Etaamb.openjustice.be
Wet van 04 mei 2023
gepubliceerd op 23 mei 2023

Wet houdende invoeging van boek XIX "Schulden van de consument" in het Wetboek van economisch recht

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2023042228
pub.
23/05/2023
prom.
04/05/2023
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 MEI 2023. - Wet houdende invoeging van boek XIX "Schulden van de consument" in het Wetboek van economisch recht (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht Afdeling 1. - Wijzigingen van boek I

van het Wetboek van economisch recht

Art. 2.In boek I, titel 2, van het Wetboek van economisch recht, wordt een hoofdstuk 13/1 ingevoegd, luidende "Definities eigen aan boek XIX".

Art. 3.In hoofdstuk 13/1, ingevoegd bij artikel 2, wordt een artikel I.22/1 ingevoegd, luidende: "Art. I.22/1. Voor de toepassing van boek XIX gelden de volgende definities: 1° minnelijke invordering van schulden: iedere handeling of praktijk van een onderneming die tot doel heeft de consument ertoe aan te zetten een onbetaalde schuld te betalen, met uitzondering van iedere invordering op grond van een uitvoerbare titel;2° activiteit van minnelijke invordering van schulden: elke door een onderneming uitgeoefende activiteit die bestaat in het minnelijk invorderen van onbetaalde schulden voor andermans rekening, dan wel het minnelijk invorderen van tegen betaling overgenomen schuldvorderingen;3° schuldinvorderaar: elke onderneming die een activiteit van minnelijke invordering van schulden uitoefent; 4° onderneming: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen." Afdeling 2. - Invoeging van een nieuw boek XIX

in het Wetboek van economisch recht

Art. 4.In hetzelfde Wetboek wordt een boek XIX ingevoegd dat de artikelen XIX.1 tot XIX.15 bevat, luidende: "Boek XIX. Schulden van de consument Titel 1. Betaling van schulden door consumenten aan ondernemingen Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied Art. XIX.1. Deze titel is van toepassing op iedere betalingsachterstand van een schuld van een consument aan een onderneming.

Hoofdstuk 2. Betalingsachterstand Art. XIX.2. § 1. Wanneer de consument zijn schuld niet heeft betaald op de vervaldatum en een schadebeding van toepassing is, kan dit beding enkel toegepast worden na het verzenden van een ingebrekestelling die de vorm aanneemt van een eerste herinnering en na het verstrijken van een termijn van ten minste veertien kalenderdagen die ingaat op de derde werkdag na verzending van de herinnering aan de consument.

Wanneer de herinnering langs elektronische weg wordt verzonden, vangt de termijn van veertien kalenderdagen aan op de kalenderdag die volgt op de dag waarop de herinnering werd verzonden aan de consument. § 2. Er mogen geen kosten worden aangerekend aan de consument voor de eerste herinnering bij niet-betaling van één vervaldatum.

In afwijking van het eerste lid, mogen er per kalenderjaar geen kosten worden aangerekend aan de consument voor de herinneringen bij niet-betaling van drie vervaldata in het geval van overeenkomsten betreffende de regelmatige levering van goederen of diensten. De kosten voor bijkomende herinneringen mogen niet hoger liggen dan 7,50 euro, vermeerderd met de op het ogenblik van de verzending geldende portokosten.

De herinneringen worden verzonden op een duurzame drager. § 3. De eerste herinnering bevat minimaal de volgende gegevens: 1° het verschuldigde saldo en het bedrag van het schadebeding dat zal worden geëist bij niet-betaling binnen de termijn van veertien kalenderdagen bedoeld in paragraaf 1;2° de naam of de benaming, en het ondernemingsnummer van de onderneming die schuldeiser is;3° een beschrijving van het product dat de schuld heeft doen ontstaan, alsook de datum van opeisbaarheid van deze schuld; 4° de termijn bedoeld in paragraaf 1, waarbinnen de schuld moet terugbetaald worden vooraleer enige kost, interesten of vergoedingen bedoeld in artikel XIX.4 mogen worden gevorderd. § 4. Als de consument zijn schuld niet heeft betaald wanneer de termijn van veertien kalenderdagen bedoeld in paragraaf 1, is afgelopen, en wanneer een schadebeding bepaalt dat er een verwijlinterest zoals bedoeld in artikel XIX.4, eerste lid, 1°, van toepassing is, kan de onderneming die een kmo is, beslissen om de verwijlinterest te laten lopen vanaf de kalenderdag die volgt op de dag waarop de herinnering aan de consument wordt verzonden.

Een kmo is elke onderneming die, op het moment van de toepassing van dit artikel, voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 1:24, § 1, van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. § 5. De bewijslast betreffende de naleving van de verplichtingen bedoeld in dit artikel ligt bij de onderneming. § 6. Is verboden en nietig, elk beding dat vrijstelt van de voorafgaande vormvereisten bepaald in dit artikel.

Art. XIX.3. De onderneming verstrekt onverwijld, op vraag van de consument, op een duurzame drager, alle bewijsstukken van de schuld en alle nodige informatie over hoe een betwisting van de schuld in te dienen.

Hoofdstuk 3. Schadebedingen Art. XIX.4. In geval van gehele of gedeeltelijke niet-betaling van de schuld na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel XIX.2, § 1, kan geen enkele andere betaling dan deze hierna vermeld worden gevorderd van de consument: 1° de verwijlinteresten die niet hoger mogen zijn dan de interest tegen de referentie-interestvoet vermeerderd met acht procentpunten bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 2 augustus 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/2002 pub. 07/08/2002 numac 2002009716 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties sluiten betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties.Deze interesten worden berekend op de nog te betalen som, en/of; 2° een forfaitaire vergoeding, in zoverre ze uitdrukkelijk bepaald is, waarvan het bedrag niet hoger mag zijn dan: a) 20 euro als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk aan 150 euro is;b) 30 euro vermeerderd met 10 % van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 en 500 euro als het verschuldigde saldo tussen 150,01 en 500 euro is;c) 65 euro vermeerderd met 5 % van het verschuldigde bedrag op de schijf boven 500 euro met een maximum van 2000 euro als het verschuldigde saldo hoger dan 500 euro is. De bedragen bedoeld in het eerste lid zijn bestemd om enerzijds de verwijlinteresten van de schuld, en anderzijds alle kosten van de minnelijke invordering van de onbetaalde schuld te dekken.

Is verboden en wordt voor niet geschreven gehouden, elk schadebeding dat bedragen bevat die niet bepaald zijn in het eerste lid.

Dit artikel geldt onverminderd artikel VI.83, 24°.

Titel 2. Minnelijke invordering van schulden van de consument Hoofdstuk 1. Minnelijke invordering van schulden van de consument Art. XIX.5. Onverminderd de artikelen VI.92 tot VI.103 is de minnelijke invordering van schulden door een onderneming bij een persoon die niet de schuldenaar is, verboden.

Hoofdstuk 2. Activiteit van minnelijke invordering van schulden Afdeling 1. Voorafgaande inschrijving

Artikel XIX.6. § 1. Geen enkele activiteit van minnelijke invordering van schulden kan worden uitgeoefend zonder voorafgaande inschrijving bij de FOD Economie.

Advocaten, ministeriële ambtenaren of gerechtelijke mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt zijn vrijgesteld van deze voorafgaande inschrijving. § 2. De FOD Economie, als verwerkingsverantwoordelijke, zorgt ervoor dat de voorafgaande inschrijving gebeurt op een manier die de vertrouwelijkheid, de integriteit en de beschikbaarheid van de verrichte verwerkingen garanderen.

In het kader van de aanvraag tot voorafgaande inschrijving, behandelt de FOD Economie de volgende categorieën van persoonsgegevens: 1° de identificatiegegevens van natuurlijke personen, in voorkomend geval;2° het voor beroepsdoeleinden gebruikte telefoonnummer en e-mailadres van natuurlijke personen, in voorkomend geval;3° een uittreksel uit het strafregister, verstrekt overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, van alle bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden van de onderneming, waarmee kan worden nagegaan of alle bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden van de onderneming bekwaam zijn om een activiteit van minnelijke invordering van schulden uit te oefenen, wat betekent: a) niet ontzet zijn of zijn geweest van de burgerlijke en politieke rechten;b) niet in staat van faillissement zijn of verklaard zijn geweest zonder eerherstel te hebben gekregen;c) niet veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf, zelfs voorwaardelijk, van ten minste drie maanden op grond van de volgende Belgische regelgeving of buitenlandse bepalingen die hetzelfde voorwerp hebben: i.een inbreuk op het Wetboek van economisch recht en zijn uitvoeringsbesluiten; ii. een inbreuk op de fiscale wetgeving; d) niet veroordeeld zijn tot een criminele straf;e) niet veroordeeld zijn voor een inbreuk op artikel 140, 140septies, 141 of 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, van het Strafwetboek of buitenlandse bepalingen die hetzelfde voorwerp hebben;f) niet veroordeeld zijn tot een strafrechtelijke geldboete wegens een inbreuk op de wet van 18 september 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/09/2017 pub. 06/10/2017 numac 2017013368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien Wet tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten sluiten tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten en op haar uitvoeringsbesluiten, of buitenlandse bepalingen die hetzelfde voorwerp hebben. De persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen mogen enkel verwerkt worden onder toezicht van de overheid en met inachtneming van passende waarborgen voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. Bovendien kunnen de persoonsgegevens enkel het voorwerp uitmaken van een verwerking in het kader van de voorafgaande inschrijving met het oog op de uitvoering van een activiteit van minnelijke invordering van schulden, en de schrapping van deze inschrijving. Deze gegevens worden niet aan derden overgemaakt.

De gegevens worden door de FOD Economie verwerkt met het oog op de uitvoering van een wettelijke verplichting waarvan de doeleinden de volgende zijn: 1° het identificeren van de natuurlijke personen en rechtspersonen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden wensen uit te oefenen;2° het nagaan of die natuurlijke personen en rechtspersonen beschikken over de nodige bekwaamheden om een activiteit van minnelijke invordering van schulden te kunnen uitoefenen;3° het behandelen van de aanvraag tot voorafgaande inschrijving en de schrapping van die inschrijving. § 3. De persoonsgegevens behandeld door de FOD Economie worden bijgehouden zolang dat nodig is om de doeleinden door of krachtens dit boek te behalen en maximaal gedurende drie jaar te rekenen vanaf de schrapping van de inschrijving.

In afwijking van het eerste lid worden de persoonsgegevens op het uittreksel uit het strafregister van de bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden van de onderneming bewaard gedurende maximaal drie jaar vanaf de inzameling van die gegevens. Als de FOD Economie dat nodig acht, kan er elke drie jaar worden gevraagd om een nieuw uittreksel uit het strafregister van de bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden van de onderneming waarvan de inschrijving wordt behouden in het kader van de minnelijke invordering van schulden. § 4. De onderneming die een activiteit van minnelijke schuldinvordering wenst uit te oefenen dient langs elektronische weg bij de FOD Economie, volgens de door de Koning bepaalde voorwaarden en nadere regels, een aanvraag tot inschrijving in en voegt bij haar aanvraag een dossier dat ten minste de volgende gegevens en documenten bevat: 1° haar identificatiegegevens en haar ondernemings-nummer;2° haar voor beroepsdoeleinden gebruikte telefoonnummer alsook een voor beroepsdoeleinden gebruikt e-mailadres waarnaar de agenten van de FOD Economie al hun mededelingen kunnen versturen;3° het bewijs dat de onderneming is ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen of, indien ze gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie, in een vergelijkbaar register dat toelaat de schuldinvorderaar en de natuurlijke personen en rechtspersonen die voor haar kunnen optreden te identificeren;4° een uittreksel uit het strafregister, verstrekt overeenkomstig artikel 596, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering, van alle bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden van de onderneming, bestemd voor een openbaar bestuur, of een in het buitenland afgeleverd gelijkwaardig document, dat niet ouder is dan drie maanden;5° een attest, afgegeven door een verzekeringsonderneming, dat aantoont dat de onderneming een verzekeringsovereenkomst heeft afgesloten die haar beroepsaansprakelijkheid dekt overeenkomstig de voorwaarden bepaald door de Koning.Dit attest, dat in één van de landstalen van België of in het Engels is opgesteld, vermeldt met name het ondernemingsnummer en de naam van de verzekeringsonderneming, het nummer van de verzekeringsovereenkomst alsook de begin- en einddatum van de verzekeringsdekking.

De FOD Economie stelt de lijst op van de ingeschreven ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in dit artikel, en maakt deze lijst bekend op haar website.

De Koning bepaalt de bijkomende voorwaarden en bijkomende nadere regels van de voorafgaande inschrijving bij de FOD Economie.

De Koning kan eveneens de bijkomende voorwaarden en bijkomende nadere regels van de voorafgaande inschrijving van ondernemingen gevestigd in een derde land bepalen. Afdeling 2. Modaliteiten van uitoefening van de activiteit van

minnelijke invordering van schulden Art. XIX.7. § 1. Iedere activiteit van minnelijke invordering begint met de controle door de schuldinvorderaar, van het naleven van artikel XIX.4 met betrekking tot de bedragen die van de consument worden geëist.

Er mag geen ingebrekestelling worden gestuurd naar de consument indien de schuldinvorderaar vaststelt dat artikel XIX.4 niet nageleefd is. § 2. Onverminderd de artikelen XIX.8 en XIX.9 mag geen maatregel of handeling van minnelijke invordering worden verwezenlijkt vóór de ingebrekestelling van de consument.

De aan de consument op duurzame drager gerichte ingebrekestelling, die duidelijk en bevattelijk is opgesteld, bevat minstens de volgende vermeldingen: 1° de identiteit, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoonnummer, de hoedanigheid en het eventuele e-mailadres van de oorspronkelijke schuldeiser.In geval van overdracht van de schuldvordering worden eveneens de gegevens van de nieuwe schuldeiser vermeld; 2° de naam of de benaming, het adres, het ondernemingsnummer en de contactgegevens van de onderneming die tot minnelijke invordering overgaat, evenals de gegevens van het bevoegd toezichthoudend bestuur bij de FOD Economie;3° een precieze beschrijving van het product die de schuld heeft doen ontstaan, alsook diens vervaldatum; 4° een precieze en gedetailleerde beschrijving van de bedragen die van de schuldenaar geëist worden overeenkomstig de artikelen XIX.4 en XIX.8; 5° de volgende tekst, in een afzonderlijke alinea, in het vet gedrukt en in een ander lettertype, ingeval de invordering gebeurt door een advocaat, een ministerieel ambtenaar of een gerechtelijke mandataris: "Deze brief betreft GEEN dagvaarding voor de rechtbank of beslag.Het gaat niet om een procedure van gerechtelijke invordering."; 6° de vermelding dat de consument, op zijn eigen verzoek, alle stukken ter verantwoording van de schuld kan verkrijgen;7° de vermelding van de te volgen procedure indien de schuld wordt betwist door de consument;8° de vermelding dat de consument kan verzoeken om betalingsfaciliteiten, indien hij niet in staat is het verschuldigde bedrag in één keer te betalen; 9° de vermelding dat er, bij gebrek aan een reactie binnen de termijn bepaald in artikel XIX.9, § 1, kan worden overgegaan tot andere maatregelen of handelingen van minnelijke invordering.

Art. XIX.8. In geval geen herinnering werd gedaan overeenkomstig artikel XIX.2, kunnen de in artikel XIX.4 bedoelde bedragen slechts van de consument worden gevorderd na een termijn van ten minste veertien kalenderdagen, die ingaat op de derde werkdag na de dag waarop de herinnering aan de consument is verzonden.

Wanneer de herinnering langs elektronische weg wordt verzonden, vangt de termijn van veertien kalenderdagen aan op de kalenderdag die volgt op de dag waarop de herinnering werd verzonden aan de consument.

Bij niet-betaling binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, stuurt de schuldinvorderaar de ingebrekestelling bedoeld in artikel XIX.7, § 2.

Art. XIX.9. § 1. Er mag worden overgegaan tot geen andere maatregel of handeling van minnelijke invordering voor het verstrijken van een termijn van veertien kalenderdagen die ingaat op de derde werkdag na de datum van het versturen van de ingebrekestelling, bedoeld in artikel XIX.7, § 2, aan de consument. § 2. Wanneer de consument een afbetalingsplan heeft aangevraagd binnen de in de eerste paragraaf bedoelde termijn, mag tot geen andere maatregel of handeling van minnelijke invordering worden overgegaan vooraleer er een beslissing is genomen over deze aanvraag.

Als de beslissing bedoeld in het eerste lid niet wordt genomen binnen een termijn van dertig kalenderdagen die aanvangt op de eerste werkdag die volgt op de aanvraag van een afbetalingsplan, stoppen de verwijlinteresten vastgelegd in het schadebeding met lopen tot wanneer de beslissing wordt genomen. § 3. Wanneer de consument een verzoek tot schuldbemiddeling heeft opgestart bij een minnelijke schuldbemiddelaar of wanneer hij een aanvraag indient voor een procedure van collectieve schuldenregeling binnen de in de eerste paragraaf bedoelde termijn, mag tot geen enkel andere maatregel of handeling van minnelijke invordering worden overgegaan vooraleer een beslissing omtrent zijn aanvraag werd genomen of dat vijfenveertig kalenderdagen zijn verstreken sinds de aanvraag.

De termijn bedoeld in het eerste lid vangt aan op de eerste werkdag die volgt op de dag waarop de aanvraag werd ingediend bij een minnelijke schuldbemiddelaar of de dag van neerlegging van een verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek.

De consument brengt de schuldinvorderaar onmiddellijk op de hoogte van de datum van zijn verzoek tot minnelijke schuldbemiddeling of van zijn verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek, de contactgegevens van de bemiddelaar en de beslissing die werd genomen, om de maatregelen en handelingen van minnelijke invordering overeenkomstig het eerste lid te laten opschorten. § 4. Wanneer de consument zijn schuld op met redenen omklede wijze betwist in overeenstemming met artikel XIX.7, § 2, tweede lid, 7°, mag tot geen andere maatregel of gedraging van minnelijke invordering worden overgegaan vooraleer een beslissing omtrent deze betwisting werd genomen.

Als de beslissing bedoeld in het eerste lid niet wordt genomen binnen een termijn van dertig kalenderdagen die aanvangt op de eerste werkdag die volgt op de betwisting, stoppen de verwijlinteresten vastgelegd in het schadebeding met lopen tot wanneer de beslissing wordt genomen. § 5. Wanneer er meerdere redenen zijn voor de opschorting van de maatregelen en handelingen van minnelijke invordering bedoeld in de paragrafen 1 tot 4, mag de opschorting in totaal een termijn van vijfenveertig kalenderdagen niet overschrijden, die aanvangt op het einde van de in paragraaf 1 bepaalde termijn. § 6. De Koning kan de nadere regels vastleggen wat betreft de mededeling van de gegevens en de beslissingen bedoeld in de paragrafen 1 tot 4.

Art. XIX.10. § 1. Bij de aanvang van elk huisbezoek bij een consument in het kader van een activiteit van minnelijke invordering van schulden: 1° identificeert de persoon die een bezoek verricht zich en zegt hij welke schuldinvorderaar hij vertegenwoordigt en voor welke schuldeiser hij optreedt; 2° geeft de in de bepaling onder 1° bedoelde persoon een document af dat de gegevens bevat bedoeld in artikel XIX.7, § 2, tweede lid, 1° tot 9° ; 3° wanneer de consument aangeeft dat hij betalingsmoeilijkheden heeft, zet de in de bepaling onder 1° bedoelde persoon uiteen welke mogelijkheden er zijn om een beroep te doen op betalingsfaciliteiten en/of schuldbemiddeling. Het document bedoeld in het eerste lid, 2°, vermeldt op duidelijke wijze dat het om een minnelijke en geen gerechtelijke invordering gaat alsook dat de consument niet verplicht is het huisbezoek te ondergaan en er op elk ogenblik een einde aan kan stellen. Daartoe staat de tekst aan het begin van het document, los van de overige tekst, in een afzonderlijk kader, in vetgedrukte letters en minstens in een groter lettertype. § 2. Bij iedere volledige of gedeeltelijke betaling van een schuld tijdens een huisbezoek wordt een ontvangstbewijs afgegeven, met vermelding van het ontvangen bedrag en de schuld in kwestie. § 3. Er mag geen huisbezoek bij de consument worden uitgevoerd tussen tweeëntwintig uur en acht uur.

Art. XIX.11. De schuldinvorderaar bevestigt onverwijld op een duurzame gegevensdrager alle betalingsmodaliteiten die ze met de consument heeft gemaakt.

Er mag geen telefonische oproep aan de consument worden verricht tussen tweeëntwintig uur en acht uur.

Art. XIX.12. Wanneer de invordering betrekking heeft op een schuld waarvoor een afbetalingsplan werd opgemaakt, stuurt de schuldinvorderaar ten minste eenmaal per jaar een overzicht van de reeds betaalde bedragen en het nog verschuldigde saldo op een duurzame drager aan de consument.

Wanneer de schuld is uitgedoofd, brengt hij daar de consument onmiddellijk van op de hoogte.

Art. XIX.13. Het is de schuldinvorderaar verboden om van de consument enige vergoeding, bezoldiging of kosten te eisen voor zijn tussenkomst.

Hoofdstuk 3. Burgerlijke sancties Art. XIX.14. De rechter kan, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, bevelen dat elke betaling verkregen in strijd met de bepalingen van de artikelen XIX.2, XIX.4 tot XIX.8 en XIX.10 wordt beschouwd als een geldige betaling door de consument aan de schuldeiser, en moet worden terugbetaald aan de consument door degene die de betaling heeft ontvangen.

Indien de minnelijke invordering van een schuld een volledig of gedeeltelijk onverschuldigd bedrag betreft, in het bijzonder door toepassing van artikel XIX.13, kan de rechter, onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, bevelen dat diegene die de betaling heeft ontvangen verplicht is om ze terug te betalen aan de consument, vermeerderd met de verwijlinteresten vanaf de datum van betaling.

Art. XIX.15. In geval van niet-naleving door de onderneming van de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen XIX.2, XIX.4 en XIX.5 en onverminderd de gemeenrechtelijke sancties, is de consument van rechtswege vrijgesteld van de betaling van het schadebeding.

Het eerste lid is niet van toepassing op artikel XIX.2, § 3, 1° tot 4°. " Afdeling 3. - Wijzigingen van boek XV

van het Wetboek van economisch recht

Art. 5.In boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel XV.6/2 ingevoegd, luidende: "Art. XV.6/2. Wanneer een onderzoeksmaatregel of maatregel tot vaststelling van een inbreuk ten aanzien van de beoefenaar van een vrij beroep wordt beslist en deze maatregel betrekking heeft op informatie of gegevens die gedekt zijn door een beroepsgeheim, gebeurt zulks uitsluitend in aanwezigheid van de vertegenwoordiger van de persoon die het tuchtrechtelijke gezag ten aanzien van die beoefenaar uitoefent of nadat die persoon behoorlijk werd opgeroepen, opdat deze zou oordelen of, en in voorkomend geval in welke mate, de vraag om inlichtingen of de overlegging van boeken en documenten verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim.

Bovendien wordt die maatregel ten uitvoer gelegd met inachtneming van het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de cliënt van de beoefenaar van een vrij beroep.

De dossiers en andere documenten van de beoefenaar van het vrij beroep die gedekt zijn door een beroepsgeheim, kunnen niet in beslag worden genomen. Er kan een afschrift van worden gemaakt dat door de beoefenaar van een vrij beroep voor eensluidend kan worden verklaard, onder voorbehoud van het eerste en tweede lid en met inachtneming van het beroepsgeheim.

De vertegenwoordiger van de bevoegde tuchtoverheid kan aan de overheden die deze maatregelen hebben uitgevaardigd al zijn opmerkingen betreffende het eerbiedigen van het beroepsgeheim richten.

De akten van beslag en de processen-verbaal van visitatie vermelden op straffe van nietigheid de aanwezigheid van de vertegenwoordiger van de bevoegde tuchtoverheid of het feit dat zij op correcte wijze werd uitgenodigd, alsook de opmerkingen die de vertegenwoordiger van de bevoegde tuchtoverheid maakte."

Art. 6.Artikel XV.10/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 15 april 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/04/2018 pub. 27/04/2018 numac 2018011795 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende hervorming van het ondernemingsrecht sluiten, wordt opgeheven.

Art. 7.In boek XV, titel 2, hoofdstuk 2, van hetzelfde Wetboek wordt na artikel XV.66/4 een afdeling 4 ingevoegd, luidende "Bestuurlijke sancties in het kader van boek XIX".

Art. 8.In afdeling 4, ingevoegd bij artikel 7, wordt een artikel XV.66/5 ingevoegd, luidende: "Art. XV.66/5. Onverminderd artikel XV.2, § 1, gaan de ambtenaren van de FOD Economie op regelmatige basis na of de schuldinvorderaar nog steeds voldoet aan de inschrijvingsvoorwaarden die hem werd toegekend.

In het kader van deze controle kunnen de in het eerste lid bedoelde ambtenaren op elk ogenblik bij de schuldinvorderaar bijkomende inlichtingen en stukken opvragen.

De schuldinvorderaar brengt de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 onmiddellijk op elektronische wijze op de hoogte van elke wijziging van de gegevens bedoeld in artikel XIX.6. § 4, gevoegd bij de aanvraag tot inschrijving."

Art. 9.In dezelfde afdeling 4 wordt een artikel XV.66/6 ingevoegd, luidende: "Art. XV.66/6. § 1. Onverminderd de toepassing van de procedures en vervolgingen bedoeld in artikel XV.60/1, § 1, kan de inschrijving bedoeld in artikel XIX.6 door de ambtenaren van de FOD Economie geschrapt worden wanneer de betrokken schuldinvorderaar niet meer voldoet aan één van de voorwaarden bepaald in boek XIX of de besluiten genomen in uitvoering ervan of wanneer hij één van de bepalingen van titel 3, hoofdstuk 6, of titel 4, hoofdstuk 1, van boek VI of één van de bepalingen van boek XIX of de besluiten genomen in uitvoering ervan niet naleeft.

De inschrijving bedoeld in artikel XIX.6 kan eveneens worden geschrapt indien de betrokken schuldinvorderaar niet, binnen de termijn bepaald door de ambtenaren van de FOD Economie, de bijkomende inlichtingen of stukken nodig voor de controle bedoeld in artikel XV.66/5, overmaakt. § 2. De ambtenaren van de FOD Economie delen de grieven vooraf, langs elektronische weg, aan de betrokken schuldinvorderaar mee.

De betrokken schuldinvorderaar kan zijn dossier raadplegen en beschikt, vanaf de mededeling bedoeld in het eerste lid, over een termijn van dertig kalenderdagen om zijn verweer voor te dragen.

De beslissing van de ambtenaren van de FOD Economie wordt aan de betrokken schuldinvorderaar langs elektronische weg meegedeeld. § 3. Wanneer de ambtenaren van de FOD Economie van oordeel zijn dat er moet worden overgegaan tot de schrapping van de in artikel XIX.6 bedoelde inschrijving, kan deze schrapping in geen geval langer duren dan één jaar vanaf de kennisgeving van de beslissing.

De ambtenaren van de FOD Economie kunnen beslissen dat de betrokken schuldinvorderaar geen nieuwe aanvraag tot inschrijving mag indienen tijdens de duur van de schrapping.

Na afloop van de periode van schrapping kan een nieuwe aanvraag tot inschrijving worden ingediend, overeenkomstig artikel XIX.6, om opnieuw de activiteiten uit te oefenen bedoeld in boek XIX. § 4. De inschrijving kan niet meer worden toegekend aan de personen tegen wie tot tweemaal toe een maatregel van schrapping genomen is met een respectievelijke duur van minstens één maand.

De inschrijving kan niet worden toegekend aan een rechtspersoon waarin het ambt van bestuurder, zaakvoerder, directeur of gevolmachtigde bekleed wordt door een persoon tegen wie tot tweemaal toe een maatregel van schrapping met een respectievelijke duur van minstens één maand genomen is. § 5. De Koning kan de bijkomende voorwaarden en bijkomende nadere regels voor de schrapping van de inschrijving en voor de weigering van de inschrijving bepalen."

Art. 10.In boek XV, titel 3, hoofdstuk 2, van hetzelfde Wetboek wordt na artikel XV.125/2 een afdeling 11/2/1 ingevoegd, luidende "De straffen voor de inbreuken op boek XIX".

Art. 11.In afdeling 11/2/1, ingevoegd bij artikel 10, wordt een artikel XV.125/2/1 ingevoegd, luidende: "Art. XV.125/2/1. Met een sanctie van niveau 2 worden gestraft, zij die de bepalingen overtreden: 1° van artikel XIX.2, §§ 1 tot 3, met betrekking tot de verplichte verzending van een eerste herinnering en de bijbehorende verzendingsvoorwaarden, de voorwaarden van de kosteloosheid en de verplichte vermeldingen; 2° van artikel XIX.3 met betrekking tot de informatieverplichting ten laste van de onderneming; 3° van artikel XIX.4 met betrekking tot de bovengrens van de schadebedingen en tot de betalingen die van de consument kunnen worden geëist."

Art. 12.In dezelfde afdeling 11/2/1 wordt een artikel XV.125/2/2 ingevoegd, luidende: "Art. XV.125/2/2. Met een sanctie van niveau 4 worden gestraft, zij die de bepalingen overtreden: 1° van artikel XV.66/6, § 3, met betrekking tot de periode van schrapping gedurende dewelke er geen activiteit van minnelijke invordering mag worden uitgevoerd; 2° van artikel XIX.5 met betrekking tot de verboden praktijken bij een minnelijke invordering van schulden van een consument; 3° van artikel XIX.6, §§ 1 en 4, eerste lid, met betrekking tot de verplichting en voorwaarden van voorafgaande inschrijving bij de FOD Economie; 4° van artikel XIX.7, § 1, met betrekking tot de verplichting tot voorafgaande controle ten laste van de schuldinvorderaar; 5° van artikel XIX.7, § 2, met betrekking tot de verplichting tot ingebrekestelling voorafgaand aan enige handeling of maatregel van minnelijke invordering en de bijbehorende verplichte vermeldingen; 6° van artikel XIX.8 met betrekking tot de verplichting tot naleving van de termijn alvorens de bedoelde bedragen worden geëist; 7° van artikel XIX.9, §§ 1 tot 5, met betrekking tot de verplichting tot naleving van de verschillende bedoelde termijnen alvorens over te gaan enige andere handeling of maatregel van minnelijke invordering en de gevolgen van die termijnen; 8° van artikel XIX.10 met betrekking tot de voorwaarden van een huisbezoek bij de consument; 9° van artikel XIX.11 met betrekking tot de bevestiging van de overeengekomen betalingsmodaliteiten en tot het verbod van telefonische oproepen naar de consument; 10° van artikel XIX.12 met betrekking tot de informatieverplichtingen ten laste van de schuldinvorderaar; 11° van artikel XIX.13 met betrekking tot het verbod van de schuldinvorderaar om enig bedrag van de consument te eisen voor zijn tussenkomst."

Art. 13.In boek XV, titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel XV.130/5 ingevoegd, luidende: "Art. XV.130/5. In geval van veroordeling voor een inbreuk op boek XIX wordt de bijzondere verbeurdverklaring bedoeld in artikel 42, 3°, van het Strafwetboek steeds uitgesproken." HOOFDSTUK 3. - Opheffingsbepaling

Art. 14.De wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument sluiten betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 april 2003 en de wetten van 27 maart 2009, 15 april 2018, 21 december 2018 en 29 september 2020, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 15.§ 1. Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de vierde maand die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van paragraaf 2 die in werking treedt op de eerste dag van de zevende maand die volgt op de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad. § 2. Deze wet is van toepassing op elke vervallen en onbetaalde schuld van een consument aan een onderneming die voortkomt uit een overeenkomst die werd afgesloten vóór haar inwerkingtreding wanneer de betalingsachterstand ontstaat na de inwerkingtreding ervan.

Deze wet is tevens van toepassing op elke minnelijke invordering van schulden en op elke activiteit van minnelijke invordering van schulden van een consument aan een onderneming die voortkomen uit een overeenkomst die werd afgesloten vóór haar inwerkingtreding wanneer de minnelijke invordering en de activiteit van minnelijke invordering ontstaan na de inwerkingtreding ervan. § 3. De inschrijvingen toegekend krachtens de wet van 20 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/12/2002 pub. 29/01/2003 numac 2002011523 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument sluiten betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument blijven geldig na de inwerkingtreding van deze wet voor zover de betrokken schuldinvorderaars blijven voldoen aan de voorwaarden van hun inschrijving. § 4. De minister bevoegd voor Economie kan vragen om een evaluatie te maken van de impact van deze wet in de twee jaren die volgen op haar inwerkingtreding.

Elke vier jaar vanaf de inwerkingtreding van deze wet analyseren de minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Consumentenbescherming of het opportuun is om al dan niet over te gaan tot een indexering van bedragen bedoeld in artikel XIX.2, § 2, tweede lid, en XIX.4, eerste lid, op basis van de consumptieprijsindex die geldt op de datum van inwerkingtreding van deze wet en dienen ze een voorstel van indexering of niet-indexering in bij de Ministerraad. In voorkomend geval gaat de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, over tot de indexering van de bedragen bedoeld in artikel XIX.2, § 2, tweede lid, en XIX.4, eerste lid, op basis van de consumptieprijsindex die geldt op de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 4 mei 2023.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, P.-Y. DERMAGNE De Minister van Justitie en Noordzee V. VAN QUICKENBORNE De Staatssecretaris voor Consumentenbescherming, A. BERTRAND Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, V. VAN QUICKENBORNE _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers : (www.dekamer.be) Stukken : 55-3132 (2022/2023) Integraal Verslag : 27 april 2023

^