gepubliceerd op 30 oktober 2009
Wet houdende instemming met het Internationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, en met de Bijlage, gedaan te Londen op 23 maart 2001
12 JULI 2009. - Wet houdende instemming met het Internationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, en met de Bijlage, gedaan te Londen op 23 maart 2001 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Internationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, en de Bijlage, gedaan te Londen op 23 maart 2001, zullen volkomen gevolg hebben.
Art. 3.In artikel 569 van het Gerechtelijk Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 7 mei 1973, 20 mei 1975, 20 juli 1976, 28 maart 1984, 28 juni 1984, 11 april 1989, 10 januari 1990, 13 juni 1991, 3 augustus 1992, 4 augustus 1992, 5 augustus 1992, 6 augustus 1993, 30 juni 1994, 28 oktober 1996, 10 augustus 1998, 10 augustus 1998, 28 februari 1999, 23 maart 1999, 22 april 1999, 1 maart 2000, 27 maart 2001, 13 februari 2003, 6 oktober 2005, 13 december 2005 en 10 mei 2007 en bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003478 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende uitvoering inzake justitie van de wet van 26 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003477 bron ministerie van justitie Koninklijk besluit houdende uitvoering inzake justitie van de wet van 30 juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet type koninklijk besluit prom. 20/07/2000 pub. 30/08/2000 numac 2000003467 bron ministerie van financien Koninklijk besluit houdende uitvoering van de wet van 26juni 2000 betreffende de invoering van de euro in de wetgeving die betrekking heeft op aangelegenheden zoals bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en die ressorteert onder het Ministerie van Financiën sluiten, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « 35° van de vorderingen tot schadeloosstelling op grond van het Internationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie en van de wetten houdende instemming en uitvoering van dat Verdrag.»; 2° in het tweede lid, gewijzigd bij de wetten van 20 juli 1976, 28 juni 1984, 6 augustus 1993, 28 oktober 1996 en 22 april 1999, worden de woorden « eerste lid, 18°, » vervangen door de woorden « eerste lid, 18° en 35°, ». Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 12 juli 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Nota's (1) Zitting 2008-2009. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 18 februari 2009, nr. 4-1188/1. - Verslag, nr. 4-1188/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming : vergadering van 2 april 2009.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 52-1933/1. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 52-1933/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming : vergadering van 14 mei 2009.
Internationaal verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie De Staten die partij zijn bij dit Verdrag, Herinnerend aan artikel 194 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 1982 inzake het recht van de zee, waarin wordt bepaald dat de staten alle maatregelen dienen te nemen die nodig zijn ter voorkoming, vermindering en bestrijding van verontreiniging van het mariene milieu, Tevens herinnerend aan artikel 235 van dat verdrag, waarin wordt bepaald dat de staten, met het doel onverwijlde en toereikende compensatie te verzekeren met betrekking tot alle door verontreiniging van het mariene milieu veroorzaakte schade, samenwerken bij de verdere ontwikkeling van toepasselijke voorschriften van het internationale recht, Nota nemend van het succes van het Internationaal Verdrag van 1992 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie en het Internationaal Verdrag van 1992 ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, die waarborgen hebben geschapen voor vergoeding aan personen die schade lijden door verontreiniging ten gevolge van het ontsnappen of doen wegvloeien van door schepen over zee in bulk vervoerde olie, Tevens nota nemend van de aanneming van het Internationaal Verdrag van 1996 inzake aansprakelijkheid en vergoeding voor schade in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen om te voorzien in een passende, onverwijlde en doeltreffende vergoeding voor schade veroorzaakt door voorvallen in samenhang met het vervoer over zee van gevaarlijke en schadelijke stoffen, Het belang erkennend van de vaststelling van een objectieve aansprakelijkheid voor alle vormen van olieverontreiniging in samenhang met een passende beperking van het bedrag van die aansprakelijkheid, Overwegende dat aanvullende maatregelen nodig zijn om waarborgen te scheppen voor de betaling van een toereikende, onverwijlde en doeltreffende vergoeding van schade veroorzaakt door verontreiniging ten gevolge van het ontsnappen of doen wegvloeien van bunkerolie uit schepen, De wens koesterend eenvormige internationale regels en procedures aan te nemen voor het nemen van beslissingen in kwesties van aansprakelijkheid en het verschaffen van een toereikende vergoeding in zodanige gevallen, zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Definities Voor de toepassing van dit verdrag : 1. wordt onder « schip » verstaan : alle zeeschepen en zeegaande vaartuigen van welk type ook;2. wordt onder « persoon » verstaan : iedere natuurlijke persoon, alsmede ieder publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon, hieronder begrepen een Staat of zijn staatsrechtelijke onderdelen;3. wordt onder « scheepseigenaar » verstaan : de eigenaar, hieronder begrepen de geregistreerde eigenaar, rompbevrachter, beheerder en degene in wiens handen de exploitatie van het schip is gelegd;4. wordt onder « geregistreerde eigenaar » verstaan : de persoon of personen die als eigenaar van het schip zijn geregistreerd of, indien er geen registratie heeft plaatsgevonden, de persoon of personen die het schip in eigendom hebben.Indien evenwel een schip eigendom is van een Staat en geëxploiteerd wordt door een maatschappij die in die Staat geregistreerd staat als de exploitant van het schip, betekent « geregistreerde eigenaar » een zodanige maatschappij; 5. wordt onder « bunkerolie » verstaan : alle uit koolwaterstoffen bestaande minerale oliën, hieronder begrepen smeerolie, die gebruikt worden of bedoeld zijn om gebruikt te worden voor de exploitatie of de aandrijving van het schip, alsmede alle residuen daarvan;6. wordt onder « Aansprakelijkheidsverdrag » verstaan : het Internationaal Verdrag van 1992 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie, zoals gewijzigd;7. wordt onder « preventieve maatregelen » verstaan : alle na een voorval door een persoon genomen redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van schade door verontreiniging;8. wordt onder « voorval » verstaan : elk feit of elke opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, waardoor schade door verontreiniging wordt veroorzaakt, of waardoor een ernstige en onmiddellijke dreiging ontstaat dat zulk een schade zal worden veroorzaakt;9. wordt onder « schade door verontreiniging » verstaan : a) verlies of schade buiten het schip veroorzaakt door bezoedeling ten gevolge van het ontsnappen of doen wegvloeien van bunkerolie uit het schip, waar zulk ontsnappen of doen wegvloeien ook mag plaatsvinden, met dien verstande dat de vergoeding voor andere schade aan het milieu dan winstderving ten gevolge van deze schade wordt beperkt tot de kosten van redelijke maatregelen tot herstel die daadwerkelijk worden ondernomen of zullen worden ondernomen;en b) de kosten van preventieve maatregelen alsmede verlies of schade veroorzaakt door die maatregelen;10. wordt onder « Staat waar het schip is geregistreerd » verstaan ten aanzien van een geregistreerd schip, de Staat waarin het schip is geregistreerd, en ten aanzien van een niet geregistreerd schip, de Staat onder wiens vlag het schip gerechtigd is te varen;11. wordt onder « brutotonnage » verstaan : de brutotonnage berekend overeenkomstig de voorschriften voor de meting vervat in bijlage 1 van het Internationaal Verdrag van 1969 betreffende de meting van schepen;12. wordt onder « Organisatie » verstaan : de Internationale Maritieme Organisatie;13. wordt onder « Secretaris-generaal » verstaan : de Secretaris-generaal van de Organisatie. Artikel 2 Toepassingsgebied Dit verdrag is uitsluitend van toepassing op : a) schade door verontreiniging veroorzaakt : i) op het grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, van een verdragsluitende Staat, en ii) binnen de exclusieve economische zone van een verdragsluitende Staat, vastgesteld overeenkomstig het internationale recht, of, indien een verdragsluitende Staat een zodanige zone niet heeft vastgesteld, binnen een gebied buiten en grenzend aan de territoriale zee van die Staat, door die Staat vastgesteld overeenkomstig het internationale recht en die zich niet verder uitstrekt dan 200 zeemijl van de basislijnen waarvan de breedte van zijn territoriale zee wordt gemeten;b) preventieve maatregelen, waar ook genomen, ter voorkoming of ter beperking van zodanige schade. Artikel 3 Aansprakelijkheid van de scheepseigenaar 1. De scheepseigenaar op het tijdstip van het voorval is, behoudens het bepaalde in het derde en het vierde lid, aansprakelijk voor schade door verontreiniging, veroorzaakt door bunkerolie aan boord of afkomstig van het schip, mits, zo het voorval bestaat uit een opeenvolging van feiten met dezelfde oorzaak, de scheepseigenaar op het tijdstip van het eerste feit aansprakelijk is.2. Indien meerdere personen aansprakelijk zijn overeenkomstig het eerste lid, zijn zij hoofdelijk en gezamenlijk aansprakelijk.3. De scheepseigenaar is niet aansprakelijk voor schade door verontreiniging, indien de scheepseigenaar bewijst dat : a) de schade door verontreiniging het gevolg is van een oorlogshandeling, vijandelijkheden, burgeroorlog, opstand of een natuurverschijnsel van een uitzonderlijke, onvermijdelijke en onweerstaanbare aard, of b) de schade door verontreiniging geheel en al werd veroorzaakt door een opzettelijk handelen of nalaten van derden, met de bedoeling schade te veroorzaken, of c) de schade door verontreiniging geheel en al werd veroorzaakt door onzorgvuldigheid of een andere onrechtmatige handeling van een regering of andere overheid, verantwoordelijk voor het onderhoud van lichten of andere hulpmiddelen bij de navigatie in de uitoefening van die functie.4. Indien de scheepseigenaar bewijst dat de schade door verontreiniging geheel of gedeeltelijk het gevolg is van een handelen of verzuim van de persoon die de schade heeft geleden, met de bedoeling de schade te veroorzaken, of van de nalatigheid van die persoon, kan de scheepseigenaar geheel of gedeeltelijk worden ontheven van zijn aansprakelijkheid tegenover die persoon.5. Geen vordering tot vergoeding van schade door verontreiniging kan tegen de scheepseigenaar worden ingesteld anders dan in overeenstemming met dit verdrag.6. Geen bepaling van dit verdrag doet afbreuk aan enig recht van verhaal van de scheepseigenaar dat onafhankelijk van dit verdrag bestaat. Artikel 4 Uitsluitingen 1. Dit verdrag is niet van toepassing op schade door verontreiniging zoals omschreven in het Aansprakelijkheidsverdrag, ongeacht of ten aanzien van die schade wel of geen schadevergoeding verschuldigd is ingevolge dat verdrag.2. Behoudens het bepaalde in het derde lid, zijn de bepalingen van dit verdrag niet van toepassing op oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen in eigendom van of geëxploiteerd door een Staat die in de betrokken periode uitsluitend werden gebruikt in overheidsdienst voor andere dan handelsdoeleinden.3. Een verdragsluitende Staat kan besluiten dit verdrag toe te passen op zijn oorlogsschepen of andere schepen bedoeld in het tweede lid, in welk geval hij de Secretaris-generaal hiervan kennisgeving doet onder vermelding van de voorwaarden van deze toepassing.4. Met betrekking tot schepen die eigendom zijn van een verdragsluitende Staat en die gebruikt worden voor handelsdoeleinden, kan elke Staat in rechte worden aangesproken voor de rechter die ingevolge artikel 9 bevoegd is, en doet hij afstand van beroep op enig verweer dat is gegrond op zijn hoedanigheid van soevereine staat. Artikel 5 Voorvallen waarbij twee of meer schepen zijn betrokken Wanneer zich een voorval voordoet waarbij twee of meer schepen zijn betrokken en er ten gevolge daarvan schade door verontreiniging is ontstaan, zijn de scheepseigenaren van alle betrokken schepen, tenzij zij ingevolge artikel 3 van aansprakelijkheid zijn ontheven, hoofdelijk en solidair aansprakelijk voor alle schade die redelijkerwijs niet te scheiden is.
Artikel 6 Beperking van de aansprakelijkheid Niets in dit verdrag staat in de weg aan het recht van de scheepseigenaar en de persoon of personen die verzekeren of een andere financiële zekerheid stellen om de aansprakelijkheid te beperken uit hoofde van enige toepasselijke nationale of internationale regeling, zoals het Verdrag van 1976 betreffende de beperking van aansprakelijkheid inzake zeevorderingen, als gewijzigd.
Artikel 7 Verplichte verzekering of financiële zekerheid 1. De geregistreerde eigenaar van een schip met een brutotonnage van meer dan 1 000 dat geregistreerd is in een verdragsluitende Staat, is gehouden een verzekering of andere financiële zekerheid, zoals een bankgarantie of door een soortgelijke instantie afgegeven garantie, in stand te houden tot dekking van zijn financiële aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging, tot een bedrag gelijk aan het maximum van aansprakelijkheid krachtens de toepasselijke nationale of internationale beperkingsregeling, doch in geen geval hoger dan een bedrag berekend in overeenstemming met het Verdrag van 1976 betreffende de beperking van de aansprakelijkheid inzake zeevorderingen, als gewijzigd.2. Een certificaat houdende verklaring dat een overeenkomst van verzekering of een andere financiële zekerheid in overeenstemming met de bepalingen van dit verdrag van kracht is, wordt aan elk schip afgegeven, nadat de bevoegde overheid van een verdragsluitende Staat heeft vastgesteld dat aan de eisen van het eerste lid is voldaan.Met betrekking tot een schip geregistreerd in een verdragsluitende Staat wordt zulk een certificaat afgegeven of gewaarmerkt door de bevoegde overheid van de Staat waar het schip is geregistreerd; met betrekking tot een schip dat niet is geregistreerd in een verdragsluitende Staat, kan het worden afgegeven of gewaarmerkt door de bevoegde overheid van een verdragsluitende Staat. Dit certificaat heeft de vorm zoals in de bijlage bij dit verdrag bepaald en bevat de navolgende gegevens : a) naam van het schip, onderscheidingsnummer of -letters en haven van registratie;b) naam en adres van het hoofdkantoor van de geregistreerde eigenaar;c) IMO-scheepsidentificatienummer;d) aard en duur van de zekerheid;e) naam en adres van het hoofdkantoor van de verzekeraar of andere persoon die de zekerheid stelt en, waar nodig, het adres van het kantoor waar de verzekering is gesloten of de zekerheid is gesteld;f) geldigheidsduur van het certificaat, die niet langer kan zijn dan de geldigheidsduur van de verzekering of andere zekerheid.3. a) Een verdragsluitende Staat kan een door hem erkende instelling of organisatie machtigen het in het tweede lid bedoelde certificaat af te geven.Die instelling of organisatie stelt die Staat in kennis van de afgifte van ieder certificaat. In alle gevallen waarborgt de verdragsluitende Staat onverkort de volledigheid en juistheid van het aldus afgegeven certificaat en verbindt hij zich ertoe de nodige regelingen te treffen om deze verplichting na te komen. b) Een verdragsluitende Staat, doet de Secretaris-Generaal kennisgeving van : i) de specifieke verantwoordelijkheden en voorwaarden van de machtiging die hij aan een door hem erkende instelling of organisatie verleent; ii) de intrekking van zulk een machtiging; en iii) de datum waarop zulk een machtiging of de intrekking daarvan van kracht wordt.
Een machtiging wordt niet eerder van kracht dan drie maanden na de datum waarop daarvan kennisgeving is gedaan aan de Secretaris-generaal. c) De instelling of organisatie die in overeenstemming met dit lid gemachtigd is certificaten af te geven, moet ten minste bevoegd zijn die certificaten in te trekken als niet wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder zij zijn afgegeven.De instelling of organisatie meldt zulk een intrekking in alle gevallen aan de Staat namens wie het certificaat is afgegeven. 4. Het certificaat wordt gesteld in de officiële taal of de officiële talen van de Staat waar het wordt afgegeven.Indien de gebruikte taal noch de Engelse, noch de Franse, noch de Spaanse is, moet de tekst een vertaling in één van deze talen bevatten en kan, indien de Staat daartoe besluit, de officiële taal van de Staat worden weggelaten. 5. Het certificaat moet zich aan boord van het schip bevinden en een afschrift moet worden nedergelegd bij de overheden die het register houden waarin het schip staat geregistreerd of, indien het schip niet geregistreerd is in een verdragsluitende Staat, bij de overheid van de Staat die het certificaat afgeeft of waarmerkt.6. Een verzekering of een andere financiële zekerheid voldoet niet aan de eisen van dit artikel, indien zij, om andere redenen dan het verstrijken van haar geldigheidsduur zoals vermeld in het certificaat ingevolge het tweede lid van dit artikel, kan vervallen alvorens drie maanden zijn verlopen sedert de datum waarop aan de overheden bedoeld in het vijfde lid van dit artikel mededeling is gedaan van haar beëindiging, tenzij het certificaat bij deze overheden is ingeleverd, dan wel binnen bedoelde termijn een nieuw certificaat is afgegeven.De voorgaande bepalingen zijn eveneens van toepassing op alle wijzigingen die ten gevolge hebben dat de verzekering of zekerheid niet langer voldoet aan de eisen van dit artikel. 7. Behoudens het in dit artikel bepaalde stelt de Staat waar het schip is geregistreerd de voorwaarden vast betreffende de afgifte en geldigheid van het certificaat.8. Niets in dit verdrag kan zo worden uitgelegd dat het een verdragsluitende Staat belet zich te verlaten op informatie die verkregen is van andere Staten of de Organisatie of andere internationale organisaties met betrekking tot de financiële draagkracht van verzekeraars of personen die financiële zekerheid stellen voor de toepassing van dit verdrag.In die gevallen wordt de verdragsluitende Staat en die zich op zulke informatie verlaat, niet ontheven van zijn verantwoordelijkheid als Staat die het krachtens het tweede lid vereiste certificaat afgeeft. 9. Certificaten, afgegeven of gewaarmerkt onder het gezag van een verdragsluitende Staat, worden voor de toepassing van dit verdrag erkend door andere Staten, als bezittende dezelfde geldigheid als door deze afgegeven of gewaarmerkte certificaten, zelfs indien zij zijn afgegeven of gewaarmerkt met betrekking tot een schip dat niet is geregistreerd in een verdragsluitende Staat.Een verdragsluitende Staat kan te allen tijde verzoeken om overleg met de Staat die het certificaat heeft afgegeven of gewaarmerkt, indien hij reden heeft aan te nemen dat de in het certificaat genoemde verzekeraar of degene die de garantie heeft gesteld financieel niet in staat is te voldoen aan de hem door dit verdrag opgelegde verplichtingen. 10. Vorderingen tot vergoeding van schade door verontreiniging kunnen rechtstreeks worden ingesteld tegen de verzekeraar of andere persoon die financiële zekerheid stelt ter dekking van de aansprakelijkheid van de geregistreerde eigenaar wegens schade door verontreiniging.In dat geval kan de verweerder zich beroepen op de verweermiddelen (anders dan het faillissement of de liquidatie van de eigenaar) waarop de scheepseigenaar een beroep zou hebben kunnen doen, met inbegrip van beperking van de aansprakelijkheid krachtens artikel 6. Voorts kan de verweerder, zelfs indien de scheepseigenaar niet gerechtigd is tot beperking van de aansprakelijkheid overeenkomstig artikel 6, de aansprakelijkheid beperken tot een bedrag gelijk aan het bedrag van de verzekering of andere financiële zekerheid dat in overeenstemming met het eerste lid in stand moet worden gehouden. De verweerder kan voorts een beroep doen op het verweer dat de schade door verontreiniging het gevolg is van opzettelijk wangedrag van de scheepseigenaar, maar de verweerder kan zich niet beroepen op enig ander verweermiddel dat de verweerder zou hebben kunnen aanvoeren in een door de scheepseigenaar tegen de verweerder aangespannen rechtsgeding. De verweerder heeft steeds het recht te vorderen dat de scheepseigenaar mede in het geding wordt betrokken. 11. Een verdragsluitende Staat staat niet toe dat onder zijn vlag varende schepen waarop de bepalingen van dit artikel van toepassing zijn, op enig tijdstip worden geëxploiteerd, tenzij een certificaat is afgegeven ingevolge het tweede of het veertiende lid.12. Behoudens het bepaalde in dit artikel draagt elke verdragsluitende Staat er zorg voor dat krachtens zijn nationale wetgeving een aan de vereisten van het eerste lid van dit artikel beantwoordende verzekering of andere financiële zekerheid verplicht is voor elk schip met een brutotonnemaat van meer dan 1 000, waar ook geregistreerd, dat een haven op zijn grondgebied binnenloopt of verlaat, dan wel aankomt of vertrekt van een buitengaats doch binnen zijn territoriale zee gelegen installatie.13. Niettegenstaande het bepaalde in het vijfde lid kan een verdragsluitende Staat de Secretaris-generaal voor de toepassing van het twaalfde lid ervan in kennis stellen dat het ingevolge het tweede lid vereiste certificaat zich niet aan boord van schepen moet bevinden en niet moet kunnen worden overgelegd, wanneer die schepen een haven op zijn grondgebied binnenlopen of verlaten, dan wel aankomen of vertrekken van een buitengaats doch binnen zijn territoriale zee gelegen installatie, op voorwaarde dat de verdragsluitende Staat en die het ingevolge het tweede lid vereiste certificaat afgeeft, de Secretaris-generaal ervan in kennis heeft gesteld dat hij elektronische registers bijhoudt die toegankelijk zijn voor alle verdrag-sluitende Staten en op grond waarvan het bestaan van het certificaat blijkt en de verdragsluitende Staten in staat zijn hun verplichtingen ingevolge het twaalfde lid na te komen.14. Is met betrekking tot een schip dat in eigendom toebehoort aan een verdragsluitende Staat geen verzekering afgesloten of geen financiëlezekerheid gesteld, dan zijn de desbetreffende bepalingen van dit artikel op dat schip niet van toepassing.Dit schip moet echter wel zijn voorzien van een certificaat, afgegeven door de bevoegde overheid van de Staat waar het is geregistreerd, houdende de verklaring dat het schip eigendom is van die Staat en dat de aansprakelijkheid voor het schip gedekt is binnen de overeenkomstig het eerste lid voorgeschreven grenzen. Dit certificaat wordt zoveel mogelijk opgesteld volgens het in het tweede lid voorgeschreven model. 15. Een Staat kan bij de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van dan wel toetreding tot dit Verdrag, of op enig later tijdstip, verklaren dat dit artikel niet van toepassing is op schepen die uitsluitend binnen het in artikel 2, a), i), bedoelde gebied worden geëxploiteerd. Artikel 8 Termijnen Het recht op schadevergoeding krachtens dit verdrag vervalt wanneer niet binnen drie jaar vanaf de datum waarop de schade is ontstaan een rechtsvordering is ingesteld. In geen geval kan echter een rechtsvordering worden ingesteld nadat meer dan zes jaar zijn verstreken vanaf de datum van het voorval dat de schade heeft veroorzaakt. Wanneer het voorval wordt gevormd door een opeenvolging van feiten, loopt de termijn van zes jaar vanaf de datum van het eerste feit.
Artikel 9 Bevoegdheid 1. Indien een voorval schade door verontreiniging heeft veroorzaakt op het grondgebied van één of meer verdragsluitende Staten, de territoriale zee daaronder begrepen, of in een gebied zoals bedoeld in artikel 2, a), ii), dan wel preventieve maatregelen zijn genomen ter voorkoming of beperking van schade door verontreiniging op dit grondgebied, de territoriale zee daaronder begrepen, of in een dergelijk gebied, dan kunnen vorderingen tot schadevergoeding tegen de scheepseigenaar, de verzekeraar of een ander persoon die financiële zekerheid stelt voor de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar slechts worden ingesteld bij de rechters van deze verdragsluitende Staten.2. Van het instellen van een vordering ingevolge het eerste lid moet aan elke verweerder binnen redelijke termijn kennis worden gegeven.3. Iedere verdragsluitende Staat draagt er zorg voor dat zijn rechters bevoegd zijn kennis te nemen van de vorderingen tot schadevergoeding ingevolge dit Verdrag. Artikel 10 Erkenning en tenuitvoerlegging 1. Beslissingen van een uit hoofde van artikel 9 bevoegde rechter die voor tenuitvoerlegging vatbaar zijn in de Staat waarin zij zijn gegeven en waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat, worden erkend in elke andere verdragsluitende Staat, tenzij : a) de beslissing is verkregen door bedrog;of b) de verweerder niet binnen een redelijke termijn is verwittigd en niet behoorlijk in de gelegenheid is gesteld zijn zaak uiteen te zetten.2. Een beslissing die ingevolge het eerste lid is erkend, is vatbaar voor tenuitvoerlegging in iedere verdragsluitende Staat, zodra de in die Staat vereiste formaliteiten zijn vervuld.Deze formaliteiten mogen niet leiden tot een hernieuwd onderzoek naar de grond van de zaak.
Artikel 11 Voorrangsclausule Dit verdrag gaat boven andere overeenkomsten die op de datum waarop dit verdrag wordt opengesteld voor ondertekening, van kracht zijn of openstaan voor ondertekening, bekrachtiging of toetreding, doch uitsluitend voorzover deze overeenkomsten daarmede in strijd zouden zijn; dit artikel laat evenwel de uit bedoelde overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen van de verdragsluitende Staten tegenover Staten die geen partij zijn onverlet.
Artikel 12 Ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding 1. Dit verdrag staat van 1 oktober 2001 tot en met 30 september 2002 op de zetel van de Organisatie open voor ondertekening en blijft daarna openstaan voor toetreding.2. Staten kunnen het feit dat zij ermee instemmen door dit verdrag te worden gebonden tot uitdrukking brengen door : a) ondertekening zonder voorbehoud ten aanzien van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring;b) ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, gevolgd door bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring; of c) toetreding.3. Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding geschiedt door nederlegging van een daartoe strekkende akte bij de Secretaris-Generaal.4. Akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding die zijn nedergelegd nadat een wijziging van dit verdrag in werking is getreden ten aanzien van alle verdragsluitende Staten, of nadat alle maatregelen vereist voor de inwerkingtreding van de wijziging ten aanzien van die verdragsluitende Staten voltooid zijn, worden geacht van toepassing te zijn op het verdrag, zoals gewijzigd door bedoelde wijziging. Artikel 13 Staten met meer dan een rechtsstelsel 1. Indien een Staat twee of meer territoriale eenheden omvat waarin verschillende rechtsstelsels van toepassing zijn op aangelegenheden die door dit verdrag worden geregeld, kan hij, op het tijdstip van ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding, verklaren dat dit verdrag van toepassing is op al zijn territoriale eenheden of slechts op een of meer daarvan en kan hij te allen tijde deze verklaring wijzigen door het indienen van een andere.2. Elke verklaring van deze aard wordt meegedeeld aan de Secretaris-generaal en geeft uitdrukkelijk de territoriale eenheden aan waarop dit verdrag van toepassing is.3. In het geval van een verdragsluitende Staat en die een dergelijke verklaring heeft afgelegd : a) worden de verwijzingen naar een Staat in de definitie van « geregistreerde eigenaar » in artikel 1, vierde lid, uitgelegd als verwijzingen naar de desbetreffende territoriale eenheid;b) worden de verwijzingen naar de staat waar een schip geregistreerd is en, met betrekking tot een verplicht verzekeringscertificaat, naar de Staat die het heeft afgegeven of gewaarmerkt, uitgelegd als betrekking hebbend op de de territoriale eenheid waar het schip geregistreerd is, respectievelijk die het certificaat afgeeft of waarmerkt;c) worden de verwijzingen in dit verdrag naar de eisen van de nationale wet uitgelegd als verwijzingen naar eisen van de wet van de desbetreffende territoriale eenheid;en d) worden de verwijzingen in de artikelen 9 en 10 naar rechters, en naar beslissingen die erkend moeten worden in de verdragsluitende Staten, uitgelegd als verwijzingen naar de rechters van, respectievelijk de beslissingen die erkend moeten worden in, de desbetreffende territoriale eenheid. Artikel 14 Inwerkingtreding 1. Dit verdrag treedt in werking een jaar na de datum waarop achttien Staten, waaronder vijf Staten met elk niet minder dan een miljoen brutotonnage, het zonder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring hebben ondertekend of akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben nedergelegd bij de Secretaris-generaal.2. Ten aanzien van elke Staat die dit verdrag bekrachtigt, aanvaardt, goedkeurt of ertoe toetreedt nadat aan de in het eerste lid gestelde eisen voor inwerkingtreding is voldaan, treedt dit verdrag in werking drie maanden na de datum van nederlegging door die Staat van de daartoe strekkende akte. Artikel 15 Opzegging 1. Een verdragsluitende Staat kan dit verdrag, na de datum waarop het voor die Staat in werking is getreden, te allen tijde opzeggen.2. Opzegging geschiedt door nederlegging van een akte bij de Secretaris-Generaal.3. Een opzegging wordt van kracht een jaar na de nederlegging van de akte van opzegging bij de Secretaris-Generaal of na een langere termijn wanneer zulks in die akte is bepaald. Artikel 16 Herziening en wijziging 1. De Organisatie kan een conferentie tot herziening of wijziging van dit verdrag bijeenroepen.2. De Organisatie roept een conferentie van de verdragsluitende Staten bijeen tot herziening of wijziging van dit verdrag op verzoek van ten minste een derde van de verdragsluitende Staten. Artikel 17 Depositaris 1. Dit verdrag wordt nedergelegd bij de Secretaris-generaal.2. De Secretaris-generaal : a) stelt alle Staten die dit verdrag hebben ondertekend of ertoe zijn toegetreden in kennis van : i) elke nieuwe ondertekening of nederlegging van een akte en de datum daarvan; ii) de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag; iii) de nederlegging van een akte van opzegging van dit Verdrag, de datum van nederlegging en de datum waarop deze van kracht wordt; en iv) andere verklaringen en kennisgevingen ingevolge dit verdrag. b) zendt voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van dit verdrag toe aan alle ondertekenende Staten en aan alle Staten die tot dit verdrag toetreden. Artikel 18 Toezending aan de Verenigde Naties Zodra dit verdrag in werking treedt, wordt de tekst door de Secretaris-generaal toegezonden aan het Secretariaat van de Verenigde Naties ter registratie en publicatie overeenkomstig artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties.
Artikel 19 Talen Dit verdrag is opgesteld in een enkel oorspronkelijk exemplaar in de Engelse, de Arabische, de Chinese, de Spaanse, de Franse en de Russische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Gedaan te Londen, drieëntwintig maart tweeduizend en een.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun onderscheiden regeringen, dit verdrag hebben ondertekend.
Bijlage Certificaat van verzekering of andere financiële zekerheid ter zake van burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie Afgegeven overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van het Internationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Toelichting 1. Indien gewenst kan bij de aanduiding van de Staat een verwijzing worden opgenomen naar de bevoegde overheidsinstantie van het land waar het certificaat wordt afgegeven.2. Indien het totale bedrag van de zekerheid uit meer dan één bron afkomstig is, moeten de uit elke daarvan afkomstige bedragen en de bronnen daarvan afzonderlijk worden vermeld.3. Indien de zekerheid is gesteld in meerdere vormen, moet elke daarvan worden vermeld.4. In de rubriek « Duur van de zekerheid » moet de datum worden vermeld waarop de zekerheid van kracht wordt.5. In de rubriek « Adres van de verzekeraar(s) en/of perso(o)n(en) die zekerheid stel(t)(len) », moet het hoofdkantoor worden vermeld van de verzekeraar(s) en/of de perso(o)n(en) die zekerheid stel(t)(len). Indien van toepassing moet het adres van het kantoor worden vermeld waar de verzekering of zekerheid is gesloten respectievelijk gesteld.
Internationaal Verdrag van 2001 inzake de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door bunkerolie, en de Bijlage, gedaan te Londen op 23 maart 2001
Staten
Datum authentificatie
Type instemming
Datum instemming
Datum interne inwerkingtreding
AUSTRALIE
Onbepaald
BRAZILIE
Onbepaald
BULGARIJE
Toetreding
06/07/2007
21/11/2008
België
Toetreding
11/08/2009
11/11/2009
CANADA
Onbepaald
CYPRUS
Toetreding
10/01/2005
21/11/2008
DENEMARKEN
Onbepaald
DUITSLAND
Bekrachtiging
24/04/2007
21/11/2008
ESTLAND
Toetreding
05/10/2006
21/11/2008
ETHIOPIE
Toetreding
17/02/2009
17/05/2009
FINLAND
Onbepaald
GRIEKENLAND
Toetreding
22/12/2005
21/11/2008
ITALIE
Onbepaald
JAMAICA
Toetreding
02/05/2003
21/11/2008
KOREA (REP)
Toetreding
28/08/2009
28/11/2009
KROATIE
Toetreding
15/12/2006
21/11/2008
LETLAND
Toetreding
19/04/2005
21/11/2008
LITOUWEN
Toetreding
14/09/2007
21/11/2008
LUXEMBURG
Toetreding
21/11/2005
21/11/2008
NOORWEGEN
Onbepaald
PANAMA
Toetreding
17/02/2009
17/05/2009
POLEN
Toetreding
15/12/2006
21/11/2008
RUSLAND
Toetreding
24/02/2009
24/05/2009
SAMOA
Toetreding
18/05/2004
21/11/2008
SIERRA LEONE
Toetreding
21/11/2007
21/11/2008
SINGAPORE
Toetreding
31/03/2006
21/11/2008
SLOVENIE
Toetreding
20/05/2004
21/11/2008
SPANJE
Bekrachtiging
10/12/2003
21/11/2008
TONGA
Toetreding
18/09/2003
21/11/2008
VERENIGD KONINKRIJK
Bekrachtiging
29/06/2006
21/11/2008
ZWEDEN
Onbepaald
Verklaring van België « Wanneer ze door een gerecht van een andere lidstaat van de Europese Unie, met uitzondering van Denemarken, zijn gegeven, worden de beslissingen over zaken die onder het Verdrag vallen, erkend en ten uitvoer gelegd in België overeenkomstig de toepasselijke interne communautaire regelgeving ter zake. »