Etaamb.openjustice.be
Wet van 07 januari 2002
gepubliceerd op 01 februari 2002

Wet tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap

bron
federale overheidsdienst kanselarij en algemene diensten
numac
2002021011
pub.
01/02/2002
prom.
07/01/2002
ELI
eli/wet/2002/01/07/2002021011/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

7 JANUARI 2002. - Wet tot wijziging van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.In artikel 44 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd bij de wetten van 16 juli 1993 en 16 december 1996, worden na de woorden « De artikelen » de woorden « 31, §§ 5 en 6, » ingevoegd.

Art. 3.Artikel 49, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993, wordt vervangen als volgt : « De regering bestaat uit minstens drie leden en hoogstens vijf leden die door de Raad gekozen worden overeenkomstig de regels bepaald in artikel 60 van de bijzondere wet. »

Art. 4.In artikel 56 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het 1bis., ingevoegd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, wordt opgeheven. 2° het 3., opgeheven bij de wet van 16 juli 1993, wordt hersteld in de volgende lezing : « 3. Een dotatie ter compensatie van het kijk- en luistergeld; ».

Art. 5.In artikel 58 van dezelfde wet worden de woorden « de bijzondere wet van 26 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten » door de woorden « de financieringswet » vervangen.

Art. 6.In artikel 58bis van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de §§ 1 en 3 worden de woorden « de bijzondere wet van 26 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten » vervangen door de woorden « de financieringswet »;2° in de §§ 4 en 5 worden de woorden « de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten » door de woorden « de financieringswet » vervangen;3° in § 6, ingevoegd bij de wet van 22 december 2000, worden de woorden « vanaf het begrotingsjaar 2002 » vervangen door de woorden « vanaf het begrotingsjaar 2002 en tot en met het begrotingsjaar 2006 » en worden de woorden « op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten » vervangen door de woorden « op de wijze bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet »;4° een § 7 wordt ingevoegd, luidend als volgt : « § 7.Vanaf het begrotingsjaar 2007 wordt het met toepassing van § 6 voor het begrotingsjaar 2006 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, laatste lid, van de financieringswet. »

Art. 7.In artikel 58ter, § 5, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 22 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : « Vanaf het begrotingsjaar 2002 wordt het met toepassing van § 4 in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen evenals aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 47, § 2, van de financieringswet.»; 2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 8.In artikel 58quater van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « vanaf het begrotingsjaar 1994 » vervangen door de woorden « vanaf het begrotingsjaar 1994 en tot en met het begrotingsjaar 2001 »;2° na het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd, luidend als volgt : « Vanaf het begrotingsjaar 2002 wordt het met toepassing van het tweede lid in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen evenals aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bepaald in artikel 47, § 2, van de financieringswet.»

Art. 9.In artikel 58quinquies van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 22 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.Voor het begrotingsjaar 2001 wordt het in § 1 bedoelde bedrag aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 13, § 2, van de financieringswet.

Vanaf het begrotingsjaar 2002 wordt het met toepassing van het eerste lid in het begrotingsjaar 2001 verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen, op de wijze bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet. »; 2° in § 4 worden de woorden « artikel 58sexies » vervangen door de woorden « artikel 58septies ».

Art. 10.In dezelfde wet wordt in de plaats van artikel 58sexies, ingevoegd bij de wet van 22 december 2000, dat artikel 58septies wordt, een nieuw artikel 58sexies ingevoegd, luidende : «

Art. 58sexies.§ 1. Vanaf het begrotingsjaar 2002 worden bijkomende middelen toegekend. § 2. De volgende bedragen worden bepaald : 1° voor het begrotingsjaar 2002 : een percentage van het bedrag van 198.314.819,82 euro; 2° voor het begrotingsjaar 2003 : een percentage van het bedrag van 148.736.114,86 euro; 3° voor het begrotingsjaar 2004 : een percentage van het bedrag van 148.736.114,86 euro; 4° voor het begrotingsjaar 2005 : een percentage van het bedrag van 371.840.287,16 euro; 5° voor het begrotingsjaar 2006 : een percentage van het bedrag van 123.946.762,39 euro; 6° voor de begrotingsjaren 2007 tot en met 2011 : een percentage van het bedrag van 24.789.352,48 euro.

Het in eerste lid bedoelde percentage wordt verkregen door de verhouding te berekenen tussen enerzijds het aantal leerlingen in de Duitstalige Gemeenschap dat voor het schooljaar 2001-2002 overeenkomstig dezelfde criteria als deze bedoeld in artikel 39, § 2, van de financieringswet wordt bepaald en anderzijds het totaal aantal leerlingen in de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap dat voor hetzelfde schooljaar aan de hand van diezelfde criteria wordt bepaald. § 3. Voor het begrotingsjaar 2002 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag.

Voor elk van de begrotingsjaren 2003 tot en met 2006 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag dat wordt verhoogd met de voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3, van de financieringswet.

Voor elk van de begrotingsjaren 2007 tot en met 2011 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het betrokken begrotingsjaar in § 2 bepaalde bedrag dat wordt verhoogd met de voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, laatste lid, van de financieringswet.

Vanaf het begrotingsjaar 2012 is het totaal bedrag gelijk aan het voor het voorgaande begrotingsjaar met toepassing van deze paragraaf verkregen totaal bedrag nadat dit laatste is aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar op de wijze bedoeld in artikel 38, § 3ter, laatste lid, van de financieringswet. § 4. De in § 1 bedoelde bijkomende middelen worden als volgt bepaald : 1° voor het begrotingsjaar 2002 : het met toepassing van § 3, eerste lid, verkregen bedrag;2° voor elk van de begrotingsjaren 2003 tot en met 2011 wordt het met toepassing van § 3 verkregen totale bedrag, na aftrek van het in § 2 voor het betrokken begrotingsjaar bepaalde bedrag, jaarlijks vermenigvuldigd met de in artikel 58quinquies, § 3, bedoelde aanpassingsfactor. Het met toepassing van het vorige lid bekomen bedrag wordt verhoogd met het in § 2 voor het betrokken begrotingsjaar bepaalde bedrag; 3° vanaf het begrotingsjaar 2012 wordt het met toepassing van § 3 verkregen totale bedrag jaarlijks vermenigvuldigd met de in artikel 58quinquies, § 3, bedoelde aanpassingsfactor.»

Art. 11.In het nieuwe artikel 58septies worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 5 wordt vervangen als volgt : « § 5.Vanaf het begrotingsjaar 2002 tot en met het begrotingsjaar 2006 is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in artikel 56, 2., als volgt samengesteld : 1° het met toepassing van artikel 58bis, § 6, verkregen bedrag;2° het met toepassing van artikel 58ter, § 5, verkregen bedrag of, in voorkomend geval, voor het begrotingsjaar 2005, het met toepassing van artikel 58ter, § 6, in aanmerking genomen bedrag;3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;6° een vast jaarlijks bedrag van 275 161,81 euro.»; 2° er wordt een § 6 ingevoegd, luidende : « § 6.Vanaf het begrotingsjaar 2007 is het totale op de Rijksbegroting uitgetrokken krediet, bedoeld in artikel 56, 2., als volgt samengesteld : 1° het met toepassing van artikel 58bis, § 7, verkregen bedrag;2° het met toepassing van artikel 58ter, § 5, verkregen bedrag;3° het met toepassing van artikel 58quater verkregen bedrag;4° het met toepassing van artikel 58quinquies, § 4, verkregen bedrag;5° het met toepassing van artikel 58sexies verkregen bedrag;6° een vast jaarlijks bedrag van 275 161,81 euro.».

Art. 12.In dezelfde wet wordt een artikel 58octies ingevoegd, luidende : «

Art. 58octies.Een bedrag dat overeenstemt met 0,8428 % van het met toepassing van artikel 62bis, eerste lid, van de financieringswet, verkregen bedrag wordt aan de Duitstalige Gemeenschap toegewezen. »

Art. 13.In dezelfde wet wordt een artikel 58novies ingevoegd, luidende : «

Art. 58novies.Aan de Duitstalige Gemeenschap wordt jaarlijks een dotatie toegekend ter compensatie van het kijk- en luistergeld.

Het basisbedrag van deze dotatie wordt bepaald als het gemiddelde voor de begrotingsjaren 1999 tot en met 2001 van de in de Duitstalige Gemeenschap gelokaliseerde netto-opbrengst van het kijk- en luistergeld, met inachtneming van het lokalisatiecriterium zoals bepaald in artikel 5, § 2, 9°, van de financieringswet. De netto-opbrengst wordt uitgedrukt in prijzen van 2002.

Vanaf het begrotingsjaar 2003 wordt het met toepassing van het tweede lid verkregen bedrag jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het betrokken begrotingsjaar, op dezelfde wijze als bepaald in artikel 38, § 3, van de financieringswet.

De in het eerste lid bedoelde dotatie wordt gevormd door een gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting. »

Art. 14.Artikel 59 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 16 juli 1993, wordt vervangen als volgt : «

Art. 59.De artikelen 5, § 3bis, 8, 11, 53 en 68bis van de financieringswet zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. »

Art. 15.Artikel 60bis van dezelfde wet, ingevoegd door de wet van 18 juli 1990, wordt vervangen als volgt : «

Art. 60bis.De artikelen 50, 51, 52 en 54, § 1, eerste en derde lid en § 2, en artikel 62bis, vierde lid, van de financieringswet, zijn van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. »

Art. 16.In dezelfde wet wordt een artikel 89 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 89.Artikel 88, § 3bis, eerste lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen is van overeenkomstige toepassing op de Duitstalige Gemeenschap. »

Art. 17.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2002.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met `s Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 7 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Financiën, D. REYNDERS Gezien en met `s Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota Senaat.

Parlementaire Stukken. 2-783 - 2000 / 2001 : 001 : Wetsontwerp. 002 : Verslag. 003 : Amendement.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 10 en 12 juli 2001.

Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire Stukken. 50 1354 / (2000/2001) : 001 : Ontwerp overgezonden door de Senaat. 002 : Amendementen. 003 : Verslag. 004 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Parlementaire Handelingen.

Bespreking en aanneming. Vergadering van 13 december 2001.

^