Etaamb.openjustice.be
Wet van 12 februari 1998
gepubliceerd op 07 januari 1999

Wet houdende instemming met : 1. Overeenkomst tot wijziging van de Vierde A.C.S.-E.G.-Overeenkomst van Lomé van 15 december 1989, Slotakte en Protocol bij de Vierde A.C.S.-E.G.-Overeenkomst van Lomé naar aanleiding van de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, ondertekend te Mauritius op 4 november 1995. - 2. Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Tweede Financieel Protocol bij de Vierde A.C.S.-E.G.-Overeenkomst, ondertekend te Brussel op 20 december 1995 (2)

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1998015137
pub.
07/01/1999
prom.
12/02/1998
ELI
eli/wet/1998/02/12/1998015137/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 FEBRUARI 1998. - Wet houdende instemming met : 1. Overeenkomst tot wijziging van de Vierde A.C.S.-E.G.-Overeenkomst van Lomé van 15 december 1989, Slotakte en Protocol bij de Vierde A.C.S.-E.G.-Overeenkomst van Lomé naar aanleiding van de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, ondertekend te Mauritius op 4 november 1995. - 2.Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Tweede Financieel Protocol bij de Vierde A.C.S.-E.G.-Overeenkomst, ondertekend te Brussel op 20 december 1995 (1) (2)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.De volgende Internationale Akten zullen volkomen gevolg hebben : 1° Overeenkomst tot wijziging van de Vierde A.C.S.-E.G.-Overeenkomst van Lomé van 15 december 1989, Slotakte en Protocol bij de Vierde A.C.S.-E.G.-Overeenkomst van Lomé naar aanleiding van de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninklijk Zweden tot de Europese Unie, ondertekend te Mauritius op 4 november 1995. 2° Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Tweede Financieel Protocol bij de Vierde A.C.S.-E.G.-Overeenkomst, ondertekend te Brussel op 20 december 1995.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 12 februari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Financiën en Buitenlandse Handel, Ph. MAYSTADT De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, R. MOREELS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK _______ Nota's (1) Zitting 1996-1997. Senaat Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 29 april 1997, nr. 1-615/1. - Verslag, nr. 1-615/2. - Tekst aangenomen in Commissie, nr. 1-615/3.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 16 juli 1997. - Stemming. Vergadering van 17 juli 1997.

Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 1141/1.

Zitting 1997-1998 : Kamer van volksvertegenwoordigers Documenten. - Verslag, nr. 1141/2.

Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 13 januari 1998. - Stemming.Vergadering van 15 januari 1998. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaams Gewest van 17 maart 1998 (Belgisch Staatsblad van 17 april 1998), Decreet van de Franse Gemeenschap van 22 december 1997 (Belgisch Staatsblad van 15 augustus 1998), Decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 30 juni 1997 (Belgisch Staatsblad van 14 januari 1998), Decreet van het Waalse Gewest van 5 februari 1998 (Belgisch Staatsblad van 27 februari 1998) en Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 17 juli 1997 (Belgisch Staatsblad van 20 november 1997). Overeenkomst tot wijziging van de vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé, ondertekend op 4 november 1995 in Mauritius Preambule ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN, DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK, ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE, DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN IERLAND, DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK, ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN, DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND, DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND, partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierna « de Gemeenschap » genoemd, wier Staten hierna « Lid-Staten » worden genoemd, en DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, enerzijds, en DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA, HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S, HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA, DE VOORZITTER VAN BURKINA FASSO, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOEROENDI, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIE, DE PRESIDENT VAN DE CENTRAALAFRIKAANSE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE BONDSREPUBLIEK DER COMOREN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KONGO, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI, DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA, DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA, DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK ETHIOPIE, DE PRESIDENT VAN DE SOEVEREINE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK FIJI, DE PRESIDENT VAN DE GABONESE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GAMBIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK EQUATORIAAL GUINEE, DE PRESIDENT VAN DE COÖPERATIEVE REPUBLIEK GUYANA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAITI, HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI, ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASCAR, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI, DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIOUE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER, HET STAATSHOOFD VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OEGANDA, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SINT-KITTS EN NEVIS, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SINT-LUCIA, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SINT-VINCENT EN DE GRENADINEN, HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT WEST-SAMOA, DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SAO TOME EN PRINCIPE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SOEDAN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME, ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND, DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD, DE PRESIDENT VAN DE TOGOLESE REPUBLIEK, ZIJNE MAJESTEIT KONING TAUFA'AHAU TUPOU IV VAN TONGA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU, DE REGERING VAN VANUATU, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAIRE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE, wier Staten hierna « ACS-Staten » worden genoemd, anderzijds, partijen bij de op 15 december 1989 te Lomé ondertekende Vierde ACS-EG-Overeenkomst, hierna « de Overeenkomst » te noemen, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, enerzijds, en de Overeenkomst van Georgetown tot oprichting van de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, anderzijds;

Gelet op de Overeenkomst;

Overwegende dat in artikel 366, lid 1, van de Overeenkomst is bepaald dat de Overeenkomst is gesloten voor een periode van tien jaar die is aangevangen op 1 maart 1990;

Overwegende dat, niettegenstaande deze bepaling, artikel 366, lid 2, van de Overeenkomst voorziet in de mogelijkheid in het kader van een herziening halverwege de looptijd de bepalingen van de Overeenkomst te wijzigen;

Overwegende dat in artikel 4 van het Financieel Protocol bij de Overeenkomst wordt bepaald dat een nieuw Financieel Protocol wordt gesloten voor de tweede periode van vijf jaar waarop de Overeenkomst betrekking heeft;

Verlangende opnieuw hun gehechtheid te bevestigen aan de beginselen van vrijheid, democratie en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en van de rechtsstaat en wensende deze beginselen tot een essentieel element van de gewijzigde Overeenkomst te maken;

Bezorgd over de ernstige verslechtering van de prestaties op handelsgebied van de ACS-Staten in de loop van de laatste jaren;

Constaterende dat het dan ook van het grootste belang is in het kader van de ACS-EG-samenwerking bijzondere aandacht te besteden aan de ontwikkeling van de handel, een fundamenteel element voor een zelfstandig in stand gehouden ontwikkeling;

Overwegende dat hiertoe voorts een doelmatig, gecoördineerd en coherent gebruik van de instrumenten van de Overeenkomst van essentieel belang is;

Verlangende de kwaliteit en de doelmatigheid van de ACS-EG-samenwerking te verhogen, Hebben besloten de volgende overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst aan te gaan en hebben te dien einde als hun gevolmachtigden aangewezen : ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN : De heer Réginald MOREELS, Staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN : De heer Ole LONSMANN-POULSEN, Staatssecretaris;

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND : De heer Werner HOYER, Staatsminister bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK : De heer Georges ROMAIOS, Plaatsvervangend Minister van Buitenlandse Zaken;

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE : De heer Apolonio RIUZ LIGERO, Staatssecretaris voor Handel;

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK : De heer Jacques GODFRAIN, Afgevaardigd Minister belast met samenwerking;

DE PRESIDENT VAN IERLAND : De heer Gerard CORR, Directeur-Generaal bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK : De heer Emanuele SCAMMACCA, Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken;

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGDHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG : De heer Georges WOHLFART, Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Samenwerking;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN : De heer Sjoerd GOSSES, Directeur-Generaal voor Europese Samenwerking;

DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK : Mevrouw Benita FERRERO WALDNER, Staatssecretaris bij het Bondsministerie van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK : De heer José LAMEGO, Staatssecretaris voor Samenwerking en Ontwikkeling;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND : De heer Pekka HAAVISTO, Minister van milieu en Ontwikkelingssamenwerking;

DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN : De heer Mats KARLSSON, Onder-Staatssecretaris voor Internationale Ontwikkelingssamenwerking;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND : Lord CHESHAM, Foreign Affairs Spokesman;

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN : De heer Javier SOLANA, Minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk Spanje, Fungerend Voorzitter van de Raad van de Europese Unie;

De heer Joao de Deus PINHEIRO, Lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA : De heer Joao BAPTISTA KUSSUMVA, Vice-Minister voor Planning en Economische Coördinatie;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA : De heer Starret D. GREENE, Minister-Adviseur;

HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S : De heer Arthur A. FOULKES, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS : Mevrouw Billie A. MILLER, Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, Toerisme en internationaal vervoer;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE : De heer Russell GARCIA, Minister van landbouw en visserij;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN : De heer Edmond CAKPO-TOZO, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA : The Honourable Lieutenant General Mompati MERAFHE, Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN BURKINA FASSO : De heer Youssouf OUEDRAOGO, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOEROENDI : De heer Gérard NIYIBIGIRA, Minister van het Plan;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN : De heer Justin NDIORO, Minister van Economische Zaken en Financiën;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIE : De heer José Luis ROCHA, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK : De heer Dogo NENDJE BHE, Minister van Economische Zaken, het Plan en Internationale Samenwerking;

DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE BONDSREPUBLIEK DER COMOREN : De heer Mouzaoir ABDALLAH, Minister van Buitenlandse Zaken en Samenwerking;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KONGO : De heer Luc Daniel Adamo MATETA, Afgevaardigd Minister bij het Ministerie van Economische Zaken en Financiën, belast met de begroting van de coördinatie der nutsbedrijven;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST : De heer N'goran NIAMIEN, Afgevaardigd Minister bij de Eerste Minister, belast met Economische Zaken, Financiën en het Plan;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI : De heer Ali Abdi FARAH, Minister van industrie, energie en mijnen;

DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA : De heer N.M. CHARLES, Minister van handel en marketing;

DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK : De heer Angel LOCKWARD, Secretary of State and National Authorizing Officer for Lomé IV Convention;

DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA : De heer BERHANE ABREHE, Director of Macro Policy and International Economic Cooperation in the President's Office;

DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK ETHIOPIE : De heer Girma BIRU;

Minister van Economische Zaken, ontwikkeling en samenwerking;

DE PRESIDENT VAN DE SOEVEREINE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK FIJI : De heer Ratu Timoci VESIKULA, Vice-Eerste Minister en Minister van landbouw, visserij en bossen;

DE PRESIDENT VAN DE GABONESE REPUBLIEK : De heer Jean PING, Afgevaardigd Minister bij de Minister van Financiën, Economische Zaken, begroting en deelnemingen;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GAMBIA : De heer Bala Garba JAHUMPA, Minister van Financiën en Economische Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA : De heer Alex Ntim ABANKWA, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA : De heer Samuel ORGIAS, Zaakgelastigde bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE : De heer Bobo CAMARA, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE-BISSAU : De heer Aristides GOMES, Minister van het plan en samenwerking;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK EQUATORIAAL GUINEE : De heer Aurélio MBA OLO ANDEME, Hoofd van de Missie bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE COÖPERATIEVE REPUBLIEK GUYANA : De heer Clement J. ROHEE, Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAITI : De heer Jean-Marie CHERESTAL, Minister van planning en buitenlandse samenwerking;

HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA : De heer Anthony HYLTON, Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en buitenlandse handel;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA : Dr Philip Maingi MWANZIA, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI : De heer Peter Sobby TSIAMALILI, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur van de Missie van Papoea-Nieuw-Guinea bij de Europese Unie;

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO : De heer Moeketsi SENAOANA, Minister van Financiën en economische planning;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA : Mevrouw Youngor TELEWODA, Zaakgelastigde bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLlEK MADAGASCAR : De heer Bertrand RAZAFINTSALAMA, Ambassadeur van Madagascar bij de Republiek Mauritsius;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI : De heer F. Peter KALILOMBE, Minister van handel en industrie;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI : De heer N'Tji Laico TRAORE, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIE : De heer Achour ould SAMBA, Secreraris-Generaal van het Ministerie van het Plan;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS : De heer Paramhamsa NABABSING, Vice-Eerste Minister en Minister van economische planning en ontwikkeling;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIQUE : Mevrouw Frances Victoria VELHO RODRIGUES, Vice-Minisrer van Buitenlandse Zaken en samenwerking, Nationaal Ordonnateur;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIE : De heer Stanley WEBSTER, Vice-Minister van landbouw, waterreserves en landbouwontwikkeling;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER : De heer Almoustapha SOUMAILA, Minister van Financiën en het Plan;

HET STAATSHOOFD VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA : Chief Ayo OGUNLADE, Minister van nationale planning;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OEGANDA : De heer M.N. RUKIKAIRE, Minister van Financiën en Economische Planning;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA : De heer Moi AVEI, Minister voor Economische Planning;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA : De heer Jean-Berchmans BIRARA, Minister van het Plan;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SINT-KITTS EN NEVIS : De heer Edwin LAURENT, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur van Sint Lucia bij de Europese Unie;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SINT-LUCIA : De heer Edwin LAURENT, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur van Sint Lucia bij de Europese Unie;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SINT-VINCENT EN DE GRENADINEN : De heer Edwin LAURENT, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur van Sint Lucia bij de Europese Unie;

HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT WEST-SAMOA : De heer Tuilaepa S. MALIELEGAOI, Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën;

DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SAO TOME EN PRINCIPE : De heer Guilherme POSSER da COSTA, Minister van Buitenlandse Zaken en Samenwerking;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL : De heer Falilou KANE, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN : Mevrouw Danielle de ST. JORRE, Minister van Buitenlandse Zaken, het Plan en Ontwikkeling;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE : De heer Victor O. BRANDON, Staatssecretaris voor Ontwikkeling en Economische Planning;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN : De heer David SITAI, Minister van her Nationaal Plan en Ontwikkeling;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SOEDAN : De heer Abdalla Hassan AHMED, Minister van Financiën;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME : De heer Richard B. KALLOE, Minister van Handel en Nijverheid;

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND : De heer James Majahenkhaba DLAMINI, Minister van Handel en Nijverheid;

DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA : De heer M. T. KIBWANA, Commissaris bij het Ministerie van Financiën, belast met buitenlandse financiën;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD : Mevrouw Mariam Mahamat NOUR, Minister van het Plan en van Samenwerking;

DE PRESIDENT VAN DE TOGOLESE REPUBLIEK De heer Elliott Latevi-Atcho LAWSON, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

ZIJNE MAJESTEIT KONING TAUFA'AHAU TUPOU IV VAN TONGA : De heer Sione KITE, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO : De heer Lingston CUMBERBATCH, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur bij de Europese Unie;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU : De heer Kaliopace Tavola, Buitengewoon en gevolmachtigd Ambassadeur voor Fiji bij de Europese Unie;

DE REGERING VAN VANUATU : De heer Serge VOHOR, Minister van Economische Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAIRE : De heer MOZAGBA Ngbuka, Vice-Eerste Minister en Minister van Interne Samenwerking;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA : De heer Dipak K.A. PATEL, Minister van Handel en Nilverheid;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE : De heer Denis NORMAN, Minister van Landbouw, Die, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, Overeenstemming hebben bereikt omtrent hetgeen volgt : Overeenkomstig de procedure van artikel 366 wordt de Vierde ACS-EG-Overeenkomst gewijzigd als volgt : A. IN DE GEHELE TEKST VAN DE OVEREENKOMST WORDT : 1. « Europese Economische Gemeenschap » vervangen door « Europese Gemeenschap », « EEG » vervangen door « EG » en « Raad van de Europese Gemeenschappen » vervangen door « Raad van de Europese Unie ».2. « Gemachtigde » vervangen door « delegatiehoofd ». B. DE PREAMBULE : 3. In de preambule wordt de volgende tekst ingevoegd als zevende overweging : « Verlangende hun banden verder te verstevigen door een intensievere politieke dialoog en de uitbreiding daarvan tot onderwerpen en problemen van buitenlands beleid en veiligheid, en kwesties van algemeen belang, en/of van gemeenschappelijk belang voor een groep van landen;».

C. EERSTE DEEL - ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE ACS-EG-SAMENWERKING 4. Aan artikel 4 wordt de volgende alinea toegevoegd : « Bij het ondersteunen van de ontwikkelingsstrategieën van de ACS-Staten wordt naar behoren rekening gehouden met de doelstellingen en prioriteiten van het samenwerkingsbeleid van de Gemeenschap en het ontwikkelingsbeleid en de prioriteiten van de ACS-Staten.». 5. Artikel 5 wordt vervangen door : « Artikel 5.- 1. De samenwerking heeft een ontwikkeling ten doel waarin de mens, de stuwende kracht en voornaamste begunstigde ervan, centraal staat en die dus uitgaat van de eerbiediging en de verbetering van al diens rechten. De samenwerkingsactiviteiten liggen in dit positieve perspectief, waarin de eerbiediging van de rechten van de mens erkend wordt als een fundamentele factor voor werkelijke ontwikkeling en waarin de samenwerking zelf wordt beschouwd als een bijdrage tot de verbetering van deze rechten.

In een dergelijk perspectief zijn ontwikkelingsbeleid en samenwerking nauw verbonden met de eerbiediging en het genot van de fundamentele rechten en vrijheden van de mens en met de erkenning en toepassing van de democratische beginselen, de consolidatie van de rechtsstaat en behoorlijk bestuur. De rol van individuen en groepen wordt erkend om overeenkomstig artikel 13 concreet te zorgen voor werkelijke deelneming van de bevolkingen aan de ontwikkelingsinspanningen. In dit verband is behoorlijk bestuur een bijzonder doel van samenwerkingsmaatregelen.

De eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat, die aan de betrekkingen tussen de ACS-Staten en de Gemeenschap en aan alle bepalingen van de Overeenkomst ten grondslag ligt, en waardoor de partijen bij de Overeenkomst zich in hun binnenlands en buitenlands beleid laten leiden, vormt een essentieel bestanddeel van de Overeenkomst. 2. De partijen bij de Overeenkomst verklaren derhalve wederom bijzonder gewicht te hechten aan de menselijke waardigheid en de rechten van de mens, waarnaar het individu en de volken rechtmatige verlangens koesteren.De bedoelde rechten zijn alle rechten van de mens, aangezien de categorieën die daarin worden onderscheiden ondeelbaar en onderling afhankelijk zijn, waarbij elke categorie haar eigen rechtmatigheid heeft : een niet-discriminerende behandeling; de fundamentele rechten van de persoon; de burgerlijke en politieke rechten; de economische, sociale en culturele rechten.

Ieder individu heeft, in zijn eigen land of in een gastland, recht op eerbiediging van zijn waardigheid en op de bescherming van de wet.

Door de ontwikkeling, zonder welke de waardigheid het welzijn en de ontplooiing van het individu en de volken niet mogelijk is, draagt de ACS-EG-samenwerking bij tot het wegnemen van wat het volledige en daadwerkelijke genot van hun economische, sociale, politieke en culturele rechten in de weg staat.

De partijen bij de Overeenkomst bevestigen andermaal dat zij krachtens het internationale recht gehouden zijn en zich ertoe verbonden hebben om alle vormen van discriminatie op grond van etniciteit, afkomst, ras, nationaliteit, huidskleur, geslacht, taal, godsdienst of enige andere status te bestrijden en zodoende uit de weg te ruimen. Deze verbintenis heeft meer in het bijzonder betrekking op alle situaties in de ACS-Staten of in de Gemeenschap die van invloed kunnen zijn op de doelstellingen van de Overeenkomst. De Lid-Staten van de Gemeenschap (en/of in voorkomend geval de Gemeenschap zelf) en de ACS-Staten blijven er in het kader van de juridische of administratieve maatregelen die zij aangenomen hebben of zullen aannemen, op toezien dat migrerende werknemers, studenten en andere buitenlandse onderdanen die zich legaal op hun grondgebied bevinden, met name voor wat betreft hun huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, andere sociale diensten en werkgelegenheid, in geen enkel opzicht gediscrimineerd worden op basis van ras, godsdienst, cultuur of sociale achtergrond. 3. Op verzoek van de ACS-Staten kunnen financiële middelen conform de voorschriften van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering worden aangewend voor het verbeteren van de rechten van de mens in de ACS-landen en voor maatregelen gericht op democratisering, versterking van de rechtsstaat en behoorlijk bestuur.Praktische maatregelen, van de overheid of van particulieren, ter bevordering van de mensenrechten en de democratie, met name op juridisch gebied, kunnen worden ten uitvoer gelegd met organisaties met een internationaal erkende deskundigheid op dit gebied.

Om institutionele en bestuurlijke hervormingen te ondersteunen kunnen de voor dit doel in het Financieel Protocol uitgetrokken middelen bovendien worden gebruikt als aanvulling voor de door de betrokken ACS-Staat in het kader van zijn indicatieve programma genomen maatregelen, in het bijzonder in de voorbereidings- en startfase van de betreffende projecten en programma's. ». 6. In artikel 6 wordt lid 2 vervangen door : « 2.De partijen bij de Overeenkomst erkennen dat prioriteit moet worden toegekend aan de bescherming van het milieu en het behoud van de natuurlijke hulpbronnen, wezenlijke voorwaarden voor een duurzame en evenwichtige ontwikkeling zowel op economisch als op menselijk vlak. Zij erkennen dat het van belang is in de ACS-Staten te streven naar de toestandkoming van een omgeving die bevorderlijk is voor de ontwikkeling van de markteconomie en de particuliere sector. ». 7. Het volgende artikel 6bis wordt toegevoegd : « Artikel 6bis.- De partijen bij de Overeenkomst erkennen het fundamentele belang van de handel als stimulans voor het ontwikkelingsproces. De Gemeenschap en de ACS-Staten komen daarom overeen hoge prioriteit aan de ontwikkeling van de handel te geven, ten einde de groei van de economieën van de ACS-Staten te versnellen en deze harmonieus en geleidelijk te integreren in de wereldeconomie.

Als erkenning daarvan moeten passende middelen aan de expansie van de handel van de ACS-Staten worden besteed. ». 8. Artikel 12 wordt vervangen door : « Artikel 12.- Onverminderd artikel 366bis stelt de Gemeenschap, indien zij in het kader van haar bevoegdheden een maatregel overweegt die, gelet op de doelstellingen van de Overeenkomst, van invloed kan zijn op de belangen van de ACS-Staten, deze daarvan tijdig in kennis.

Met het oog hierop doet de Commissie haar voorstellen voor maatregelen van deze aard tegelijkertijd aan het secretariaat van de ACS-Staten toekomen. Zo nodig kan ook op initiatief van de ACS-Staten een verzoek om inlichtingen worden ingediend.

Op verzoek van deze Staten vindt onverwijld overleg plaats opdat, voordat het uiteindelijk besluit wordt genomen, rekening kan worden gehouden met hun bezwaren ten aanzien van de gevolgen van deze maatregelen.

Na dit overleg kunnen de ACS-Staten hun bezwaren bovendien schriftelijk aan de Gemeenschap kenbaar maken en voorstellen voor wijzigingen doen die aangeven hoe hun bezwaren ondervangen moeten worden.

Indien de Gemeenschap geen gevolg geeft aan de voorstellen van de ACS-Staten, stelt zij de ACS-Staten daar zo spoedig mogelijk van in kennis, onder opgaaf van redenen.

De ACS-Staten ontvangen ook, voor zover mogelijk van tevoren, passende informatie over de inwerkingtreding van deze besluiten. » 9. Het volgende artikel 12bis wordt ingevoegd : « Artikel 12bis.- Gezien het potentieel van constructieve, bijdragen van gedecentraliseerde samenwerkingsinstanties aan de ontwikkeling van de ACS-Staten komen de partijen bij de Overeenkomst overeen hun maatregelen ter aanmoediging van de deelneming van ACS- en EU-instanties aan samenwerkingsactiviteiten te intensiveren. De in het kader van de Overeenkomst beschikbare middelen mogen met het oog daarop worden gebruikt ter ondersteuning van gedecentraliseerde samenwerkingsactiviteiten. Deze activiteiten dienen te beantwoorden aan de door de ACS-Staten vastgestelde prioriteiten, richtsnoeren en ontwikkelingsmethoden. » 10. Het volgende artikel 15bis wordt ingevoegd : « Artikel 15bis.- De ontwikkeling van de handel is gericht op de ontwikkeling, diversificatie en uitbreiding van de handel van de ACS-Staten en de verbetering van hun concurrentievermogen op hun binnenlandse markten, de regionale en de intra-ACS-markt, en de Gemeenschaps- en internationale markten. De partijen bij de Overeenkomst verbinden zich ertoe alle in het kader van de Overeenkomst beschikbare middelen, zoals handelssamenwerking en financiële en technische samenwerking, voor de verwezenlijking van dit doel in te zetten. Zij komen tevens overeen de bepalingen van de Overeenkomst op coherente en gecoördineerde wijze ten uitvoer te leggen. » 11. De artikelen 20, 21 en 22 vervallen.12. Aan artikel 30 wordt het volgende lid 3 toegevoegd : « 3.Bovendien voert de Raad van Ministers een verruimde politieke dialoog. Daartoe treffen de partijen bij de Overeenkomst de nodige maatregelen om een daadwerkelijke dialoog te waarborgen.

De dialoog kan ook plaatsvinden buiten dit kader, met een geografische of andere samenstelling die is afgestemd op de te behandelen onderwerpen, indien de partijen bij de Overeenkomst de behoefte daartoe gevoelen. » 13. In artikel 32 wordt lid 1 vervangen door : « 1.De Paritaire Vergadering is op paritaire basis samengesteld uit leden van het Europees Parlement voor de Gemeenschap, enerzijds, en uit Parlementsleden of, bij ontstentenis daarvan, vertegenwoordigers die door het Parlement van de betrokken ACS-Staat zijn aangewezen, anderzijds. Indien er geen Parlement is, moet de deelneming van een vertegenwoordiger vooraf worden goedgekeurd door de Paritaire Vergadering. » D. TWEEDE DEEL - SECTOREN VAN DE ACS-EG SAMENWERKING 14. Aan artikel 50 wordt het volgende lid 3 toegevoegd : « 3.De in lid 2 bedoelde specifieke overeenkomsten mogen de productie en de handelsstromen in de regio's van de ACS niet in gevaar brengen. » 15. In artikel 51, tweede alinea, worden de punten b), c) en e) vervangen door : « b) wanneer als voedselhulp verstrekte producten worden verkocht, moet dat gebeuren regen een prijs die de nationale markt niet ontregelt en de ontwikkeling en uitbreiding van de regionale handel in de betrokken producten niet belemmert.De tegenwaardefondsen die daaruit ontstaan worden gebruikt voor de financiering van de tenuitvoerlegging en/of werking van projecten of programma's die bij voorrang de plattelandsontwikkeling betreffen; zij kunnen, rekening houdend met artikel 226, onder d), eveneens gebruikt worden voor verantwoorde en gezamenlijk overeengekomen doeleinden; c) wanneer de verstrekte producten gratis worden uitgedeeld, moet dat bijdragen tot de verwezenlijking van voedselprogramma's die in het bijzonder op de kwetsbare bevolkingsgroepen zijn gericht, of dienen ter betaling van verrichte werkzaamheden;daarbij moet rekening worden gehouden met de handelsstromen van de betrokken ACS-Staten en in de regio; e) de verstrekte producten moeten in de eerste plaats beantwoorden aan de behoeften van de begunstigden.Bij de keuze ervan dient met name rekening te worden gehouden met de verhouding kostprijs/specifieke voedingswaarde, alsmede met de mogelijke gevolgen van die keuze voor de consumptiegewoonten en voor de ontwikkeling van de binnenlandse en regionale handel. » 16. Artikel 87 wordt vervangen door : « Artikel 87.- 1. Het Comité van Ambassadeurs benoemt de leden van een Comité voor industriële samenwerking, houdt toezicht op de werkzaamheden van dit Comité, en bepaalt de samenstelling en de werkwijze ervan. 2. Het Comité voor industriële samenwerking volgt de stand van zaken met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het ACS-EG-beleid inzake industriële samenwerking.Met betrekking tot het Centrum voor industriële ontwikkeling (CIO) onderzoekt het Comité en hecht het zijn goedkeuring aan : a) de algemene strategie van het CIO;b) de verdeling op jaarbasis van het op grond van artikel 3 van het Tweede Financieel Protocol toegewezen totaalbedrag;c) de jaarlijkse begroting en de jaarrekeningen van het CIO.3. Het Comité voor industriële samenwerking brengt verslag uit aan het Comité van Ambassadeurs.Afgezien van bovengenoemde taken voert het de taken uit welke in zijn reglement van orde worden omschreven evenals de andere taken welke het door het Comité van Ambassadeurs krijgt toegewezen. » 17. Artikel 88 vervalt.18. Artikel 89 wordt vervangen door : « Artikel 89.- 1. Het CIO draagt bij aan de vestiging en uitbreiding van industriële ondernemingen in de ACS-Staten, met name door het aanmoedigen van gezamenlijke initiatieven van ondernemingen uit de Gemeenschap en uit de ACS-Staten. Het CIO gaat daarbij selectief te werk en legt de nadruk op mogelijkheden voor joint ventures en onderaanneming. 2. Het CIO : a) concentreert zich ter wille van de doeltreffendheid op de ACS-Staten welke : i) op grond van artikel 281, lid 2, onder b) en c), in hun indicatief programma de steun voor industriële ontwikkeling of op particuliere sector in het algemeen hebben geïdentificeerd;en/of ii) financiële bijdragen en bijstand hebben ontvangen van andere communautaire instellingen voor het stimuleren en de ontwikkeling van de particuliere en/of industriële sector; b)ontwikkelt zijn activiteiten in het kader van de tenuitvoerlegging van de programma's ter ondersteuning van de industriële ontwikkeling of de particuliere sector onder door de onder a) bedoelde ACS-Staten voor hun indicatieve programma's zijn vastgesteld; c) treedt actiever op in de onder a) bedoelde Staten inzonderheid met betrekking tot het identificeren van projecten en projectontwikkelaars en het verstrekken van hulp bij het indienen van die projecten bij de financieringsinstellingen;d) verleent prioriteit aan het identificeren van ondernemers met levensvatbare industriële projecten van kleine tot middelgrote omvang en, indien die projecten beantwoorden aan de behoeften van de betrokken ACS-Staten, aan het hun verlenen van bijstand voor het bevorderen en uitvoeren ervan.3. De Commissie, de Europese Investeringsbank (hierna de « Bank » te noemen) en het CIO houden in het kader van hun respectieve verantwoordelijkheden een efficiënte samenwerking in stand.Met het oog daarop en op de samenhang van de communautaire steunmaatregelen ten behoeve van de particuliere sector in het algemeen en de industriële sector in het bijzonder in de in lid 2, onder a), bedoelde ACS-Staten, werkt de Commissie in overleg met de Bank en in samenwerking met het CIO steunprogramma's voor genoemde sectoren uit die richtsnoeren betreffende de te volgen strategie omvatten. » 19. Artikel 91 wordt vervangen door : « Artikel 91.- Het CIO staat onder leiding van een directeur, bijgestaan door een adjunct-directeur; die beide op grond van hun beroepsbekwaamheid en van hun technische en leidinggevende capaciteiten worden aangetrokken, met inachtneming van de bepalingen van bijlage XIV, en door het Comité voor industriële samenwerking worden benoemd. De directie van het CIO voert het door het Comité voor industriële samenwerking uitgewerkte beleid uit en is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur. » 20. Artikel 92 wordt vervangen door : « Artikel 92.- 1. Het Comité voor industriële samenwerking benoemt de leden van de raad van bestuur van het CIO, houdt toezicht op de werkzaamheden van de raad van bestuur, en bepaalt de samenstelling en de werkwijze ervan. De raad wordt, op basis van pariteit tussen de ACS-Staten en de Gemeenschap, samengesteld uit zes onafhankelijke, hooggekwalificeerde personen met aanzienlijke ervaring op het gebied van de industriële samenwerking. Een vertegenwoordiger van respectievelijk de Commissie, de Bank, het secretariaat van de ACS-Staten en het secretariaat van de Raad wonen de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemer bij. 2. De raad van bestuur : a) legt het Comité voor industriële samenwerking de voorstellen betreffende de algemene strategie, jaarlijkse begroting en jaarrekeningen van het CIO die hij op voorstel van de CIO-directie heeft goedgekeurd, ter overweging en goedkeuring voor;b) hecht op voorstel van de directeur van het CIO zijn goedkeuring aan de meerjarige en jaarlijkse activiteitenprogramma's, het jaarverslag, de organisatiestructuur, het personeelsbeleid en de personeelsformatie;en c) ziet erop toe dat de door het Comité voor industriële samenwerking goedgekeurde algemene strategie en jaarlijkse begrotingen door de CIO-directie naar behoren en doeltreffend ten uitvoer worden gelegd.3. Afgezien van bovengenoemde taken voert de raad van bestuur de taken uit welke in zijn reglement van orde worden omschreven evenals de andere taken welke hem door het Comité voor industriële samenwerking worden toegewezen.De raad brengt aan het Comité voor industriële samenwerking periodiek verslag uit over alle met het vervullen van zijn taken verband houdende aangelegenheden. » 21. In artikel 93 wordt lid 3 vervangen door : « 3.Het statuut van het CIO, het financieel reglement, de regeling welke van toepassing is op het personeel en het reglement van orde worden na de ondertekening van het Tweede Financieel Protocol door het Comité van Ambassadeurs vastgesteld. » 22. De artikelen 94, 95 en 96 vervallen.23. In artikel 129 wordt « 1.» ingevoegd aan het begin van de enige alinea en worden de volgende leden 2 en 3 toegevoegd : « 2. Met het oog op de bevordering en ontwikkeling van het maritieme handelsverkeer van de ACS-Staten kunnen de partijen bij de Overeenkomst, in het kader van de tenuitvoerlegging van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering en binnen het bestek van de bestaande instrumenten, speciale aandacht verlenen aan het vergemakkelijken en bevorderen van de toegang voor maritieme ondernemingen van de ACS-Staten tot in het kader van de Overeenkomst beschikbare middelen, inzonderheid met betrekking tot projecten en programma's die gericht zijn op de verbetering van het concurrentievermogen van hun zeevervoersdiensten. 3. De Gemeenschap kan bijstand verlenen in de vorm van risicodragend kapitaal en/of leningen van de Bank voor het financieren van projecten en programma's in de in dit artikel genoemde sectoren.» 24. Artikel 135 wordt vervangen door : « Artikel 135.- Ter verwezenlijking van de in artikel 15bis genoemde doelstellingen nemen de partijen bij de Overeenkomst maatregelen tot ontwikkeling van de handel vanaf het stadium van de conceptie tot het uiteindelijke stadium van de distributie van de producten.

Het doel hiervan is te bewerkstelligen dat de ACS-Staten optimaal profijt trekken van de bepalingen van de Overeenkomst en dat zij onder zo gunstig mogelijke omstandigheden kunnen deelnemen aan de markt van de Gemeenschap en aan de binnenlandse, subregionale, regionale en internationale markten door diversificatie en vergroting in waarde en omvang van het goederen- en dienstenverkeer van de ACS-Staten.

Te dien einde verbinden de ACS-Staten en de Gemeenschap zich ertoe ervoor te zorgen dat bij het opstellen van de nationale en regionale programma's waarin artikel 281 en andere desbetreffende bepalingen van de Overeenkomst voorzien, hoge prioriteit wordt toegekend aan programma's voor ontwikkeling van de handel. » 25. In artikel 136 worden de leden 1 en 2 vervangen door : « 1.Naast de ontwikkeling van de handel tussen de ACS-Staten en de Gemeenschap wordt bijzondere aandacht besteed aan maatregelen om de autonomie van de ACS-Staten op te voeren, de handel tussen de ACS-Staten onderling en de internationale handel uit te breiden en de regionale samenwerking op het gebied van handel en diensten te verbeteren. 2. In het kader van de instrumenten waarin de Overeenkomst voorziet en overeenkomstig de desbetreffende bepalingen bestrijken de op verzoek van de ACS-Staten en de ACS-regio's te treffen maatregelen met name de volgende domeinen : - steun voor het uitstippelen van het passende macro-economische beleid dat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de handel; - steun voor het uitwerken van een passend wettelijk en bestuursrechtelijk kader of hervorming van het bestaande kader, alsmede voor de hervorming van de administratieve procedures; - totstandbrenging van samenhangende handelsstrategieën; - steun voor de ACS-Staten bij de ontwikkeling van hun binnenlandse capaciteiten, informatiesystemen en besef van de rol en het belang van de handel in de economische ontwikkeling; - steun voor versterking van de bij de handel behorende infrastructuur en in het bijzonder ondersteuning van het streven van de ACS-Staten naar ontwikkeling en verbetering van de infrastructuur van de ondersteunende diensten, met inbegrip van vervoer- en opslagfaciliteiten, om te zorgen voor hun daadwerkelijke deelneming aan de distributie van goederen en diensten en met het oog op vergroting van de uitvoer van de ACS-Staten; - ontwikkeling van het menselijk potentieel en van de vakbekwaamheid op het gebied van handel en diensten in het bijzonder in de sectoren verwerking, afzet, distributie en vervoer voor de markt van de Gemeenschap en de regionale en internationale markten : - steun voor de ontwikkeling van de particuliere sector en in het bijzonder aan kleine en middelgrote ondernemingen bij het zoeken naar en ontwikkelen van producten, afzetmarkten en op export gerichte joint ventures; - steun voor ACS-acties die beogen particuliere investeringen en joint ventures te stimuleren en aan te trekken; - oprichting, aanpassing en uitbreiding, in de ACS-Staten, van organisaties voor de ontwikkeling van het handels- en dienstenverkeer, met speciale aandacht voor de bijzondere behoeften van de organisaties in de minst ontwikkelde, niet aan zee grenzende en insulaire ACS-Staten; - ondersteuning van het streven van de ACS-Staten naar kwaliteitsverbetering en aanpassing van hun producten aan de marktbehoeften en naar diversificatie van hun afzetgebieden; - steun voor de pogingen van de ACS-Staten om beter door te dringen op de markten van derde landen; - maatregelen op het gebied van de handelsontwikkeling, met name intensivering van de contacten en van de uitwisseling van informatie binnen het bedrijfsleven in de ACS-Staten, de Lid-Staten van de Gemeenschap en derde landen; - steun aan de ACS-Staten voor de toepassing van moderne marketingtechnieken in sectoren en programma's die gericht zijn op de productie op gebieden als landbouw- en plattelandsontwikkeling. » 26. In artikel 136, lid 4, wordt het woord « should » vervangen door « may » (betreft alleen de Engelse tekst).27. Artikel 141 wordt vervangen door : « Artikel 141.- 1. De Stichting voor culturele samenwerking tussen de ACS-Staten en de Gemeenschap evenals andere gespecialiseerde instellingen kunnen in hun activiteitensfeer een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de in deze titel genoemde doelstellingen. 2. De daartoe op het gebied van de culturele samenwerking verrichte activiteiten omvatten : a) studies, onderzoek en activiteiten inzake de culturele aspecten die zich bij de inachtneming van de culturele dimensie van de samenwerking aftekenen;b) studies, onderzoek en activiteiten ter bevordering van de culturele identiteit van de bevolkingen van de ACS-Staten en alle initiatieven die kunnen bijdragen tot de interculturele dialoog.» 28. In artikel 159 wordt punt j) vervangen door : « j) ondersteuning, op verzoek van de betrokken ACS-Staten, van maatregelen en structuren die bijdragen tot de coördinatie van het sectoriële beleid, met inbegrip van ontwikkeling van de handel, en het structurele aanpassingsproces;» 29. In artikel 164 wordt lid 1, onder d), vervangen door : « d) Financieringsaanvragen voor regionale samenwerkingsacties tussen ACS-Staten kunnen worden ingediend door de Raad van Ministers of, via een specifieke delegatie van bevoegdheden, door het Comité van Ambassadeurs.De Gemeenschap stelt in verband hiermee de ACS-Staten bij het begin van de door het Tweede Financieel Protocol bestreken periode in kennis van het bedrag van de voor regionale samenwerking tussen de ACS-Staten beschikbare financiële middelen; » E. DERDE DEEL - DE INSTRUMENTEN VAN DE ACS-EG-SAMENWERKING 30. In artikel 167 wordt lid 2 vervangen door : « 2.Bij het nastreven van dit doel zal bijzondere aandacht worden besteed aan het verkrijgen van daadwerkelijke extra voordelen voor de handel van de ACS-Staten met de Gemeenschap en het verbeteren van de toegankelijkheid van hun producten tot de markt ten einde het groeitempo van hun handel en inzonderheid van hun export naar de Gemeenschap te versnellen en het handelsverkeer tussen de partijen bij de Overeenkomst meer in evenwicht te brengen en zo de uitvoer naar regionale en internationale markten te versnellen. » 31. In artikel 177 wordt lid 1 vervangen door : « 1.Indien de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk leidt tot ernstige verstoringen in een van de sectoren van het economische leven van de Gemeenschap of van een of meer Lid-Staten of hun externe financiële stabiliteit in gevaar brengt of indien moeilijkheden rijzen die achteruitgang in een sector van het economische leven van de Gemeenschap of een regio van de Gemeenschap tot gevolg kunnen hebben, kan de Gemeenschap vrijwaringsmaatregelen nemen. Deze maatregelen worden onverwijld ter kennis van de Raad van Ministers gebracht. » 32. In artikel 178 wordt lid 3 vervangen door : « 3.Het in de leden 1 en 2 bedoelde voorafgaande overleg vormt evenwel geen beletsel voor onmiddellijke beslissingen die de Gemeenschap krachtens artikel 177, lid 1, zou kunnen nemen wanneer bijzondere omstandigheden daartoe nopen. » 33. In artikel 181, tweede alinea, wordt punt 4 vervangen door : « 4.Wanneer de Gemeenschap vrijwaringsmaatregelen op grond van artikel 177 neemt kan op verzoek van de betrokken partijen bij de Overeenkomst over deze maatregelen overleg in de Raad van Ministers plaatsvinden, met name ten einde te waarborgen dat de hand wordt gehouden aan artikel 177, lid 3. » 34. In artikel 187, lid 1, wordt punt 24 vervangen door : « 24.Verse bananen 0803 00 11 en 19 », en wordt het volgende punt 50 toegevoegd : « 50. Karakoelhuiden : - ex 4301 30 00; ex 4302 13 00; ex 4302 30 31. » 35. Aan artikel 193 wordt het volgende punt 4 toegevoegd : « 4.de als gevolg van de toepassing van artikel 366bis, lid 3, eerste alinea, ter beschikking gekomen bedragen. » 36. Aan artikel 194 wordt het volgende lid 5 toegevoegd : « 5.Na de verlaging bedoeld in lid 2 kan de transfergrondslag naar aanleiding van een tekort aan uit hoofde van het systeem beschikbare middelen niet extra worden verlaagd indien de transfergrondslag door verlaging op grond van lid 2 in het geval van minstontwikkelde of niet aan zee grenzende ACS-Staten kleiner is dan 2 miljoen ecu, en in het geval van insulaire Staten kleiner is dan 1 miljoen ecu. » 37. Artikel 203 wordt vervangen door : « Artikel 203.- 1. Indien het onderzoek van : a) de in het toepassingsjaar op de markt gebrachte productie in vergelijking met de referentieperiode;of b) de totale uitvoer uitgedrukt als een percentage van de op de markt gebrachte productie voor dezelfde periode;of c) het aandeel van de uitvoer naar de Gemeenschap in de totale uitvoer voor dezelfde periode;of d) de som van de onder b) en c) bedoelde cijfers een aanzienlijke vermindering aan het licht brengt, vindt overleg plaats tussen de Commissie en die ACS-Staat om uit te maken of de transfergrondslag gehandhaafd dan wel verlaagd moet worden en, in het laatste geval, in welke mate.2. Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 wordt een vermindering als aanzienlijk aangemerkt wanneer zij ten minste 20 % bedraagt;». 38. In artikel 209 wordt lid 4 vervangen door : « 4.Indien er reeds een bijsturingsprogramma loopt dat op herstructurering van de productie- en exportactiviteiten dan wel op diversificatie gerichte maatregelen omvat, worden de middelen in overeenstemming met die maatregelen en ter ondersteuning van een samenhangend hervormingsbeleid gebruikt. » 39. In artikel 211 wordt lid I vervangen door : « 1.Bij de ondertekening van de in artikel 205, lid 2, bedoelde transferovereenkomst wordt het transferbedrag in ecu gestort op een rentedragende rekening in een Lid-Staat waarvoor twee handtekeningen-die van de ACS-Staat en die van de Commissie-vereist zijn. De rente wordt op deze rekening gecrediteerd. » 40. Aan artikel 220 wordt het volgende punt p) toegevoegd : « p) steun te verlenen voor de uitstippeling en uitvoering van handelsbeleidsvormen en programma's ter bevordering van de harmonische en geleidelijke integratie van de ACS-Staten in de wereldeconomie.» 41. In artikel 224 : - wordt punt d) vervangen door : « d) budgettaire steun om de binnenlandse financiële problemen te verlichten : i) hetzij rechtstreeks, voor de ACS-Staten met convertibele en vrij verhandelbare valuta; ii) hetzij onrechtstreeks, door het gebruik van tegenwaardefondsen uit hoofde van de verschillende communautaire instrumenten; » - wordt punt i) vervangen door : « i) de menselijke en materiële middelen ter aanvulling van die welke door de ACS-Staten worden bekostigd en die strikt noodzakelijk zijn voor een efficiënt en doelmatig beheer van en toezicht op de projecten en programma's die worden gefinancierd door het Europees Ontwikkelingsfonds, hierna « het Fonds » genoemd; » - en wordt het volgende punt m) toegevoegd : « m) steun voor institutionele en administratieve hervormingsmaatregelen met het oog op democratisering en ontwikkeling van de rechtsstaat. » 42. In artikel 230 wordt lid 2, onder g) vervangen door : « g) gedecentraliseerde samenwerkingsinstanties van de ACS-Staten en de Gemeenschap, ten einde hen in staat te stellen om in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking economische, culturele, sociale en educatieve projecten en programma's in de ACS-Staten op te zetten.» 43. In artikel 233 wordt lid 4 vervangen door : « 4.Wanneer de financiële steun via bemiddeling aan de uiteindelijke begunstigde dan wel rechtstreeks aan de uiteindelijke begunstigde in de particuliere sector wordt verstrekt : a) worden de voorwaarden waaronder de middelen via bemiddeling aan de uiteindelijke begunstigde of rechtstreeks aan de uiteindelijke begunstigde worden verstrekt, vastgelegd in de financierings- of leningsovereenkomst;b) wordt een eventueel uit de doorleentransactie voor de bemiddelende instantie of uit de rechtstreekse kredietverstrekking voor de uiteindelijke begunstigde in de particuliere sector voortvloeiende financiële marge, na aftrek van de administratieve kosten, de financiële risico's en de wisselkoersrisico's en de kosten van de aan de uiteindelijke begunstigde verstrekte technische bijstand, aangewend voor ontwikkelingsdoeleinden onder de in de financierings- of de leningovereenkomst vastgestelde voorwaarden.» 44. In artikel 234 : - wordt de aanhef vervangen door : « 1.Risicodragend kapitaal kan de vorm aannemen van leningen, deelnemingen of andere semikapitaalbijstand. » - wordt in lid 1 het volgende punt b)bis ingevoegd : « b)bis De bijdragen in semikapitaal kunnen bestaan uit voorschotten van aandeelhouders, converteerbare obligaties, leningen met recht op winstdeling of elke soortgelijke bijdragevorm. » - wordt in lid 1 het punt c) vervangen door : « c) De voorwaarden voor transacties met risicodragend kapitaal zijn afhankelijk van de kenmerken van elk project of programma en zijn over het algemeen gunstiger dan die voor gesubsidieerde leningen. De rentevoet voor leningen aan ACS-Staten of bemiddelende instanties dient in ieder geval lager te zijn dan 3 %. » - worden in lid 1 de volgende punten c)bis en c)ter ingevoegd : « c)bis Middelen in de vorm van risicodragend kapitaal kunnen worden aangewend als bijdrage voor studies ter voorbereiding van investeringen en technische bijstand, zoals bedoeld in artikel 268, lid 1, onder g). De leningen worden in dat geval slechts afgelost indien de investering heeft plaatsgehad. c) ter De participaties of andere vormen van semikapitaalbijstand worden vergoed op basis van de resultaten van het betrokken project of programma en de tot stand gekomen winst wordt door de Gemeenschap en de bij bedoeld project of programma betrokken partijen gedeeld.» - en wordt lid 2, onder b) vervangen door : « b) in geval van financiering met behulp van risicodragend kapitaal ten behoeve van kleine en middelgrote ondernemingen, hierna « KMO's » genoemd, wordt het wisselkoersrisico verdeeld over enerzijds de Gemeenschap en anderzijds de andere betrokken partijen. Gemiddeld wordt het wisselkoersrisico gelijkelijk verdeeld. » 45. In artikel 235 wordt het volgende punt b)bis ingevoegd : « b)bis Wanneer het gaat om rechtstreekse financiering in de particuliere sector ten behoeve van zuiver commerciële projecten, wordt de in punt b) vermelde rentesubsidie niet toegepast op leningen die worden toegekend aan niet-ACS-kredietnemers of aan ACS-ondernemingen waarvan de meerderheid van de aandelen niet in ACS-handen zijn.» 46. In artikel 236 wordt punt a) vervangen door : « a) draagt met de door haar beheerde middelen bij tot de economische en industriële ontwikkeling van de ACS-Staten op nationale en regionale schaal;daartoe financiert zij bij voorrang rendabele projecten en programma's, of andere op het bevorderen van de particuliere sector gerichte investeringen, in de sectoren industrie, landbouwindustrie, toerisme, mijnbouw, energie, alsmede vervoer en telecommunicatie voor zover deze op die sectoren betrekking hebben.

Naast deze prioritaire sectoren kan de Bank in andere sectoren, met name de teelt van industriegewassen, rendabele projecten en programma's uit eigen middelen financieren; » 47. In artikel 243 wordt « 1.» toegevoegd aan het begin van de eerste alinea en wordt het volgende lid 2 toegevoegd : « 2. De ACS-Staten en de Gemeenschap erkennen eveneens dat het noodzakelijk is het opzetten van regionale hervormingsprogramma's aan te moedigen door erop toe te zien dat bij het uitwerken en uitvoeren van de nationale programma's naar behoren rekening wordt gehouden met de regionale activiteiten die van invloed zijn op de nationale ontwikkeling. De steun voor structurele aanpassing moet te dien einde eveneens gericht zijn op : a) het van bij het begin van de situatiebeoordeling in aanmerking nemen van maatregelen ter aanmoediging van de regionale integratie en van de gevolgen van een grensoverschrijdende aanpassing;b) het ondersteunen van de harmonisatie en coördinatie van het macro-economisch en sectorieel beleid, met inbegrip van de belasting- en douanestelsels, met het oog op zowel de regionale integratie als een structurele hervorming op nationaal niveau;c) het aanmoedigen en ondersteunen van de tenuitvoerlegging van een sectorieel hervormingsbeleid op regionaal niveau;d) het ondersteunen van de liberalisering van de handel, het betalingsverkeer en de buitenlandse investeringen.» 48. In artikel 244 wordt punt c) vervangen door : « c) de steun draagt bij tot de verwezenlijking van de prioritaire doelstellingen van de ACS-Staten op het gebied van de ontwikkeling, zoals landbouw- en plattelandsontwikkeling, continuïteit van de voedselvoorziening, PMDT, ontwikkeling van de handel en milieubescherming, alsook tot verlichting van de schuldenlast;» 49. In artikel 246 wordt de aanhef van lid 1 vervangen door : « 1.Alle ACS-Staten komen in principe in aanmerking voor steun voor structurele aanpassing afhankelijk van de omvang van de aangevangen of overwogen hervormingen op macro-economisch of sectorieel gebied, met inachtneming van de regionale context, de doeltreffendheid ervan en de mogelijke gevolgen voor de economische, sociale en politieke aspecten van de ontwikkeling en tevens gelet op de economische en sociale problemen van die Staten, zoals die kunnen worden beoordeeld aan de hand van de volgende factoren : » 50. In artikel 247 : - wordt lid 2 vervangen door : « 2.Aanpassingssteun wordt verleend in de vorm van : a) sectoriële of algemene invoerprogramma's overeenkomstig artikel 224, onder c), en artikel 225;b) budgettaire steun overeenkomstig artikel 224, onder d);c) technische bijstand die verband houdt met steunprogramma's voor structurele aanpassing.»; - wordt lid 4 vervangen door : « 4. De steun voor structurele aanpassing wordt soepel ten uitvoer gelegd door toepassing van de volgende instrumenten naar gelang van de omstandigheden : a) een algemeen invoerprogramma (AIP) in overeenstemming met het begrip « steun voor structurele aanpassing » zoals dat in de Overeenkomst wordt omschreven, dat normaliter het meest geschikte instrument is voor landen die macro-economische hervormingen invoeren;b) budgettaire steun aan de ACS-Staten met het oog op een meer integere, doeltreffende en onpartijdige tenuitvoerlegging van hun begrotingen;c) een sectorieel invoerprogramma (SIP), ter ondersteuning van een sectorieel aanpassingsprogramma of om in geval van macro-economische hervormingen meer sectorieel effect te sorteren.»; - wordt het volgende lid 5 toegevoegd : « 5. De in lid 4 omschreven instrumenten kunnen onder dezelfde voorwaarden eveneens worden aangewend voor het verlenen van steun aan de op grond van artikel 246 in aanmerking komende ACS-Staten die op intraregionale economische liberalisatie gerichte hervormingen tot stand brengen ten aanzien waarvan de balans voor het overgangsstadium nettokosten te zien geeft. » 51. In artikel 248 wordt punt c) vervangen door « c) een zo ruim en doorzichtig mogelijke toegang voor het ACS-bedrijfsleven tot de middelen van het programma en aanbestedingsprocedures die zijn afgestemd op de administratieve en commerciële praktijken van de betrokken Staat, waarbij voor in te voeren goederen een optimale prijs/kwaliteit-verhouding en met betrekking tot de harmonisatie van de procedures voor het verlenen van steun voor structurele aanpassing de nodige samenhang met de op internationaal niveau verwezenlijkte vooruitgang wordt gewaarborgd;» 52. In titel III, hoofdstuk 2, wordt de volgende afdeling 4bis ingevoegd : « Afdeling 4bis Gedecentraliseerde samenwerking Artikel 251 A.- 1. Ter versterking en diversifiëring van de basis voor de ontwikkeling op lange termijn van de ACS-Staten en om alle instanties van de ACS-Staten en de Gemeenschap die een bijdrage kunnen leveren aan de autonome ontwikkeling van de ACS-Staten aan te moedigen initiatieven te ontplooien, steunt de ACS-EG-samenwerking, binnen de door de betrokken ACS-Staten te bepalen grenzen, deze ontwikkelingsactiviteiten in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking, met name door bundeling van de werkzaamheden en de middelen van de instanties in de ACS-Staten en in de Gemeenschap. Met deze vorm van samenwerking wordt in het bijzonder beoogd om de vaardigheden, de innovatieve aanpak en het potentieel van de gedecentraliseerde samenwerkingsinstanties in dienst te stellen van de ontwikkeling van de ACS-Staten. 2. De in dit artikel bedoelde instanties zijn de gedecentraliseerde overheden, plattelands- en dorpsgemeenschappen, coöperaties, vakbonden, onderwijs- en onderzoeksinstellingen, niet-gouvernementele organisaties op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en andere verenigingen, groepen en instanties die op eigen initiatief kunnen bijdragen en wensen bij te dragen aan de ontwikkeling van de ACS-Staten, op voorwaarde dat de instanties en/of de activiteiten geen winstoogmerk hebben. Artikel 251 B. - 1. In het kader van de ACS-EG-samenwerking worden bijzondere inspanningen verricht om de initiatieven van de instanties van de ACS-Staten aan te moedigen en te steunen en met name de vaardigheden van deze instanties te versterken. In dit kader steunt de samenwerking de activiteiten van de ACS-instanties die hetzij autonoom zijn, hetzij worden ontwikkeld tezamen met gelijksoortige instanties uit de Gemeenschap, die hun kennis en ervaring, hun technologische en organisatorische capaciteiten of hun financiële middelen aan hun ACS-collega's ter beschikking stellen. 2. De gedecentraliseerde samenwerking stimuleert de inbreng door instanties uit de ACS-Staten en de Gemeenschap van financiële en technische middelen die een aanvulling vormen op het ontwikkelingswerk en werkt partnerschappen tussen deze instanties in de hand.Zij kan de gedecentraliseerde samenwerkingsactiviteiten met inachtneming van de in de artikelen 251 C, 251 D en 251 E gedefinieerde voorwaarden financieel en/of technisch steunen uit de middelen waarin de Overeenkomst voorziet. 3. De rol en de prerogatieven van de overheden van de ACS-Staten worden bij het organiseren van deze vorm van samenwerking geëerbiedigd. Artikel 251 C. - De gedecentraliseerde samenwerkingsactiviteiten kunnen worden gesteund met de financiële middelen van het indicatieve programma of met tegenwaardefondsen. De steun zal in de mate worden gegeven waarin hij nodig is voor een vruchtbare uitvoering van de voorgestelde acties, op voorwaarde dat de levensvatbaarheid daarvan overeenkomstig de bepalingen betreffende samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering werd vastgesteld. 2. De projecten of programma's die onder deze vorm van samenwerking vallen, kunnen al dan niet gerelateerd zijn aan programma's in de concentratiesectoren van de indicatieve programma's, maar kunnen ook een wijze zijn om de specifieke doelstellingen van het indicatieve programma te bereiken of het resultaat van initiatieven van gedecentraliseerde instanties. Artikel 252 D. - 1. In het kader van de gedecentraliseerde samenwerking uit te voeren projecten en programma's dienen door de ACS-Staten te worden goedgekeurd. Deze activiteiten worden gefinancierd met bijdragen van : a) het Fonds, in welk geval de bijdrage normaliter niet meer mag bedragen dan drie vierde van de totale kosten van elk project of programma en de 300 000 ecu niet mag overschrijden.De bijdrage van het Fonds wordt afgeboekt van de subsidies uit hoofde van het nationale of regionale indicatieve programma; b) de gedecentraliseerde samenwerkingsinstanties, mits de door hen ingebrachte financiële, technische, materiële en andere middelen normaliter niet minder bedragen dan 25 % van de geraamde kosten van het project of programma;en c) bij uitzondering, de betrokken ACS-Staat, via een financiële bijdrage, de beschikbaarstelling van infrastructuurvoorzieningen of de verlening van diensten.2. Voor de in het kader van de gedecentraliseerde samenwerking gefinancierde projecten en programma's gelden de procedures die zijn vastgesteld in hoofdstuk 5 van deze titel, met name in artikel 290. Artikel 251 E. - Naast de aan de gedecentraliseerde samenwerkingsinstanties in deze afdeling, in de artikelen 252 en 253 betreffende microprojecten, in artikel 278, lid 2, onder c), inzake projecten voor technische samenwerking, en in artikel 300 inzake spoedhulp geboden mogelijkheden, kunnen de ACS-Staten verzoeken om of instemmen met de deelneming van gedecentraliseerde samenwerkingsinstanties aan de tenuitvoerlegging van andere projecten en programma's van het Fonds, met name die welke in eigen beheer worden uitgevoerd in overeenstemming met artikel 299 en andere toepasselijke bepalingen van de Overeenkomst. » 53. Aan artikel 254 wordt het volgende lid 3 toegevoegd. « 3. Wanneer de uit hoofde van dit artikel voor een activiteit verstrekte financiële middelen onvoldoende zijn om aan de noodsituatie het hoofd te bieden, kan een deel van de middelen van het nationale indicatieve programma, die als gevolg van het onvermogen van de betrokken ACS-Staat om zijn indicatieve programma te ondertekenen of uit te voeren niet zijn vastgelegd, op verzoek van de betrokken ACS-Staat of van de ACS-Staten ten behoeve van de betrokken ACS-Staat of door de Gemeenschap na voorafgaand overleg met de ACS-Staten, ten behoeve van de bevolking worden gebruikt voor spoedhulp, humanitaire bijstand of rehabilitatiesteun na de urgentiefase. » 54. Aan artikel 274 wordt het volgende lid 3 toegevoegd : « 3.Voor de toepassing van hoofdstuk 5, afdeling 5, van deze titel omvatten « ondernemingen van de Lid-Staten » ondernemingen van de LGO. » 55. Artikel 281 wordt vervangen door : « Artikel 281.- 1. Bij de aanvang van de periode waarin het Tweede Financieel Protocol van toepassing is : a) geeft de Gemeenschap iedere ACS-Staat een duidelijke indicatie van alle indicatieve programmeerbare financiële middelen waarover hij gedurende deze periode kan beschikken en deelt zij alle andere nuttige informatie mee;b) wordt elke ACS-Staat die in aanmerking komt voor de specifieke middelen bestemd voor structurele aanpassingssteun overeenkomstig artikel 246, in kennis gesteld van het hem toekomende geraamde bedrag van de eerste tranche;c) ontvangt iedere ACS-Staat van de Bank een globale indicatie van de eigen middelen van de Bank en de risicokapitaalmiddelen waarvoor hij gedurende deze periode in aanmerking kan komen.2. Na ontvangst van de in lid 1 vermelde informatie wordt door elke ACS-Staat basis van en overeenkomstig zijn ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten een ontwerp van een indicatief programma opgesteld en bij de Gemeenschap ingediend, omvattende : a) de prioritaire ontwikkelingsdoelstellingen van de betrokken ACS-Staat op nationaal en, regionaal niveau;6) de concentratiesector of -sectoren waarop de steun moet worden toegespitst, waarbij de nadruk valt op leniging van de armoede en duurzame ontwikkeling en de daartoe in te zetten middelen;c) voorstellen voor ontwikkeling van de particuliere en/of de industriële sector waarvoor volgens de ACS-Staat risicodragend kapitaal en andere beschikbare middelen kunnen worden gebruikt;d) de meest adequate maatregelen en activiteiten voor het verwezenlijken van de doelstellingen in de geïdentificeerde concentratiesector(en) of, wanneer deze activiteiten niet voldoende welomlijnd zijn, de hoofdlijnen van de programma's ter ondersteuning van het beleid dat de ACS-Staat in de geïdentificeerde concentratiesectoren voert;e) in voorkomend geval, voorstellen voor het beheer van het indicatieve programma en de overeenkomstig artikel 224, onder i), vereiste steun;f) de voor projecten en programma's buiten de concentratiesector(en) gereserveerde middelen, de hoofdlijnen van de elementen voor de in artikel 290 bedoelde meerjaren-programma's, alsmede een indicatie van de voor elk van deze elementen in te zetten middelen;g) waar mogelijk, de specifieke en duidelijk geïdentificeerde nationale projecten en actieprogramma's, met name die welke een voortzetting vormen van reeds lopende projecten en actieprogramma's;h) in voorkomend geval, een niet voor de concentratiesector bestemd beperkt gedeelte van de programmeerbare middelen dat de ACS-Staat voorstelt ter ondersteuning van structurele aanpassing te gebruiken;i) alle voorstellen voor regionale projecten en programma's;j) een tijdschema voor de tenuitvoerlegging van het indicatieve programma, inclusief betalingsverplichtingen en betalingen;k) de voorzieningen ter dekking van eventuele reclamaties en van onverwachte stijgingen van kosten en uitgaven.» 56. Artikel 282 wordt vervangen door : « Artikel 282.- 1. Over het ontwerp van indicatief programma wordt van gedachten gewisseld door de betrokken ACS-Staat en de Gemeenschap, die naar behoren rekening houdt met de nationale behoeften van de ACS-Staat en zijn soevereine recht om de eigen strategieën, prioriteiten en ontwikkelingsmodellen alsmede zijn macro-economische en sectoriële beleid vast te stellen. 2. Het indicatieve programma wordt in onderling overleg tussen de Gemeenschap en de betrokken ACS-Staat vastgesteld aan de hand van het ontwerp van indicatief programma dat door deze Staat is voorgesteld en met inachtneming van de in de artikelen 3 en 4 uiteengezette beginselen, en is zowel voor de Gemeenschap als voor deze Staat bindend zodra het is aangenomen.Er worden met name in aangegeven alle in artikel 281 lid 2, vermelde elementen en een bedrag van 70 % van de indicatieve toewijzing vertegenwoordigt, behalve voor die ACS-Staten voor welke de omvang van het indicatieve bedrag of de concentratie van het indicatieve programma op één enkel project afzonderlijke toewijzingen niet rechtvaardigt. 3. In het indicatieve wordt de nodige soepelheid ingebouwd om ervoor te zorgen dat de activiteiten voortdurend beantwoorden aan de doelstellingen en om rekening te houden met eventuele veranderingen in de economische situatie, de prioriteiten en de doelstellingen van de betrokken ACS-Staat.Het kan op verzoek van de betrokken ACS-Staat worden herzien. Het moet worden herzien wanneer de betrokken ACS-Staat bij de tenuitvoerlegging van het programma een hoog niveau van betalingsverplichtingen heeft bereikt en in elk geval uiterlijk drie jaar na de datum waarop het Tweede Financieel Protocol van kracht is geworden. 4. Aan het einde van de in lid 3 bedoelde herziening kunnen de voor de tenuitvoerlegging van het indicatieve programma vereiste middelen worden toegewezen, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met : a) de indicatieve toewijzing : b) de voortgang geboekt met de tenuitvoerlegging van de in artikel 281, lid 2, vermelde elementen van het programma en het overeengekomen tijdschema van betalingsverplichtingen en betalingen in het licht van het jaarlijks verslag van het delegatiehoofd en de nationale ordonnateur, als bedoeld in artikel 284, lid 3;c) de staat van voorbereiding van de activiteiten die de ACS-Staat in het kader van de tweede fase van het indicatieve programma voornemens is te ontplooien;en d) de specifieke situatie van de betrokken ACS-Staat.5. Na de in de leden 3 en 4 vermelde herziening en in elk geval uiterlijk aan het einde van de looptijd van het Tweede Financieel Protocol worden alle niet toegewezen middelen die nog van de programmeerbare middelen resteren, gebruikt voor de financiering van activiteiten die vallen onder het toepassingsgebied van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, met name activiteiten die betrekking hebben op programmeerbare steun, behalve indien door de Raad van Ministers anders wordt besloten.» 57. Artikel 283 wordt vervangen door : « Artikel 283.- De Gemeenschap en de betrokken ACS-Staat nemen alle maatregelen die noodzakelijk zijn om te zorgen dat het indicatieve programma zo spoedig mogelijk wordt aangenomen en wel, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, binnen twaalf maanden na de ondertekening van het Tweede Financieel Protocol. » 58. Artikel 284 wordt vervangen door : « Artikel 284.- 1. Afgezien van de financiële middelen voor spoedhulp, rentesubsidies en regionale samenwerking bestaat de programmeerbare steun uit subsidies. 2. Om rekening re houden met de economische en financiële moeilijkheden van de in artikel 330 vermelde minst ontwikkelde landen wordt 50 % van het risicodragend kapitaal globaal aan deze landen toegewezen.Voorts wordt ten minste 50 % van de risicokapitaalmiddelen gebruikt ter ondersteuning van ACS-Staten die actief maatregelen ter ondersteuning van investeringen in de particuliere sector onderschrijven en ten uitvoer leggen. 3. De nationale ordonnateur en het delegatiehoofd maken binnen 90 dagen na het einde van elk kalenderjaar een verslag over de tenuitvoerlegging van het indicatieve programma op dat zij voorleggen aan het Comité voor Samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering.Zij treffen tevens de nodige maatregelen om erop toe te zien dat het bij de programmering overeengekomen tijdschema voor de betalingsverplichtingen en de betalingen in acht wordt genomen, stellen de oorzaken van de bij de tenuitvoerlegging opgetreden vertragingen vast en stellen de nodige maatregelen voor om dit euvel te verhelpen. Het Comité bestudeert de verslagen overeenkomstig zijn taken en bevoegdheden krachtens de Overeenkomst. » 59. Aan artikel 287, lid 2, wordt het volgende punt i) toegevoegd : « i) verenigbaarheid met het handelsbeleid en de programma's voor handelsontwikkeling van de ACS-Staten en effect op hun concurrentievermogen op de binnenlandse, regionale, internationale en Gemeenschapsmarkten.» 60. Artikel 290 wordt vervangen door : « Artikel 290.- 1. Ter bespoediging van de procedures en in afwijking van de artikelen 288 en 289 kunnen financieringsbesluiten betrekking hebben op meerjarenprogramma's wanneer het gaat om de financiering van : a) opleiding;b) gedecentraliseerde activiteiten;c) microprojecten;d) handelsbevordering en -ontwikkeling;e) maatregelenpaketten van beperkte omvang voor een bepaalde sector;f) steun voor project/programmabeheer;g) technische samenwerking.2. In de in lid 1 genoemde gevallen kan de betrokken ACS-Staat het delegatiehoofd een meerjarenprogramma voorleggen met de hoofdlijnen, de geplande activiteiten en de voorgestelde financiële verplichtingen : a) Het financieringsbesluit voor elk meerjarenprogramma wordt genomen door de hoofdordonnateur.De brief van de hoofdordonnateur aan de nationale ordonnateur waarin dit besluit wordt meegedeeld, is de financieringsovereenkomst in de zin van artikel 291. b) In het kader van de aldus goedgekeurde meerjarenprogramma's voert de nationale ordonnateur of, in voorkomend geval, de gedecentraliseerde samenwerkingsinstantie, aan wie voor dit doel taken werden gedelegeerd, of enige andere in aanmerking komende begunstigde iedere maatregel uit overeenkomstig de bepalingen van de Overeenkomst en de hierboven bedoelde financieringsovereenkomst.Wanneer de uitvoering wordt verricht door gedecentraliseerde samenwerkingsinstanties of andere in aanmerking komende begunstigden, behouden de nationale ordonnateur en het delegatiehoofd de financiële verantwoordelijkheid en houden zij regelmatig toezicht op de activiteiten ten einde hen in staar te stellen om onder meer hun verplichtingen overeenkomstig lid 3 na te komen. 3. Aan het eind van elk jaar zendt de nationale ordonnateur de Commissie een verslag toe over de tenuitvoerlegging van de meerjarenprogramma's, dat is opgesteld in overleg met het delegatiehoofd.» 61. In artikel 294, lid 1, onder a) worden de punten i), ii), en iii) vervangen door : « i) voor alle natuurlijke personen, vennootschappen of ondernemingen, organen van de overheid of organen met overheidsdeelneming van de ACS-Staten en de Lid-Staten; ii) voor coöperaties en andere publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van vennootschappen zonder winstoogmerk uit de Lid-Staten en/of de ACS-Staten; iii) voor alle gemeenschappelijke ondernemingen of combinaties van die ondernemingen of die vennootschappen uit de ACS-Staten en/of de Lid-Staten. » 62. In artikel 296 wordt lid 1, onder b) vervangen door : « b) het concurrentievermogen van de aannemers, leveranciers en adviseurs uit de Lid-Staten en de ACS-Staten;» 63. In artikel 316 wordt lid 1 vervangen door : « 1.De Commissie wordt in elke ACS-Staat of in elke regionale groep die daarom uitdrukkelijk verzoekt, vertegenwoordigd door een delegatie onder leiding van een delegatiehoofd, wiens aanstelling door de betrokken ACS-Staat of ACS-Staten is goedgekeurd. » 64. In artikel 317 - wordt de volgende nieuwe alinea als eerste alinea ingevoegd : « Het delegatiehoofd vertegenwoordigt de Commissie op alle domeinen die onder haar bevoegdheid vallen en in al haar activiteiten.» - wordt de aanhef van de tweede alinea vervangen door : « In het bijzonder met betrekking tot de samenwerking ontvangt het delegatiehoofd de nodige instructies en bevoegdheden voor een vlot verloop van de voorbereiding, het onderzoek en de uitvoering van de projecten en programma's en krijgt daarbij de nodige steun. Met het oog daarop heeft het delegatiehoofd, in nauwe samenwerking met de nationale ordonnateur, de volgende taken : » 64bis. In artikel 331, punt 10, wordt na het eerste streepje het volgende streepje ingevoegd : - Artikel 194, lid 5. 64ter. Aan artikel 331, punt 12, wordt het volgende streepje toegevoegd : - Artikel 284, lid 2. 64quater. In artikel 334, punt 9, wordt vóór het eerste streepje het volgende streepje ingevoegd : - Artikel 194, lid 5. 64quinquies. In artikel 337, punt 9, wordt vóór het eerste streepje het volgende streepje ingevoegd : - Artikel 194, lid 5.

F. VIJFDE DEEL - SLOTBEPALINGEN 65. Artikel 364 wordt vervangen door : « Artikel 364.- Indien de onderhandelingen met Zuid-Afrika vóór de inwerkingtreding van de bepalingen tot wijziging van de Overeenkomst overeenkomstig artikel 366, lid 2, leiden tot een akkoord over zijn toetreding tot de Overeenkomst, dan handelt de Raad van Ministers, niettegenstaande de in artikel 363 genoemde toetredingsvoorwaarden, overeenkomstig de uitkomst van die onderhandelingen en neemt hij een besluit over de modaliteiten en voorwaarden van de toetreding van die Staat, met inachtneming van de specifieke kenmerken van Zuid-Afrika.

Deze modaliteiten en voorwaarden zullen worden vermeld in een speciaal protocol dat een integrerend onderdeel van de Overeenkomst zal vormen.

In geval van een positief besluit wordt Zuid-Afrika opgenomen bij de Staten die de Overeenkomst hebben ondertekend, zonder dat daarvoor verdere bekrachtiging door de partijen bij de Overeenkomst is vereist.

In het Besluit van de Raad van Ministers wordt de datum vermeld waarop de toetreding van kracht wordt. » 66. Het volgende artikel 364bis wordt ingevoegd : « Artikel 364bis.- 1. Mocht Somalië om toetreding tot de Overeenkomst verzoeken dan zal de Raad van Ministers dat verzoek behandelen en een besluit nemen over de toetreding van die Staat. 2. Indien de Raad van Ministers een positief besluit bereikt vóór de inwerkingtreding van de bepalingen tot wijziging van de Overeenkomst dan wordt Somalië opgenomen bij de Staten die de Overeenkomst hebben ondertekend op dezelfde voet als de andere partijen bij de Overeenkomst.3. Indien de Raad van Ministers een positief besluit bereikt na de inwerkingtreding van de bepalingen tot wijziging van de Overeenkomst dan wordt de Overeenkomst, zoals gewijzigd, voor Somalië effectief van kracht op de eerste dag na die waarop Somalië zijn bekrachtigingsinstrumenten neerlegt.In het belang van die Staat kan de Raad van Ministers echter in zijn besluit bepalen dat sommige in de Overeenkomst vastgestelde rechten en verplichtingen voor Somalië op een andere datum van toepassing worden. » 67. Het volgende artikel 366bis wordt ingevoegd : « Artikel 366bis.- 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de term « partij » verstaan de Gemeenschap en de Lid-Staten van de Europese Unie enerzijds, en iedere ACS-Staat anderzijds. 2. Indien een partij van mening is dat een andere partij een verplichting met betrekking tot een van de in artikel 5 genoemde essentiële onderdelen niet is nagekomen, verzoekt zij de betrokken partij, behoudens in geval van bijzondere urgentie, om overleg re plegen teneinde de situatie nader te bezien en zo nodig recht te zetten. Voor zulk overleg, en om een oplossing te vinden : - wordt de Gemeenschap vertegenwoordigd door haar voorzitterschap, bijgestaan door de Lid-Staat die als vorige het voorzitterschap heeft bekleed en de Lid-Staat die als volgende het voorzitterschap zal bekleden, tezamen met de Commissie; - worden de ACS-Staten vertegenwoordigd door de ACS-Staat die het co-voorzitterschap bekleedt, bijgestaan door de ACS-Staten die het voorgaande en het volgende co-voorzitterschap bekleden. Aan het overleg wordt eveneens deelgenomen door twee door de betrokken partij aangewezen andere leden van de ACS-Raad van Ministers.

Het overleg begint uiterlijk vijftien dagen na het verzoek en duurt als regel niet langer dan dertig dagen. 3. De partij die niet-nakoming van een verplichting heeft gesteld kan bij het verstrijken van de in lid 2, derde alinea, genoemde termijn, indien ondanks alle inspanningen geen oplossing is gevonden, of onmiddellijk, in geval van urgentie of weigering van overleg, passende maatregelen nemen, waaronder indien nodig gehele of gedeeltelijke schorsing van de toepassing van de Overeenkomst ten aanzien van de betrokken partij.Tot schorsing zal pas in laatste instantie worden overgegaan.

De betrokken partij wordt van elke dergeljke maatregel vooraf in kennis gesteld; de maatregel wordt ingetrokken zodra de redenen ervoor hebben opgehouden te bestaan. » G. TWEEDE FINANCIEEL PROTOCOL 68. Het onderstaande Tweede Financieel Protocol is van toepassing tijdens de tweede periode van vijf jaar die door de Overeenkomst wordt bestreken « TWEEDE FINANCIEEL PROTOCOL Artikel 1 1.Voor de in deel III, titel II, hoofdstukken 1 en 3, en titel III van de Overeenkomst vermelde doeleinden beloopt het totale bedrag van de financiële steun van de Gemeenschap over een periode van vijf jaar te rekenen vanaf 1 maart 1995, 14 625 miljoen ecu.

Dit totale bedrag omvat : a) een bedrag van 12 967 miljoen ecu uit hoofde van het Europees Ontwikkelingsfonds, waarvan 292 miljoen ecu afkomstig is van niet toegekende of niet-besteedbare middelen die uit de voorgaande Fondsen zijn getransfereerd.Dit bedrag wordt als volgt verdeeld : i) voor de in de artikelen 220, 221 en 224 genoemde doeleinden : 9 592 miljoen ecu in de vorm van subsidies, waarvan 1 400 miljoen ecu voor steun voor structurele aanpassing, welke overeenkomstig artikel 281, lid 2, onder e), kunnen worden aangevuld in het kader van de ontwikkelingshulp op lange termijn; ii) voor de in de artikelen 220, 221 en 224 genoemde doeleinden : 1 000 miljoen ecu in de vorm van risicodragend kapitaal; iii) voor de in de artikelen 186 tot en met 212 genoemde doeleinden : 1 800 miljoen ecu in de vorm van transfers ter stabilisatie van de exportopbrengsten; iv) voor de in de artikelen 214 tot en met 219 genoemde doeleinden : 575 miljoen ecu in de vorm van subsidies uit hoofde van SYSMIN; b) voor de in de artikelen 220, 221 en 224 genoemde doeleinden : 1 658 miljoen ecu in de vorm van leningen van de Bank uit eigen middelen overeenkomstig de in haar statuten neergelegde voorwaarden.Voor deze leningen gelden de bepalingen van artikel 235 inzake rentesubsidies. 2. De Bank beheert de uit eigen middelen verstrekte leningen, met inbegrip van de rentesubsidies, alsmede het risicodragend kapitaal. Alle andere financieringsmiddelen uit hoofde van de Overeenkomst worden door de Commissie beheerd.

Artikel 2 Ter financiering van de in de artikelen 254 en 255 van de Overeenkomst bedoelde steun : a) wordt een speciale toewijzing van 260 miljoen ecu gevormd in het kader van het in artikel 1, onder a), i), bedoelde bedrag, waarvan 140 miljoen ecu voor de in artikel 254 bedoelde hulp en 120 miljoen ecu voor de in artikel 255 bedoelde hulp;b) kunnen, ingeval de in een van bovengenoemde artikelen bedoelde speciale toewijzing is uitgeput voordat dit Financieel Protocol afloopt, kredieten uit hoofde van het andere artikel worden getransfereerd;c) worden bij het verstrijken van de geldigheidsduur van dit Financieel Protocol de niet vastgelegde kredieten voor spoedhulp en hulp aan vluchtelingen, repatrianten en ontheemden teruggestort in het Fonds met het oog op de financiering van andere maatregelen op het gebied van de samenwerking inzake de ontwikkelingsfinanciering, tenzij de Raad van Ministers anders beslist;d) ingeval de speciale toewijzing is uitgeput voordat dit Financieel Protocol afloopt en met inachtneming van andere middelen waarvoor de ACS-Staten voor dezelfde doeleinden in aanmerking kunnen komen, nemen de ACS-Staten en de Gemeenschap, in de bevoegde gezamenlijke instellingen, passende maatregelen om voor de in de artikelen 254 en 255 bedoelde situaties een oplossing te vinden. Artikel 3 1. Van de uit hoofde van artikel 1, onder a), i), beschikbare subsidies wordt een bedrag van 1300 miljoen ecu gereserveerd voor de financiering van regionale projecten en programma's van de ACS-Staten.2. Uit de uit hoofde van dit artikel toegewezen bedragen, draagt de Gemeenschap het volgende bij : i) in de vorm van een afzonderlijke toewijzing, een bedrag van ten hoogste 73 miljoen ecu aan de financiering van de begroting van het Centrum voor Industriële Ontwikkeling; ii) een bedrag van ten hoogste 4 miljoen ecu aan de in bijlage LXVIII genoemde doeleinden; iii) een indicatief bedrag van 85 miljoen ecu aan de financiering van de in artikel 138 bepaalde regionale programma's voor de ontwikkeling van de handel; iv) een bedrag van 80 miljoen ecu voor de in artikel 224, punt m), bepaalde stimulerende financiering van institutionele steun. 3. De Bank kan deze middelen aanvullen uit de door haar beheerde middelen door bij te dragen aan de financiering van regionale projecten en programma's. Artikel 4 Het eventueel in het Fonds resterende bedrag dat aan het einde van het laatste jaar van toepassing van dit Financieel Protocol niet is vastgelegd of betaald, wordt volledig gebruikt, onder dezelfde voorwaarden als de in de Overeenkomst neergelegde. » H. PROTOCOL NR. 1 - BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP « PRODUKTEN VAN OORSPRONG » EN DE METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING 69. In Protocol nr.1, titel 1, artikel 5, wordt « 10 % » vervangen door « 15 % ». 70. In Protocol nr.1, titel 1, artikel 6, wordt het volgende lid 5 toegevoegd : « 5. Op verzoek van de ACS-Staten worden producten van oorsprong uit een tot een coherente geografische eenheid behorend aangrenzend ontwikkelingsland dat geen ACS-Staat is, beschouwd van oorsprong te zijn uit de ACS-Staat waar ze een verdere be- of verwerking ondergaan, mits : - de in de ACS-Staat uitgevoerde be- of verwerking meer inhoudt dan de in artikel 3, lid 3, genoemde handelingen. Voorts moeten onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem ingedeelde producten in de ACS-Staat ten minste een be- of verwerking ondergaan ten gevolge waarvan het verkregen product onder een andere post van het geharmoniseerd systeem wordt ingedeeld dan de producten van oorsprong uit het niet-ACS-ontwikkelingsland. Voor de in bijlage X bij dit Protocol vermelde producten gelden uitsluitend de specifieke, in kolom 3 van die bijlage genoemde be- of verwerkingen, ongeacht het feit of het verkregen product onder een andere post wordt ingedeeld, - de ACS-Staten, de Gemeenschap en de andere betrokken landen een overeenkomst over deugdelijke administratieve procedures hebben gesloten ten einde erop te kunnen toezien dat dit lid correct wordt toegepast.

Dit lid is niet van toepassing op tonijnconserven die zijn ingedeeld in hoofdstuk 3 of hoofdstuk 16 van het geharmoniseerd systeem, op rijstproducten van GN-code 1006 en op de in bijlage XI bij dit Protocol vermelde textielproducten.

Om te bepalen of producten van oorsprong zijn uit het ontwikkelingsland dat geen ACS-Staat is, zal dit Protocol van toepassing zijn.

De ACS-EG-Raad van Ministers beschikt over verzoeken van ACS-Staten op grond van een verslag van het bij artikel 30 ingestelde ACS-EG Comité voor douanesamenwerking. » 71. In Protocol nr.1, titel II, artikel 21, lid 1, wordt « 2 820 ecu » vervangen door « 3 140 ecu » en in lid 2 wordt « 30 april 1991 » vervangen door « 30 april 1997 » en « 1 oktober 1988 » door « 1 oktober 1994 ». 72. In Protocol nr.1, titel II, artikel 22, lid 2, worden « 200 ecu » en « 565 ecu » vervangen door respectievelijk « 230 ecu » en « 630 ecu ». 73. In Protocol nr.1, titel III, artikel 31, lid 8, wordt de eerste alinea vervangen door : « 8. De afwijkingen voor tonijnconserven en tonijnzijden worden op verzoek automatisch verleend binnen de grenzen van een jaarlijks contingent van 4 000 ton voor tonijnconserven en van 500 ton voor tonijnzijden. » 74. Protocol 1, titel IV, wordt vervangen door : « TITEL IV Ceuta en Melilla Artikel 32 Bijzondere voorwaarden De in dit Protocol gebruikte term « Gemeenschap » omvat niet Ceuta en Melilla.De uitdrukking « producten van oorsprong uit de Gemeenschap » omvat niet de producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla. 2. Dit Protocol is mutatis mutandis van toepassing om te bepalen of in Ceuta en Melilla ingevoerde producten beschouwd kunnen worden als zijnde van oorsprong uit de ACS-Staten.3. Wanneer geheel en al in Ceuta en Melilla, in de LGO of in de Gemeenschap verkregen producten be- of verwerkingen ondergaan in de ACS-Staten, worden zij geacht geheel en al in de ACS-Staten te zijn verkregen.4. De in Ceuta en Melilla, in de LGO of in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen worden geacht te zijn verricht in de ACS-Staten wanneer de verkregen producten later be- of verwerkingen ondergaan in de ACS-Staten.5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 worden de in artikel 3, lid 3, onder a), b), c) en d), genoemde ontoereikende behandelingen niet als bewerkingen of verwerkingen beschouwd.6. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.» 75. In Protocol nr.1 worden aan het eind de volgende bijlagen X en XI ingevoegd : « BIJLAGE X Be- of verwerking van textielmaterialen van oorsprong uit in artikel 6, lid 5, van dit protocol bedoelde ontwikkelingslanden die het karakter van product van oorsprong uit een ACS-land verlenen Textielstoffen en textielwaren die onder afdeling XI zijn ingedeeld Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) De term « voorgebleekt » die in de lijst van bijlage 10 wordt gebruikt om het stadium van bewerking aan te geven dat vereist is bij het gebruik van bepaalde materialen die niet van oorsprong zijn, is van toepassing op bepaalde garens, weefsels en brei- of haakwerk aan het stuk die na het spinnen of weven alleen maar zijn gewassen. Voorgebleekte producten bevinden zich in een vroeger productiestadium dan gebleekte producten die een aantal behandelingen in baden met bleekmiddelen hebben ondergaan (oxydanten zoals waterstofperoxyde en krimpmiddelen). (2) Om als een be- of verwerking te worden beschouwd die de oorsprong verleent, dient het thermodrukken gepaard te gaan met het bedrukken van het transferpapier.(3) De termen « gëimpregreerd, bekekt of met inlagen » omvat niet de bewerkingen die uitsluitend ten doel hebben de weefsels samen te voegen.(4) De term « volledige confectie » in de lijst van bijlage 10 houdt in dat alle bewerkingen na het snijden van de weefsels of het direct in vorm verkrijgen van het brei- en haakwerk dienen te worden verricht.Het feit dat één of meer eindbewerkingen niet werden verricht, betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat de confectie niet als volledig kan worden beschouwd.

Voorbeelden van eindbewerkingen zijn : - het bevestigen van knopen en/of andere sluitsystemen; - het vervaardigen van knoopsgaten; - het zomen van broeken, mouwen, jurken en rokken; - het aanbrengen van garnituren en toebehoren zoals zakken, etiketten, insignes, enz.; - het strijken en het op andere wijze klaarmaken van kledingstukken voor de verkoop als confectie.

Opmerkingen betreffende de eindbewerkingen - Bijzondere gevallen.

Bij bepaalde productieprocédés kunnen de eindbewerkingen van een dusdanige betekenis zijn, met name in het geval van een combinatie van eindbewerkingen, dat ze niet meer als een simpele eindbewerking kunnen worden beschouwd.

In dergelijke gevallen wordt confectie die deze bewerkingen nog niet heeft ondergaan niet als volledig beschouwd.

Bijlage XI Textielproducten waarop de cumulatieprocedure met sommige in artikel 6, lid 5, van dit Protocol bedoelde ontwikkelingslanden niet van toepassing is Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1. PROTOCOL NR.7 BETREFFENDE RUND- EN KALFSVLEES 76. In Protocol nr.7 worden de artikelen 1, 2 en 4 vervangen door : «

Artikel 1.Binnen de in artikel 2 vastgestelde grenzen worden de invoerrechten, andere dan douanerechten, op rund- en kalfsvlees van oorsprong uit de ACS-Staten met 92 % verlaagd.

Artikel 2.Onverminderd artikel 4 is de in artikel 1 genoemde verlaging van de invoerrechten per kalenderjaar en per land van toepassing op de onderstaande hoeveelheden ontbeend vlees : Botswana : 18 916 ton;

Kenia : 142 ton;

Madagascar : 7 579 ton;

Swaziland : 3 363 ton;

Zimbabwe : 9100 ton;

Namibië : 13 000 ton.

Artikel 4.Indien een van de in artikel 2 genoemde ACS-Staten in een bepaald jaar niet bij machte is de totale toegestane hoeveelheid te leveren en niet in aanmerking wenst te komen voor de in artikel 3 bedoelde maatregelen, kan de Commissie het ontbrekende quantum over de andere betrokken ACS-Staten verdelen. In dat geval stellen de betrokken ACS-Staten de Commissie elk jaar, uiterlijk op 1 september, de ACS-Staat of ACS-Staten voor die bij machte zijn de nieuwe extra hoeveelheid te leveren, onder vermelding van de ACS-Staat die niet bij machte is het totale hem toegewezen quantum te leveren, met dien verstande dat deze nieuwe tijdelijke toewijzing de aanvankelijke hoeveelheden niet mag wijzigen.

De Commissie verzekert dat uiterlijk op 1 december een besluit wordt genomen. » J. PROTOCOL NR. 10 BETREFFENDE DUURZAAM BOSBEHEER 77. Het volgende Protocol nr.10 wordt toegevoegd : « PROTOCOL Nr. 10 betreffende duurzaam bosbeheer 1. De Gemeenschap en de ACS-Staten erkennen het belang van en de behoefte aan rationeel bosbeheer met het oog op het op lange termijn verzekeren van een duurzame exploitatie van de bossen in de ACS-Staten in overeenstemming met de Beginselverklaring van Rio over het milieu en de ontwikkeling met inbegrip van de juridisch niet-bindende beginselen inzake bossen, de Kaderovereenkomst van de VN betreffende klimaatverandering en de Verdragen inzake biologische diversiteit en woestijnvorming.2. Er wordt bijzondere prioriteit verleend aan maatregelen ter ondersteuning en aanmoediging van de inspanningen van de ACS-Staten en hun organisaties om hun bosbestanden te beschermen, te herstellen en duurzaam te exploiteren, met inbegrip van die welke op het bestrijden van woestijnvorming betrekking hebben.3. De Gemeenschap en de ACS-Staten spitsen hun inspanningen toe op maatregelen ter bevordering van : a) de instandhouding van bedreigde tropische bossen en hun biologische diversiteit, alsmede de regeneratie van beschadigde tropische bossen, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van de plaatselijke bevolking en het belang dat zij heeft bij een duurzaam gebruik van bosproducten, de verschillende activiteiten en factoren die oorzaak zijn van ontbossing, de noodzaak de plaatselijke bevolking bij het kiezen, plannen en uitvoeren van maatregelen te betrekken, de verschillen tussen de landen en regio's en de maatregelen om deze problemen aan te pakken;b) de aanleg van bufferzones ter ondersteuning van de instandhouding, de verjonging en de duurzame exploitatie van tropische bossen, als onderdeel van een ruimer grondgebruiksplan;c) een duurzaam beheer van de bossen die voor de productie van timmerhout en andere daaruit vervaardigde producten zijn aangewezen, zodat tegen het jaar 2000 en op basis van passende plannen voor het beheer die producten uit hernieuwbare bestanden worden verkregen, met een bijzondere voorkeur voor op de gemeenschap gebaseerde, kleinschalige bosbouw;d) het op gang en tot ontwikkeling brengen van plaatselijk aangepaste herbebossings- en bosbeheersactiviteiten evenals het herstellen van de vruchtbaarheid van gedegradeerde bosgrond, vooral in het kader van nationale en regionale campagnes ter bestrijding van woestijnvorming;e) de institutionele opbouw in de bosbouwsector met nadruk op capaciteitsuitbreiding om te kunnen voorzien in de behoefte aan opleidingsprogramma's voor de plaatselijke bevolking, bosbeheerders en onderzoekers, aan wetgeving, aan een groter politiek en maatschappelijk draagvlak, aan de versterking van de instellingen en aan organisaties en verenigingen die zich met bosbouwactiviteiten bezighouden;f) het uitwerken en uitvoeren van actieprogramma's op lokaal, nationaal en regionaal niveau voor het verbeteren van het beheer, de bescherming en de duurzame exploitatie van bossen, rekening houdend met de oorzaken van ontbossing binnen en buiten de bosbouwsector;g) de invoering van een strategisch en adaptief researchbeleid gericht op het verschaffen van de kennis en planningbekwaamheid die nodig zijn voor het in stand houden en duurzaam beheren van bossen alsmede voor het opzetten van projecten en programma's begeleidende onderzoeksactiviteiten.4. Gezien het belang van hout en houtproducten voor de economieën van de ACS-Staten concentreren de Gemeenschap en de ACS-Staten zich in het kader van bovenomschreven soorten maatregelen op : a) het verbeteren van de handel en de afzet van hout uit bossen ten aanzien waarvan duurzame exploitatiemethoden worden toegepast;b) steun voor het uitwerken en opzetten van certificatiesystemen voor hout uit tropische bossen met inachtneming van de beginselen inzake duurzaam beheer, als onderdeel van de overwogen internationaal geharmoniseerde certificatiesystemen voor alle soorten hout en houtproducten;c) steunmaatregelen gericht op het vergroten van het aandeel van tropisch hout en producten van tropisch hout uit bossen ten aanzien waarvan duurzame exploitatiemethoden worden toegepast, in de totale productie van deze sector in de ACS-Staten, ten einde de economische ontwikkeling en industrialisatie in deze Staten aan te moedigen, en de werkgelegenheidsvooruitzichten en exportinkomsten te vergroten;d) het bevorderen en diversificeren van de internationale handel in tropisch hout uit bestanden waarvan de duurzaamheid het gevolg is van een verbetering van de structurele kenmerken van de internationale markten en de toepassing van prijzen die in overeenstemming met de kosten van een duurzaam beheer van de bossen en terzelfdertijd renderend voor en eerlijk ten opzichte van beide partijen zijn;e) steun voor het in de ACS-Staten uitwerken van nationale beleidslijnen gericht op de duurzame exploitatie en de bescherming van tropisch hout producerende bossen en hun genetische rijkdom evenals het in het kader van de handel in tropisch hout in stand houden van een ecologisch evenwicht in de betrokken regio's;f) het bevorderen van de toegang tot en de overdracht van technologie evenals van technische samenwerking met het oog op verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.5. Gezien bovendien het belang van tropisch hout voor de economieën van de ACS-Staten met productiebossen, de noodzaak om in vele ACS-Staten een eind te maken aan de woestijnvorming, en de extra kosten die de voordelen van bosbescherming en ontwikkeling met zich brengen, verleent de Gemeenschap steun voor bovenomschreven activiteiten.Afgezien van de voor de nationale indicatieve programma's, de regionale indicatieve programma's of bepaalde activiteiten in om het even welke ACS-Staat bestemde middelen en in overeenstemming met de desbetreffende voorschriften, gebruikt de Gemeenschap de voor dit doel beschikbare begrotingsmiddelen. » K. SLOTAKTE 78. In de Slotakte wordt de volgende bijlage III A ingevoegd : « Bijlage III A Verklaring van de Gemeenschap betreffende artikel 4 Bij haar ondersteuning van de ontwikkelingsstrategieën van de ACS-Staten zal de Gemeenschap bij haar dialoog met de ACS-Staten rekening houden met haar ontwikkelingsdoelstellingen en -prioriteiten, en in het bijzonder met de volgende aspecten : - duurzame economische en sociale ontwikkeling van ontwikkelingslanden, in het bijzonder de allerarmste : in verband hiermee zal bijzondere aandacht worden geschonken aan een verbetering van het menselijk potentieel en van het milieu; - soepele en geleidelijke opneming van deze landen in de wereldeconomie, met bijzondere nadruk op het inblazen van nieuw leven aan hun economieën via de bevordering van de particuliere sector; - vermindering van de armoede; - ontwikkeling en bestendiging van de democratie en de rechtsstaat en onderschrijving van het begrip mensenrechten en fundamentele vrijheden. » 79. In de Slotakte wordt bijlage XIV vervangen door : « Bijlage XIV Gemeenschappelijke verklaring ad artikel 91 : Centrum voor Industriële Ontwikkeling (CIO) 1.De partijen bij de Overeenkomst komen overeen dat, met betrekking tot de benoeming van de directeur en de adjunct-directeur van het CIO, het beginsel van de roulering tussen onderdanen van ACS-Staten en Lid-Staten van de Europese Unie wordt geïnstitutionaliseerd. 2. De roulering geschiedt om de vijf jaar, dat wil zeggen de maximumduur van de diensttijd van de directeur en de adjunct-directeur die door het Comité voor Industriële Samenwerking worden benoemd.3. Bij de benoeming van de directeur en de adjunct-directeur zullen de partijen bij de Overeenkomst met elkander overleg plegen over de voorstellen die elk der beide partijen voornemens is te doen, met inaanmerkingneming van het feit dat het CIO gemeenschappelijk is.4. Er wordt een Adviesraad van het CIO opgericht.De samenstelling en de werkwijze van deze raad worden in de statuten van het CIO vastgesteld. » 80. In de Slotakte wordt bijlage XXII vervangen door : « Bijlage XXII Gemeenschappelijke verklaring ad artikel 141 betreffende culturele en sociale samenwerking 1.Samenwerkingsprojecten en -programma's, welke worden voorgesteld door de ACS-EG-Stichting voor Culturele Samenwerking en andere in artikel 141 van de Overeenkomst bedoelde, gespecialiseerde instellingen kunnen onder de in artikel 140, lid 2, van de Overeenkomst gestelde voorwaarden, voor financiële hulp van de Gemeenschap in verband met de uitvoering daarvan in aanmerking komen. 2. Alle door de Gemeenschap verleende hulp is geheel bestemd voor de financiering van culturele en sociale samenwerkingsprojecten en -programma's.» 81. In de Slotakte wordt bijlage XL vervangen door : « Bijlage XL Gemeenschappelijke verklaring betreffende de in artikel 168, lid 2, onder a), ii) bedoelde landbouwproducten De partijen bij de Overeenkomst hebben er akte van genomen dat de Gemeenschap het voornemen heeft de in de bijlage vervatte maatregelen te treffen die op de datum van ondertekening van de Overeenkomst zijn neergelegd, teneinde de ACS-Staten de in artikel 168, lid 2, onder a), ii), bedoelde preferentiële behandeling voor bepaalde landbouwproducten en verwerkte producten te verlenen. Zij hebben er akte van genomen dat de Gemeenschap dienaangaande heeft verklaard dat zij alle maatregelen zal treffen om te waarborgen dat de betrokken landbouwverordeningen tijdig worden aangenomen en, voor zover mogelijk, tegelijk met de na de ondertekening van de Overeenkomst tot wijziging van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst toe te passen interimregeling in werking zullen treden.

Invoerregelingen van toepassing op de landbouwproducten en levensmiddelen van oorsprong uit de ACS-Staten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 82. In de Slotakte wordt bijlage XLVI vervangen door : « Bijlage XLVI Stabex Gemeenschappelijke verklaring ad de artikelen 210 en 211 Op grond van het besluit van de ACS-EG-Raad van Ministers van 21 mei 1992 te Kingston in Jamaica, en ten einde moeilijkheden in verband met een spoedige invoering en tenuitvoerlegging van de kaderregeling inzake wederzijdse verplichtingen te voorkomen, komen de partijen bij de Overeenkomst overeen in het kader van de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering alle geschikte middelen aan te wenden met inbegrip van voorlichtingsbijeenkomsten, passende technische bijstand, enz.» 83. In de Slotakte wordt bijlage LIV vervangen door : « Bijlage LIV Gemeenschappelijke verklaring ad artikel 294 De definitie van het begrip « producten van oorsprong » met het oog op de toepassing van artikel 294, wordt beoordeeld met verwijzing naar de desbetreffende internationale overeenkomsten.Met het oog op de toepassing van artikel 294 omvatten de leveringen van oorsprong uit de Gemeenschap ook leveringen van oorsprong uit de LGO. » 84. In de Slotakte wordt in punt 1 van bijlage LXVIII de volgende zinsnede geschrapt : « (met uitzondering van de algemene zittingen van de Paritaire Vergadering) ».85. Aan de Slotakte worden de volgende bijlagen LXXIX tot en met LXXXIX toegevoegd : « Bijlage LXXIX Gemeenschappelijke verklaring ad de artikelen 156, lid 4, 157, lid I en 158, lid 1, onder (d) en (h) betreffende regionale samenwerking De verwijzingen in deze artikelen naar de landen en gebieden overzee omvatten de Canarische Eilanden, de Azoren en Madeira. Bijlage LXXX Gemeenschappelijke verklaring betreffende overleg met en voorlichting van ontwikkelingsinstanties Om de gedecentraliseerde samenwerkingsinstanties rond projecten en programma's van het Fonds meer bij de gang van zaken te betrekken en om ervoor te zorgen dat er bij de opstelling en uitvoering van de indicatieve programma's rekening wordt gehouden met hun initiatieven, trachten de ACS- Staten gedachtenwisselingen met deze instanties te organiseren. De ACS- Staten en de Commissie streven er eveneens naar hun de nodige informatie voor hun deelname aan de uitvoering van de programma's te verstrekken.

Bijlage LXXXI Verklaring van de Gemeenschap ad artikel 281, lid 1 De in artikel 281, lid 1, bedoelde verplichting om een indicatie te geven van het bedrag geldt niet voor de ACS-Staten waarmee de Gemeenschap haar samenwerking heeft opgeschort.

Bijlage LXXXII Gemeenschappelijke verklaring betreffende de uitvoeringsprocedures Met betrekking tot de uitvoeringsprocedures en in het bijzonder tot : - de gunning van contracten; en - de rol van de uitvoerende instanties, doet de Ministersconferentie, via het Comité voor Samenwerking op het gebied van ontwikkelingsfinanciering, een beroep op de ACS-EG-Raad van Ministers om deze procedures nader te onderzoeken en ze, zo nodig, gedurende de looptijd van het Tweede Financieel Protocol aan te passen.

De Ministersconferentie erkent voorts dat er om beter de laatste hand te kunnen leggen aan de financieringsvoorstellen desgevallend extra informatie vereist is. In verband hiermee doet de Ministersconferentie een beroep op de ACS-EG-Raad van Ministers om de nodige regelingen vast te stellen ten einde in het kader van de Overeenkomst de vereiste middelen te verstrekken wanneer de eigen middelen van de Commissie en de rente van de EOF-middelen ontoereikend zijn.

Bijlage LXXXIII Gemeenschappelijke verklaring ad artikel 366bis 1. Bij de toepassing in de praktijk van de Overeenkomst zullen de partijen bij de Overeenkomst geen gebruik maken van de bepaling in artikel 366bis inzake « bijzondere urgentie », behalve in uitzonderingsgevallen waarin de schendingen bijzonder ernstig en flagrant zijn en waarbij, wegens de vereiste reactietijd, geen voorafgaand overleg mogelijk is.2. Mocht één van beide partijen bij de Overeenkomst zijn toevlucht nemen tot deze maattegel, dan verbindt de betreffende partij zich ertoe de nodige regelingen te treffen om zeer spoedig met de andere partij overleg te plegen, ten einde de toestand diepgaand te onderzoeken en desgevallend daarin verbetering te brengen. Bijlage LXXXIV Verklaring van de Gemeenschap inzake de schuld De Gemeenschap bevestigt andermaal dat zij bereid is constructief en actief tot een verlichting van de schuldenlast van de ACS-Staten bij te dragen.

In verband hiermee stemt zij erin toe alle speciale leningen van de vorige Overeenkomsten, waarvoor nog geen betalingsverplichtingen zijn aangegaan, in subsidies om te zetten.

De Gemeenschap bevestigt ook dat zij vastbesloten is de bespreking van deze vraagstukken in de daartoe geëigende fora voort te zetten, en daarbij rekening te houden met de specifieke moeilijkheden van de ACS- Staten.

Bijlage LXXXV Verklaring van de Gemeenschap ad artikel 2, punt d), van het Tweede Financieel Protocol De in het Tweede Financieel Protocol voor spoedhulp uitgetrokken specifieke middelen mogen voor de looptijd van het Tweede Financieel Protocol met een extra bedrag van 160 miljoen ecu uit de Gemeenschapsbegroting worden aangevuld.

Bijlage LXXXVI Gemeenschappelijke verklaring betreffende cumulatie De partijen bij de Overeenkomst zijn voor de toepassing van artikel 6, lid 5, van Protocol nr. 1 de volgende definities overeengekomen : « Ontwikkelingsland » : elk land dat als zodanig voorkomt in de lijst van de Commissie Ontwikkelingsbijstand (Development Aid Committee, DAC) van de OESO en van de Republiek Zuid-Afrika, behalve de landen met een hoger inkomen (High Income Countries; HIC's) en de landen waarvan het BNP in 1992 hoger was dan 100 miljard dollar tegen lopende prijzen.

Tot een coherente geografische eenheid behorend aangrenzend ontwikkelingsland : deze uitdrukking verwijst naar de volgende lijst van landen : - Afrika : Algerije, Egypte, Libië, Marokko, Tunesië en, op een ad hoc basis, Zuid-Afrika; - Caribisch gebied : Colombia, Costa Rica, Cuba, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua, Panama en Venezuela; - Stille Zuidzee : Nauru.

Bijlage LXXXVII Gemeenschappelijke verklaring betreffende de visserijproducten De partijen bij de Overeenkomst komen overeen dat de Internationale Douaneraad zo spoedig mogelijk op positieve wijze de problemen zal bespreken die zich bij de toepassing van artikel 2, lid 2, van Protocol nr. 1 voordoen. De Internationale Douaneraad zal hierover binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze bepalingen verslag uitbrengen bij de Raad van Ministers.

Bijlage LXXXVIII Gemeenschappelijke verklaring betreffende bananen Bij het bepalen van de omvang van de programmeerbare steun voor leveranciers van ACS-bananen aan de Gemeenschap wordt speciaal gelet op de eventuele externe omstandigheden buiten hun wil welke met name ook in de bananensector aanleiding zijn geweest tot een behoefte aan herstructurering.

Bijlage LXXXIX Gemeenschappelijke verklaring betreffende Protocol nr. 10 De partijen bij de Overeenkomst komen overeen samen te werken bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit protocol teneinde rekening te houden met internationaal geharmoniseerde criteria en indicatoren inzake het duurzaam beheer van bossen. » Ten blijke waarvan de ondertekenden gevolmachtigden hun handtekening onder deze Overeenkomst hebben gezet.

Gedaan te Mauritius, de vierde november negentienhonderd vijfennegentig.

Slotakte De gevolmachtigden van : ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN, DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK, ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE, DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN IERLAND, DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK, ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN, DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND, DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND, partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hierna « de Gemeenschap » genoemd, wier Staten hierna « Lid-Staten » worden genoemd, en van de RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, enerzijds, en De gevolmachtigden van : DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ANGOLA, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN ANTIGUA EN BARBUDA, HET STAATSHOOFD VAN HET GEMENEBEST VAN DE BAHAMA'S, HET STAATSHOOFD VAN BARBADOS, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN BELIZE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BENIN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOTSWANA, DE VOORZITTER VAN BURKINA FASSO, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK BOEROENDI, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAMEROEN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KAAPVERDIE, DE PRESIDENT VAN DE CENTRAALAFRIKAANSE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE BONDSREPUBLIEK DER COMOREN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KONGO, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK IVOORKUST, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DJIBOUTI, DE REGERING VAN HET GEMENEBEST DOMINICA, DE PRESIDENT VAN DE DOMINICAANSE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE STAAT ERITREA, DE PRESIDENT VAN DE FEDERALE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK ETHIOPIE, DE PRESIDENT VAN DE SOEVEREINE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK FIJI, DE PRESIDENT VAN DE GABONESE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GAMBIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GHANA, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN GRENADA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK GUINEE, DE PRESIDENT VAN DE STAATSRAAD GUINEE-BISSAU, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK EQUATORIAAL-GUINEE, DE PRESIDENT VAN DE COÖPERATIEVE REPUBLIEK GUYANA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK HAITI, HET STAATSHOOFD VAN JAMAICA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KENIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK KIRIBATI, ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK LESOTHO, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK LIBERIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MADAGASCAR, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALAWI, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MALI, DE PRESIDENT VAN DE ISLAMITISCHE REPUBLIEK MAURITANIE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MAURITIUS, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK MOZAMBIOUE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NAMIBIE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK NIGER, HET STAATSHOOFD VAN DE FEDERALE REPUBLIEK NIGERIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OEGANDA, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT PAPOEA-NIEUW-GUINEA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK RWANDA, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SINT-KITTS EN NEVIS, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SINT-LUCIA, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN SINT-VINCENT EN DE GRENADINEN, HET STAATSHOOFD VAN DE ONAFHANKELIJKE STAAT WEST-SAMOA, DE PRESIDENT VAN DE DEMOCRATISCHE REPUBLIEK SAO TOME EN PRINCIPE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SENEGAL, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK DER SEYCHELLEN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SIERRA LEONE, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DE SALOMONSEILANDEN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SOEDAN, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK SURINAME, ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN HET KONINKRIJK SWAZILAND, DE PRESIDENT VAN DE VERENIGDE REPUBLIEK TANZANIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TSJAAD, DE PRESIDENT VAN DE TOGOLESE REPUBLIEK, ZIJNE MAJESTEIT KONING TAUFA'AHAU TUPOU IV VAN TONGA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TRINIDAD EN TOBAGO, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN TUVALU, DE REGERING VAN VANUATU, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAIRE, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZAMBIA, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK ZIMBABWE, wier Staten hierna « ACS-Staten » worden genoemd, anderzijds, bijeengekomen in Mauritius op 4 november 1995 ter ondertekening van de Overeenkomst tot wijziging van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé, ondertekend op 4 november 1995 in Mauritius, hebben de volgende teksten vastgesteld : de Overeenkomst tot wijziging van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé, ondertekend op 4 november 1995 in Mauritius, alsmede de volgende protocollen en verklaringen waarvan de tekst in de Slotakte van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé is opgenomen : Tweede Financieel Protocol Protocol nr. 1 : betreffende de definitie van het begrip « producten van oorsprong » en de methoden van administratieve samenwerking Protocol nr. 7 : betreffende rund- en kalfsvlees Protocol nr. 10 : betreffende duurzaam bosbeheer Bijlage XIV : Gemeenschappelijke verklaring ad artikel 91 : Centrum voor Industriële Ontwikkeling (CIO) Bijlage XXII : Gemeenschappelijke verklaring ad artikel 141 : betreffende culturele en sociale samenwerking Bijlage XL : Gemeenschappelijke verklaring betreffende de in artikel 168, lid 2, onder a), ii), bedoelde landbouwproducten Bijlage XLVI : Gemeenschappelijke verklaring ad artikelen 210 en 211 Bijlage LIV : Gemeenschappelijke verklaring ad artikel 294 Bijlage LXXIX : Gemeenschappelijke verklaring ad artikelen 156, lid 4, 157, lid 1, en 158, lid 1, onder d) en h), betreffende regionale samenwerking Bijlage LXXX : Gemeenschappelijke verklaring betreffende overleg met en voorlichting van ontwikkelingsinstanties Bijlage LXXXII : Gemeenschappelijke verklaring betreffende de uitvoeringsprocedures Bijlage LXXXIII : Gemeenschappelijke verklaring ad artikel 366bis Bijlage LXXXVI : Gemeenschappelijke verklaring betreffende cumulatie Bijlage LXXXVII : Gemeenschappelijke verklaring betreffende de visserijproducten Bijlage LXXXVIII : Gemeenschappelijke verklaring betreffende bananen Bijlage LXXXIX : Gemeenschappelijke verklaring betreffende Protocol nr. 10 De gevolmachtigden van de Lid-Staten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van de ACS-Staten hebben tevens besloten de hierna genoemde verklaring aan deze Slotakte te hechten : Gemeenschappelijke verklaring over de ontwikkeling van de handel De gevolmachtigden van de ACS-Staten hebben akte genomen van de hierna genoemde verklaringen waarvan de tekst in de Slotakte van de Vierde ACS-EG- Overeenkomst is opgenomen : Bijlage IIIa : Verklaring van de Gemeenschap ad artikel 4 Bijlage LXXXI : Verklaring van de Gemeenschap ad artikel 281, lid 1 Bijlage LXXXIV : Verklaring van de Gemeenschap betreffende de schuld Bijlage LXXXV : Verklaring van de Gemeenschap ad artikel 2, punt d), van het Tweede Financieel Protocol [De gevolmachtigden van de Lid-Staten en van de Gemeenschap hebben akte genomen van de hierna genoemde en aan deze Slotakte gehechte verklaringen :]

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING OVER DE ONTWIKKELING VAN DE HANDEL De vertegenwoordigers van de ACS-Staten, de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, in Mauritius bijeen voor de ondertekening van de Overeenkomst tot wijziging van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé, ondertekend op 4 november 1995 in Mauritius;

Bezorgd over de ernstige achteruitgang van de handelsresultaten van de ACS- Staten tijdens de afgelopen twintig jaren;

Anderzijds erkennende dat de handel van essentieel belang is voor elke vorm van autonome ontwikkeling;

Overwegende dat het van wezenlijk belang is ervoor te zorgen dat doeltreffend gebruik wordt gemaakt van alle instrumenten voor handelsontwikkeling waarin de Overeenkomst voorziet;

Voorts overwegende dat verbetering van het concurrentievermogen van de ACS de sleutel is voor elk toekomstig succes met de ontwikkeling van de handel;

Tot slot overwegende dat de ontwikkeling van de handel cruciaal is om een vlotte en geleidelijke integratie van de economieën van de ACS-Staten in de wereldeconomie te bereiken en aldus een duurzame economische en sociale ontwikkeling te bevorderen en bij te dragen tot verlichting van de armoede in deze Staten, Bevestigen dat zij zich verbinden tot en inzetten voor : - het verlenen van prioriteit aan de ontwikkeling van de handel in het kader van de nationale en regionale ACS-EG-samenwerkingsprogramma's krachtens het nieuwe financieel protocol van het Achtste EOF; - de uitstippeling en uitvoering van samenhangende handelsbeleidsvormen en handelsstrategieën die zijn afgestemd op de comparatieve voordelen en de prioriteiten van elke afzonderlijke ACS-Staat; - de voor de ontwikkeling van de handel noodzakelijke verbetering van het macro-economische kader en de regelgeving in de ACS-Staten; - de vestiging en versterking van de fysieke en organisatorische infrastructuur voor de handel en voor particuliere investeringen teneinde de concurrentiepositie van goederen en diensten uit de ACS-Staten op de nationale, regionale en internationale markten te verbeteren; - de gecoördineerde benutting van alle beschikbare samenwerkingsinstrumenten ter ondersteuning van de productie, de distributie en de afzet van goederen uit de ACS-Staten; - meer algemeen het beginsel dat voor afzonderlijke projecten elke maatregel moet worden getoetst op de vraag of deze verenigbaar is met een bijdrage tot de verbetering van de concurrentiepositie van de economieën van de ACS-Staten.

De Raad van Ministers zal elke twee jaar bezien of vorderingen zijn geboekt met de verwezenlijking van deze doelstellingen.

Gedaan te Mauritius, de vierde november negentienhonderd vijfennegentig.

Protocol bij de Vierde ACS-Overeenkomst van Lomé, naar aanleiding van de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, ondertekend in Mauritius bij de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé, naar aanleiding van de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN, DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK, ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE, DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN IERLAND, DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK, ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN, DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND, DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND, wier Staten partij zijn bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, enerzijds, en DE HOOFDEN VAN DE ACS-STATEN, wier Staten hierna « ACS-Staten » worden genoemd, anderzijds, Gelet op de Vierde ACS-EG-Overeenkomst, ondertekend te Lomé op 15 december 1989, hierna de « 0vereenkomst » genoemd, inzonderheid op artikel 358;

Overwegende dat, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden op 1 januari 1995 tot de Europese Unie zijn toegetreden;

Overwegende dat derhalve de nodige aanpassingen dienen te worden aangebracht aan de Overeenkomst; dat de op het handelsverkeer tussen deze nieuwe Lid-Staten en de ACS-Staten toe te passen overgangsmaatregelen dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat is overeengekomen dat de toepassingstermijn van deze maatregelen beperkt moet blijven tot de geldigheidsduur van de Overeenkomst;

Hebben besloten dit Protocol te sluiten en hebben te dien einde als hun gevolmachtigden aangewezen : ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN DENEMARKEN, DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE PRESIDENT VAN DE HELLEENSE REPUBLIEK, ZIJNE MAJESTEIT DE KONING VAN SPANJE, DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN IERLAND, DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK, ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN, DE FEDERALE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK OOSTENRIJK, DE PRESIDENT VAN DE PORTUGESE REPUBLIEK, DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK FINLAND, DE REGERING VAN HET KONINKRIJK ZWEDEN, HARE MAJESTEIT DE KONINGIN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIE EN NOORD-IERLAND, DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE EN DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, DE HOOFDEN VAN DE ACS-STATEN, Die, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, OVEREENSTEMMING HEBBEN BEREIKT OMTRENT HETGEEN VOLGT : Artikel 1 De Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden worden Partij bij de Overeenkomst en bij de aan de Slotakte gehechte verklaringen, die op 15 december 1989 te Lomé zijn ondertekend.

Artikel 2 De teksten van de Overeenkomst, met inbegrip van de protocollen en bijlagen die een integrerend deel vormen daarvan, de aan de Slotakte gehechte verklaringen, en de Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst, opgesteld in de Finse en de Zweedse taal, zijn op gelijke wijze authentiek als de oorspronkelijke teksten.

Artikel 3 De Republiek Oostenrijk mag tot 1 januari 1996 de douanerechten en het vergunningenstelsel handhaven die zij op de datum van haar toetreding toepaste op alcoholhoudende dranken en ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van minder dan 80 % vol. die onder post 2208 van het GS vallen. Dit vergunningenstelsel moet op niet-discriminerende wijze worden toegepast.

Artikel 4 Onderdanen en vennootschappen of ondernemingen (in de zin van artikel 274, lid 2, van de Overeenkomst) van Oostenrijk, Finland en Zweden en de leveringen van oorsprong uit deze Staten komen niet in aanmerking voor deelname aan aanbestedingen en opdrachten die uitsluitend zijn uitgeschreven door het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) waaraan de Staten waarvan zij onderdanen of vennootschappen of ondernemingen zijn, niet hebben bijgedragen.

Artikel 5 Dit Protocol vormt een integrerend deel van de Overeenkomst.

Artikel 6 Dit Protocol wordt door de partijen bij de Overeenkomst goedgekeurd overeenkomstig hun eigen procedures. Het treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop alle akten van bekrachtiging of van sluiting van de partijen bij de Overeenkomst zijn neergelegd bij het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 7 Dit Protocol is opgesteld in twee exemplaren in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Ten blijke waarvan de ondertekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gesteld.

Gedaan te Mauritius, de vierde november negentienhonderd vijfennegentig.

Intern akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het tweede financieel Protocol bij de vierde ACS-EG-overeenkomst DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LID-STATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, Overwegende dat het totale bedrag van de steun van de Gemeenschap aan de ACS-Staten in de Vierde ACS-EG-Overeenkomst ondertekend op 15 december 1989 te Lomé, hierna « de Overeenkomst » genoemd, zoals gewijzigd bij de op 4 november 1995 in Mauritius ondertekende Overeenkomst tot wijziging van de Vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé, voor een periode van vijf jaar die ingaat op 1 maart 1995, is vastgesteld op 14 625 miljoen ecu, bestaande uit 12 967 miljoen ecu van het Europees Ontwikkelingsfonds en 1 658 miljoen ecu van de Europese Investeringsbank, hierna « de Bank » genoemd;

Overwegende dat de vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, zijn overeengekomen om het ten laste van het Europees Ontwikkelingsfonds komende bedrag van de steun ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag van toepassing zijn, hier « LGO » genoemd, vast te stellen op 165 miljoen ecu; dat eveneens is voorzien in interventies voor een bedrag van 35 miljoen ecu uit eigen middelen van de Europese Investeringsbank in de LGO;

Overwegende dat de voor de toepassing van dit akkoord gebruikte ecu is gedefinieerd in Verordening (EEG) nr. 3180/78 van de Raad van 18 december 1978 tot wijziging van de waarde van de rekeneenheid die wordt gebruikt door het Europees Fonds voor monetaire samenwerking (1), of, in voorkomend geval, in een latere verordening van de raad waarin de samenstelling van de ecu wordt omschreven;

Overwegende dat er met het oog op de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst en van het Besluit betreffende de associatie van de LGO, hierna « het Besluit » genoemd, een achtste Europees Ontwikkelingsfonds dient te worden ingesteld en de voorwaarden voor de toewijzing van middelen aan dit Fonds, alsmede de desbetreffende bijdragen van de Lid-Staten dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat de regels voor het beheer van de financiële samenwerking, alsmede de procedure voor programmering, onderzoek en goedkeuring van de steun en de wijze van toezicht op het gebruik van de steun, dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat er bij de Commissie en ook bij de Bank een comité van vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten dient te worden ingesteld; dat moet worden gezorgd voor de harmonisatie van de werkzaamheden die door de Commissie en de Bank worden verricht voor de toepassing van de Overeenkomst en van de overeenkomstige bepalingen van het Besluit; dat het derhalve wenselijk is dat de samenstelling van de comités die bij de Commissie en bij de Bank zitting hebben, zoveel mogelijk gelijk is;

Overwegende dat de resolutie van de Raad van 2 december 1993 en de conclusies van de Raad van 6 mei 1994 betrekking hebben op de coördinatie van het beleid en van de maatregelen inzake ontwikkelingssamenwerking in het kader van de Gemeenschap; dat de resolutie van de Raad van 1 juni 1995 handelt over de complementariteit van het ontwikkelingsbeleid en de ontwikkelingsmaatregelen van de Europese Unie en van de Lid-Staten, Na raadpleging van de Commissie, HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN : HOOFDSTUK I Artikel 1 1. De Lid-Staten stellen een achtste Europees Ontwikkelingsfonds (1995) in, hierna « het Fonds » genoemd.2. a) Voor het Fonds wordt een bedrag van 13 132 miljoen ecu ter beschikking gesteld, waarvan : i) 12 840 miljoen ecu als volgt door de Lid-Staten wordt gefinancierd (in miljoenen ecu) : België .. . . . 503 Denemarken . . . . . 275 Duitsland . . . . . 3 000 Griekenland . . . . . 160 Spanje . . . . . 750 Frankrijk . . . . . 3 120 Ierland . . . . . 80 Italië . . . . . 1 610 Luxemburg . . . . . 37 Nederland . . . . . 670 Oostenrijk . . . . . 340 Portugal . . . . . 125 Finland . . . . . 190 Zweden . . . . . 350 Verenigd Koninkrijk . . . . . 1 630 ii) 292 miljoen ecu afkomstig is van uit vorige Fondsen getransfereerde niet-toegewezen of niet-aanwendbare middelen welke op de volgende wijze door de Lid-Staten ter beschikking zijn gesteld : - 111 miljoen ecu via de aanpassing van het totale subsidiebedrag van het zevende Fonds, door de partijen vastgesteld op grond van artikel 232 van de Overeenkomst en verdeeld overeenkomstig de verdeelsleutel van artikel 1, lid 2, van het intern akkoord betreffende de financiering en het beheer van het zevende Fonds; - 142 miljoen ecu via de aanpassing van het totale subsidiebedrag van het zevende fonds, te beschouwen als niet-aanwendbaar in het kader van de programmeerbare steun en verdeeld overeenkomstig de verdeelsleutel van artikel I, lid 2 van het intern akkoord betreffende de financiering en het beheer van het zevende Fonds; - 26 miljoen ecu via de aanpassing van de niet in het kader van het zesde Fonds toegewezen totale subsidiebedragen, verdeeld overeenkomstig de verdeelsleutel van artikel 1, lid 2, van het intern akkoord betreffende de financiering en het beheer van het zesde Fonds; - 13 miljoen ecu via de aanpassing van de niet in het kader van het vierde Fonds toegewezen totale subsidiebedragen, verdeeld overeenkomstig de verdeelsleutel van artikel 1, lid 2, van het intern akkoord betreffende de financiering en het beheer van het vierde Fonds; b) De onder punt a), onder i), bedoelde verdeling kan bij een door de Raad met eenparigheid van stemmen genomen besluit worden gewijzigd in geval van toetreding van een nieuwe Staat tot de Europese Unie. Artikel 2 1. Het in artikel 1 genoemde bedrag wordt als volgt verdeeld : a) 12 967 miljoen ecu zijn bestemd voor de ACS-Staten en worden als volgt verdeeld : i) 11 967 miljoen ecu in de vorm van subsidies, waarvan : - 1 400 miljoen ecu specifiek voor steun voor structurele aanpassing, - 1 800 miljoen ecu in de vorm van transfers, uit hoofde van het derde deel, titel II, hoofdstuk 1, van de overeenkomst - 575 miljoen ecu in de vorm van een speciale financieringsfaciliteit uit hoofde van het derde deel, titel II, hoofdstuk 3, van de Overeenkomst; - 260 miljoen ecu gereserveerd voor spoedhulp en hulp aan vluchtelingen; - 1 300 miljoen ecu gereserveerd voor regionale samenwerking; - 370 miljoen ecu gereserveerd voor de financiering van de in artikel 235 van de Overeenkomst genoemde rentesubsidies; - 6 262 miljoen ecu gereserveerd voor de financiering van de programmeerbare nationale steun; ii) 1 000 miljoen ecu in de vorm van risicodragend kapitaal; b) 165 miljoen ecu zijn bestemd voor de LGO en worden als volgt verdeeld : i) 135 miljoen ecu in de vorm van subsidies, waarvan : - 2,5 miljoen ecu in de vorm van een speciale financieringsfaciliteit krachtens de bepalingen van het besluit die betrekking hebben op de mijnbouwproducten; - 5,5 miljoen ecu in de vorm van transfers voor de LGO, krachtens de bepalingen van het besluit die betrekking hebben op het systeem voor de stabilisatie van de exportopbrengsten; - 3,5 miljoen ecu gereserveerd voor spoedhulp en hulp aan de vluchtelingen; - 10 miljoen ecu gereserveerd voor regionale samenwerking; - 8,5 miljoen ecu gereserveerd voor de financiering van de in artikel 157 van het besluit genoemde rentesubsidies; - 105 miljoen ecu gereserveerd voor de financiering van de programmeerbare nationale steun; ii) 30 miljoen ecu in de vorm van risicodragend kapitaal. 2. Indien een onafhankelijk geworden LGO tot de Overeenkomst toetreedt, worden de in lid 1, punt b), onder i), eerste, derde, vierde, vijfde.en zesde streepje, en punt b), onder ii), aangegeven bedragen verminderd en die van lid I, punt a), dienovereenkomstig verhoogd bij een met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie genomen besluit van de Raad.

In dit geval blijft het betrokken land in aanmerking komen voor de in lid 1, punt b), onder i), tweede streepje, bedoelde middelen, maar volgens de beheersvoorschriften van het derde deel, titel II, hoofdstuk 1, van de Overeenkomst.

Artikel 3 Bij het in artikel 1 vastgestelde bedrag komen, tot een bedrag van 1 693 miljoen ecu, leningen die door de Bank uit eigen middelen tegen de door haar overeenkomstig haar statuten vastgestelde voorwaarden worden verstrekt.

Deze leningen zijn bestemd : a) tot een bedrag van 1658 miljoen ecu voor financieringsverrichtingen in de ACS-Staten;b) tot een bedrag van 35 miljoen ecu voor financieringsverrichtingen in de LGO. Artikel 4 Het gedeelte van de voor rentesubsidies gereserveerde bedragen in artikel 2, lid 1, punt a), onder i), zesde streepje, en lid 1, punt b), onder i), vijfde streepje, waarvoor aan het einde van de periode waarvoor de leningen van de Bank zijn verleend, geen verplichtingen zijn aangegaan, wordt opnieuw beschikbaar krachtens de desbetreffende subsidies.

De Raad kan, uitgaande van een in overleg met de bank opgesteld Commissievoorstel, met eenparigheid van stemmen besluiten dit maximum te verhogen.

Artikel 5 De krachtens de Overeenkomst en het Besluit ten bate van de ACS-Staten en de LGO uitgevoerde financiële verplichtingen geschieden op de in dit Akkoord omschreven wijze en worden aan het Fonds toegerekend, met uitzondering van de door de Bank uit eigen middelen verstrekte leningen.

Artikel 6 1. Ieder jaar stelt de Commissie de staat van de voor het volgende begrotingsjaar te verwachten betalingen, alsook het tijdschema voor het afroepen van de bijdragen vast en stelt zij de Raad hiervan vóór 1 november in kennis, met inachtneming van de ramingen van de Bank betreffende de door haar beheerde verrichtingen.De Raad spreekt zich hierover uit met de in artikel 21, lid 4, vastgestelde gekwalificeerde meerderheid. De wijze van storting van de bijdragen door de Lid-Staten wordt vastgesteld bij het in artikel 32 bedoelde Financieel Reglement. 2. De Commissie voegt bij de jaarlijkse ramingen van de bijdragen welke zij bij de Raad moet indienen, haar schattingen van de uitgaven, met inbegrip van die betreffende de voorgaande fondsen, voor ieder van de vier jaren die volgen op het jaar waarin de bijdragen worden afgeroepen.3. Indien de bijdragen niet volstaan om te voorzien in de daadwerkelijke behoeften van het Fonds tijdens het desbetreffende begrotingsjaar, dient de Commissie voorstellen voor aanvullende stortingen in bij de Raad, die zich zo spoedig mogelijk uitspreekt met de in artikel 21, lid 4, bedoelde gekwalificeerde meerderheid. Artikel 7 1. De eventueel overgebleven middelen van het Fonds worden, totdat zij volledig zijn gebruikt, op dezelfde wijze aangewend als is bepaald in de Overeenkomst, in het Besluit en in dit Akkoord.2. Bij de afloop van dit Akkoord blijven de Lid-Staten verplicht om het nog niet afgeroepen gedeelte van hun bijdragen te storten overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 en in het in artikel 32 bedoelde Financieel Reglement. Artikel 8 1. Naar rato van hun intekening op het kapitaal van de Bank verplichten Lid-Staten zich ertoe, zich tegenover de Bank borg te stellen, onder afstand van het voorrecht van uitwinning, voor alle financiële verplichtingen welke voor de leningnemers van de Bank voortvloeien uit de door de Bank uit eigen middelen op grond zowel van artikel 1 van het aan de Overeenkomst gehechte Tweede Financieel Protocol en de overeenkomstige bepalingen van het Besluit als, in voorkomend geval, van de artikelen 104 en 109 van de Overeenkomst aangegane leningsovereenkomsten.2. De in lid 1 bedoelde borgstelling blijft beperkt tot 75 % van het totale bedrag van de door de Bank uit hoofde van alle leningsovereenkomsten geopende kredieten;zij geldt ter dekking van ongeacht welk risico. 3. Voor de financiële verplichtingen uit hoofde van de artikelen 104 en 109 van de Overeenkomst kunnen de Lid-Staten zich, onverminderd de in de leden 1 en 2 bedoelde globale borgstelling, op verzoek van de Bank in specifieke gevallen tegenover de Bank borg stellen voor een hoger percentage dan 75 %, welk percentage kan gaan tot 100 % van de kredieten die door de Bank uit hoofde van de desbetreffende leningsovereenkomsten zijn geopend.4. De uit de leden 1, 2 en 3 voortvloeiende verplichtingen van de Lid-Staten worden vastgelegd in borgstellingsovereenkomsten tussen elk der Lid-Staten en de Bank. Artikel 9 1. De bedragen die aan de Bank worden betaald uit hoofde van de na 1 juni 1964 aan de ACS-Staten, de LGO en de Franse overzeese departementen verstrekte speciale leningen, alsmede de opbrengsten en revenuen van de verrichtingen met risicodragend kapitaal die na 1 februari 1971 hebben plaatsgevonden ten gunste van deze staten, landen, gebieden en departementen, komen aan de Lid-Staten toe naar rato van hun bijdragen aan het Fonds waaruit deze middelen afkomstig zijn, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen besluit deze bedragen te reserveren of voor andere verrichtingen aan te wenden. De provisies die wegens het beheer van de in de eerste alinea bedoelde leningen en verrichtingen aan de Bank verschuldigd zijn, worden vooraf op deze middelen in mindering gebracht. 2. Onverminderd artikel 192 van de Overeenkomst worden de rentebaten uit deposito's bij de betalingsgemachtigden in Europa als bedoeld in artikel 319, lid 4, van de Overeenkomst gecrediteerd op een of verschillende ten name van de Commissie geopende rekeningen.Deze rentebaten worden door de Commissie, na een met gekwalificeerde meerderheid uitgebracht advies van het in artikel 21 bedoelde Comité van het EOF, gebruikt voor : - dekking van de administratie- en financieringskosten die uit het beheer van de kasmiddelen van het Fonds voortvloeien; - het verrichten van studies of expertises van korte duur waarmee een gering bedrag is gemoeid, inzonderheid ter vergroting van haar eigen capaciteit op het gebied van het analyseren, doorlichten en formuleren van het structurele aanpassingsbeleid; - het verrichten van audits en evaluaties van korte duur waarmee een gering bedrag is gemoeid; - het verrichten van studies of expertises van korte duur waarmee een gering bedrag is gemoeid, met betrekking tot financieringsvoorstellen waaraan de laatste hand wordt gelegd.

Op voorstel van de Commissie kan de Raad evenwel met gekwalificeerde meerderheid als bepaald in artikel 21, lid 4, beslissen de in dit artikel bedoelde ontvangsten te gebruiken voor andere dan de in lid 2 genoemde doeleinden. HOOFDSTUK II Artikel 10 1. Behoudens de artikelen 22, 23 en 24 en onverminderd de bevoegdheden van de Bank inzake het beheer van bepaalde vormen van steun, wordt het Fonds beheerd door de Commissie op de wijze die is bepaald bij het in artikel 32 bedoelde Financieel Reglement.2. Behoudens de artikelen 28 en 29 worden het risicodragend kapitaal en de rentesubsidies uit de middelen van het Fonds door de Bank voor rekening van de Gemeenschap beheerd, overeenkomstig de statuten van de Bank en op de wijze die is bepaald bij het in artikel 32 bedoelde Financieel Reglement. Artikel 11 De Commissie ziet toe op de toepassing van het door de Raad vastgestelde steunbeleid alsook op de toepassing van de beleidslijnen voor de samenwerking inzake de ontwikkelingsfinanciering die door de.

ACS-EC-Raad van Ministers krachtens artikel 325 van de Overeenkomst zijn vastgesteld.

Artikel 12 1. De Commissie en de Bank verstrekken elkaar periodiek de nodige gegevens omtrent de bij hen ingediende financieringsaanvragen en omtrent de inleidende contacten die de bevoegde instanties van de ACS-Staten, de LGO, of de andere in artikel 230 van de Overeenkomst en in de overeenkomstige bepalingen van het Besluit bedoelde begunstigden voor de indiening van hun aanvragen met hen hebben gelegd.2. De Commissie en de Bank houden elkaar op de hoogte van het verloop van de behandeling van financieringsaanvragen.Zij wisselen alle algemene informatie uit ter bevordering van de harmonisatie van de beheersprocedures en van de wijze waarop de werkzaamheden vanuit het oogpunt van het ontwikkelingsbeleid moeren worden gevoerd, alsmede de beoordeling van de aanvragen.

Artikel 13 1. De Commissie onderzoekt de projecten en programma's die op grond van artikel 233 van de Overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het Besluit in aanmerking komen voor financiering door middel van subsidies uit de middelen van het Fonds. De Commissie onderzoekt eveneens de transferaanvragen die uit hoofde van het derde deel, titel II, hoofdstuk 1, van de Overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het Besluit worden ingediend, alsook de projecten en programma's die in aanmerking kunnen komen voor de speciale financieringsfaciliteit uit hoofde van het derde deel, titel II, hoofdstuk 3, van de Overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het Besluit. 2. De Bank onderzoekt de projecten programma's die op grond van haar statuten en van de artikelen 233 en 236 van de Overeenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het Besluit in aanmerking komen voor financiering door middel van leningen uit eigen middelen met rentesubsidies, of door middel van risicodragend kapitaal.3. Projecten en programma's in de sectoren industrie, landbouwindustrie, toerisme, mijnbouw, energie, alsmede in de sectoren vervoer en telecommunicatie, indien deze op die sectoren betrekking hebben, worden ingediend bij de Bank, die nagaat of zij in aanmerking komen voor een van de door haar beheerde vormen van steun.4. Indien bij de behandeling door de Commissie of de Bank blijkt dat een project of programma niet in aanmerking komt voor financiering via een van de door hen beheerde vormen van steun, geven zij deze aanvragen aan elkaar door, na kennisgeving aan de eventuele betrokkene. Artikel 14 Onverminderd de algemene opdrachten die de Bank van de Gemeenschap heeft ontvangen voor de inning van hoofdsom en interest van de speciale leningen en van de verrichtingen uit hoofde van de speciale financieringsfaciliteit van de voorgaande Overeenkomsten, draagt de Commissie voor rekening van de Gemeenschap zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen uit de middelen van het Fonds in de vorm van subsidies, transfers of speciale financieringsfaciliteit; zij verricht de betalingen overeenkomstig het in artikel 32 bedoeld Financieel Reglement.

Artikel 15 1. De Bank draagt voor rekening van de Gemeenschap zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen uit de middelen van het Fonds in de vorm van risicodragend kapitaal.De Bank handelt hierbij uit naam en voor risico van de Gemeenschap. Deze bezit alle daaruit voortvloeiende rechten, met name in de hoedanigheid van schuldeiser of eigenaar. 2. De Bank draagt zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen in verband met leningen uit eigen middelen met rentesubsidies uit de middelen van het Fonds. HOOFDSTUK III Artikel 16 1. Ten behoeve van de doorzichtigheid en de onderlinge samenhang van de samenwerkingsactiviteiten en ter verbetering van de complementariteit met de bilaterale hulp van de Lid-Staten, zendt de Commissie aan de Lid-Staten en aan hun vertegenwoordigers ter plaatse de identificatiebladen van de projecten, zodra het behandelingsbesluit is genomen.Nadien werkt de Commissie deze identificatiebladen bij en zendt de bijgewerkte versies aan de Lid-Staten. 2. Met diezelfde behoefte aan doorzichtigheid, onderlinge samenhang en complementariteit voor ogen zenden de Lid-Staten en de Commissie elkaar op gezette tijden het bijgewerkte overzicht van de ontwikkelingshulp die zij hebben verleend of voornemens zijn te verlenen.Bovendien zien de Lid-Staten en de Commissie, inzonderheid met betrekking tot de prioritaire gebieden ten aanzien waarvan de Raad speciale resoluties inzake politieke coördinatie heeft aangenomen, erop toe dat zij stelselmatig informatie en gedachten uitwisselen over hun beleid en strategieën per ontvangend land en proberen zij, wanneer zulks wenselijk en mogelijk is, overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke beleidslijnen per land in het kader van de geregelde vergaderingen van de vertegenwoordigers van de Commissie en de Lid-Staten ter plaatse, van bilaterale contacten of van vergaderingen van deskundigen van de administraties van de Lid-Staten en de Commissie, alsook van de werkzaamheden van het in artikel 21 bedoelde Comité van het EOF, dat hierbij een centrale rol moet spelen. 3. De Lid-Staten en de Commissie delen elkaar in het kader van de geregelde vergaderingen van hun vertegenwoordigers ter plaatse, van de bilaterale contacten, of van vergaderingen van deskundigen van de administraties van de Lid-Staten en de Commissie, alsook van de werkzaamheden van het in artikel 21 bedoelde Comité van het EOF, tevens de beschikbare gegevens mee over de andere bilaterale, regionale en multilaterale hulp die ten gunste van de ACS-Staten is verleend of wordt overwogen.4. De Bank stelt de bij naam aangewezen vertegenwoordigers van de Lid-Staten en van de Commissie geregeld vertrouwelijk op de hoogte van de projecten ten gunste van de ACS-Staten die zij overweegt in behandeling te nemen. Artikel 17 1. De in artikel 281 van de Overeenkomst bedoelde programmering vindt in elke ACS-Staat plaats onder verantwoordelijkheid van de Commissie en met medewerking van de Bank.2. Ter voorbereiding van de programmering stelt de Commissie, in het kader van een intensievere coördinatie met de Lid-Staten, in het bijzonder met die welke ter plaatse zijn vertegenwoordigd, en in contact met de Bank een onderzoek in naar de economische en sociale situatie van iedere ACS-Staat, ten einde te kunnen vaststellen welke hinderpalen de ontwikkeling afremmen en welke voor de ontwikkeling de haalbare vooruitzichten zijn, en op basis daarvan de geschikt lijkende beleidslijnen te kunnen kiezen.3. Het in lid 2 bedoelde onderzoek heeft bovendien betrekking op de sectoren waarin de Gemeenschap in het bijzonder activiteiten ontplooit en op de sectoren waarvoor een beroep op ondersteuning door de Gemeenschap kan worden overwogen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten van het samenwerkingsbeleid van de Gemeenschap, de macro-economische en sectoriële nationale beleidslijnen en de doeltreffendheid daarvan, de steunmaatregelen van de andere geldschieters en vooral de Lid-Staten, en de onderlinge afhankelijkheid van de sectoren, en wordt uitgegaan van een grondige evaluatie van de vroegere steunmaatregelen van de Gemeenschap, alsmede van de lering die eruit werd getrokken.4. Op basis van het in lid 2 bedoelde onderzoek stelt de Commissie een samenvattend document op betreffende de samenwerkingsstrategie per land en op regionaal niveau, waarin een strategie voor de steunmaatregelen van de Gemeenschap wordt voorgesteld. Artikel 18 1. Dit document wordt besproken door de vertegenwoordigers van de Lid-Staten, de Commissie en de Bank in het bij artikel 21 bedoelde Comité van het EOF, ten einde het algemene kader van de samenwerking van de Gemeenschap met elke ACS-Staat te beoordelen en voor zover mogelijk de onderlinge samenhang en de complementariteit van de steun van de Gemeenschap en die van de Lid-Staten te verzekeren.De Bank geeft van haar kant aan welk bedrag zij eventueel aan de ACS-Staat zou kunnen toewijzen. 2. Op basis van die bespreking en de voorstellen van de betrokken ACS-Staat hebben gedachtenwisselingen plaats tussen laatstgenoemde, de Commissie en de Bank voor het haar regarderende gedeelte, overeenkomstig artikel 282 van de Overeenkomst, ten einde het indicatief programma inzake communautaire steun vast te stellen.3. Het indicatieve programma inzake communautaire steun betreffende elke ACS-Staat wordt aan de Lid-Staten toegezonden, ten einde een gedachtenwisseling mogelijk te maken tussen de vertegenwoordigers van de Lid-Staten, de Commissie en de Bank.Deze gedachtenwisseling vindt plaats, indien de Commissie of een of meer Lid-Staten daarom verzoeken. 4. Het bepaalde in artikel 17 en in dit artikel betreffende nationale programmering geldt mutatis mutandis voor de regionale programmering op basis van artikel 160 van de Overeenkomst. Artikel 19 1. Onverminderd de in artikel 282, lid 3, bedoelde mogelijkheid voor de ACS-Staat om een herziening van het indicatieve programma te verzoeken, wordt dit programma overeenkomstig artikel 282, lid 3, herzien ten laatste drie jaar na de inwerkingtreding van het Tweede Financieel Protocol of wanneer in het kader van het indicatieve programma van de ACS-Staat financieringsbesluiten zijn genomen voor een totaal bedrag overeenkomend met 80 % van de eerste financiële tranche van de indicatieve toewijzing, indien dat percentage wordt bereikt voor het verstrijken van bovenbedoelde periode van drie jaar.2. Na de tussentijdse herziening van het indicatieve programma van een ACS-Staat en met inachtneming van de in artikel 282, lid 4, van de Overeenkomst aangegeven elementen, beoordeelt de Commissie de reële behoefte van de ACS-Staat inzake financiële verbintenissen voor de nog resterende looptijd van het Tweede Financieel Protocol van de Overeenkomst.De Commissie beslist van geval tot geval over het a] dan niet toekennen en over de omvang van een tweede tranche van het indicatieve programma, na een, op basis van een beknopt Commissiedocument gevoerde, gedachtenwisseling met de Lid-Staten in het kader van het Comité van het EOF overeenkomstig artikel 23.

Artikel 20 1. De bepalingen van de Overeenkomst betreffende de aanpassingssteun worden ten uitvoer gelegd op basis van de volgende beginselen : a) Bij de analyse van de situatie van de betrokken Staten beoordeelt de Commissie, op grond van een doorlichting aan de hand van de in artikel 246 van de Overeenkomst genoemde factoren, de omvang en de doeltreffendheid van de aangevangen of overwogen hervormingen in de onder dat artikel vallende gebieden en met name het monetaire, budgettaire en fiscale beleid.b) De steun voor de structurele aanpassing moet rechtstreeks betrekking hebben op de activiteiten en maatregelen die de betrokken Staat in verband met die aanpassing uitvoert.c) De procedures voor de gunning van de opdrachten moeten voldoende soepel zijn zodat ze kunnen worden afgestemd op de normale administratieve en commerciële procedures van de betrokken ACS-Staten.d) Onder voorbehoud van het bepaalde onder c) en wanneer het gaat om de tenuitvoerlegging van invoerprogramma's worden m elk programma inzake steun voor structurele aanpassing ten aanzien van de invoer het aanbestedingssysteem en, in het kader daarvan, de waarden per order vastgesteld voor de twee aanbestedingsvormen, te weten : - de internationale aanbesteding, en - de onderhandse aanbesteding. Bij invoer door de overheids- of semi-overheidssector worden echter de gebruikelijke procedures voor overheidsopdrachten toegepast. e) Op verzoek van en na overleg met de betrokken ACS-Staat wordt technische bijstand verleend aan de ACS-instantie die voor de uitvoering van het programma verantwoordelijk is. Bij de onderhandelingen over de technische bijstand ziet de Commissie erop toe dat deze tot doel heeft : - controle uit te oefenen op de feitelijke uitvoering van het programma; - te waarborgen dat de invoer onder optimale kwaliteit/prijsvoorwaarden plaatsvindt na een zo ruim mogelijke raadpleging van de ACS- en EG-leveranciers; - de importeurs, telkens wanneer dat technisch mogelijk en economisch verantwoord is, te adviseren met het oog op de uitbreiding van hun markten.

Deze technische bijstand kan zo nodig dienen om de importeurs, indien zij dat wensen, te helpen hun orders te groeperen wanneer de in te voeren goederen homogeen zijn, ten einde aldus een betere kwaliteit/prijsverhouding te verkrijgen. f) De rechtstreekse begrotingssteun moet volledig sporen met het macro-economische en begrotingskader als onderdeel van het totale hervormingsprogramma en dient onderworpen te zijn aan de gebruikelijke uitzonderingen welke in het kader van de algemene en sectoriële importprogramma's worden toegepast.In het bijzonder mag de bijstand niet worden gebruikt als ondersteuning van uitgaven voor militaire doeleinden. 2. De Commissie informeert de Lid-Staten voor zover nodig en ten minste eens per jaar over de tenuitvoerlegging van de programma's inzake aanpassingssteun, alsmede over alle problemen betreffende de instandhouding van de financierbaarheid.Deze informatie, met daarbij alle nodige gegevens, inclusief statistieken, heeft in het bijzonder betrekking op de correcte toepassing van het akkoord dat met de voor de uitvoering van het programma verantwoordelijke ACS-instantie is gesloten, met inbegrip van de bepalingen betreffende het overleg als bedoeld in lid I, onder e), tweede alinea, tweede streepje. Uitgaande van die informatie, van de afwikkeling van de invoerprogramma's en van de coördinatie met de andere donors, kan de Raad, op voorstel van de Commissie en met de in artikel 21, lid 4, bepaalde gekwalificeerde meerderheid, de wijze van tenuitvoerlegging van die programma's, zoals omschreven in lid 1, aanpassen. HOOFDSTUK IV Artikel 21 1. Er wordt bij de Commissie voor de door haar beheerde middelen een comité ingesteld, hierna « het Comité van het EOF » genoemd, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten. Het Comité van het EOF staat onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie. Het secretariaat wordt gevoerd door de Commissie.

Een vertegenwoordiger van de Bank neemt deel aan de werkzaamheden van dit Comité. 2. De Raad stelt met eenparigheid van stemmen het reglement van orde van het Comité van het EOF vast.3. De stemmen van de Lid-Staten in het Comité van het EOF worden als volgt gewogen : België .. . . . 9 Denemarken . . . . . 5 Duitsland . . . . . 50 Griekenland . . . . . 4 Spanje . . . . . 13 Frankrijk . . . . . 52 Ierland . . . . . 2 Italië . . . . . 27 Luxemburg . . . . . 1 Nederland . . . . . 12 Oostenrijk . . . . . 6 Portugal . . . . . 3 Finland . . . . . 4 Zweden . . . . . 6 Verenigd Koninkrijk . . . . . 27 4. Het Comité van het EOF spreekt zich met een gekwalificeerde meerderheid van 145 stemmen uit, waarbij ten minste acht Lid-Staten voor stemmen.5. De in lid 3 genoemde weging alsmede de in lid 4 vermelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen kunnen bij eenparig besluit van de Raad worden gewijzigd in het artikel 1, lid 2, punt b), bedoelde geval. Artikel 22 1. Het Comité van het EOF spitst zijn werkzaamheden toe op de fundamentele samenwerkingsproblemen per land en streeft, ter wille van de samenhang en complementariteit, naar passende coördinatie van de aanpak en de activiteiten van de Gemeenschappen en haar Lid-Staten.2. De taken van het Comité van het EOF hebben betrekking op drie aspecten : - de programmering van de steun van de Gemeenschap; - de controle op de uitvoering van de steun van de Gemeenschap, met inbegrip van de sectoriële aspecten - het besluitvormingsproces.

Artikel 23 Wat de programmering betreft, hebben de in artikel 18, lid 1, bedoelde bespreking en de in artikel 18, lid 3, en artikel 19, lid 2, bedoelde gedachtenwisselingen ten doel dat de gewenste consensus tussen de Commissie en de Lid-Staten wordt bereikt. Deze bespreking en gedachtenwisselingen vinden plaats in het kader van het Comité van het EOF en hebben betrekking op : - het algemeen kader van de communautaire samenwerking met iedere ACS-Staat, in het bijzonder de overwogen concentratiegebieden en de overwogen maatregelen ter verwezenlijking van de door die gebieden vastgestelde doelstellingen, alsmede op de beoogde algemene richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van de regionale samenwerking; - de samenhang en de complementariteit van de steun van de Gemeenschap en die van de Lid-Staten.

Mocht de in de eerste alinea bedoelde consensus niet worden bereikt, dan brengt het Comité van het EOF op verzoek van een Lid-Staat of van de Commissie ook advies uit met gekwalificeerde meerderheid, en wel volgens de procedure van artikel 21.

Artikel 24 Ten aanzien van de controle op de uitvoering van de samenwerking vinden er in het Comité van het EOF besprekingen plaats over : - de vraagstukken inzake het ontwikkelingsbeleid en algemene en/of sectoriële vraagstukken die zich kunnen voordoen bij de uitvoering van de verschillende uit de door de Commissie beheerde middelen gefinancierde projecten of programma's, rekening houdend met de ervaringen en activiteiten van de Lid-Staten; - de aanpak van de Gemeenschap en haar Lid-Staten met betrekking tot de aanpassingssteun voor de betrokken Staten, inclusief op het stuk van het gebruik van de tegenwaardefondsen; - de bestudering van wijzigingen en aanpassingen die eventueel moeten worden aangebracht in de indicatieve programma's en de aanpassingssteun; - de evaluaties halverwege waarom eventueel door het Comité van het EOF wordt verzocht bij de goedkeuring van voorstellen voor de financiering van bepaalde projecten of programma's; - de evaluaties van steunmaatregelen van de Gemeenschap indien deze aanleiding geven tot kwesties die verband houden met het werk van het Comité van het EOF. Artikel 25 1. Met betrekking tot de besluitvorming brengt het Comité van het EOF met de in artikel 21 bedoelde gekwalificeerde meerderheid advies uit over : a) het in aanmerking komen van de ACS-Staten voor de middelen die zijn bestemd voor de structurele aanpassing, tenzij in de gevallen waarin deze Staten uit hoofde van artikel 246, lid 2, van de Overeenkomst, hiervoor automatisch in aanmerking komen;b) de financieringsvoorstellen betreffende de projecten en programma's met een waarde van meer dan twee miljoen ecu, via een schriftelijke of gewone procedure waarvan de voorwaarden en nadere regels in het artikel 21, lid 2, bedoelde reglement van orde zijn vastgelegd;c) de financieringsvoorstellen betreffende de aanpassingssteun of de speciale financieringsfaciliteit (SYSMIN), ongeacht het bedrag;d) de op grond van artikel 9, lid 2, (gebruik van rentebaten opgestelde periodieke financieringsvoorstellen.2. De Commissie is gerechtigd om zonder raadpleging van het Comité van het EOF verrichtingen goed te keuren waarmee een bedrag van minder dan twee miljoen ecu gemoeid is.3. a) De Commissie is eveneens gerechtigd om in de onder b) bedoelde omstandigheden, zonder raadpleging van het Comité van het EOF de bijkomende betalingsverplichtingen goed te keuren die nodig zijn hetzij voor het dekken van overwogen of geconstateerde overschrijvingen met betrekking tot een project of programma bedoeld in lid 1, onder b), en in lid 2, hetzij voor het dekken van de extra financieringsbehoeften van de structurele-aanpassingstranches waarop de in lid 1, onder c), bedoelde voorstellen betrekking hebben, op voorwaarde dat de overschrijding of de extra financieringsbehoefte niet meer bedraagt dan 20 % van de oorspronkelijk bij het financieringsbesluit vastgestelde betalingsverplichting.b) Wanneer de onder a) bedoelde bijkomende betalingsverplichting minder dan vier miljoen ecu bedraagt, wordt het Comité van het EOF in kennis gesteld van het door de Commissie genomen besluit.Wanneer de onder a) bedoelde bijkomende betalingsverplichting meer dan vier miljoen ecu maar minder dan 20 % bedraagt, wordt het Comité van het EOF om advies verzocht volgens vereenvoudigde en versnelde procedures die op basis van voorstellen van de Commissie zullen worden gepreciseerd wanneer het reglement van orde van het Comité van het EOF wordt aangenomen. 4. In de financieringsvoorstellen wordt met name uiteengezet welke plaats projecten of actieprogramma's innemen in het kader van de ontwikkelingsperspectieven van het betrokken land of de betrokken landen en hoe deze in het door de Gemeenschap gesteunde sectorieel of macro-economisch beleid zijn ingepast.Er wordt in aangegeven op welke wijze in deze landen vroegere steun van de Gemeenschap in dezelfde sector is aangewend en melding gemaakt van de eventueel bestaande projectevaluaties in genoemde sector. 5. In de financieringsvoorstellen betreffende de structurele aanpassing worden met name de posten gespecifieerd waarvoor rechtstreekse of onrechtstreekse begrotingssteun wordt toegewezen.6. Ter bespoediging van de procedures kunnen de financieringsvoorstellen betrekking hebben op globale bedragen, wanneer het gaat om de financiering van : a) opleiding;b) gedecentraliseerde samenwerking;c) microprojecten;d) handelsbevordering en -ontwikkeling;e) pakketten kleinschalige maatregelen in een bepaalde sector;f) technische samenwerking. Artikel 26 1. Wanneer het Comité van het EOF om ingrijpende wijzigingen in een van de in artikel 25, lid 1, bedoelde voorstellen verzoek of daarover geen gunstig advies uitbrengt, raadpleegt de Commissie de vertegenwoordigers van de betrokken ACS-Staat of ACS-Staten. De Commissie stelt de Lid-Staten tijdens de volgende vergadering van het Comité van het EOF in kennis van de resultaten van de raadpleging. 2. Na de in lid I bedoelde raadpleging kan de Commissie een herzien of aangevuld voorstel tijdens een van de volgende vergaderingen aan het Comité van het EOF voorleggen.3. Blijft het Comité van het EOF weigeren een gunstig advies uit te brengen, dan stelt de Commissie de betrokken ACS-Staat of ACS-Staten daarvan in kennis;deze kunnen vragen : - het probleem aan de orde te stellen in het in artikel 325 van de Overeenkomst bedoelde ACS-EG-Comité, hierna « Comité voor de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering » genoemd, of - overeenkomstig artikel 27, lid 2, door de besluitvormende organen van de Gemeenschap te worden gehoord.

Artikel 27 1. De in artikel 25, lid 1, bedoelde voorstellen worden, samen met het advies van het Comité van het EOF, ter beslissing aan de Commissie voorgelegd.2. Indien de Commissie besluit af te wijken van het advies van het Comité van het EOF of indien dit Comité geen gunstig advies heeft uitgebracht, moet zij hetzij het voorstel intrekken, hetzij de aangelegenheid zo spoedig mogelijk voorleggen aan de Raad, die binnen een termijn van in de regel niet meer dan twee maanden besluit volgens dezelfde stemprocedure als het Comité van het EOF. In dit laatste geval, en wanneer het gaat om financieringsvoorstellen, kan de betrokken ACS-Staat, indien hij niet besloten heeft de zaak in het Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering aan de orde te stellen, overeenkomstig artikel 289, lid 3, van de Overeenkomst, de Raad alle gegevens mededelen die zijns inziens noodzakelijk zijn voor volledige kennis van zaken voor een definitief besluit, en door de Voorzitter en de leden van de Raad worden gehoord.

Artikel 28 1. Bij de Bank wordt een comité ingesteld, hierna « het comité van artikel 28 » genoemd, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Regeringen van de Lid-Staten. Het comité van artikel 28 staat onder voorzitterschap van de vertegenwoordiger van de Lid-Staat die het voorzitterschap van de Raad van Gouverneurs van de Bank uitoefent; het secretariaat van dit comité wordt gevoerd door de Bank.

Een vertegenwoordiger van de Commissie neemt deel aan de werkzaamheden van dit comité. 2. De Raad stelt met eenparigheid van stemmen het reglement van orde van het comité van artikel 28 vast.3. Voor de weging van de stemmen van de Lid-Staten en de gekwalificeerde meerderheid in het comité van artikel 28 geldt het bepaalde in artikel 21, leden 3, 4 en 5. Artikel 29 1. Het comité van artikel 28 brengt met gekwalificeerde meerderheid advies uit over de aanvragen voor leningen met rentesubsidie en over de voorstellen voor financiering met risicodragend kapitaal, welke door de Bank aan dit comité worden voorgelegd. De Commissievertegenwoordiger kan in de vergadering het oordeel van de Commissie over die voorstellen naar voren brengen. Dit oordeel heeft betrekking op de conformiteit van de projecten met het ontwikkelingshulpbeleid van de Gemeenschap, met de in de Overeenkomst omschreven doelstellingen van de financiële en technische samenwerking en met de door de ACS-EG-Raad van Ministers vastgestelde algemene beleidslijnen.

Naast de in de eerste alinea bedoelde taken kan het Comité van artikel 28 op verzoek van de Bank of van een of meer Lid-Staten met toestemming van de Bank : - kwesties bestuderen die raken aan het ontwikkelingsbeleid, voor zover deze rechtstreeks verband houden met de werkzaamheden van de Bank in het kader van het project; - van gedachten wisselen over de manier waarop de Bank en de Lid-Staten de financiering van projecten praktisch overwegen, met het oog op de coördinatie; - kwesties bespreken waartoe de in artikel 30, lid 6, bedoelde evaluaties van de werkzaamheden van de Bank aanleiding geven. 2. In het document dat de Bank aan het comité van artikel 28 voorlegt, wordt met name uiteengezet welke plaats het project inneemt in de ontwikkelingsperspectieven van het betrokken land of de betrokken landen en wordt in voorkomend geval melding gemaakt van de stand van de door de Gemeenschap toegekende terugbetaalbare steun en van de deelnemingen van de zijde van de Gemeenschap, alsmede van het gebruik dat van eerder verleende steun in dezelfde sector is gemaakt; eventuele bestaande projectevaluaties in genoemde sector worden bij dit document gevoegd. 3. Indien het comité van artikel 28 over een aanvraag voor een lening met rentesubsidie een gunstig advies uitbrengt, wordt deze aanvraag, vergezeld van het met redenen omklede advies van het comité en in voorkomend geval het oordeel van de Commissievertegenwoordiger, ter beslissing voorgelegd aan de raad van bewind van de Bank, die zich overeenkomstig de statuten van de Bank uitspreekt. Indien het comité geen gunstig advies uitbrengt, trekt de Bank de aanvraag in of besluit zij deze te handhaven. In het laatste geval wordt de aanvraag, vergezeld van het met redenen omklede advies van het comité en, in voorkomend geval, het oordeel van de Commissievertegenwoordiger, ter beslissing voorgelegd aan de raad van bewind van de Bank, die zich overeenkomstig de statuten van de Bank uitspreekt. 4. Indien het comité van artikel 28 over een voorstel tot financiering met risicodragend kapitaal een gunstig advies uitbrengt, wordt dit voorstel ter beslissing voorgelegd aan de raad van bewind van de Bank, die zich overeenkomstig de statuten van de Bank uitspreekt. Indien het comité geen gunstig advies uitbrengt, stelt de Bank overeenkomstig artikel 289, leden 2 en 3, van de Overeenkomst de vertegenwoordigers van de betrokken ACS-Staat of ACS-Staten op de hoogte; deze kunnen vragen : - het probleem in het Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering aan de orde te stellen, of - door de bevoegde instantie van de Bank te worden gehoord.

Na deze hoorzitting kan de Bank : - hetzij besluiten aan dit voorstel geen gevolg te geven; - hetzij de Lid-Staat die het voorzitterschap van het comité van artikel 28 waarneemt, verzoeken de aangelegenheid zo spoedig mogelijk aan de Raad voor te leggen.

In dit laatste geval wordt het voorstel aan de Raad voorgelegd, vergezeld van het advies van het comité van artikel 28 en in voorkomend geval het oordeel van de Commissievertegenwoordiger en alle gegevens die volgens de betrokken ACS-Staat noodzakelijk zijn voor volledige kennis van zaken.

De Raad spreekt zich uit volgens dezelfde stemprocedure als het comité van artikel 28.

Indien de Raad het standpunt van het comité van artikel 28 bevestigt, trekt de Bank haar voorstel in.

Indien de Raad zich daarentegen voor het voorstel van de Bank uitspreekt, legt deze de in haar statuten voorgeschreven procedures ten uitvoer.

Artikel 30 1. De Commissie en de Bank gaan elk voor zich na op welke wijze de door hen beheerde steun van de Gemeenschap door de ACS-Staten, door de LGO of door eventuele andere begunstigden wordt aangewend.2. Tevens gaan zij ieder voor zich in nauwe samenwerking met de verantwoordelijke autoriteiten van het betrokken land of de betrokken landen na op welke wijze de met de steun van de Gemeenschap gefinancierde projecten door de begunstigden worden gebruikt.3. In het kader van de leden 1 en 2 gaan de Commissie en de Bank na in hoeverre de in de artikelen 220 en 221 van de Overeenkomst en in de overeenkomstige bepalingen van het Besluit bedoelde doelstellingen zijn verwezenlijkt.4. De Bank verstrekt de Commissie geregeld alle gegevens over de uitvoering van de projecten die gefinancierd worden uit de door haar beheerde middelen van het Fonds.5. De Commissie en de Bank stellen de Raad er na het verstrijken van het aan de Overeenkomst gehechte Financieel Protocol van in kennis in hoeverre aan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde voorwaarden is voldaan. Het verslag van de Commissie en van de Bank bevat voorts een evaluatie van het effect van de communautaire steun op de sociaal-economische ontwikkeling van de ontvangende landen. 6. De Raad wordt periodiek in kennis gesteld van het resultaat van de door de Commissie en de Bank verrichte evaluatie van projecten die in uitvoering of voltooid zijn, met name vanuit het oogpunt van de nagestreefde ontwikkelingsdoelstellingen. HOOFDSTUK V Artikel 31 1. De in het derde deel, titel II, hoofdstuk 1, van de Overeenkomst en in de overeenkomstige bepalingen van het besluit bedoelde STABEX-transferbedragen worden uitgedrukt in ecu.2. De betalingen worden verricht in ecu.3. De Commissie stelt jaarlijks ren behoeve van de Lid-Staten een samenvattend verslag op over de werking van het systeem voor de stabilisatie van de exportopbrengsten en het gebruik van de getransfereerde middelen door de ACS-Staten. In dit verslag wordt met name aandacht besteed aan het effect van de verrichte transfers op de ontwikkeling van de sectoren waarvoor zij bestemd waren. 4. Lid 3 is eveneens van toepassing voor wat betreft de LGO. HOOFDSTUK VI Artikel 32 De uitvoeringsbepalingen van dit Akkoord worden neergelegd in een Financieel Reglement, dat bij de inwerkingtreding van het akkoord houdende wijziging van de vierde ACS-EG-Overeenkomst door de Raad met de in artikel 21, lid 4, vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt vastgesteld aan de hand van een ontwerp van de Commissie, nadat de Bank, over de voor haar relevante bepalingen, en de bij artikel 188 A en volgende van het Verdrag ingestelde Rekenkamer advies hebben uitgebracht.

Artikel 33 1. Bij de afsluiting van elk begrotingsjaar stelt de Commissie de jaarrekening en de balans van het Fonds vast.2. Onverminderd lid 5 oefent de Rekenkamer haar bevoegdheden eveneens uit ten aanzien van de verrichtingen van het Fonds.De wijze waarop dit geschiedt, wordt in het in artikel 32 bedoelde Financieel Reglement bepaald. 3. Aan de Commissie wordt kwijting voor het financiële beheer van het Fonds verleend door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die daarover een besluit neemt met de in artikel 21, lid 4, vastgestelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen.4. De in artikel 30, lid 4, bedoelde gegevens worden door de Commissie ter beschikking van de Rekenkamer gehouden zodat deze de uit de middelen van het Fonds verleende steun aan de hand van de stukken kan controleren.5. De uit de middelen van het fonds gefinancierde verrichtingen die onder het beheer van de Bank vallen, zijn onderworpen aan de controle- en kwijtingsprocedures zoals die voor alle verrichtingen van de Bank in haar statuten zijn vastgelegd.De Bank brengt jaarlijks aan de Commissie en de Raad verslag uit over de uitvoering van de verrichtingen die zijn gefinancierd uit de onder haar beheer vallende middelen van het Fonds. 6. De Commissie komt met de Bank overeen welke gegevens haar door de Bank op gezette tijden dienen te worden verstrekt, ten einde te kunnen beoordelen op welke wijze de Bank haar opdracht uitvoert, en een nauwe coördinatie tussen de Commissie en de Bank te bevorderen. Artikel 34 1. Onverminderd de in artikel 1, lid 2, punt a), onder ii), bedoelde transferbedragen geldt het volgende : - de overgebleven middelen van het Fonds dat is ingesteld bij het Intern Akkoord van 1975 betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap, worden verder beheerd op de in dat Akkoord vastgestelde wijze, en volgens de op 28 februari 1980 geldende regeling; - de overgebleven middelen van het Fonds dat is ingesteld bij het Intern Akkoord van 1979 betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap, worden verder beheerd op de in dat Akkoord vastgestelde wijze, en volgens de op 28 februari 1985 geldende regeling; - de overgebleven middelen van het Fonds dat is ingesteld bij het Intern Akkoord van 1985 betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap, worden verder beheerd op de in dat Akkoord vastgestelde wijze, en volgens de op 28 februari 1990 geldende regeling; - de overgebleven middelen van het Fonds dat is ingesteld bij het Intern Akkoord van 1990 betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap, worden verder beheerd op de in dat Akkoord vastgestelde wijze, en volgens de op 28 februari 1995 geldende regeling. 2. Indien door financiële tekorten ten gevolge van de uitputting van de overgebleven middelen de voltooiing van de uit de in lid 1 bedoelde Fondsen gefinancierde projecten in gevaar wordt gebracht, kan de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 21 aanvullende financieringsvoorstellen indienen. Artikel 35 1. Dit Akkoord wordt door elke Lid-Staat goedgekeurd overeenkomstig zijn eigen grondwettelijke voorschriften.De Regering van elke Lid-Staat stelt het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de voltooiing van de procedures die voor de inwerkingtreding van dit Akkoord zijn vereist. 2. Dit Akkoord wordt gesloten voor dezelfde duur als het aan de Overeenkomst gehechte Tweede Financieel Protocol.Het blijft echter van kracht voor zover dit nodig is voor de volledige uitvoering van alle uit hoofde van de Overeenkomst en dit protocol gefinancierde verrichtingen.

Artikel 36 Dit Akkoord, opgesteld in een exemplaar in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt neergelegd in het archief van het Secretariaat-Generaal van de Raad van de Europese Unie, dat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de Regering van elk der ondertekenende Lid-Staten. _______ Nota (1) PB nr.L 379 van 30 december 1978, blz. 1, Verordening gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1971/89 (PB nr. L 189 van 4 juli 1989, blz. 1).

Overeenkomst tot wijziging van de vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé van 15 december 1989, en slotakte, gedaan te Mauritius op 4 november 1995. - Lijst der gebonden staten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Protocol bij de vierde ACS-EG-Overeenkomst van Lomé naar aanleiding van de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot de Europese Unie, gedaan te Mauritius op 4 november 1995 Lijst der gebonden staten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Intern Akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van het Tweede Financieel Protocol bij de Vierde ACS-EG-Overeenkomst, ondertekend te Brussel op 20 december 1995 Lijst der gebonden Staten Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^