gepubliceerd op 24 augustus 2012
Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Tsjechië inzake politiesamenwerking, ondertekend te Brussel op 27 november 2008 (2)
13 JULI 2012. - Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Tsjechië inzake politiesamenwerking, ondertekend te Brussel op 27 november 2008 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Tsjechië inzake politiesamenwerking, ondertekend te Brussel op 27 november 2008, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 13 juli 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Vice-eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota's (1) Zitting 2011-2012. Senaat.
Documenten Ontwerp van wet ingediend op 13/04/2012, nr. 5-1574/1.
Verslag namens de Commissie, nr. 5-1574/2.
Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 31 mei 2012.
Stemming, vergadering van 31 mei 2012.
Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 53-2229/1.
Verslag namens de commissie, nr. 53-2229/2.
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 53-2229/3.
Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 14 juni 2012.
Stemming, vergadering van 14 juni 2012. (2) Dit Verdrag treedt in werking op 1 september 2012. Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Tsjechië inzake politiesamenwerking.
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGI", EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK TSJECHI", hierna genoemd « de Verdragsluitende Partijen », ZICH baserend op : DE BEZORGDHEID om de vriendschappelijke betrekkingen en de samenwerking tussen de beide Staten van de Verdragsluitende Partijen te bevorderen, en in het bijzonder op de gemeenschappelijke wil om de politiesamenwerking tussen beide Staten op te voeren;
DE WENS om deze politiesamenwerking op te voeren in het kader van de internationale overeenkomsten die beide Staten hebben onderschreven inzake de eerbiediging van de fundamentele rechten en vrijheden, inzonderheid het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, alsmede het Verdrag nr. 108 van de Raad van Europa van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;
OVERWEGENDE dat de internationale georganiseerde criminaliteit een ernstige bedreiging vormt voor de sociaal-economische ontwikkeling van de Staten van de Verdragsluitende Partijen en dat de ontwikkelingen van de internationale georganiseerde criminaliteit de werking van hun instellingen in gevaar brengen;
OVERWEGENDE dat de strijd tegen mensenhandel en de bestrijding van het illegaal reizen van en naar het grondgebied van de Staten en van de illegale migratie, alsook de uitbanning van de georganiseerde netwerken die bij dergelijke illegale handelingen betrokken zijn, deel uitmaken van de taken van de respectieve Regeringen en Parlementen van de Staten van de Verdragsluitende Partijen;
GELET op het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 30 maart 1961 zoals gewijzigd door het Protocol van 25 maart 1972, het Verdrag inzake verdovende middelen van 21 februari 1971 en het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 20 december 1988;
OVERWEGENDE dat enkel het harmoniseren van de relevante wetgeving niet voldoende is om het verschijnsel van de illegale migratie voldoende doeltreffend te bestrijden;
OVERWEGENDE dat een efficiënte internationale politiesamenwerking op het stuk van de georganiseerde criminaliteit en illegale migratie noodzakelijk is ter bestrijding en voorkoming van dergelijke illegale handelingen;
HEBBEN BESLOTEN DIT VERDRAG TE SLUITEN : Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder : 1. Internationale mensenhandel Elke opzettelijke handeling zoals hierna beschreven : a) de toegang tot het grondgebied van een Verdragsluitende Partij, de doorreis, het verblijf op of het verlaten van dit grondgebied vereenvoudigen, indien daartoe gebruik wordt gemaakt van dwang, inzonderheid van geweld of bedreiging, of indien een beroep wordt gedaan op bedrog, machtsmisbruik of andere vormen van druk, zodat de persoon geen andere reële of aanvaardbare keuze heeft dan zich aan die druk te onderwerpen;b) een persoon op enigerlei wijze uitbuiten, wetende dat bedoelde persoon het grondgebied van een Verdragsluitende Staat heeft betreden, er op doorreis is of verblijft in de omstandigheden bedoeld onder punt a).2. Seksuele uitbuiting van kinderen De inbreuken bedoeld in artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989, daaronder begrepen de productie, de verkoop, het verdelen of andere vormen van handel in pornografisch materiaal, waarbij kinderen betrokken zijn.3. Technische bijstand De hulp verstrekt aan politie- en migratiediensten in de vorm van logistieke steun.4. Illegale handel in kernmateriaal en radioactieve stoffen De misdrijven bedoeld in artikel 7, paragraaf 1, van het Verdrag inzake fysieke beveiliging van nucleair materiaal, ondertekend te Wenen en te New York op 3 maart 1980.5. Witwassen van geld De inbreuken bedoeld in artikel 6, paragrafen 1 tot 3, van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de verbeurdverklaring van de opbrengsten van misdrijven, ondertekend te Straatsburg op 8 november 1990.6. Georganiseerde criminaliteit Elke inbreuk gepleegd door een « criminele organisatie » omschreven als een gestructureerde vereniging, van meer dan twee personen die duurt in de tijd, die in overleg optreedt teneinde inbreuken te plegen die worden gestraft met een vrijheidsstraf of met een vrijheidsberovende veiligheidsmaatregel met een maximum van ten minste vier jaar of met een zwaardere straf, waarbij bedoelde inbreuken een doel op zichzelf zijn, dan wel een middel om een vermogensvoordeel te verkrijgen en, in voorkomend geval, de werking van de openbare overheden op onrechtmatige wijze te beïnvloeden.7. Persoonsgegevens Iedere informatie betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon;wordt geacht identificeerbaar te zijn een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks kan worden geïdentificeerd, inzonderheid door verwijzing naar een identificatienummer of naar een of meer specifieke kenmerken die eigen zijn aan zijn fysische, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit. 8. Verwerking van persoonsgegevens Elke bewerking of elk geheel van bewerkingen die al dan niet wordt uitgevoerd aan de hand van geautomatiseerde procedés en wordt toegepast op persoonsgegevens zoals het verzamelen, opslaan, ordenen, bewaren, bijwerken en wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samen brengen of met elkaar in verband brengen, alsook het beschermen, uitwissen of vernietigen.9. Verdovend middel Elke substantie, zowel van plantaardige als synthetische oorsprong, die voorkomt in Tabel I of Tabel II van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, opgemaakt te New York op 30 maart 1961.10. Psychotrope stof Elke substantie, zowel van natuurlijke of synthetische oorsprong, of elk natuurlijk product dat voorkomt in Tabel I, II, III of IV van het Verdrag inzake psychotrope stoffen ondertekend te Wenen op 21 februari 1971.11. Precursor Elke chemische substantie die noodzakelijk is voor de vervaardiging van bepaalde verdovende middelen en psychotrope stoffen.12. Illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen en precursoren De inbreuken opgesomd in artikel 3, paragraaf 1, van het Verdrag van 20 december 1988 van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen en in de bepalingen houdende wijziging of vervanging van dit Verdrag.13. Dringend Verzoek Een verzoek is dringend indien de naleving van de formele administratieve procedure bij de centrale instanties de preventieve actie of opsporingsactie kan hinderen of schaden. Artikel 2 Gebieden waarop wordt samengewerkt 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe om samen te werken conform de regels en de voorwaarden die in dit Verdrag werden vastgesteld inzake politiesamenwerking.2. De Verdragsluitende Partijen werken bij voorrang samen op het stuk van de preventie, de opsporing, de bestrijding en de vervolging van de georganiseerde criminaliteit en andere ernstige misdrijven, inzonderheid omtrent : a) misdrijven tegen het leven, de gezondheid en de vrijheid van personen;b) sluikhandel in verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren en de misdrijven die ermee in verband staan;c) illegale handel in menselijke organen en weefsels;d) illegale migratie;e) proxenetisme, mensenhandel en seksueel misbruik van kinderen;f) afpersing van geld;g) diefstal, productie, aankoop, bezit, import, export, illegale handel in wapens, munitie, springstoffen, radioactief materiaal, kernmateriaal en andere gevaarlijke stoffen en onderzoek van de illegale processen hieromtrent;h) vervalsingen van betaalmiddelen, cheques en waardepapieren en van alle officiële documenten en het gebruik ervan;i) criminaliteit op het vlak van het economische en financieel verkeer en van het bankwezen;j) misdrijven tegen goederen, onder meer diefstal van en illegale handel in kunstwerken en historische voorwerpen;k) diefstal van, illegale handel en sluikhandel in motorvoertuigen en vervalsing en gebruik van vervalste documenten voor voertuigen;l) witwassen van opbrengsten van misdrijven;m) corruptie van buitenlandse overheidsambtenaren bij internationale handelstransacties;n) misdadige activiteiten die in verband staan met het terrorisme en met de financiering ervan;o) misdrijven die in verband staan met bepaalde handelingen geïnspireerd door het racisme en de vreemdelingenhaat;p) informaticacriminaliteit. Artikel 3 De samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen heeft tevens betrekking op : a) opsporing van verdwenen personen en hulp bij identificatie van niet-geïdentificeerde personen en lijken;b) opsporing van gestolen, verduisterde of verloren voorwerpen op het grondgebied van de Staten van de Verdragsluitende Partijen;c) uitvoering van maatregelen genomen op basis van programma's betreffende de getuigenbescherming. Artikel 4 Middelen van samenwerking De Verdragsluitende Partijen werken samen op de in de artikelen 2 en 3 bedoelde gebieden en zulks op de volgende wijze : a) uitwisseling van gegevens over de aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de politie- en immigratiediensten ressorteren;b) uitwisseling van materiaal;c) technische en wetenschappelijke bijstand, deskundigenonderzoek en levering van gespecialiseerd technisch materiaal;d) uitwisseling van ervaringen;e) samenwerking betreffende beroepsopleiding;f) door de politiediensten verleende hulp bij de voorbereiding van de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafzaken;g) wederzijdse informatie betreffende de juridische regelgeving met betrekking tot dit Verdrag. De samenwerking zal volgens de hiernavolgende bepalingen worden verzekerd.
Artikel 5 Uitwisseling van gegevens 1. De Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar bijstand en voorzien in een nauwe en voortdurende samenwerking.Zij wisselen inzonderheid alle relevante en belangrijke gegevens uit. 2. Deze samenwerking kan tot stand gebracht worden via de centrale organen of kan de vorm aannemen van permanent contact via aan te wijzen verbindingsofficieren. Artikel 6 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe dat hun politiediensten, overeenkomstig het nationaal recht en binnen de perken van hun bevoegdheden, elkaar bijstand verlenen met het oog op de voorkoming en de opsporing van strafbare feiten, op voorwaarde dat het nationaal recht van de aangezochte Verdragsluitende Partij het verzoek of de uitvoering ervan niet voorbehoudt aan de gerechtelijke instanties.2. Elke Verdragsluitende Partij kan, overeenkomstig het nationaal recht en op eigen initiatief, aan de betrokken Verdragsluitende Partij gegevens meedelen die voor laatstgenoemde belangrijk kunnen zijn met het oog op het verlenen van bijstand inzake de preventie, de opsporing, de bestrijding en de vervolging van misdrijven of ter voorkoming van bedreigingen voor de openbare orde en veiligheid. Artikel 7 Elke informatie verstrekt door de aangezochte Verdragsluitende Partij, op basis van de artikelen 5 en 6, kan door de verzoekende Verdragsluitende Partij slechts als bewijsmiddel voor de strafprocedure worden gebruikt, na een verzoek om rechtshulp krachtens de toepasbare internationale principes en regels.
Artikel 8 1. De verzoeken om bijstand en de antwoorden daarop moeten worden uitgewisseld tussen de centrale organen die door elke Verdragsluitende Partij zijn belast met de internationale politiesamenwerking en immigratie.2. Indien het onmogelijk is om het verzoek tijdig in te dienen via voornoemde weg kan het, bij wijze van uitzondering en enkel in dringende gevallen, door de bevoegde autoriteiten van de verzoekende Partij rechtstreeks worden toegezonden aan de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Partij en kunnen laatstgenoemden daarop rechtstreeks antwoorden.In deze uitzonderlijke gevallen moet de verzoekende Partij het centrale orgaan, dat in de aangezochte Verdragsluitende Partij bevoegd is voor internationale samenwerking, zo spoedig mogelijk in kennis stellen van het rechtstreekse verzoek en het dringend karakter ervan met redenen omkleden. 3. Na de inwerkingtreding van dit Verdrag delen de Verdragsluitende Partijen onverwijld via diplomatieke weg mee welke de centrale organen zijn, vermeld in punt 1, en de bevoegde autoriteiten vermeld in punt 2, met opgave van hun contactadressen en van hun telefoon- en faxnummers en andere communicatiemiddelen. Artikel 9 Elke Verdragsluitende Partij moet het beschermingsniveau garanderen dat de andere Verdragsluitende Partij aan de gegevens heeft toegekend.
Er wordt gebruik gemaakt van de beschermingsniveaus van INTERPOL. Artikel 10 1. De Verdragsluitende Partijen kunnen voor een bepaalde of onbepaalde duur verbindingsofficieren van een Verdragsluitende Partij bij de andere Verdragsluitende Partij detacheren.2. De detachering van verbindingsofficieren overeenkomstig paragraaf 1 strekt ertoe de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen en te versnellen, inzonderheid door afspraken omtrent bijstand : a) in de vorm van gegevensuitwisseling ter bestrijding van de criminaliteit;b) ter zake van de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafzaken;c) voor de uitoefening van de taken van de autoriteiten belast met de controle van de Staatsgrenzen en met de controle op de immigratie;d) voor de uitoefening van de taken van de autoriteiten belast met het voorkomen van bedreigingen voor de openbare orde.3. De taak van de verbindingsofficieren bestaat erin advies en bijstand te verlenen.Zij zijn niet bevoegd om autonoom politiemaatregelen uit te voeren. Ze verstrekken gegevens en voeren hun taken uit in het kader van de instructies die hun worden gegeven door de Verdragsluitende Partij van herkomst en door de Verdragsluitende Partij waarbij zij zijn gedetacheerd. Ze brengen op regelmatige tijdstippen verslag uit bij het centrale orgaan belast met de politiesamenwerking en migratie van de Verdragsluitende Partij waarbij zij zijn gedetacheerd. 4. De bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomen dat de verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij gedetacheerd aan derde Staten eveneens de belangen van de andere Verdragsluitende Partij vertegenwoordigen. Artikel 11 Bescherming van persoonsgegevens 1. Krachtens dit Verdrag is de verwerking van persoonsgegevens onderworpen aan de respectieve nationale wetgevingen van elke Verdragsluitende Partij.2. Wat de verwerking van persoonsgegevens krachtens dit Verdrag betreft, verbinden de Verdragsluitende Partijen zich ertoe een beschermingsniveau van de persoonsgegevens te realiseren volgens de bepalingen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en van de aanbeveling A (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van ministers van de Raad van Europa, die het gebruik van persoonsgegevens voor politiële doeleinden regelt.3. Wat de verwerking van de krachtens dit Verdrag verstrekte persoonsgegevens betreft, gelden de volgende bepalingen : a) de ontvangende Verdragsluitende Partij mag de gegevens enkel gebruiken voor doeleinden waarvoor zij krachtens dit Verdrag mogen worden verstrekt en onder voorwaarden opgelegd door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt;b) de gegevens mogen enkel worden gebruikt door de gerechtelijke en politiële autoriteiten en de diensten die de samenwerking overeenkomstig dit verdrag verzekeren;de gegevensverstrekking aan andere instanties die dezelfde doeleinden nastreven is slechts mogelijk na schriftelijke toelating van de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt; c) de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt moet erop toezien dat ze nauwkeurig en volledig zijn.Zij moet tevens waarborgen dat deze gegevens niet langer worden bewaard dan noodzakelijk is.
Indien zij vaststelt dat de verstrekte gegevens onjuist waren of niet hadden mogen worden verstrekt, stelt zij de ontvangende Verdragsluitende Partij daarvan onverwijld in kennis; laatstgenoemde moet de gegevens verbeteren of vernietigen; d) een Verdragsluitende Partij mag niet aanvoeren dat een andere Verdragsluitende Partij onjuiste gegevens heeft verstrekt om zich ten opzichte van een benadeeld persoon te onttrekken aan de aansprakelijkheid die haar krachtens het nationaal recht is opgelegd. Indien de ontvangende Verdragsluitende Partij tot herstel gehouden is door het gebruik van onjuiste verstrekte gegevens, dan is de verstrekkende Verdragsluitende Partij gehouden, op verzoek, tot de integrale terugbetaling van de bedragen door de ontvangende Verdragsluitende Partij tot herstel uitgekeerd; e) het verstrekken, de ontvangst en de vernietiging van persoonsgegevens moeten worden geregistreerd;f) de toegang tot de gegevens ressorteert onder het nationaal recht van Verdragsluitende Partij tot welke de betrokken persoon zich richt. De mededeling van deze gegevens aan deze persoon is slechts mogelijk met de voorafgaande schriftelijke instemming van de Verdragsluitende Partij welke de gegevens heeft verstrekt; g) de ontvangende Verdragsluitende Partij stelt desgewenst de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt in kennis van het gebruik dat ervan is gemaakt en van de resultaten behaald op grond van de verstrekte gegevens.4. Elke Verdragsluitende Partij wijst een controleautoriteit aan die overeenkomstig het nationaal recht op haar grondgebied onafhankelijke controle uitoefent op de verwerking van persoonsgegevens op grond van dit Verdrag en nagaat of bedoelde verwerkingen de rechten van de betrokken persoon niet schenden.De controleautoriteiten zijn eveneens bevoegd om de problemen inzake de toepassing en de uitlegging van dit Verdrag te onderzoeken wat de verwerking van persoonsgegevens betreft.
Artikel 12 Indien persoonsgegevens worden verstrekt door toedoen van de verbindingsofficier bedoeld in artikel 10, is het bepaalde in dit Verdrag eveneens van toepassing.
Artikel 13 Weigeren van bijstand 1. Elke Verdragsluitende Partij weigert bijstand in geval van politieke of militaire misdrijven of indien blijkt dat de bijstand strijdig is met de op haar grondgebied vigerende wettelijke bepalingen.2. Elke Verdragsluitende Partij kan bijstand weigeren of aan voorwaarden onderwerpen in geval van met politieke of militaire misdrijven, samenhangende misdrijven of indien het verlenen van bijstand de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere essentiële belangen van de Staat zou kunnen bedreigen. Artikel 14 Overleg 1. De bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen permanente of occasionele werkgroepen oprichten belast met het onderzoek van de gemeenschappelijke problemen betreffende preventie, de opsporing en bestrijding van de criminaliteit bedoeld in artikel 2 en de samenwerking bedoeld in artikel 3 en, in voorkomend geval, met de uitwerking van voorstellen om indien nodig de praktische en technische aspecten van de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te verbeteren.2. De onkosten gemaakt in het kader van dit verdrag worden gedragen door de Verdragsluitende Partij die de bijstand verstrekt, behoudens andersluidende bepaling tussen de vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen.3. De uitvoeringsdetails en de samenwerkingsvoorwaarden worden geregeld door schikkingen tussen de bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen. Artikel 15 Regeling van geschillen Alle geschillen betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag worden opgelost door een wederzijds overleg.
Artikel 16 Slotbepalingen De Verdragsluitende Partijen zullen dit Verdrag toepassen in overeenstemming met hun nationaal recht en de internationale verplichtingen waaraan de Verdragsluitende Partijen gebonden zijn.
Artikel 17 1. De Verdragsluitende Partijen geven elkaar schriftelijk en via diplomatieke weg kennis van de afhandeling van de grondwettelijke formaliteiten vereist voor de inwerkingtreding van dit Verdrag.2. Het Verdrag treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van ontvangst van de laatste kennisgeving.3. Dit Verdrag wordt gesloten voor onbeperkte duur.Elke Verdragsluitende Partij kan het Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving, die aan de andere Partij langs diplomatieke weg wordt gericht. De opzegging treedt in werking zes maanden volgend op de datum van afgifte aan de andere Verdragsluitende Partij.
Artikel 18 De Verdragsluitende Partijen kunnen de wijzigingen van dit Verdrag in gemeen overleg vaststellen.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN te Brussel op 27 november 2008 in twee oorspronkelijke exemplaren, elk in de Tsjechische, Franse en Nederlandse taal, de drie teksten zijnde gelijkelijk authentiek.