gepubliceerd op 20 april 1999
Wet tot wijziging van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel
7 APRIL 1999. - Wet tot wijziging van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Artikel 23 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, opgeheven bij de wet van 22 december 1989, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «
Art. 23.§ 1. In afwijking van artikel 22, tweede lid, mogen deze ambtenaren, wanneer zij optreden in het kader van de controle van de gezinssituatie van de sociaal verzekerde, tussen 6 uur en 20 uur de bewoonde lokalen betreden, mits naleving van de bepalingen van onderhavig artikel. § 2. Het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening nodigt de sociaal verzekerde uit voor een onderhoud met het oog op het nazicht van zijn gezinssituatie. Dit onderhoud vindt plaats in het werkloosheidsbureau of in een ander lokaal waarover de Rijksdienst kan beschikken.
De uitnodiging gebeurt bij geschrift. Op straffe van nietigheid moet dit geschrift : 1° ten minste 10 dagen vóór de dag van het onderhoud verzonden worden;2° melding maken van de reden van de uitnodiging en van de mogelijkheid documenten voor te leggen die de verklaring betreffende de gezinssituatie staven;de uitnodiging vermeldt een niet limitatieve lijst van dergelijke documenten.
Indien de Rijksdienst bij het einde van dit onderhoud nog twijfels heeft omtrent de juistheid van de verklaring inzake de gezinssituatie en oordeelt dat een bezoek van de bewoonde lokalen noodzakelijk is, deelt hij dit onmiddellijk mee aan de sociaal verzekerde en vraagt hij daartoe diens toestemming. De vraag gebeurt uitdrukkelijk en ondubbelzinnig.
Indien de sociaal verzekerde zijn toestemming verleent, wordt hij verzocht een document te ondertekenen waarbij het huisbezoek wordt toegestaan. Deze toestemming doet geen afbreuk aan de verplichting de bepaling van § 3, tweede lid, na te leven, indien een ander persoon die het werkelijk genot heeft van de plaats, aanwezig is op het tijdstip van het huisbezoek.
Indien de sociaal verzekerde weigert zijn toestemming te verlenen of de gegeven toestemming later intrekt, wordt hij erover ingelicht dat de Rijksdienst bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank een aanvraag kan indienen om de toelating te bekomen de bewoonde lokalen te betreden.
De aanvraag wordt ingediend bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank bevoegd voor de plaats waar het bezoek moet plaatsvinden. Indien de voorzitter de toelating verleent, wordt het onderzoek verricht door tenminste twee ambtenaren, bedoeld in § 1. § 3. Indien de sociaal verzekerde zich, zonder voldoende rechtvaardiging, niet aanmeldt voor het onderhoud bedoeld in § 2, eerste lid, mogen de ambtenaren bedoeld in § 1 zich aanmelden bij de sociaal verzekerde ten huize.
De ambtenaren mogen overeenkomstig de wet van 7 juni 1969 tot vaststelling van de tijd gedurende dewelke geen opsporing ten huize of huiszoeking mag worden verricht en § 1, de bewoonde lokalen betreden mits toestemming van de persoon die het werkelijk genot heeft van de plaats. Deze toestemming moet schriftelijk en voorafgaand aan de aanvang van het huisbezoek gegeven worden.
De bepalingen van § 2, vijfde en zesde lid, zijn toepasselijk indien de toestemming wordt geweigerd. § 4. In afwijking van de §§ 2 en 3 kan de Rijksdienst, indien hij beschikt over ernstige en overeenstemmende gegevens waaruit blijkt dat de verklaring betreffende de gezinssituatie onjuist kan zijn en dat een bezoek van de bewoonde lokalen noodzakelijk is, bij de voorzitter van de arbeidsrechtbank een aanvraag indienen om de toelating te bekomen de bewoonde lokalen te betreden.
De bepaling van § 2, zesde lid, is in dit geval toepasselijk.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 7 april 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1998-1999 Kamer van volksvertegenwoordigers Parlementaire stukken.- Wetsontwerp, nr. 1912/1. - Erratum, nr. 1912/2. - Amendementen, nrs. 1912/3 tot 6. - Advies van de Raad van State, nr. 1912/7. - Verslagen, nrs. 1912/8 en 9. - Tekst aangenomen door de commissie (artikel 77 van de Grondwet), nr. 1912/10. - Tekst aangenomen door de commissies (artikel 78 van de Grondwet), nr. 1912/11. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat (artikel 77 van de Grondwet), nr. 2020/1.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 23 en 25 februari 1999.
Senaat Parlementaire stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1283/1. - Verslag, nr. 1-1283/2. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-1283/3. - Amendementen, nr. 1-1283/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 1-1283/5.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 25 maart 1999.