gepubliceerd op 23 juni 2001
Wet van 4 april 2001 tot versterking van de bescherming tegen valsemunterij met het oog op het in omloop brengen van de euro
4 APRIL 2001. - Wet van 4 april 2001 tot versterking van de bescherming tegen valsemunterij met het oog op het in omloop brengen van de euro (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Bepalingen houdende wijziging van het Strafwetboek
Art. 2.Artikel 162 van het Strafwetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 162.Hij die munten van een ander metaal, in België of in het buitenland wettelijk gangbaar, namaakt of die munten uitgedrukt in euro namaakt, wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.
De schuldige kan bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten, overeenkomstig artikel 33. ».
Art. 3.Artikel 163 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 163.Verandering van zulke munten wordt gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar. »
Art. 4.Artikel 170 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid : « Poging tot het wanbedrijf omschreven in het vorige lid wordt gestraft met geldboete van zesentwintig frank tot tweehonderd frank. »
Art. 5.Artikel 173 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 173.Met opsluiting van vijftien jaar tot twintig jaar worden gestraft de namakers of vervalsers van schuldbrieven door de Staatskas uitgegeven rentebewijzen behorende tot die schuldbrieven, waardebonnen, cheques, overschrijvingen uitgegeven door de thesaurie, biljetten aan toonder door de Staatskas uitgegeven of bankbiljetten aan toonder die wettelijk gangbaar zijn of waarvan de uitgifte door of krachtens een wet is toegelaten of die zijn uitgedrukt in euro.
Met dezelfde straffen worden gestraft de namakers of vervalsers van biljetten aan toonder die wettelijk gangbaar zijn of waarvan de uitgifte is toegelaten door een wet van een vreemd land of op grond van een bepaling die aldaar kracht van wet heeft. »
Art. 6.Artikel 178 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met het volgende lid : « Poging tot het wanbedrijf omschreven in het vorige lid wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig frank tot vijfhonderd frank of met een van die straffen alleen. ».
Art. 7.Artikel 180 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Art.180. Met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar worden gestraft : Zij die hetzij rijksstempels, hetzij keurstempels die dienen voor het merken van goud of zilver, namaken of vervalsen.
Zij die van die nagemaakte of vervalste stempels of keurstempels gebruik maken.
Zij die muntstempels, -matrijzen of andere voorwerpen of middelen bestemd tot het vervaardigen van de munten, namaken of vervalsen.
De namakers of vervalsers van stempels, matrijzen, clichés, platen of andere voorwerpen of middelen die dienen voor het vervaardigen hetzij van zegels, hetzij van aandelen, schuldbrieven, rente- of dividendbewijzen, hetzij van biljetten aan toonder door de Staatskas uitgegeven of van bankbiljetten die wettelijk gangbaar zijn of waarvan de uitgifte door of krachtens een wet is toegelaten of in euro zijn uitgedrukt. »
Art. 8.Artikel 185bis van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 185bis.Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar worden gestraft : Zij die met bedrieglijk opzet ontvangen of zich aanschaffen hetzij nagemaakte of vervalste muntstempels, -matrijzen of andere voorwerpen of middelen als bedoeld in artikel 180, voorlaatste lid, hetzij echte muntstempels, -matrijzen of andere voorwerpen of middelen, bestemd tot het vervaardigen van munten.
Zij die met bedrieglijk opzet ontvangen of zich aanschaffen hetzij nagemaakte of vervalste stempels, matrijzen, clichés, platen of andere voorwerpen of middelen, uit hun aard bestemd tot het namaken of het vervalsen van biljetten aan toonder door de Staatskas uitgegeven of van bankbiljetten die wettelijk gangbaar zijn of waarvan de uitgifte door of krachtens een wet is toegelaten of in euro zijn uitgedrukt, hetzij echte stempels, matrijzen, clichés, platen of andere voorwerpen of middelen bestemd tot het vervaardigen van die biljetten. »
Art. 9.Artikel 186 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 186.Zij die zegels, stempels of merken die bestemd zijn voor een van de doeleinden in de artikelen 179 en 180 aangegeven en die toebehoren aan vreemde landen, namaken of vervalsen, of die van zulke nagemaakte of vervalste zegels, stempels of merken gebruik maken, worden gestraft met opsluiting van vijf jaar tot tien jaar.
Met dezelfde straffen worden gestraft : Zij die muntstempels, -matrijzen of andere voorwerpen of middelen bestemd tot het vervaardigen van vreemde munten, namaken of vervalsen.
Zij die stempels, matrijzen, clichés, platen of andere voorwerpen of middelen namaken of vervalsen welke dienen voor het vervaardigen van biljetten aan toonder door een vreemde Staat uitgegeven of van bankbiljetten die aldaar wettelijk gangbaar zijn of waarvan de uitgifte is toegelaten door een wet van een vreemd land of door een bepaling die aldaar kracht van wet heeft.
Zij die het zegel, het stempel of het merk van enige vreemde overheid namaken of van de nagemaakte zegels, stempels of merken gebruik maken, worden gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en kunnen worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.
Poging tot dat wanbedrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot een jaar. »
Art. 10.Artikel 187bis van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : «
Art. 187bis.Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar wordt gestraft : Hij die met bedrieglijk opzet ontvangt of zich aanschaft hetzij nagemaakte of vervalste muntstempels, -matrijzen of andere voorwerpen of middelen als bedoeld in artikel 186, derde lid, hetzij echte muntstempels, -matrijzen of andere voorwerpen of middelen bestemd tot het vervaardigen van vreemde munten.
Hij die met bedrieglijk opzet ontvangt of zich aanschaft hetzij nagemaakte of vervalste stempels, matrijzen, clichés, platen of andere voorwerpen of middelen als bedoeld in artikel 186, vierde lid, hetzij echte stempels, matrijzen, clichés, platen of andere voorwerpen of middelen welke bestemd zijn tot het vervaardigen van biljetten aan toonder door een vreemde Staat uitgegeven of van bankbiljetten die aldaar wettelijk gangbaar zijn of waarvan de uitgifte is toegelaten door een wet van een vreemd land of door een bepaling die aldaar kracht van wet heeft. »
Art. 11.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 192bis ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 192bis.De feiten gekwalificeerd als misdrijf betreffende de euro, zoals omschreven in de hoofdstukken I, II en III van deze titel, worden gestraft met de straffen voorzien in dezelfde bepalingen wanneer zij gepleegd zijn ten overstaan van de Belgische muntstukken of bankbiljetten of deze van een lidstaat van de Europese Unie, die niet wettelijk gangbaar meer zijn of waarvan de uitgifte niet meer toegelaten is ingevolge de introductie of de aanneming van de chartale euro. » HOOFDSTUK III. - Bepaling tot wijziging van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
Art. 12.In artikel 6, 2°, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering worden de woorden « hetzij de euro » ingevoegd tussen de woorden « tot voorwerp heeft » en de woorden « hetzij munten die in België wettelijk gangbaar zijn ».
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 4 april 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Gewone zitting 50-1001 - 2000-2001. Kamer van volksvertegenwoordigers.
Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp, nr. 1. - Amendementen, nr. 2 en 3. - Verslag, nr. 4. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 5. - Tekst aangenomen in pleniaire vergadering en overgezonden aan de Staat, nr. 6.
Parlementaire handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 22 maart 2001.
Senaat.
Gewone zitting 2-698 - 2000-2001.
Parlementaire bescheiden. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, nr. 2.