Etaamb.openjustice.be
Wet van 10 mei 2006
gepubliceerd op 19 juni 2006

Wet tot instelling van het algemeen kader voor de wederzijdse erkenning van beroepsopleidingen

bron
programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid
numac
2006011277
pub.
19/06/2006
prom.
10/05/2006
ELI
eli/wet/2006/05/10/2006011277/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 MEI 2006. - Wet tot instelling van het algemeen kader voor de wederzijdse erkenning van beroepsopleidingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2.In deze wet wordt verstaan onder : a) diploma : alle diploma's, certificaten en andere titels dan wel elk geheel van dergelijke diploma's, certificaten en andere titels die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften van die lidstaat, 2° waaruit blijkt dat de houder met succes - in de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 89/48/EEG : een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar of een gelijkwaardige deeltijdstudie heeft gevolgd aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of een andere instelling van gelijkwaardig opleidingsniveau en, in voorkomend geval, dat hij met succes de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist; - in de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 92/51/EEG : hetzij een postsecundaire studiecyclus van ten minste één jaar voltijds of van een gelijkwaardige duur deeltijds heeft gevolgd, en waarvan een van de toelatingsvoorwaarden normaliter een voltooide secundaire studiecyclus is die vereist is voor toelating tot het universitair of hoger onderwijs, alsmede de beroepsopleiding die eventueel in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist; hetzij één van de opleidingen vermeld in bijlage C van Richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 juli 1998 heeft gevolgd; 3° en waaruit blijkt dat de houder de vereiste beroepskwalificaties bezit om tot een gereglementeerd beroep in die lidstaat te worden toegelaten of om dat uit te oefenen, wanneer de met het diploma, het certificaat of de andere titel afgesloten opleiding overwegend in de Europese Gemeenschap is genoten, of wanneer zij buiten de Europese Gemeenschap is genoten in onderwijsinstellingen die een opleiding verstrekken die voldoet aan de wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften van een lidstaat, of wanneer de houder ervan een driejarige beroepservaring heeft opgedaan, gewaarmerkt door de lidstaat die een diploma, een certificaat of een andere titel van een derde land heeft erkend. Alle diploma's, certificaten en andere titels, dan wel elk geheel van dergelijke diploma's, certificaten en andere titels die door een bevoegde autoriteit in een lidstaat zijn afgegeven, worden gelijkgesteld met een diploma in de zin van het eerste lid, indien daarmee een in de Europese Gemeenschap gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door een bevoegde autoriteit in die lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend, en daaraan dezelfde rechten inzake toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep zijn verbonden; b) certificaat : alle opleidingstitels dan wel elk geheel van dergelijke titels die aan volgende voorwaarden voldoen : 1° in een lidstaat afgegeven door een bevoegde autoriteit die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat;2° waaruit blijkt dat de houder, na een secundaire studiecyclus te hebben gevolgd : - hetzij een andere studie- of beroepsopleidingscyclus heeft gevolgd dan bedoeld onder punt a), die wordt gegeven aan een onderwijsinstelling of in een bedrijf, of afwisselend aan een onderwijsinstelling en in een bedrijf, in voorkomend geval aangevuld met de stage of praktijkervaring die naast deze cyclus is vereist; - hetzij de stage of periode van praktijkervaring die naast die secundaire studiecyclus is vereist, heeft beëindigd, of waaruit blijkt dat de houder een secundaire studiecyclus van technische of beroepsmatige aard heeft gevolgd en vervolgens, in voorkomend geval; - hetzij een studie- of beroepsopleidingscyclus zoals bovenvermeld; - hetzij de stage of periode van praktijkervaring die naast de secundaire studiecyclus van technische of beroepsmatige aard is vereist, heeft beëindigd; 3° waaruit blijkt dat de houder de vereiste beroepskwalificaties bezit om tot een gereglementeerd beroep in die lidstaat te worden toegelaten of om dat uit te oefenen, wanneer de met deze titel afgesloten opleiding overwegend in de Europese Gemeenschap is genoten of wanneer zij buiten de Gemeenschap is genoten in onderwijsinstellingen die een opleiding verstrekken die voldoet aan de wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften van een lidstaat of wanneer de houder ervan een tweejarige beroepservaring heeft opgedaan, gewaarmerkt door de lidstaat die een opleidingstitel van een derde land heeft erkend. Met een certificaat in de zin van het eerste lid, worden gelijkgesteld alle opleidingstitels, dan wel elk geheel van dergelijke titels die door een bevoegde autoriteit in een lidstaat zijn afgegeven, indien daarmee een in de Europese Gemeenschap gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door een bevoegde autoriteit in een lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend, en daaraan dezelfde rechten inzake toegang tot of uitoefening van een gereglementeerd beroep zijn verbonden; c) bekwaamheidsattest : alle titels waarmee een opleiding wordt afgesloten en die geen deel uitmaken van een geheel dat een diploma of een certificaat in de zin van de onderhavige wet vormt, dan wel die zijn afgegeven naar aanleiding van een beoordeling van de persoonlijke kwaliteiten, de bekwaamheden of de kennis van de aanvrager, die voor de uitoefening van een beroep van essentieel belang worden geacht door een autoriteit die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat zonder dat het bewijs van een voorafgaande opleiding is vereist;d) gereglementeerd beroep : de gereglementeerde beroepsactiviteit of het geheel van gereglementeerde beroepsactiviteiten die in een lidstaat dit beroep vormen;e) gereglementeerde beroepsactiviteit : een beroepsactiviteit, voor zover de toegang tot of de uitoefening dan wel een van de wijzen van uitoefening daarvan, in een lidstaat krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk is gesteld van het bezit van : - een diploma in de zin van Richtlijn 89/48/EEG; - een opleidingstitel of een bekwaamheidsattest in de zin van Richtlijn 92/51/EEG. Met een gereglementeerde beroepsactiviteit wordt gelijkgesteld een beroepsactiviteit die wordt uitgeoefend door de leden van een vereniging of organisatie die onder andere tot doel heeft in de betrokken beroepssector een hoog niveau te bevorderen en te handhaven en die, voor de verwezenlijking van dit doel, een specifieke vorm van erkenning geniet door een lidstaat en aan haar leden een diploma of een opleidingstitel afgeeft, ervoor zorgt dat haar leden handelen volgens de beroepscode die zij voorschrijft, en hun het recht verleent, een opleidingstitel of de daarvoor gebruikelijke aanduidingen te voeren dan wel een status te genieten die met dit diploma of opleidingstitel overeenkomt; f) gereglementeerde opleiding in de zin van Richtlijn 89/48/EEG zoals gewijzigd door Richtlijn 2001/19/ EG : alle opleidingen die rechtstreeks gericht zijn op de uitoefening van een bepaald beroep in een lidstaat en die bestaan in een postsecundaire studiecyclus van ten minste drie jaar, of in een met deze studieduur overeenstemmende deeltijdse studie, aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of een instelling van gelijkwaardig opleidingsniveau, en, in voorkomend geval, in de bovenop de postsecundaire studiecyclus vereiste beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring.De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring worden vastgelegd bij de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat of worden door de hiertoe aangewezen autoriteit gecontroleerd of erkend.

Gereglementeerde opleiding in de zin van Richtlijn 92/51/EEG : alle opleidingen die specifiek gericht zijn op de uitoefening van een bepaald beroep in een lidstaat en die bestaat uit een studiecyclus, in voorkomend geval aangevuld met een beroepsopleiding, beroepsstage of praktijkervaring, waarvan de structuur en het niveau zijn vastgesteld bij de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van deze lidstaat of door de hiertoe aangewezen autoriteit worden gecontroleerd of erkend; g) beroepservaring : de daadwerkelijke en geoorloofde uitoefening van het betrokken beroep in een lidstaat;h) aanpassingsstage : de uitoefening van een gereglementeerd beroep in België onder verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beoefenaar van het betrokken beroep en eventueel gekoppeld aan een aanvullende opleiding.De stage wordt beoordeeld. De nadere regels voor de aanpassingsstage en de beoordeling alsmede de status van de migrerende stagiair worden door de Belgische bevoegde autoriteit vastgesteld; i) proef van bekwaamheid : een controle, uitsluitend de beroepskennis van de aanvrager betreffende, die door de Belgische bevoegde autoriteiten wordt verricht en die tot doel heeft te beoordelen of deze de bekwaamheid bezit om in België een gereglementeerd beroep uit te oefenen. Ten behoeve van deze controle stellen de bevoegde Belgische autoriteiten op basis van een vergelijking tussen de in België vereiste opleiding en de opleiding die de aanvrager heeft ontvangen, een lijst op van de vakken die niet bestreken worden door de titel(s) of het diploma die (dat) de aanvrager overlegt.

In de hypothese van het diploma in de zin van Richtlijn 92/51/EEG kan het zowel om theoretische kennis als om praktijkgerichte vaardigheden gaan, die vereist zijn voor de uitoefening van het beroep.

Bij de proeve van bekwaamheid moet in aanmerking worden genomen dat de aanvrager in de lidstaat van oorsprong of herkomst een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar is. De proef heeft betrekking op de vakken die moeten worden gekozen uit die welke op de lijst staan en waarvan de kennis een wezenlijke voorwaarde is om het beroep in België te kunnen uitoefenen.

In de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 89/48/EEG kan deze proef ook betrekking hebben op de kennis van de deontologie die in België op de betrokken activiteiten van toepassing is. De voorschriften betreffende de proeve van bekwaamheid worden door de Belgische bevoegde autoriteiten vastgesteld met inachtneming van het Gemeenschapsrecht; j) lidstaat : lidstaat van de EU of van de Europese Economische Ruimte en van de Helvetische Confederatie;k) bevoegde Belgische autoriteit : autoriteit die door een Belgische federale wet bevoegd wordt gemaakt. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 3.Onverminderd de bevoegdheid van de gemeenschappen en de gewesten is deze wet van toepassing op alle onderdanen van een lidstaat die als zelfstandige of werknemer een gereglementeerd beroep in België willen uitoefenen.

Deze wet is van toepassing op de gereglementeerde beroepen die onder de toepassing van artikelen 1 en 2 van Richtlijn 2001/19/EG vallen en die nog niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een verticale omzetting.

Deze wet is niet van toepassing op de beroepen die vallen onder een specifieke regeling waarmee tussen de lidstaten een onderlinge erkenning van diploma's is ingesteld, noch op de activiteiten die het voorwerp uitmaken van Richtlijn 1999/42/EG. HOOFDSTUK III. - Stelsel van erkenning wanneer België het bezit eist van een diploma in de zin van de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG

Art. 4.Wanneer in België de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een diploma in de zin van deze wet, mag de bevoegde Belgische autoriteit een onderdaan van een lidstaat de toegang tot of de uitoefening van dat beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden, niet weigeren wegens onvoldoende kwalificaties, indien : a) de aanvrager in het bezit is van het diploma (hetzij in de zin van Richtlijn 89/48/EEG, hetzij in de zin van Richtlijn 92/51/EEG) dat door een andere lidstaat is voorgeschreven om tot het betrokken beroep op zijn grondgebied te worden toegelaten dan wel deze activiteit aldaar uit te oefenen, en dat in een lidstaat behaald is, of b) de aanvrager dit beroep gedurende twee jaar (of gedurende een gelijkwaardige deeltijdsperiode in de hypothese van een diploma vereist in de zin van Richtlijn 92/51/EEG) tijdens de voorafgaande tien jaren voltijds heeft uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet gereglementeerd is in de zin van artikel 2, punt d), en van het eerste lid van artikel 2, punt e), en een of meer opleidingstitels bezit die hem op de uitoefening van dit beroep hebben voorbereid en die zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat waaruit blijkt dat de houder met succes een postsecundaire studiecyclus heeft gevolgd : - in de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 89/48/EEG : van ten minste drie jaar of een gelijkwaardige deeltijdstudie aan een universiteit of een instelling van hoger onderwijs of een andere instelling van hetzelfde opleidingsniveau in een lidstaat, en, in voorkomend geval, dat hij met succes de beroepsopleiding heeft gevolgd die in aanvulling op de postsecundaire studiecyclus wordt vereist; - in de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 92/51/EEG : van ten minste één jaar voltijds of van een gelijkwaardige duur deeltijds, en waarvan een van de toelatingsvoorwaarden normaliter een voltooide secundaire studiecyclus is die vereist is voor toelating tot het universitair of hoger onderwijs, alsmede de beroepsopleiding die eventueel in die postsecundaire studiecyclus is geïntegreerd of waarmee een gereglementeerde opleiding als bedoeld in bijlage D van Richtlijn 92/51/EEG is afgesloten.

Met de bedoelde opleidingstitel worden gelijkgesteld alle titels, dan wel elk geheel van dergelijke titels die door een bevoegde autoriteit in een lidstaat zijn afgegeven, indien daarmee een in de Europese Gemeenschap gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door de lidstaat als gelijkwaardig is erkend, mits de andere lidstaten en de Europese Commissie van deze erkenning in kennis zijn gesteld.

Art. 5.Artikel 4 belet niet dat België van de aanvrager eveneens verlangt : a) dat hij beroepservaring aantoont, wanneer de duur van de opleiding waarvan hij melding maakt, krachtens artikel 4, punt a) en b), ten minste één jaar korter is dan die welke in België vereist is.In dat geval mag de duur van de vereiste beroepservaring : - niet meer bedragen dan het dubbele van de ontbrekende opleidingsperiode, wanneer deze periode betrekking heeft op een postsecundaire studiecyclus en/of op een onder toezicht van een stageleider met succes gevolgde en met een examen afgesloten beroepsstage; - niet meer bedragen dan de ontbrekende opleidingsperiode, wanneer deze periode betrekking heeft op een met bijstand van een geschoolde beroepsbeoefenaar opgedane praktijkervaring in het beroep.

Bij diploma's in de zin van artikel 2, punt a), laatste lid, wordt de duur van de als gelijkwaardig erkende opleiding berekend aan de hand van de in artikel 2, punt a), eerste lid, gedefinieerde opleiding.

Bij de berekening van de beroepservaring moet rekening worden gehouden met de in artikel 4, eerste lid, punt b), bedoelde beroepservaring. De duur van de verlangde beroepservaring mag in geen geval meer dan vier jaar bedragen.

In de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 92/51/EEG kan de beroepservaring echter niet worden verlangd van een aanvrager, die in het bezit is van een diploma waarmee een postsecundaire studiecyclus wordt afgesloten als bedoeld in artikel 2, punt a), en die zijn beroep wil uitoefenen in België waar het bezit is vereist van een diploma of opleidingstitel waarmee een opleidingscyclus als bedoeld in de bijlagen C en D van voornoemde Richtlijn wordt afgesloten; b) dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar volbrengt of een proeve van bekwaamheid aflegt in een van de volgende situaties : - wanneer de door hem ontvangen opleiding volgens artikel 4, eerste lid, punt a) en b), betrekking heeft op (theoretische en/of praktijkgerichte) vakken (in de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 92/51/EEG) die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door het in België voorgeschreven diploma, - wanneer, in het in artikel 4, eerste lid, punt a), bedoelde geval, het in België gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepsactiviteiten omvat die niet bestaan in het beroep dat gereglementeerd is in de lidstaat van oorsprong of van herkomst van de aanvrager, en dit verschil gekenmerkt wordt door een specifieke opleiding die in België vereist is en betrekking heeft op (theoretische en/of praktijkgerichte) vakken (in de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 92/51/EEG) die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door het diploma waarnaar de aanvrager verwijst, - wanneer, in het in artikel 4, eerste lid, punt b), bedoelde geval, het in België gereglementeerde beroep een of meer gereglementeerde beroepsactiviteiten omvat die niet bestaan in het beroep dat de aanvrager in de lidstaat van oorsprong of van herkomst heeft uitgeoefend, en dit verschil gekenmerkt wordt door een specifieke opleiding die in België vereist is en betrekking heeft op (theoretische en/of praktijkgerichte) vakken (in de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 92/51/EEG) die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door de titel(s) waarnaar de aanvrager verwijst. Indien België overweegt om van de aanvrager te verlangen dat deze een aanpassingsstage volbrengt of een proeve van bekwaamheid aflegt, moet het eerst nagaan of de kennis die de aanvrager tijdens zijn beroepservaring heeft verworven van dien aard is dat het wezenlijke verschil als bedoeld in het eerste lid daardoor geheel of ten dele wordt ondervangen.

De aanvrager heeft de keuze tussen een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar en een proeve van bekwaamheid. Voor juridische beroepen kan België evenwel van de aanvrager verlangen dat die een aanpassingsstage volbrengt of een proeve van bekwaamheid aflegt.

Art. 6.In de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 89/48/EEG, onverminderd de artikelen 4 en 5, kunnen de bevoegde Belgische autoriteiten de aanvrager toelaten, ten einde zijn mogelijkheden te verbeteren om zich aan het beroepsleven in België aan te passen, op basis van gelijkwaardigheid, het deel van de beroepsopleiding te volgen dat bestaat uit praktijkervaring in het beroep, verkregen met de bijstand van een geschoolde beroepsbeoefenaar, en dat hij niet heeft gevolgd in de lidstaat van oorsprong of van herkomst. HOOFDSTUK IV. - Stelsel van erkenning wanneer België het bezit van een diploma in de zin van Richtlijn 92/51/EEG eist en de aanvrager in het bezit is van een certificaat of een gelijkwaardige opleidingstitel

Art. 7.Wanneer in België de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een diploma, mag de bevoegde Belgische autoriteit een onderdaan van een lidstaat de toegang tot of de uitoefening van dat beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden, niet weigeren wegens onvoldoende kwalificaties, indien een van de volgende situaties zich voordoet : a) de aanvrager is in het bezit van het certificaat dat door een andere lidstaat is voorgeschreven om tot het betrokken beroep op zijn grondgebied te worden toegelaten dan wel dat beroep aldaar uit te oefenen, en dat in een lidstaat behaald is, b) de aanvrager heeft dit beroep gedurende twee jaar tijdens de voorafgaande tien jaren voltijds uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet gereglementeerd is in de zin van artikel 2, punt d), en artikel 2, punt e), eerste lid, en bezit een of meer opleidingstitels die hem op de uitoefening van dat beroep hebben voorbereid en die zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Staat en, waaruit blijkt dat : - de houder, na een secundaire studiecyclus te hebben gevolgd hetzij een andere studie of beroepsopleidingscyclus dan bedoeld in punt a) heeft volbracht die aan een onderwijsinstelling of in een bedrijf wordt gegeven of afwisselend aan een onderwijsinstelling en in een bedrijf, en in voorkomend geval wordt aangevuld met de stage of de praktijkervaring die deel uitmaakt van die opleidingscyclus, hetzij de stage of de periode van praktijkervaring heeft volbracht, die deel uitmaakt van die secundaire studiecyclus, of - de houder, na een secundaire studiecyclus van technisch of beroepsonderwijs te hebben gevolgd, in voorkomend geval heeft volbracht hetzij een studie- of beroepsopleidingscyclus zoals bovenvermeld, hetzij, de stage of de periode van praktijkervaring die deel uitmaakt van die secundaire studiecyclus van technisch of beroepsonderwijs. Indien België overweegt om van de aanvrager te verlangen dat deze een aanpassingsstage volbrengt of een proeve van bekwaamheid aflegt, moet eerst nagegaan worden of de kennis die de aanvrager tijdens zijn beroepservaring heeft verworven van dien aard is dat het wezenlijke verschil tussen het diploma en het certificaat daardoor geheel of ten dele wordt ondervangen.

De aanvrager heeft de keuze tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid. Er kan evenwel van de aanvrager worden verlangd dat de aanvrager een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar volbrengt of een proeve van bekwaamheid aflegt. HOOFDSTUK V. - Stelsel van erkennin gwanneer België het bezit van een certificaat in de zin van Richtlijn 92/51/EEG eist

Art. 8.Wanneer in België de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een certificaat, kan de bevoegde Belgische autoriteit een onderdaan van een lidstaat de toegang tot of de uitoefening van dat beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden, niet weigeren wegens onvoldoende kwalificaties, indien een van de volgende situaties zich voordoet : a) de aanvrager is in het bezit van het diploma in de zin van de Richtlijnen 89/48/EEG en 92/51/EEG zoals omschreven in deze wet of van het certificaat dat door een andere lidstaat is voorgeschreven om tot het betrokken beroep op zijn grondgebied te worden toegelaten dan wel dat beroep aldaar uit te oefenen, en dat in een lidstaat behaald is;b) de aanvrager heeft dit beroep tijdens de voorafgaande tien jaren gedurende twee jaar voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet gereglementeerd is in de zin van artikel 2, punt d), of punt e) eerste lid, en hij een of meer opleidingstitels bezit die hem op de uitoefening van dat beroep hebben voorbereid en die zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die Staat en waaruit blijkt dat : - de houder, met succes een andere postsecundaire studiecyclus gevolgd heeft dan die bedoeld in de hypothese van een diploma in de zin van Richtlijn 89/48/EEG, van ten minste één jaar voltijds of van een gelijkwaardige duur deeltijds, en waarvan een van de toelatingsvoorwaarden normaliter een voltooide secundaire studiecyclus is die vereist is voor de toelating tot het universitair of hoger onderwijs, alsmede de beroepsopleiding die eventueel in die postsecundaire studiecyclus is geïntegreerd, of - de houder, na een secundaire studiecyclus te hebben gevolgd, hetzij een andere studie- of beroepsopleidingscyclus dan bedoeld in punt a) heeft volbracht die aan een onderwijsinstelling of in een bedrijf wordt gegeven of afwisselend aan een onderwijsinstelling en in een bedrijf, en in voorkomend geval wordt aangevuld met de stage of de praktijkervaring die deel uitmaakt van die opleidingscyclus, hetzij de stage of de periode van praktijkervaring heeft volbracht, die deel uitmaakt van die secundaire studiecyclus, of - de houder, na een secundaire studiecyclus van technisch of beroepsonderwijs te hebben gevolgd, heeft volbracht, in voorkomend geval, hetzij een studie- of beroepsopleidingscyclus zoals bovenvermeld, hetzij de stage of de periode van praktijkervaring, die deel uitmaakt van die secundaire studiecyclus van technisch of beroepsonderwijs;c) de aanvrager die geen diploma, certificaat of opleidingstitel in de zin van artikel 4, eerste lid, punt b), of van punt b) bezit, heeft dit beroep tijdens de voorafgaande tien jaar gedurende drie jaar achtereenvolgens voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet gereglementeerd is in de zin van artikel 2, punt d), en artikel 2, punt e), eerste lid. Alle opleidingstitels, dan wel elk geheel van dergelijke titels die door een bevoegde autoriteit in een lidstaat zijn afgegeven, worden met de in het eerste lid, punt b), bedoelde opleidingstitel gelijkgesteld, indien daarmee een in de Europese Gemeenschap gevolgde opleiding wordt afgesloten welke door de lidstaat als gelijkwaardig is erkend, mits de andere lidstaten en de Europese Commissie van deze erkenning in kennis zijn gesteld.

Art. 9.Artikel 8 belet niet dat van de aanvrager eveneens wordt verlangd : a) dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste twee jaar volbrengt, of zich aan een proeve van bekwaamheid onderwerpt, wanneer de door hem ontvangen opleiding volgens artikel 7, eerste lid, punt a) of b), betrekking heeft op theoretische en/of praktijkgerichte vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door het in België voorgeschreven certificaat, of wanneer er verschillen in de werkterreinen zijn, die in België worden gekenmerkt door een specifieke opleiding die is gericht op theoretische en/of praktijkgerichte vakken die wezenlijk verschillen van die welke door de opleidingstitel van de aanvrager worden bestreken. Indien er gebruik gemaakt wordt van deze mogelijkheid, heeft de aanvrager de keuze tussen een aanpassingsstage en een proef van bekwaamheid.

Indien België overweegt om van de aanvrager te verlangen dat deze een aanpassingsstage volbrengt of een proeve van bekwaamheid aflegt, moet het eerst nagaan of de kennis die de aanvrager tijdens zijn beroepservaring heeft verworven van dien aard is dat het wezenlijke voornoemde verschil daardoor geheel of ten dele worden ondervangen; b) dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste twee jaar volbrengt of zich aan een proeve van bekwaamheid onderwerpt, wanneer hij in het in artikel 8, eerste lid, punt c), bedoelde geval niet in het bezit is van een diploma, certificaat of opleidingstitel. HOOFDSTUK VI. - Bijzondere stelsels van erkenning van kwalificaties in de zin van Richtlijn 92/51/EEG

Art. 10.Wanneer in België de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een bekwaamheidsattest, mag de bevoegde Belgische autoriteit een onderdaan van een lidstaat de toegang tot of de uitoefening van dat beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden, niet weigeren wegens onvoldoende kwalificaties indien één van de volgende situaties zich voordoet : a) de aanvrager is in het bezit van het bekwaamheidsattest dat door een andere lidstaat is voorgeschreven om tot datzelfde beroep op zijn grondgebied te worden toegelaten dan wel dat beroep aldaar uit te oefenen, en dat in een lidstaat behaald is, b) de aanvrager legt de in andere lidstaten behaalde kwalificaties over, welke in het bijzonder met betrekking tot de gezondheid, de veiligheid, de milieubescherming en de consumentenbescherming garanties bieden die gelijkwaardig zijn aan de garanties welke op grond van de Belgische wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zijn vereist. Kan de aanvrager een dergelijk bekwaamheidsattest of dergelijke kwalificaties niet overleggen, dan zijn de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van België van toepassing.

Art. 11.Wordt in België de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk gesteld van het loutere bezit van een titel ten blijke van een algemene opleiding van het niveau van het basisonderwijs of van het secundaire onderwijs, dan mag de bevoegde Belgische autoriteit een onderdaan van een lidstaat de toegang tot of de uitoefening van dat beroep onder dezelfde voorwaarden als die welke voor eigen onderdanen gelden, niet weigeren wegens onvoldoende kwalificaties, indien de aanvrager in het bezit is van een opleidingstitel van het overeenkomstige niveau die afgegeven is in een andere lidstaat.

Deze opleidingstitel moet in die andere lidstaat afgegeven zijn door een bevoegde autoriteit die is aangewezen overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat. HOOFDSTUK VII. - Andere maatregelen om de daadwerkelijke uitoefening van het vestigingsrecht, het vrij verrichten van diensten en het vrije verkeer van loontrekkenden te vergemakkelijken

Art. 12.§ 1. De Belgische bevoegde autoriteit die de toegang tot een gereglementeerd beroep afhankelijk stelt van de overlegging van een bewijs van goed zedelijk gedrag, of een getuigschrift waaruit blijkt dat de betrokkene nooit failliet is gegaan of die de uitoefening van een dergelijk beroep in geval van ernstige fouten bij de beroepsuitoefening of strafbare overtreding opschort of verbiedt, aanvaardt als voldoende bewijs voor onderdanen van de lidstaten die dit beroep in België willen uitoefenen, de overlegging van documenten die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong of van herkomst zijn afgegeven en waaruit blijkt dat aan die eisen wordt voldaan.

Wanneer de in het eerste lid bedoelde documenten niet worden afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong of van herkomst worden deze vervangen door een verklaring onder ede - of, in de lidstaten waar de eed niet bestaat, door een plechtige verklaring - welke door de betrokkene wordt afgelegd ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of administratieve autoriteit, of, in voorkomend geval, van een notaris of een bevoegde beroepsorganisatie van de lidstaat van oorsprong of van herkomst, welke een attest afgeeft dat deze eed of deze plechtige verklaring bewijskracht heeft. § 2. Wanneer de Belgische bevoegde autoriteit van de onderdanen van deze lidstaat voor de toegang tot een gereglementeerd beroep of de uitoefening daarvan een document betreffende hun lichamelijke of geestelijke gezondheid eist, aanvaardt zij als voldoende bewijs dienaangaande het document dat in de lidstaat van oorsprong of van herkomst vereist is.

Wanneer de lidstaat van oorsprong of herkomst voor de toegang tot of de uitoefening van het betrokken beroep geen document van deze aard verlangt, aanvaardt België van de onderdanen van de lidstaat van oorsprong of herkomst een door een bevoegde autoriteit van laatstgenoemde Staat afgegeven attest, dat met de Belgische attesten overeenstemt. § 3. De Belgische bevoegde autoriteit kan eisen dat de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde documenten en attesten bij overlegging niet ouder dan drie maanden zijn. § 4. Wanneer de Belgische bevoegde autoriteit van de onderdanen van deze lidstaat voor de toegang tot een gereglementeerd beroep of de uitoefening daarvan een eed of een plechtige verklaring eist, en ingeval de formule van die eed of die verklaring niet door onderdanen van andere lidstaten kan worden gebruikt, zorgt zij ervoor dat de betrokkenen een aangepaste en gelijkwaardige formule ter beschikking kan worden gesteld. § 5. Wanneer een bewijs van financiële draagkracht is vereist voor de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep in België, aanvaardt België attesten die zijn afgegeven door banken in de lidstaat van oorsprong of van herkomst als gelijkwaardig aan die welke op zijn eigen grondgebied worden afgegeven. § 6. Wanneer de Belgische bevoegde autoriteit van de eigen onderdanen die toegang willen tot een gereglementeerd beroep of een dergelijk beroep willen uitoefenen, eist dat zij verzekerd zijn tegen de financiële risico's van hun beroepsaansprakelijkheid, aanvaardt België attesten van verzekeringsmaatschappijen in andere lidstaten als gelijkwaardig aan die welke op zijn eigen grondgebied worden afgegeven. Die attesten vermelden dat de verzekeraar de in België van kracht zijnde wetten en voorschriften heeft nageleefd wat betreft de voorwaarden en de reikwijdte van de dekking en mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden.

Art. 13.§ 1. De Belgische bevoegde autoriteit kent aan onderdanen van de lidstaten die aan de voorwaarden voor toegang tot en uitoefening van een gereglementeerd beroep op zijn grondgebied voldoen, het recht toe om de Belgische beroepstitel te voeren die met dat beroep overeenkomt. § 2. De Belgische bevoegde autoriteit kent aan de onderdanen van de lidstaten die aan de voorwaarden voor toegang tot en de uitoefening van een gereglementeerde beroepsactiviteit op het grondgebied van België voldoen, het recht toe om van hun wettige, in de lidstaat van oorsprong of van herkomst gevoerde opleidingstitel en eventueel van de afkorting daarvan, in de taal van deze Staat gebruik te maken. § 3. Indien een beroep in België is gereglementeerd door een vereniging of organisatie als bedoeld in artikel 2, punt e), mogen de onderdanen van de lidstaten de door die organisatie of vereniging verleende beroepstitel of de afkortingen daarvan uitsluitend gebruiken indien zij het bewijs overleggen dat zij lid van die organisatie of vereniging zijn. Indien de vereniging of organisatie het lidmaatschap afhankelijk stelt van bepaalde kwalificaties, mag zij deze kwalificaties van onderdanen van andere lidstaten, die beschikken over een diploma als bedoeld in artikel 2, punt a), of een certificaat in de zin van artikel 2, punt b), dan wel een opleidingstitel in de zin van artikel 4, eerste lid, punt b), of van artikel 7, eerste lid, punt b), slechts eisen overeenkomstig de bepalingen van deze wet.

Art. 14.Als bewijsmiddel dat aan de in artikelen 4 tot 11 gestelde voorwaarden is voldaan, worden de attesten en documenten die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden verstrekt en die de betrokkene moet overleggen ter ondersteuning van zijn aanvraag om het betrokken beroep te mogen uitoefenen aanvaard.

De procedure voor het onderzoek van een aanvraag om een gereglementeerd beroep te mogen uitoefenen, moet zo spoedig mogelijk worden voltooid; uiterlijk vier maanden na de indiening van het volledige dossier van de betrokkene moet zij door een met redenen omkleed besluit van de Belgische bevoegde autoriteit worden afgesloten. Tegen dit besluit, of tegen het uitblijven ervan, kan bij een nationale rechterlijke instantie beroep worden aangetekend. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 15.Onverminderd de toepassing van de andere specifieke wetten die tot de intracommunautaire erkenning van de beroepskwalificaties strekken, duidt de Koning de autoriteiten aan die voor het ontvangen van de aanvragen en het treffen van de beslissingen, bedoeld in deze wet, bevoegd zijn.

Art. 16.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 mei 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Wetenschapsbeleid, M. VERWILGEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2005-2006 : Kamer van volksvertegenwoordigers : Stukken.- 51-2047, nr. 1 : Wetsontwerp. - 51-2047, nr. 2 : Verslag. - 51-2047, nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag. - 16 februari 2006.

Senaat : Stukken. - 3-1574, nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat. - 3-1573, nr. 2 : Amendementen. - 3-1574, nr. 3 : Verslag. - 1574, nr. 4 : Tekst geamendeerd en verbeterd door de commissie. - 1574, nr. 5 : Tekst geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Handelingen. - 9 maart 2006.

Kamer van volksvertegenwoordigers : Stukken. - 51-2047, nr. 4 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat. - 51-2047, nr. 5 : Verslag. - 51-2047, nr. 6 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Integraal verslag. - 27 april 2006.

^