gepubliceerd op 11 december 1999
Wet houdende instemming met het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, opgemaakt te Wenen op 26 september 1986
5 JUNI 1998. - Wet houdende instemming met het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, opgemaakt te Wenen op 26 september 1986 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.Het Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval, opgemaakt te Wenen op 26 september 1986, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 5 juni 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Binnenlandse Zaken, L. TOBBACK De Minister van Volksgezondheid, M. COLLA De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota's (1) Zittingen 1996-1997 - 1997-1998. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 3 juli 1997, nr. 1-697/1. - Verslag, nr. 1-697/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer, nr.1-697.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 26maart 1998. - Stemming. Vergadering van 26 maart 1998.
Kamer.
Zitting 1997-1998.
Documenten. - Tekst overgezonden door de Senaat, nr. 49-1478/1. - Verslag, nr. 49-1478/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking. Vergadering van 22april 1998. - Stemming. Vergadering van 28 april 1998. (2) Overeenkomstig paragraaf 4 van haar artikel 12, is deze Overeenkomst in werking getreden voor België op 4 februari 1999. Verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval De Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, Zich ervan bewust dat in een aantal Staten werkzaamheden op nucleair gebied worden verricht, Gelet op het feit dat uitgebreide maatregelen zijn en worden getroffen ter verzekering van een grote mate van veiligheid bij de werkzaamheden op nucleair gebied en gericht op het voorkomen van nucleaire ongevallen en op het zoveel mogelijk beperken van de gevolgen van een zodanig ongeval, indien dit zich voordoet, Geleid door de wens de internationale samenwerking bij het op veilige wijze ontwikkelen en gebruiken van kernenergie verder uit te breiden, Overtuigd van de noodzaak dat de Staten zo tijdig mogelijk de relevante informatie verschaffen over nucleaire ongevallen, ten einde de grensoverschrijdende gevolgen van ongevallen met radioactieve stoffen zoveel mogelijk te kunnen beperken.
Gezien het nut van bilaterale en multilaterale overeenkomsten inzake de uitwisseling van informatie op dit gebied, Zijn als volgt overeengekomen : Artikel 1 Reikwijdte van de toepassing 1. Dit Verdrag is van toepassing op ieder ongeval waarbij installaties of werkzaamheden van een Staat die Partij bij dit Verdrag is, of van personen of rechtspersonen die onder zijn rechtsmacht of toezicht vallen, zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel, zijn betrokken en waarbij radioactieve stof vrijkomt of waarschijnlijk vrijkomt, hetgeen heeft geleid of kan leiden tot een internationale grensoverschrijdende uitstoot die voor een andere Staat belangrijk kan zijn met betrekking tot de beveiliging tegen vrijgekomen radioactieve stoffen.2. De in het eerste lid bedoelde installaties en werkzaamheden zijn de volgende : a) iedere kernreactor, ongeacht de plaats waar deze is gelegen;b) iedere installatie ten behoeve van de splijtstofcyclus;c) iedere installatie voor de behandeling van radioactief afval;d) het vervoer en de opslag van splijtstoffen of radioactief afval;e) de vervaardiging, het gebruik, de opslag, de verwijdering en het vervoer van radio-isotopen voor agrarische, industriële en medische doeleinden, alsmede voor verwante doeleinden op het gebied van de wetenschap en het wetenschappelijke onderzoek;en f) het gebruik van radio-isotopen voor de opwekking van energie in ruimtevoorwerpen. Artikel 2 Kennisgeving en informatie Bij een in artikel 1 omschreven ongeval (hierna te noemen : een « nucleair ongeval ») dient de bij dit Verdrag Partij zijnde Staat die in dat artikel wordt bedoeld : a) onverwijld, rechtstreeks of door tussenkomst van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (hierna te noemen : de « Organisatie »), aan de Staten die de in artikel 1 omschreven gevolgen aan den lijve ondervinden of kunnen ondervinden, en aan de Organisatie kennis te geven van het nucleaire ongeval, de aard daarvan, het tijdstip en, zo nodig, de nauwkeurige plaats van het ongeval;b) onmiddellijk de in a) bedoelde Staten, rechtstreeks of door tussenkomst van de Organisatie, en de Organisatie de informatie te verschaffen die van belang is voor het zoveel mogelijk beperken van de gevolgen van de vrijgekomen radioactieve stoffen in deze Staten, zoals omschreven in artikel 5. Artikel 3 Andere nucleaire ongevallen Ten einde de gevolgen van het vrijkomen van radioactieve stoffen zoveel mogelijk te beperken, kunnen de Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, ook kennis geven van andere nucleaire ongevallen dan die welke zijn omschreven in artikel 1.
Artikel 4 Taken van de Organisatie De Organisatie dient : a) onverwijld de Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, de Lidstaten, de andere Staten die de in artikel 1 omschreven gevolgen aan den lijve ondervinden of kunnen ondervinden, en de desbetreffende internationale intergouvernementele organisaties (hierna te noemen : « internationale organisaties ») in te lichten over een kennisgeving die ingevolge het bepaalde in a) van artikel 2 is ontvangen;en b) onmiddellijk elke Staat die Partij bij dit Verdag is, elke Lidstaat of elke desbetreffende internationale organisatie, op verzoek, de ingevolge het bepaalde in b) van artikel 2 ontvangen informatie te verschaffen. Artikel 5 Te verschaffen informatie 1. De ingevolge het bepaalde in b) van artikel 2 te verschaffen informatie omvat de volgende gegevens waarover de Staat die Partij bij dit Verdrag is, op dat tijdstip beschikt : a) het tijdstip, waar nodig de nauwkeurige plaats, alsmede de aard van het nucleaire ongeval;b) de daarbij betrokken installatie of werkzaamheden;c) de veronderstelde of vastgestelde oorzaak en het verwachte verloop van het nucleaire ongeval met betrekking tot de grensoverschrijdende vrijgekomen radioactieve stoffen;d) de algemene kenmerken van de vrijgekomen radioactieve stoffen, met ingberip van - voor zover zulks uitvoerbaar en nodig is - de aard, de vermoedelijke fysische en chemische vorm, alsmede de hoeveelheid, de samenstelling en de effectieve hoogte van de vrijgekomen radioactieve stoffen;e) informatie over de bestaande en de voorspelde meteorologische en hydrologische omstandigheden, die nodig is voor het voorspellen van de grensoverschrijdende uitstoot van de radioactieve stoffen;f) de resultaten van de radioactiviteitsmetingen in het milieu die relevant zijn met betrekking tot de grensoverschrijdende vrijgekomen radioactieve stoffen;g) de beschermende maatregelen die buiten de locatie van het ongeval zijn genomen of voorgesteld;h) het voorspelde gedrag van de vrijgekomen radioactieve stoffen in de loop van de tijd.2. Deze informatie dient met passende tussenpozen te worden aangevuld met nadere, relevante, gegevens over de ontwikkeling van de noodsituatie, met inbegrip van het verwachte of feitelijke einde daarvan.3. De ingevolge het bepaalde in b) van artikel 2 ontvangen informatie kan zonder beperking worden gebruikt, behalve indien deze informatie vertrouwelijk wordt verstrekt door de kennisgevende Staat die Partij bij dit Verdrag is. Artikel 6 Overleg Een Staat die Partij bij dit Verdrag is en informatie ingevolge het bepaalde in b) van artikel 2 verschaft, geeft, voor zover zulks in redelijkheid uitvoerbaar is, onmiddellijk gehoor aan een verzoek om verdere informatie of nader overleg, dat door een getroffen Staat die Partij bij dit Verdrag is, is gedaan om de gevolgen van de vrijgekomen radioactieve stoffen in deze Staat zoveel mogelijk te beperken.
Artikel 7 Bevoegde autoriteiten en contactpunten 1. Elke Staat die Partij bij dit Verdrag is, stelt de Organisatie en de overige Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, rechtstreeks of door tussenkomst van de Organisatie, in kennis van zijn bevoegde autoriteiten en het contactpunt dat verantwoordelijk is voor de uitgifte en de ontvangst van de in artikel 2 bedoelde kennisgeving en informatie.Deze contactpunten, alsmede een centraal punt binnen de Organisatie, dienen permanent bereikbaar te zijn. 2. Elke Staat die Partij bij dit Verdrag is, stelt de Organisatie onmiddellijk in kennis van alle wijzigingen die zich in de in het eerste lid bedoelde gegevens kunnen voordoen.3. De Organisatie houdt een lijst bij van deze nationale autoriteiten en contactpunten, alsmede van de contactpunten van de relevante internationale organisaties, en zendt deze toe aan de Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, aan de Lidstaten en aan de relevante internationale organisaties. Artikel 8 Bijstand aan Staten die Partij bij dit Verdrag zijn Overeenkomstig haar Statuut en op verzoek van een Staat die Partij bij dit Verdrag is, doch zelf geen werkzaamheden op nucleair gebied verricht en grenst aan een Staat die een nucleair programma uitvoert, doch geen Partij bij dit Verdrag is, stelt de Organisatie een onderzoek in naar de mogelijkheid en de instelling van een passend systeem voor het meten van radioactiviteit, ten einde de verwezenlijking van de doeleinden van dit Verdrag te vergemakkelijken.
Artikel 9 Bilaterale en multilaterale overeenkomsten Ter bevordering van hun gemeenschappelijke belangen kunnen de Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, overwegen, waar zulks dienstig lijkt, bilaterale of multilaterale overeenkomsten te sluiten met betrekking tot de inhoud van dit Verdrag.
Artikel 10 Verhouding tot andere internationale overeenkomsten Dit Verdrag tast de wederzijdse rechten en verplichtingen van de Partij bij dit Verdrag zijnde Staten krachtens bestaande internationale overeenkomsten die betrekking hebben op de in dit Verdrag voorziene aangelegenheden, of krachtens toekomstige internationale overeenkomsten die worden gesloten in overeenstemming met het onderwerp en het doel van dit Verdrag, niet aan.
Artikel 11 Regeling van geschillen 1. Ingeval zich een geschil voordoet tussen Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, of tussen een Staat die Partij bij dit Verdrag is, en de Organisatie betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag, plegen de partijen bij het geschil overleg, ten einde het geschil te regelen door middel van onderhandeling of door enig ander vreedzaam middel voor de regeling van geschillen dat voor hen aanvaardbaar is.2. Indien een geschil van deze aard tussen Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, niet kan worden geregeld binnen één jaar na het verzoek om overleg ingevolge het bepaalde in het eerste lid, wordt het, op verzoek van een partij bij dit geschil, onderworpen aan arbitrage of ter beslissing voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof.Ingeval een geschil aan arbitrage wordt onderworpen, kan een partij bij het geschil, indien binnen zes maanden na de datum van het verzoek de partijen bij het geschil geen overeenstemming kunnen bereiken over de wijze van arbitrage, de President van het Internationale Gerechtshof of de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties verzoeken één of meer scheidsmannen aan te wijzen. In het geval van tegenstrijdige verzoeken door de partijen bij het geschil, heeft het verzoek aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties de voorrang. 3. Bij de ondertekening, bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van of toetreding tot dit Verdrag kan een Staat verklaren zich niet gebonden te achten door één van de in het tweede lid bedoelde procedures voor de regeling van geschillen, of door beide.De overige Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, zijn niet gebonden aan een in het tweede lid bedoelde procedure voor de regeling van geschillen met betrekking tot een Staat die Partij bij dit Verdrag is en voor wie een dergelijke verklaring van kracht is. 4. Een Staat die Partij bij dit Verdrag is en een verklaring heeft afgegeven overeenkomstig het bepaalde in het derde lid, kan deze te allen tijde intrekken door middel van een kennisgeving aan de depositaris. Artikel 12 Inwerkingtreding 1. Dit Verdrag staat open voor ondertekening door alle Staten en door Namibië, vertegenwoordigd door de Raad van Namibië van de Verenigde Naties, op de Zetel van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie te Wenen, alsmede op de Zetel van de Verenigde Naties te New York, met ingang van 26 september 1986 onderscheidenlijk 6 oktober 1986 tot aan de inwerkingtreding ervan of gedurende twaalf maanden, welk van deze tijdvakken het langst is.2. Een Staat, alsmede Namibië, vertegenwoordigd door de Raad voor Namibië van de Verenigde Naties, kan zijn instemming door dit Verdrag gebonden te worden tot uitdrukking brengen, hetzij door ondertekening, hetzij door nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring na ondertekening onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, hetzij door nederlegging van een akte van toetreding.De akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding worden nedergelegd bij de depositaris. 3. Dit Verdrag treedt in werking dertig dagen nadat drie Staten hun instemming door dit Verdrag gebonden te worden tot uitdrukking hebben gebracht.4. Voor elke Staat die zijn instemming door dit Verdrag gebonden te worden tot uitdrukking brengt, na de inwerkingtreding daarvan, treedt dit Verdrag in werking dertig dagen na de datum waarop zijn instemming tot uitdrukking is gebracht.5. a) Dit Verdrag staat open voor toetreding, zoals bepaald in dit artikel, door internationale organisaties en organisaties voor regionale integratie die zijn opgericht door soevereine Staten en bevoegd zijn over internationale overeenkomsten inzake aangelegenheden waarop dit Verdrag betrekking heeft te onderhandelen, deze te sluiten en toe te passen.b) In aangelegenheden die binnen hun bevoegdheid vallen, oefenen deze organisaties zelfstandig de rechten uit en vervullen zelfstandig de verplichtingen die volgens dit Verdrag toekomen aan de Staten die Partij bij dit Verdrag zijn.c) Bij de nederlegging van een akte van toetreding door een organisatie zendt deze een verklaring aan de depositaris waarin zij de omvang van haar bevoegdheid aangeeft met betrekking tot de aangelegenheden waarop dit Verdrag betrekking heeft.d) Een dergelijke organisatie heeft geen aanvullende stem bij de stemmen van haar Lidstaten. Artikel 13 Voorlopige toepassing Een Staat kan, bij ondertekening of op een later tijdstip voordat dit Verdrag voor deze Staat in werking treedt, verklaren dit Verdrag voorlopig toe te passen.
Artikel 14 Wijzigingen 1. Een Staat die Partij bij dit Verdrag is, kan voorstellen tot wijziging van dit Verdrag doen.De voorgestelde wijziging wordt voorgelegd aan de depositaris, die deze onmiddellijk toezendt aan alle overige Staten die Partij bij dit Verdrag zijn. 2. Indien een meerderheid van de Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, de depositaris verzoekt een conferentie bijeen te roepen om de voorgestelde wijzigingen te bestuderen, zendt de depositaris aan alle Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, een uitnodiging tot bijwoning van deze conferentie, die niet eerder dan dertig dagen na de verzending van de uitnodigingen aanvangt.Iedere wijziging die op de conferentie wordt aangenomen met een tweederde meerderheid van alle Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, wordt vastgelegd in een protocol, dat te Wenen en te New York wordt opengesteld voor ondertekening door alle Staten die Partij bij dit Verdrag zijn. 3. Het protocol treedt in werking dertig dagen nadat drie Staten hun instemming door dit protocol gebonden te worden tot uitdrukking hebben gebracht.Voor elke Staat die na de inwerkingtreding van het protocol zijn instemming daardoor gebonden te worden tot uitdrukking brengt, treedt het protocol in werking dertig dagen na de datum waarop zijn instemming tot uitdrukking is gebracht.
Artikel 15 Opzegging 1. Een Staat die Partij bij dit Verdrag is, kan dit Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de depositaris.2. De opzegging wordt van kracht één jaar na de datum waarop de kennisgeving door de depositaris wordt ontvangen. Artikel 16 Depositaris 1. De Directeur-Generaal van de Organisatie is de depositaris van dit Verdrag.2. De Directeur-Generaal van de Organisatie stelt de Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, en alle overige Staten onmiddellijk in kennis van : a) elke ondertekening van dit Verdrag of van een protocol van wijziging;b) elke nederlegging van een akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding met betrekking tot dit Verdrag of een protocol van wijziging;c) een verklaring of een intrekking daarvan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11;d) een verklaring van voorlopige toepassing van dit Verdrag overeenkomstig het bepaalde in artikel 13;e) de inwerkingtreding van dit Verdrag en van elke daarin aangebrachte wijziging;en f) een opzegging, geschied krachtens het bepaalde in artikel 15. Artikel 17 Authentieke teksten en gewaarmerkte afschriften Het origineel van dit Verdrag, waarvan de Arabische, de Chinese, de Engelse, de Franse, de Russische en de Spaanse tekst gelijkelijk authentiek zijn, wordt nedergelegd bij de Directeur-Generaal van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, die een gewaarmerkt afschrift zendt aan alle Staten die Partij bij dit Verdrag zijn, en aan alle overige Staten.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag dat overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van artikel 12 is opengesteld voor ondertekening, hebben ondertekend.
AANGENOMEN door de Algemene Conferentie van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie, in bijzondere zitting te Wenen bijeen op 26 september negentienhonderd zesentachtig.