg verbinden de Verdragsluitende Staten zich ertoe deze praktijken te bestrijden met de middelen waarover zij beschikken, inzonderheid door de oorzaken ervan weg te werken, het bestaan ervan een halt toe te roepen en te helpen de vereiste herstellingen uit te voeren. Artikel 3 De invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen die geschieden in strijd met de bepalingen die de Verdragsluitende Staten hebben genomen overeenkomstig dit Verdrag zijn ongeoorloofd.
Artikel 4 Voor de toepassing van dit Verdrag erkennen de Verdragsluitende Partijen dat de cultuurgoederen die deel uitmaken van de hierna genoemde categorieën tot het cultureel erfgoed van iedere Staat behoren : a) cultuurgoederen ontsproten uit het individuele of het collectieve talent van onderdanen van de betrokken Staat, alsmede cultuurgoederen die belangrijk zijn voor de betrokken Staat, gecreëerd op het grondgebied van die Staat door buitenlandse onderdanen of door staatlozen die op het grondgebied van die Staat verblijven;b) cultuurgoederen die op het nationale grondgebied zijn aangetroffen;c) cultuurgoederen verworven door archeologische, etnologische of natuurwetenschappelijke onderzoeksteams, met de instemming van de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst van deze goederen;d) cultuurgoederen die op vrije wijze zijn uitgewisseld;e) cultuurgoederen die zijn geschonken of op wettige wijze zijn gekocht met de instemming van de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst van deze goederen. Artikel 5 Teneinde hun cultuurgoederen te beschermen tegen ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom verbinden de Verdragsluitende Partijen zich ertoe om in omstandigheden aangepast aan ieder land, op hun grondgebied te voorzien in een dienst of in meer diensten, voor zover zij nog niet bestaan, belast met de bescherming van het cultureel erfgoed met bevoegd en voldoende personeel om de hierna genoemde opdrachten op doeltreffende wijze te verrichten : a) bijdragen tot de uitwerking van ontwerpen van wetteksten en regelgevingen die strekken tot de bescherming van het cultureel erfgoed, inzonderheid de bestraffing van de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van de eigendom van belangrijke cultuurgoederen;b) opmaken en bijhouden, op grond van een nationale beschermingsinventaris, van de lijst met belangrijke openbare en particuliere cultuurgoederen waarvan de uitvoer een aanzienlijke verarming van het nationale culturele erfgoed zou betekenen; c) bevorderen van de ontwikkeling of van de oprichting van wetenschappelijke en technische instellingen (musea, bibliotheken, archief, laboratoria, ateliers, etc...) die vereist zijn om de bewaring en de waardering van de cultuurgoederen te verzekeren; d) toezicht organiseren op archeologische opgravingen, de bewaring in situ verzekeren van bepaalde cultuurgoederen en bepaalde zones beschermen bestemd voor toekomstige archeologische opgravingen; e) ten behoeve van belanghebbende personen (conservators, verzamelaars, antiquairs, etc.) regels uitwerken overeenkomstig de ethische beginselen geformuleerd in dit Verdrag en toezien op de naleving ervan; f) educatieve maatregelen nemen teneinde eerbied voor het cultureel erfgoed van alle Staten aan te moedigen en te verzekeren en de kennis van het bepaalde in dit Verdrag op ruime grondslag te verspreiden;g) erop toezien dat gepaste bekendheid wordt gegeven aan de verdwijning van een cultuurgoed. Artikel 6 De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe : a) te voorzien in een gepaste vergunning waarin het uitvoerland stelt dat het heeft ingestemd met de uitvoer van bedoeld cultuurgoed of van bedoelde cultuurgoederen.Die vergunning moet als bijlage gaan bij het cultuurgoed dat of de cultuurgoederen die op regelmatige wijze worden uitgevoerd; b) de uitvoer te verbieden van cultuurgoederen die niet vergezeld gaan van voornoemde vergunning;c) dit verbod op gepaste wijze ter kennis te brengen van het publiek en in het bijzonder van de personen die cultuurgoederen zouden kunnen invoeren en uitvoeren. Artikel 7 De Verdragsluitende Staten verbinden zich ertoe : a) alle vereiste maatregelen te nemen, die conform de nationale wetgeving zijn, teneinde te voorkomen dat musea of andere gelijksoortige instellingen op hun grondgebied cultuurgoederen verwerven die afkomstig zijn uit een andere Verdragsluitende Staat en illegaal zouden zijn uitgevoerd na de inwerkingtreding van het Verdrag;voor zover zulks mogelijk is, de Staat van herkomst die partij is bij het Verdrag te informeren over het aanbod van dergelijke cultuurgoederen die illegaal uit deze Staat zijn uitgevoerd na het tijdstip van inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van beide betrokken Staten; b) i) de invoer te verbieden van cultuurgoederen gestolen in een museum, in een burgerlijk of religieus openbaar monument of in een soortgelijke instelling die zich bevindt op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Staat na de inwerkingtreding van het Verdrag ten aanzien van de betrokken Staten, op voorwaarde dat wordt bewezen dat het cultuurgoed of de cultuurgoederen voorkomen op de inventaris van die instelling; ii) gepaste maatregelen te nemen om op verzoek van de Staat van herkomst die partij is bij het Verdrag alle cultuurgoederen aldus gestolen en ingevoerd na de inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van beide betrokken Staten in beslag te nemen en terug te geven, op voorwaarde dat de verzoekende Staat een billijke vergoeding stort aan de persoon die het goed te goeder trouw heeft verworven of de wettige eigenaar ervan is. De verzoeken met betrekking tot het beslag en de teruggave moeten langs diplomatieke weg aan de aangezochte Staat worden bezorgd. De verzoekende Staat moet op zijn kosten alle bewijsmiddelen leveren ter staving van het verzoek houdende beslag of teruggave. De Verdragsluitende Staten heffen geen douanerechten of andere heffingen op cultuurgoederen die overeenkomstig dit artikel worden teruggegeven. Alle uitgaven inherent aan de teruggave van het betrokken cultuurgoed of van de betrokken cultuurgoederen zijn ten laste van de verzoekende Staat.
Artikel 8 De Verdragsluitende Staten verbinden zich ertoe iedere persoon die aansprakelijk is voor een inbreuk op de verbodsbepalingen bedoeld in de artikelen 6 b) en 7 b) strafrechtelijke of administratief straffen.
Artikel 9 Iedere Verdragsluitende Staat waarvan het cultureel erfgoed in gevaar wordt gebracht door bepaalde archeologische of etnologische plunderingen kan een beroep doen op de Staten die daarbij betrokken zijn. De Verdragsluitende Staten verbinden zich ertoe in die omstandigheden mee te werken aan ieder internationaal overlegd optreden teneinde de vereiste concrete maatregelen te nemen en toe te passen, daaronder begrepen toezicht op de invoer, uitvoer en overdracht van de specifieke betrokken cultuurgoederen. In afwachting van een akkoord en voor zover zulks mogelijk is, neemt iedere betrokken Staat voorlopige maatregelen om onherstelbare schade aan het cultureel erfgoed van de verzoekende Staat te voorkomen.
Artikel 10 De Verdragsluitende Staten verbinden zich ertoe : 1. door opvoeding, voorlichting en waakzaamheid de overdracht te beperken van uit Verdragsluitende Staten illegaal uitgevoerde cultuurgoederen en, in de omstandigheden aangepast aan ieder land, de antiquairs op straffe van strafrechtelijke of administratieve straffen te verplichten een register te houden waarin opgave wordt gedaan van de herkomst van ieder cultuurgoed, van de naam en van het adres van de leverancier, van de omschrijving en van de prijs van ieder verkocht goed, alsmede de koper van het cultuurgoed te informeren over het uitvoerverbod dat op dat goed van toepassing kan zijn;2. door middel van opvoeding inspanningen te leveren en te ontwikkelen om het publiek bewust te maken van de waarde van cultuurgoederen en van het risico dat diefstal, clandestiene opgravingen en ongeoorloofde uitvoer vormen voor het cultureel erfgoed. Artikel 11 De gedwongen uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen die rechtstreeks of onrechtstreeks voortvloeien uit de bezetting van een land door een vreemde mogendheid worden als onrechtmatig beschouwd.
Artikel 12 De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe het cultureel erfgoed te eerbiedigen in de gebieden waarvan zijn de internationale betrekkingen verzekeren en alle gepaste maatregelen te nemen om de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen in die gebieden te verbieden en te voorkomen.
Artikel 13 Overigens verbinden de Verdragsluitende Staten zich ertoe om in het kader van de wetgeving van iedere Staat : a) door alle gepaste middelen de overdracht van eigendom van cultuurgoederen te voorkomen die ertoe strekt de ongeoorloofde invoer of uitvoer van deze goederen te bevorderen;b) alles in het werk te stellen opdat hun bevoegde diensten samenwerken teneinde zo spoedig mogelijk de teruggave aan de rechthebbende te vergemakkelijken van de illegaal uitgevoerde cultuurgoederen;c) in te stemmen met een vordering tot teruggave van verloren of gestolen cultuurgoederen die door de rechtmatige eigenaar of in zijn naam wordt uitgeoefend;d) het onverjaarbare recht van iedere Verdragssluitende Partij te erkennen om bepaalde cultuurgoederen te klasseren en als onvervreemdbaar aan te merken, welke bijgevolg niet kunnen worden uitgevoerd, alsmede de recuperatie van dergelijke goederen door de betrokken Staat te vergemakkelijken in de gevallen waarin zij toch zouden zijn uitgevoerd. Artikel 14 Teneinde ongeoorloofde uitvoer te voorkomen en de verplichtingen na te komen die volgen uit de uitvoering van het bepaalde in dit Verdrag, moet iedere Verdragsluitende Staat, rekening houdend met zijn mogelijkheden, aan de nationale diensten bevoegd voor de bescherming van het cultureel erfgoed toereikende middelen toekennen en, indien zulks vereist is, daartoe een fonds oprichten.
Artikel 15 Niets in dit Verdrag belet de Verdragsluitende Staten om onderling bijzondere overeenkomsten te sluiten of de uitvoering verder te zetten van reeds gesloten overeenkomsten over de teruggave van cultuurgoederen die, ongeacht de reden, uit het grondgebied van herkomst zijn uitgevoerd voor de inwerkingtreding van dit Verdrag ten aanzien van de betrokken Staten.
Artikel 16 In de periodieke verslagen die de Verdragsluitende Staten voorleggen aan de Algemene Vergadering van UNESCO, op de tijdstippen en op de wijze die zij bepaalt, wordt opgave gedaan van de wettelijke en regelgevende bepalingen en van de andere maatregelen die zij hebben goedgekeurd met het oog op de toepassing van dit Verdrag en worden tevens nadere gegevens verstrekt over de deskundigheid die zij terzake hebben verworven.
Artikel 17 1. De Verdragsluitende Staten kunnen een beroep doen op de technische bijstand van UNESCO, inzonderheid met betrekking tot : a) voorlichting en opvoeding;b) overleg en deskundigenonderzoek;c) coördinatie en goede diensten.2. UNESCO kan uit eigen beweging onderzoek verrichten naar en studies bekend maken over de problemen die verband houden met de ongeoorloofde handel in cultuurgoederen.3. Daartoe kan UNESCO tevens een beroep doen op de medewerking van bevoegde niet-goevernementele organisaties.4. UNESCO kan uit eigen beweging voorstellen doen aan de Verdragsluitende Staten met betrekking tot de toepassing van dit Verdrag.5. Op verzoek van ten minste twee Verdragsluitende Staten die een geschil hebben over de uitvoering van het Verdrag, kan UNESCO goede diensten aanbieden teneinde tussen beide Staten een vergelijk te bereiken. Artikel 18 Dit Verdrag is gesteld in de Engelse, de Spaanse, de Franse en de Russische taal, de vier teksten zijnde gelijkelijk authentiek.
Artikel 19 1. Dit Verdrag wordt ter bekrachtiging of ter aanvaarding voorgelegd aan de lidstaten van UNESCO, zulks conform hun onderscheiden grondwettelijke procedures.2. De akten van bekrachtiging of van aanvaarding worden neergelegd bij de directeur-generaal van UNESCO. Artikel 20 1. Dit Verdrag staat open voor toetreding door iedere Staat die geen lid is van UNESCO en die door de Uitvoerende Raad van de Organisatie wordt verzocht tot het Verdrag toe te treden.2. De toetreding geschiedt door middel van de neerlegging van een akte van toetreding bij de directeur-generaal van UNESCO. Artikel 21 Dit Verdrag treedt in werking drie maanden te rekenen van de datum van neerlegging van de derde akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding, maar enkel ten aanzien van de Staten die hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring op dat tijdstip of voordien hebben neergelegd. Ten aanzien van andere Staten treedt het Verdrag in werking drie maanden na de neerlegging van hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding.
Artikel 22 De Verdragsluitende Staten erkennen dat het Verdrag niet enkel toepasselijk is op het moederland, maar ook op de gebieden waarvan zij de internationale betrekkingen waarnemen; zij verbinden zich ertoe om indien zulks nodig is de regeringen of andere bevoegde autoriteiten van voornoemde gebieden te raadplegen op het tijdstip van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding, dan wel voordien, met het oog op de toepassing van het Verdrag op die grondgebieden, alsmede aan de directeur-generaal van UNESCO kennis te geven van de gebieden waarop het Verdrag van toepassing zal zijn. Bedoelde bekrachtiging treedtin werking drie maanden na het tijdstip van ontvangst van bedoelde kennisgeving.
Artikel 23 1. Iedere Verdragsluitende Staat kan dit Verdrag opzeggen in zijn eigen naam of in naam van ieder gebied waarvan hij de internationale betrekkingen waarneemt.2. Van de opzegging wordt door middel van een schriftelijke akte kennis gegeven aan de directeur-generaal van UNESCO.3. De opzegging wordt van kracht twaalf maanden na de ontvangst van de akte van opzegging. Artikel 24 De directeur-generaal van UNESCO informeert de lidstaten van de Organisatie, de Staten die geen lid zijn bedoeld in artikel 20, alsmede de Organisatie van de Verenigde Naties van de neerlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding bedoeld in de artikelen 19 en 20, alsmede van de kennisgevingen en de opzeggingen bedoeld in de artikelen 22 en 23.
Artikel 25 1. Dit Verdrag kan worden herzien door de Algemene Vergadering van UNESCO.De herziening bindt evenwel enkel de Staten die partij worden bij het verdrag houdende herziening van het oorspronkelijke verdrag. 2. Ingeval de Algemene Vergadering haar goedkeuring hecht aan een nieuw verdrag houdende volledige of gedeeltelijke herziening en in het nieuwe verdrag niet anders is bepaald, staat dit Verdrag met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van het nieuwe verdrag houdende herziening van het eerstgenoemde verdrag niet langer open voor bekrachtiging, aanvaarding of toetreding. Artikel 26 Overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties wordt dit Verdrag op verzoek van de directeur-generaal van UNESCO geregistreerd op het secretariaat van de Organisatie van de Verenigde Naties.
Gedaan te Parijs, op zeventien november 1970, in twee authentieke exemplaren die zijn ondertekend door de Voorzitter van de Algemene Vergadering, in vergadering bijeen in zestiende zitting, en door de directeur-generaal van UNESCO, welke exemplaren worden neergelegd in het archief van UNESCO en waarvan voor eensluidend verklaarde exemplaren worden overhandigd aan alle Staten bedoeld in de artikelen 19 en 20, alsmede aan de Organisatie van de Verenigde Naties.
De tekst die voorafgaat is de authentieke tekst van het Verdrag dat naar behoren is goedgekeurd door de Algemene Vergadering van UNESCO tijdens de zestiende zitting ervan, welke is gehouden te Parijs en op veertien november 1970 gesloten is verklaard.
Ten blijke waarvan daarop vandaag zeventien november 1970 hun handtekening hebben aangebracht.
Verdrag met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen om de ongeoorloofde invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van cultuurgoederen te voorkomen, aangenomen te Parijs op 14 november 1970
Staten/Organisatie
Datum Authentificatie
Type instemming
Datum instemming
Datum interne inwerkingtreding
AFGHANISTAN
Aanvaarding
08/09/2005
08/12/2005
ALBANIE
Bekrachtiging
13/06/2002
13/09/2002
ALGERIJE
Bekrachtiging
24/06/1974
24/09/1974
ANGOLA
Bekrachtiging
07/11/1991
07/02/1992
ARGENTINIE
Bekrachtiging
11/01/1973
11/04/1973
ARMENIE
Statenopvolging
05/09/1993
28/07/1988
AUSTRALIE
Aanvaarding
30/10/1989
30/01/1990
AZERBEIDZJAN
Bekrachtiging
25/08/1999
25/11/1999
BAHAMAS, DE
Bekrachtiging
09/10/1997
09/01/1998
BANGLADESH
Bekrachtiging
09/12/1987
09/03/1988
BARBADOS
Aanvaarding
10/04/2002
10/07/2002
BELARUS
Bekrachtiging
28/04/1988
28/07/1988
BELIZE
Bekrachtiging
26/01/1990
26/04/1990
BHOUTAN
Bekrachtiging
26/09/2002
26/12/2002
BOLIVIA
Bekrachtiging
04/10/1976
04/01/1977
BOSNI" EN HERZEGOVINA
Statenopvolging
12/07/1993
03/01/1973
BRAZILIE
Bekrachtiging
16/02/1973
16/05/1973
BULGARIJE
Bekrachtiging
15/09/1971
24/04/1972
BURKINA FASO
Bekrachtiging
07/04/1987
07/07/1987
BELGIE
Bekrachtiging
31/03/2009
30/06/2009
CAMBODJA
Bekrachtiging
26/09/1972
26/12/1972
CANADA
Aanvaarding
28/03/1978
28/06/1978
CENTRAALAFRIKAANSE REPUBLIEK
Bekrachtiging
01/02/1972
01/05/1972
CHINA
Aanvaarding
28/11/1989
28/02/1990
COLOMBIA
Aanvaarding
24/05/1988
24/08/1988
CONGO (DEMOCRATISCHE REP.)
Bekrachtiging
23/09/1974
23/12/1974
COSTA RICA
Bekrachtiging
06/03/1996
06/06/1996
CUBA
Bekrachtiging
30/01/1980
30/04/1980
CYPRUS
Bekrachtiging
19/10/1979
19/01/1980
DENEMARKEN
Bekrachtiging
26/03/2003
26/06/2003
DOMINICAANSE REPUBLIEK
Bekrachtiging
07/03/1973
07/06/1973
DUITSLAND
Bekrachtiging
30/11/2007
01/03/2008
ECUADOR
Aanvaarding
24/03/1971
24/04/1972
EGYPTE
Aanvaarding
05/04/1973
05/07/1973
EL SALVADOR
Bekrachtiging
20/02/1978
20/05/1978
ESTLAND
Bekrachtiging
27/10/1995
27/01/1996
FINLAND
Bekrachtiging
14/06/1999
14/09/1999
FRANKRIJK
Bekrachtiging
07/01/1997
07/04/1997
GABON
Aanvaarding
29/08/2003
29/11/2003
GEORGIE
Statenopvolging
04/11/1992
28/07/1988
GRENADA
Aanvaarding
10/09/1992
10/12/1992
GRIEKENLAND
Bekrachtiging
05/06/1981
05/09/1981
GUATEMALA
Bekrachtiging
14/01/1985
14/04/1985
GUINEA
Bekrachtiging
18/03/1979
18/06/1979
HONDURAS
Bekrachtiging
19/03/1979
19/06/1979
HONGARIJE
Bekrachtiging
23/10/1978
23/01/1979
IJSLAND
Bekrachtiging
09/11/2004
09/02/2005
INDIA
Bekrachtiging
24/01/1977
24/04/1977
IRAK
Aanvaarding
12/02/1973
12/05/1973
IRAN
Aanvaarding
27/01/1975
27/04/1975
ITALIE
Bekrachtiging
02/10/1978
02/01/1979
IVOORKUST
Bekrachtiging
30/10/1990
30/01/1991
JAPAN
Aanvaarding
09/09/2002
09/12/2002
JORDANIE
Bekrachtiging
15/03/1974
15/06/1974
KAMEROEN
Bekrachtiging
24/05/1972
24/08/1972
KIRGIZISTAN
Aanvaarding
03/07/1995
03/10/1995
KOEWEIT
Aanvaarding
22/06/1972
22/09/1972
KOREA (NOORD)
Bekrachtiging
13/05/1983
13/08/1983
KOREA (ZUID)
Aanvaarding
14/02/1983
14/05/1983
KROATIE
Statenopvolging
06/07/1992
03/01/1973
LIBANON
Bekrachtiging
25/08/1992
25/11/1992
LIBIE
Bekrachtiging
09/01/1973
09/04/1973
LITOUWEN
Bekrachtiging
27/07/1998
27/10/1998
MACEDONIE (VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REP.)
Statenopvolging
30/04/1997
03/01/1973
MADAGASCAR
Bekrachtiging
21/06/1989
21/09/1989
MALI
Bekrachtiging
06/04/1987
06/07/1987
MAROKKO
Bekrachtiging
03/02/2003
03/05/2003
MAURITANIE
Bekrachtiging
27/04/1977
27/07/1977
MAURITIUS
Aanvaarding
27/02/1978
27/05/1978
MEXICO
Aanvaarding
04/10/1972
04/01/1973
MOLDAVI"
Bekrachtiging
14/09/2007
14/12/2007
MONGOLIE
Aanvaarding
23/05/1991
23/08/1991
MONTENEGRO
Statenopvolging
26/04/2007
13/08/1983
NEPAL
Bekrachtiging
23/06/1976
23/09/1976
NICARAGUA
Bekrachtiging
19/04/1977
19/07/1977
NIEUW-ZEELAND
Aanvaarding
01/02/2007
01/05/2007
NIGER
Bekrachtiging
16/10/1972
16/01/1973
NIGERIA
Bekrachtiging
24/01/1972
24/04/1972
NOORWEGEN
Bekrachtiging
16/02/2007
16/05/2007
OEKRAINE
Bekrachtiging
28/04/1988
28/07/1988
OEZBEKISTAN
Bekrachtiging
15/03/1996
15/06/1996
OMAN
Aanvaarding
02/06/1978
02/09/1978
PAKISTAN
Bekrachtiging
30/04/1981
30/07/1981
PANAMA
Aanvaarding
13/08/1973
13/11/1973
PARAGUAY
Bekrachtiging
09/11/2004
09/02/2005
PERU
Aanvaarding
24/10/1979
24/01/1980
POLEN
Bekrachtiging
31/01/1974
30/04/1974
PORTUGAL
Bekrachtiging
09/12/1985
09/03/1986
QATAR
Aanvaarding
20/04/1977
20/07/1977
ROEMENIE
Bekrachtiging
06/12/1993
06/03/1994
RUSLAND
Bekrachtiging
28/04/1988
28/07/1988
RWANDA
Bekrachtiging
25/09/2001
25/12/2001
SAUDI-ARABIE
Aanvaarding
08/09/1976
08/12/1976
SENEGAL
Bekrachtiging
09/12/1984
09/03/1985
SERVI"
Statenopvolging
11/09/2001
13/08/1983
SEYCHELLEN
Bekrachtiging
28/05/2004
28/08/2004
SLOVAKIJE
Statenopvolging
31/03/1993
14/05/1977
SLOVENIE
Statenopvolging
05/11/1992
03/01/1973
SPANJE
Bekrachtiging
10/01/1986
10/04/1986
SRI LANKA
Aanvaarding
07/04/1981
07/07/1981
SYRIE
Aanvaarding
21/02/1975
21/05/1975
TADZJIKISTAN
Bekrachtiging
28/08/1992
28/11/1992
TANZANIA
Bekrachtiging
02/08/1977
02/11/1977
TSJAAD
Bekrachtiging
17/06/2008
17/09/2008
TSJECHISCHE REP. Statenopvolging
26/03/1993
14/05/1977
TUNESIE
Bekrachtiging
10/03/1975
10/06/1975
TURKIJE
Bekrachtiging
21/04/1981
21/07/1981
URUGUAY
Bekrachtiging
09/08/1977
09/11/1977
VENEZUELA
Aanvaarding
21/03/2005
21/06/2005
VERENIGD KONINKRIJK
Bekrachtiging
01/08/2002
01/11/2002
VERENIGDE STATEN
Aanvaarding
02/09/1983
02/12/1983
VIETNAM
Bekrachtiging
20/09/2005
20/12/2005
ZAMBIA
Bekrachtiging
21/06/1985
21/09/1985
ZIMBABWE
Bekrachtiging
30/05/2006
30/08/2006
ZUID-AFRIKA
Aanvaarding
18/12/2003
18/03/2004
ZWEDEN
Bekrachtiging
13/01/2003
13/04/2003
ZWITSERLAND
Aanvaarding
03/10/2003
03/01/2004
Verklaring « Voor België moet de notie « cultuurgoederen » geïnterpreteerd worden als beperkt tot de goederen bedoeld in de bijlage van de Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen, zoals gewijzigd, en de bijlage van de Richtlijn 93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een Lidstaat zijn gebracht, zoals gewijzigd. » De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT