gepubliceerd op 21 november 2013
Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de politiesamenwerking, ondertekend te Zagreb op 19 oktober 2004 (2)
13 JULI 2012. - Wet houdende instemming met het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de politiesamenwerking, ondertekend te Zagreb op 19 oktober 2004 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de politiesamenwerking, ondertekend te Zagreb op 19 oktober 2004, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 13 juli 2012.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, D. REYNDERS De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota's (1) Zitting 2011-2012. Senaat.
Documenten.
Ontwerp van wet ingediend op 28/03/2012, nr. 5-1552/1.
Verslag namens de Commissie nr. 5-1552/2.
Parlementaire Handelingen.
Bespreking, vergadering van 31 mei 2012.
Stemming, vergadering van 31 mei 2012.
Kamer.
Documenten.
Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 53-2228/1.
Verslag namens de commissie nr. 53-2228/2.
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd nr. 53-2228/3 Parlementaire Handelingen.
Bespreking, vergadering van 14 juni 2012.
Stemming, vergadering van 14 juni 2012. (2) Het Verdrag treedt in werking op 1 december 2013. Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de politiesamenwerking.
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK KROATIE hierna genoemd de « Verdragsluitende Partijen », zich baserend op : DE BEZORGDHEID om de vriendschappelijke betrekkingen en de samenwerking tussen de twee Staten te bevorderen, en in het bijzonder, op de gemeenschappelijke wens om een nauwere politiesamenwerking tot stand te brengen;
DE WENS om deze politiesamenwerking te versterken in het kader van de internationale overeenkomsten inzake het respect van de fundamentele rechten en plichten die onderschreven zijn door de twee Staten, namelijk het Europees Verdrag van de rechten van de mens, alsook het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 inzake de bescherming van personen op het vlak van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;
OVERWEGENDE DAT de bestrijding van de criminaliteit in verband met het terrorisme in de zin van het Europees Verdrag ter bestrijding van het terrorisme van 1977 een noodzaak is om de democratische waarden en instellingen te verdedigen;
OVERWEGENDE DAT de internationaal georganiseerde criminaliteit een zware bedreiging vormt voor de sociaal-economische ontwikkeling van de Verdragsluitende Partijen, en dat de recente ontwikkelingen van de internationaal georganiseerde criminaliteit hun institutionele werking in gevaar brengen;
OVERWEGENDE DAT de strijd tegen de mensenhandel en de bestrijding van het illegaal verkeer van en naar het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen en van de illegale immigratie, alsook de eliminatie van de georganiseerde netwerken die bij dergelijke illegale handelingen betrokken zijn, deel uitmaken van de bezorgdheden van de respectieve regeringen en Parlementen van de Verdragsluitende Partijen;
OVERWEGENDE DAT de productie van en de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen een gevaar betekenen voor de gezondheid en de veiligheid van de burger;
OVERWEGENDE DAT het louter harmoniseren van de desbetreffende wetgevingen niet volstaat om het fenomeen van de illegale immigratie voldoende efficiënt te bestrijden;
OVERWEGENDE DAT het noodzakelijk is om een efficiënte internationale politiesamenwerking uit te bouwen op het vlak van de georganiseerde criminaliteit en illegale immigratie, onder meer door middel van uitwisseling en verwerking van gegevens met het oog op de bestrijding en het voorkomen van die criminele activiteiten;
OVERWEGENDE DAT om dit te verwezenlijken een reeks adequate maatregelen en een nauwe samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen is vereist;
HEBBEN BESLOTEN OM ONDERHAVIG VERDRAG AF TE SLUITEN : Definities Artikel 1 In onderhavig Verdrag verstaat men onder : Internationale mensenhandel, elk opzettelijk gedrag zoals hierna beschreven : a) het betreden van het grondgebied van de verdragsluitende Staat, de doorreis, het verblijf op of het verlaten van dit grondgebied vereenvoudigen indien er daarvoor gebruik is gemaakt van dwang, meer bepaald geweld of bedreiging, of wanneer er gebruik gemaakt wordt van bedrog, misbruik van gezag of andere vormen van onder druk zetten, in die mate dat de persoon geen andere reële of aanvaardbare keuze heeft dan zich te onderwerpen aan die druk;b) het uitbuiten op om het even welke wijze van een persoon, wetende dat hij het grondgebied van de verdragsluitende Staat binnengekomen is, er doorreist of er verblijft in omstandigheden die vermeld werden in punt a). Seksueel misbruik van kinderen De inbreuken die opgenomen zijn in artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties over de rechten van het Kind van 20 november 1989, met inbegrip van de productie, de verkoop, het verdelen of andere vormen van handel in pornografisch materiaal waarbij kinderen betrokken zijn, en het bezit van dit materiaal voor persoonlijke doeleinden.
Technische ondersteuning Onder technische ondersteuning verstaat men de bijstand die wordt verleend aan politie- en immigratiediensten onder de vorm van logistieke steun.
Criminaliteit in verband met nucleair en radioactief materiaal De inbreuken opgesomd in artikel 7, § 1 van het Verdrag inzake de Fysieke Bescherming van Nucleair Materiaal, ondertekend in Wenen en in New York op 3 maart 1980.
Witwassen van geld De inbreuken zoals opgesomd in artikel 6 paragrafen 1 tot 3 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake witwassen, opsporen, in beslag nemen en confisqueren van de voorwerpen die voortkomen uit de criminaliteit, ondertekend te Straatsburg op 8 november 1990.
Georganiseerde criminaliteit Elke inbreuk die wordt gepleegd door een « criminele organisatie », d.i. een gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die in de loop van de tijd wordt opgericht en die in overleg optreedt om feiten te plegen waarvoor een vrijheidsstraf of een vrijheidsberovende veiligheidsmaatregel met een maximum van ten minste vier jaar of een zwaardere straf geldt. Deze inbreuken vormen een doel op zich of een middel om vermogensvoordelen te verwerven en eventueel op ongeoorloofde wijze de werking van de openbare overheden te beïnvloeden.
Verwerking van persoonsgegevens Onder « persoonsgegevens » wordt verstaan : alle informatie betreffende een geïdentificeerde of te identificeren fysieke persoon (betrokken persoon); te identificeren betekent dat de persoon rechtstreeks of onrechtstreeks kan worden geïdentificeerd, meer bepaald met als referentie een identificatienummer of één of meerdere specifieke elementen die eigen zijn aan zijn fysieke, fysiologische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit.
Onder « verwerking van persoonsgegevens » wordt verstaan : elke operatie of reeks operaties die uitgevoerd worden, al dan niet met behulp van geautomatiseerde procédés, op persoonsgegevens zoals het verzamelen, opslaan, organiseren, behouden, aanpassen of wijzigen, verwijderen, consulteren, gebruiken, communiceren door transmissie, verdelen of andere vormen van het ter beschikking stellen, bijeenbrengen, verbinden, alsook het beschermen, wissen of vernietigen.
Verdovende middelen De term « verdovende middelen » omvat alle substanties, zowel plantaardige als synthetische, die voorkomen in Tabel I of Tabel II van het Enkelvoudig Verdrag inzake Verdovende Middelen dat op 30 maart 1961 in New York werd ondertekend. Elk navolgend verdrag waarbij de lijst van verdovende middelen wordt uitgebreid, zal van toepassing zijn.
Psychotrope substantie De uitdrukking « psychotrope substantie » omvat elke substantie, plantaardig of synthetisch, of elk natuurlijk product vermeld in Tabel I, II, III of IV van het Verdrag van 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen. Elk navolgend verdrag waarbij de lijst van verdovende middelen wordt uitgebreid, zal van toepassing zijn.
Illegale handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen De term « illegale handel » omvat de teelt, de vervaardiging of de handel in verdovende middelen of psychotrope stoffen die strijdig zijn met de doelstellingen van het Verdrag van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen, het Verdrag van 21 februari 1971 inzake psychotrope stoffen of het Verdrag van de Verenigde Naties van 19 december 1988 tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Dringend Verzoek Een verzoek is dringend indien de inachtneming van de formele administratieve procedure door de centrale instanties de preventie- of opsporingsactie dreigt te hinderen of te schaden.
Domeinen van samenwerking Artikel 2 1. Elke Verdragsluitende Partij verbindt er zich toe om aan de andere Partij de meest ruime samenwerking te bieden op het vlak van politiesamenwerking, met inachtneming van de regels en voorwaarden vastgelegd in dit Verdrag.2. De Partijen zullen samenwerken op het vlak van repressie, preventie en vervolging van zware misdrijven die onder georganiseerde criminaliteit vallen, met name : - inbreuken tegen het leven en de fysieke integriteit van personen; - inbreuken in verband met productie van en illegale handel in drugs, psychotrope stoffen en precursoren; - inbreuken in verband met de productie, de handel, het voorschrijven en het toedienen van substanties met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking aan landbouwdieren, alsook inbreuken in verband met de handel in landbouwdieren en het vlees van die landbouwdieren die met deze substanties werden gevoed, en ten slotte de inbreuken in verband met de verwerking van dergelijk vlees; - mensenhandel met inbegrip van de illegale migratie en de mensensmokkel; - seksueel misbruik van kinderen en kinderpornografie; - proxenetisme; - criminele activiteiten in verband met het terrorisme; - afpersing van geld; - diefstal, wapensmokkel en illegale handel in wapens, munitie, springstoffen, radioactieve stoffen, nucleaire stoffen en andere gevaarlijke stoffen; - vervalsingen (vervaardiging, namaak, verandering en verdeling) van betaalmiddelen, cheques en waardepapieren; - criminaliteit op het vlak van handelsverkeer en financieel verkeer;- inbreuken tegen goederen, onder meer diefstal, illegale handel in kunstwerken en historische voorwerpen; - diefstal van, illegale handel en smokkel van motorvoertuigen en vervalsing en gebruik van vervalste documenten voor voertuigen; - witwassen van geld. 3. De zware misdrijven in het kader van de georganiseerde criminaliteit die niet worden bepaald in artikel 1, worden door de bevoegde nationale diensten beoordeeld volgens de nationale wetgeving van de Staten waartoe zij behoren. Artikel 3 De samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen zal eveneens betrekking hebben op : - de opsporing van verdwenen personen en hulp bij de identificatie van niet-geïdentificeerde lijken; - de opsporing op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij van gestolen, verdwenen, verduisterde of verloren voorwerpen op het grondgebied van de andere Partij.
Artikel 4 De Verdragsluitende Partijen zullen samenwerken op de in de artikels 2 en 3 vermelde vlakken via : - uitwisseling van informatie over materies die onder de bevoegdheid vallen van de politie- en immigratiediensten; - uitwisseling van materiaal; - technische en wetenschappelijke ondersteuning, expertises en levering van gespecialiseerd technisch materiaal; - uitwisseling van ervaringen en gespecialiseerd personeel in de domeinen beoogd in dit Verdrag; - samenwerking op het vlak van de beroepsopleiding; - hulp bij de voorbereiding van de uitvoering van verzoeken tot rechtshulp, met name de bijzondere opsporingstechnieken en enkele andere onderzoeksmethoden; - de verwezenlijking van maatregelen die worden genomen op basis van de programma's om de getuigen te beschermen; met inachtneming van de hierna vermelde voorwaarden.
Informatie-uitwisseling Artikel 5 De Verdragsluitende Partijen bieden elkaar bijstand en staan in voor een nauwe en permanente samenwerking. Zij zullen met name alle relevante en belangrijke gegevens uitwisselen.
Deze samenwerking kan de vorm aannemen van een permanent contact via de aan te stellen verbindingsofficieren.
Artikel 6 1. De Verdragsluitende Partijen verbinden zich tot het verlenen van bijstand tussen hun politiediensten met inachtneming van het nationaal recht en binnen de grenzen van hun bevoegdheden, met het oog op de preventie en opsporing van strafbare feiten, op voorwaarde dat het nationaal recht van de verzoekende Verdragsluitende Partij het verzoek of de uitvoering ervan niet voorbehoudt aan de gerechtelijke instanties.2. In specifieke gevallen heeft elke Verdragsluitende Partij het recht om op eigen initiatief en overeenkomstig de nationale wetgeving aan de betrokken Verdragsluitende Partij informatie te verstrekken die belangrijk kan zijn met het oog op het verlenen van bijstand voor de preventie en repressie van inbreuken of om bedreigingen ten opzichte van de openbare orde en veiligheid te voorkomen. Artikel 7 Elke informatie die door de aangezochte Verdragsluitende Partij wordt verstrekt krachtens onderhavig Verdrag kan door de verzoekende Verdragsluitende Partij slechts als bewijsmiddel voor de ten laste gelegde feiten worden gebruikt na een verzoek om rechtshulp overeenkomstig de internationale regels die van toepassing zijn.
Artikel 8 1. De vragen om bijstand en de antwoorden op deze verzoeken moeten worden uitgewisseld tussen de centrale diensten die door elke Verdragsluitende Partij worden belast met de internationale politiesamenwerking en immigratie. Indien het onmogelijk is om de vraag tijdig te stellen via de voornoemde weg, kan de bevoegde overheid van de verzoekende Partij op uitzonderlijke wijze en slechts bij dringendheid de vraag rechtstreeks aan de bevoegde overheid van de aangezochte Partij stellen. Deze laatste kan dan onmiddellijk antwoorden. In die uitzonderlijke gevallen moet de verzoekende Partij het centraal orgaan belast met de internationale samenwerking in de aangezochte Verdragsluitende Partij zo snel mogelijk op de hoogte te brengen van de rechtstreekse vraag waarbij het dringend karakter moet worden gemotiveerd. 2. De Verdragsluitende Partijen bezorgen elkaar langs diplomatieke weg de lijst van de centrale organen die belast zijn met de internationale samenwerking. Artikel 9 De verzoekende bevoegde autoriteit moet de graad van vertrouwelijkheid waarborgen die de aangezochte bevoegde autoriteit van de andere Partij aan de informatie heeft toegekend. De graden van veiligheid zijn deze die worden gebruikt door EUROPOL. Artikel 10 1. De Verdragsluitende Partijen kunnen verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij voor bepaalde of onbepaalde tijd bij de andere Verdragsluitende Partij detacheren.2. Het detacheren van verbindingsofficieren voor bepaalde of onbepaalde tijd is erop gericht de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te bevorderen en te versnellen.In het bijzonder dienen er afspraken gemaakt te worden inzake ondersteuning : a) in de vorm van informatie-uitwisseling met het oog op preventieve en repressieve bestrijding van de criminaliteit;b) op het vlak van de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafrechtelijke aangelegenheden;c) bij de opdrachten van de overheden die belast zijn met het toezicht op de buitengrenzen en de immigratie;d) bij de opdrachten van de overheden die belast zijn met het voorkomen van de bedreigingen voor de openbare orde.3. De taak van de verbindingsofficieren bestaat erin advies te verstrekken en ondersteuning te verlenen.Zij zijn niet bevoegd om politiemaatregelen autonoom uit te voeren. Ze verstrekken informatie en voeren hun taken uit in het kader van de richtlijnen die hun worden gegeven door de Verdragsluitende Partij waarvan ze afkomstig zijn en door de Verdragsluitende Partij waarbij ze gedetacheerd zijn. Ze brengen regelmatig verslag uit aan het centrale orgaan dat belast is met de politiesamenwerking van de Verdragsluitende Partij waarbij ze gedetacheerd zijn. 4. De bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen overeenkomen dat de verbindingsofficieren van de ene Verdragsluitende Partij die gedetacheerd zijn bij derde landen eveneens de belangen van de andere Verdragsluitende Partij vertegenwoordigen. Bescherming van persoonsgegevens Artikel 11 1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen verbinden er zich overeenkomstig hun nationale wetgevingen toe de persoonsgegevens te beschermen volgens de beginselen van het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 ter bescherming van personen op het vlak van automatische verwerking van persoonsgegevens en van de Aanbeveling A (87) 15 van 17 september 1987 van het Comité van ministers van de Raad van Europa die het gebruik van persoonsgegevens voor politiedoeleinden regelt.2. Wat de verwerking van de persoonsgegevens betreft die overeenkomstig onderhavig verdrag worden overgemaakt, zijn de volgende bepalingen van toepassing : a) de Verdragsluitende Partij waarvoor de persoonsgegevens bestemd zijn, mag de gegevens alleen gebruiken voor de doeleinden waarvoor dit Verdrag in de verwerking van dergelijke gegevens voorziet en onder de voorwaarden die worden bepaald door de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt.Het gebruik van de gegevens voor andere doeleinden is uitsluitend mogelijk na voorafgaande toestemming vanwege de Verdragsluitende Partij die de gegevens overmaakt en met inachtneming van de wetgeving van de Verdragsluitende Partij waarvoor de gegevens bestemd zijn; b) de gegevens mogen alleen worden gebruikt door gerechtelijke en politionele overheden, diensten en instanties die een taak of functie uitvoeren binnen het geheel van de doeleinden waarin is voorzien in dit Verdrag, meer bepaald in artikel 2 en 3.De Verdragsluitende Partijen dienen de lijst van de gebruikers uit te wisselen. De overmaking van gegevens aan andere instanties die dezelfde doelstellingen nastreven als de diensten en overheden die in hetzelfde kader handelen, mag uitsluitend plaatsvinden na voorafgaande toestemming van de Verdragsluitende Partij die de gegevens verstrekt; c) de Verdragsluitende Partij die de gegevens overmaakt, moet erop toezien dat ze juist en volledig zijn.Elke Verdragsluitende Partij ziet erop toe dat de overgemaakte persoonsgegevens niet langer dan nodig worden bewaard. Indien zij op eigen initiatief of als gevolg van een vraag van de betrokken persoon vaststelt dat de verstrekte gegevens onjuist zijn of niet overgemaakt dienden te worden, moet(en) de Verdragsluitende Partij(en) waarvoor de gegevens bestemd zijn daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht worden. Deze Verdragsluitende Partij(en) dient (dienen) de gegevens te corrigeren of te vernietigen, of erbij te vermelden dat ze onjuist zijn of niet dienden te worden overgemaakt; d) een Verdragsluitende Partij mag zich niet beroepen op het feit dat een andere Verdragsluitende Partij onjuiste gegevens zou hebben overgemaakt om zich te ontdoen van haar in haar nationale wetgeving vastgestelde verantwoordelijkheid ten aanzien van een benadeeld persoon;e) de overmaking en ontvangst van persoonsgegevens moeten worden geregistreerd.De Verdragsluitende Partijen moeten de lijst uitwisselen waarin de overheden of diensten opgenomen zijn die de toestemming hebben om de registraties te raadplegen; f) de toegang tot de gegevens wordt geregeld door de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Partij waaraan de betrokken persoon zijn vraag richt.De gegevens worden slechts verstrekt nadat daartoe de toestemming werd gevraagd aan de Verdragsluitende Partij waarvan de gegevens afkomstig zijn; g) op verzoek dient de Verdragsluitende Partij, waarvoor de gegevens bestemd zijn, de Verdragsluitende Partij die de gegevens overmaakt in te lichten over het gebruik dat zij ervan heeft gemaakt en over de behaalde resultaten op basis van de overgemaakte gegevens.3. Elke Verdragsluitende Partij duidt een controleoverheid aan die, in navolging van het nationaal recht, op haar grondgebied onafhankelijk de verwerking van persoonsgegevens moet controleren op basis van onderhavig Verdrag.Zij moet bovendien nagaan of de bovengenoemde verwerking de rechten van de betrokken persoon niet schendt. De controleoverheden zijn eveneens bevoegd om de problemen te analyseren omtrent de toepassing en de interpretatie van onderhavig Verdrag in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Deze controleoverheden kunnen overeenkomen samen te werken in het kader van de opdrachten die hen door onderhavig Verdrag worden toegekend.
Artikel 12 Wanneer persoonsgegevens worden overgemaakt via een verbindingsofficier, zoals voorzien in artikel 10, worden de bepalingen van onderhavig Verdrag enkel toegepast wanneer deze verbindingsambtenaar de gegevens overmaakt aan de Verdragsluitende Partij waarbij hij werd gedetacheerd.
Uitzondering Artikel 13 Elk van de Partijen weigert bijstand wanneer het gaat om politieke of militaire delicten of wanneer die bijstand strijdig blijkt te zijn met de wettelijke bepalingen die van kracht zijn op haar grondgebied.
Elk van de Partijen kan bijstand weigeren of deze aan voorwaarden onderwerpen wanneer het gaat om delicten die in verband staan met politieke of militaire delicten of wanneer de bijstandsverlening de soevereiniteit, de veiligheid, de openbare orde of andere essentiële belangen van de Staat zou kunnen bedreigen.
Andere samenwerkingsvormen Artikel 14 1. De Verdragsluitende Partijen maken afspraken om elkaar wederzijds bijstand te verlenen op het vlak van beroepsopleiding en technische bijstand voor problemen in verband met de werking van de politie.2. De Partijen maken afspraken om hun praktische ervaringen uit te wisselen omtrent alle voornoemde gebieden van onderhavig Verdrag.3. De wijze waarop de wederzijdse bijstand zal worden verleend, wordt vastgelegd in overeenkomsten die worden gesloten tussen de bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen. Overleg Artikel 15 1. De bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen permanente of tijdelijke werkgroepen oprichten die belast zijn met het onderzoek van de gemeenschappelijke problemen omtrent repressie en preventie van de criminaliteit zoals voorzien in artikel 2 en de samenwerking zoals voorzien in artikel 3 en, eventueel, met de uitwerking van voorstellen om, indien nodig, de praktische en technische aspecten van de samenwerking tussen de Verdragsluitende Partijen te verbeteren.2. De onkosten die worden gemaakt in het kader van de samenwerking, zullen respectievelijk door elke Partij worden gedragen, behalve wanneer de gerechtigde vertegenwoordigers van de Partijen daar onderling anders over beslissen.3. De bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen kunnen een evaluatiegroep oprichten die aan de bevoegde ministers van de Verdragsluitende Partijen een rapport zal voorleggen over de uitvoering van onderhavig Verdrag. Regeling van de geschillen Artikel 16 Alle geschillen in verband met de interpretatie of de toepassing van onderhavig Verdrag zullen worden beslecht door een gemengde adviescommissie.
Er wordt een gemengde adviescommissie opgericht, samengesteld uit vertegenwoordigers van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Justitie, die periodiek zal samenkomen op verzoek van de ene of de andere Staat om de regeling van de problemen te vergemakkelijken die zullen opduiken bij de interpretatie of de toepassing van onderhavig Verdrag.
Slotbepalingen Artikel 17 Het toezicht op de uitvoering van onderhavig Verdrag wordt gerealiseerd overeenkomstig het nationaal recht van elke Verdragsluitende Partij.
Artikel 18 De Verdragsluitende Partijen informeren elkaar schriftelijk en langs diplomatieke weg over de afhandeling van de nationale wettelijke formaliteiten, vereist voor de inwerkingtreding van onderhavig Verdrag.
Het Verdrag zal in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de laatste bekendmaking wordt ontvangen zoals voorzien in de eerste paragraaf van dit artikel, op voorwaarde dat de Republiek Kroatië ondertussen het Verdrag ter bescherming van de personen in verband met de automatische verwerking van de persoonsgegevens ondertekent. Zo niet zal onderhavig Verdrag van kracht worden op de datum waarop de Republiek Kroatië dat Verdrag zal ondertekenen.
Onderhavig Verdrag wordt gesloten voor onbeperkte tijd. Elke Partij kan het Verdrag opzeggen door de andere Partij langs diplomatieke weg aan te schrijven. Het Verdrag wordt verbroken na 6 maanden volgend op de datum van het aanschrijven.
Artikel 19 Elke Partij kan aan de andere Partij voorstellen doen toekomen die een wijziging van onderhavig Verdrag beogen. De wijzigingen aan onderhavig Verdrag worden in onderlinge overeenstemming door de Partijen besloten.
TER STAVING HEBBEN de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd door hun respectievelijke regering, hun handtekening onder onderhavig Verdrag geplaatst.
OPGESTELD te Zagreb, op 19 oktober 2004, in twee originele exemplaren, elk in de Franse, de Nederlandse, de Kroatische en de Engelse taal. De vier teksten zijn in gelijke mate rechtsgeldig.