gepubliceerd op 27 juli 2000
Wet tot wijziging, wat de door de werkgevers verschuldigde bijdrage voor werkloosheid wegens economische oorzaken betreft, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers
12 JULI 2000. - Wet tot wijziging, wat de door de werkgevers verschuldigde bijdrage voor werkloosheid wegens economische oorzaken betreft, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Art. 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 38 van de wet van 29 juni 1981 houdende de beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 maart 1999, wordt een § 3sexies ingevoegd, luidende : « § 3sexies. De werkgevers op wie de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders toepasselijk is, zijn, onder de hierna vermelde voorwaarden, een jaarlijkse bijdrage verschuldigd berekend op basis van een gedeelte van de dagen werkloosheid die zij voor hun handarbeiders met toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten hebben aangegeven.
De opbrengst van deze bijdrage is bestemd voor het stelsel van de jaarlijkse vakantie der handarbeiders.
De Rijksdienst voor sociale zekerheid (RSZ) is belast met de berekening, de inning en de invordering van deze bijdrage, alsook met de overdracht van de opbrengst ervan aan de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie.
Deze bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage, inzonderheid wat betreft de aangiften met verantwoording van de bijdragen, de termijn inzake betaling, de toepassing van de burgerlijke sancties en van de strafbepalingen, het toezicht, de aanwijzing van de rechter bevoegd in geval van betwisting, de verjaring inzake rechtsvorderingen, het voorrecht en de mededeling van het bedrag van de schuldvordering van de instelling, belast met de inning en invordering van de bijdragen.
In het raam van deze maatregel wordt verstaan onder : - m = het totaal aantal werkloosheidsdagen met toepassing van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten die door de werkgever voor alle handarbeiders en leerlingen onderworpen aan de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971, die hij heeft tewerkgesteld in de loop van de eerste drie kwartalen van het voorgaande kalenderjaar en van het laatste kwartaal van het kalenderjaar dat daaraan voorafgaat samen werden aangegeven, verminderd met 10 % van de som van het aantal dagen bedoeld bij artikel 24 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en van de als gelijkgestelde dagen bij de RSZ aangegeven dagen, vermeerderd met de dagen compensatieverlof waarin voorzien bij de jaarlijks in het paritair comité van de bouwsector gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, voor alle handarbeiders en leerlingen onderworpen aan de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971 samen en voor dezelfde kwartalen.
Deze 10 % wordt rekenkundig afgerond naar de dichtstbijzijnde eenheid, waarbij 0,5 afgerond wordt naar boven. Indien de berekening van m een negatief getal oplevert, wordt m gelijkgesteld met nul. - n = het totaal aantal werkloosheidsdagen met toepassing van artikel 51 van de voornoemde wet van 3 juli 1978 die door de werkgever voor alle handarbeiders en leerlingen onderworpen aan de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971 die hij heeft tewerkgesteld in de loop van de eerste drie kwartalen van het voorgaande kalenderjaar en van het laatste kwartaal van het kalenderjaar dat daaraan voorafgaat samen werden aangegeven, verminderd met 20 % van de som van het aantal dagen bedoeld bij artikel 24 van het voornoemde koninklijk besluit van 28 november 1969 en van de als gelijkgestelde dagen bij de RSZ aangegeven dagen, vermeerderd met de dagen compensatieverlof waarin voorzien bij de jaarlijks in het paritair comité van de bouwsector gesloten collectieve en leerlingen arbeidsovereenkomst, voor alle handarbeiders en leerlingen onderworpen aan de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971 samen en voor dezelfde kwartalen. Deze 20 % wordt rekenkundig afgerond naar de dichtstbijzijnde eenheid, waarbij 0,5 afgerond wordt naar boven.
Indien de berekening van n een negatief getal oplevert, wordt n gelijkgesteld met nul. - b = het forfaitair bedrag van de bijdrage per dag werkloosheid die deel uitmaakt van m of n. b wordt elk jaar bij koninklijk besluit bepaald, zodanig dat de maatregel bedoeld in het eerste lid jaarlijks 250 miljoen frank oplevert voor de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie.
Voor het jaar 2000 bedraagt b 60 frank per dag.
De door de werkgever verschuldigde jaarlijkse bijdrage voor werkloosheid wegens economische oorzaken bedraagt (m + n) maal b.
In de loop van het tweede kwartaal van elk jaar, berekent de RSZ het bedrag van de bijdrage die verschuldigd is door iedere werkgever bedoeld door artikel 21 van de voormelde wet van 27 juni 1969, voor zover al zijn aangiften werden ontvangen. In geval van laattijdige ontvangst van één of meer aangiften gebeurt de berekening na de ontvangst van de laatste.
Het verschuldigde bedrag wordt aan de werkgever medegedeeld bij het begin van het derde kwartaal, behalve in geval van laattijdige berekening in welk geval het bedrag hem na deze berekening wordt meegedeeld.
De werkgever moet het verschuldigde bedrag betalen binnen dezelfde termijnen als de socialezekerheidsbijdragen betreffende het tweede kwartaal.
Wijzigingen aan de aangiften mogen geen vermindering van het verschuldigde bedrag met zich meebrengen.
De voorgaande bepalingen hebben uitwerking in de jaren 2000 en 2001.
De Koning kan, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de maatregel bedoeld in het eerste lid verlengen en het bedrag van b voor de bijkomende jaren van toepassing bepalen. Zij worden voor de eerste maal toegepast op de bijdragen die voor het jaar 2000 verschuldigd zijn. »
Art. 3.Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 12 juli 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Gewone zitting 1999-2000. Kamer van volksvertegenwoordigers Parlementaire stukken. - Ontwerp van wet nr. 588/1. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 588/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 588/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 25 mei 2000.
Senaat Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer, nr. 452/1. - Amendementen en verslag, nrs. 452/2 tot 5.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 29 juni 2000.