gepubliceerd op 28 juli 1999
Wet tot beperking van de cumulatie van het mandaat van burgemeester en schepen met andere ambten
4 MEI 1999. - Wet tot beperking van de cumulatie van het mandaat van burgemeester en schepen met andere ambten (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.In de nieuwe gemeentewet wordt een artikel 20bis ingevoegd, luidende : «
Art. 20bis.De som van de wedde van burgemeester of schepen en van de vergoedingen, wedden en presentiegelden, ontvangen als bezoldiging voor de door de burgemeester of schepen naast zijn mandaat uitgeoefende activiteiten, is gelijk aan of lager dan anderhalve maal het bedrag van de parlementaire vergoeding van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat.
Voor de berekening van dat bedrag komen in aanmerking de vergoedingen, de wedden of de presentiegelden voortvloeiend uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard.
Zo het in het eerste lid vastgestelde plafond wordt overgeschreden, wordt de som van de in het voorgaande lid bedoelde vergoedingen, wedden of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard, verminderd tot het passende beloop.
Nemen de naast het mandaat van burgemeester of schepen uitgeoefende activiteiten een aanvang of een einde tijdens de duur van voornoemd mandaat, dan brengt de betrokken burgemeester of schepen de gemeenteraad daarvan op de hoogte. ».
Art. 3.Deze wet treedt in werking op 31 januari 2001.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 4 mei 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1997-1998. Senaat.
Parlementaire bescheid. - Wetsvoorstel, nr. 1-1041/1.
Gewone zitting 1998-1999.
Senaat.
Parlementaire bescheiden. - Amendement, nr. 1-1041/2. - Verslag, nr. 1-1041/3. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-1041/4. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Kamer, nr. 1-1041/5.
Handelingen van de Senaat. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 18 en 19 november 1998.
Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 1837/1. - Amendementen, nr. 1837/2. - Verslag, nr. 1837/3. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1837/4. - Amendement, nr. 1837/5. - Aanvullend verslag, nr. 1837/6. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1837/7. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1837/8.
Handelingen van de Kamer. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 9, 24 en 25 februari 1999.
Senaat.
Parlementaire bescheiden. - Ontwerp geamendeerd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers, nr. 1-1041/6. - Verslag, nr. 1-1041/7. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1-1041/8. - Beslissing om in te stemmen met het door de Kamer van Volksvertegenwoordigers geamendeerde ontwerp, nr. 1-1041/9.
Handelingen van de Senaat. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 25 maart 1999.