gepubliceerd op 29 december 2009
Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Mozambique inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 18 juli 2006 (2) (3)
2 FEBRUARI 2009. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Mozambique inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel op 18 juli 2006 (1) (2) (3)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Mozambique inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend te Brussel; op 18 juli 2006, zal volkomen gevolg hebben.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 2 februari 2009.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK Nota's (1) Zitting 2007-2008 en 2008-2009. Senaat.
Documenten. - Ontwerp van wet ingediend op 17 juli 2008, nr. 4-883/1.
Verslag, nr. 4-883/2.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 6 november 2008.
Kamer.
Documenten. - Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 52-1569/1.
Verslag namens de Commissie, nr. 52-1569/2. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd, nr. 52-1569/3.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en stemming. Vergadering van 27 november 2008. (2) Zie Decreet van de Vlaamse Gemeenschap/het Vlaamse Gewest van 8 juni 2007 (Belgisch Staatsblad van 2 juli 2007 ), Decreet van het Waalse Gewest van 15 januari 2009 (Belgisch Staatsblad van 6 februari 2009), Ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 5 maart 2009 (Belgisch Staatsblad van 13 maart 2009 ) (3) Overeenkomstig haar artikel 13 is deze Overeenkomst in werking getreden op 1 september 2009. Overeenkomst tussen de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en de Regering van de Republiek Mozambique inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen De Regering van het Koninkrijk België, de Vlaamse Regering, de Waalse Regering, de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, en de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, enerzijds, en de Regering van de Republiek Mozambique, anderzijds, (hierna te noemen « de Overeenkomstsluitende Partijen ») Geleid door de wens hun economische samenwerking tot wederzijds voordeel van beide landen te versterken en voor investeringen door investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij behoorlijke en billijke voorwaarden te handhaven;
Erkennend dat de wederzijdse bevordering en bescherming van deze investeringen gunstig zijn voor de verdere uitbouw van de economische betrekkingen tussen beide Overeenkomstsluitende Partijen en dat ze investeringsinitiatieven stimuleren;
In het besef dat de ontwikkeling van economische en zakelijke banden de eerbiediging van internationaal erkende arbeidsrechten kan bevorderen;
Beamend dat deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt zonder versoepeling van algemeen toepasselijke maatregelen op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu;
Besloten hebbend een Overeenkomst inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen te sluiten; zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de term : 1. « investering » : alle soorten vermogensbestanddelen die eigendom zijn van of rechtstreeks dan wel onrechtstreeks onder toezicht staan van een investeerder van de ene Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij en in het bijzonder, doch niet uitsluitend : a) een onderneming of bedrijf, aandelen, obligaties en andere soorten belangen in een onderneming of een bedrijf;b) roerende en onroerende goederen, alsmede andere zakelijke rechten zoals hypotheken, retentierechten, pandrechten, rechten van vruchtgebruik en soortgelijke rechten;c) aanspraken op geld of op iedere prestatie die economische waarde heeft;d) rechten op het gebied van de intellectuele eigendom, technische werkwijzen, handelsmerken, knowhow, goodwill en andere soortgelijke rechten;e) krachtens het recht, administratieve besluiten of bij overeenkomst verleende handelsconcessies, waaronder die tot het opsporen, ontwikkelen, winnen of exploiteren van natuurlijke rijkdommen. Goederen die in toepassing van een leasingovereenkomst op het grondgebied van de ene Overeenkomstsluitende Partij ter beschikking van een leasingnemer worden gesteld door een leasinggever, zijnde een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij, krijgen een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke geldt voor een investering.
Veranderingen in de rechtsvorm waarin vermogensbestanddelen en kapitaal werden geïnvesteerd doen geen afbreuk aan de hoedanigheid ervan als « investering ». 2. « investeerder » : a) elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Mozambique wordt beschouwd als een onderdaan van het Koninkrijk België of van het Groothertogdom Luxemburg dan wel van de Republiek Mozambique;b) elke rechtspersoon of andere organisatie die is opgericht in overeenstemming met de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of van de Republiek Mozambique;en c) elke rechtspersoon die niet overeenkomstig de wetgeving van het Koninkrijk België of het Groothertogdom Luxemburg of de Republiek Mozambique is opgericht maar onder toezicht staat van een investeerder in de zin van de omschrijving onder a) of b).3. « opbrengst » : de bedragen die een investering oplevert, en met name, doch niet uitsluitend, winst, intrest, vermogensaanwas, dividenden, royalty's en honoraria. 4. « grondgebied » : a) het grondgebied van het Koninkrijk België en het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg evenals de zeegebieden, d.w.z. de gebieden op en onder zee die zich voorbij de territoriale wateren van het Koninkrijk België uitstrekken en waarin het, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent met het oog op de opsporing, de winning en het behoud van de natuurlijke rijkdommen; b) het grondgebied van de Republiek Mozambique en haar exclusieve economische zone, de zeebedding en de ondergrond daarvan waarin ze, overeenkomstig het internationaal recht, soevereine rechten en rechtsmacht uitoefent.5. « Milieuwetgeving » : de in de Overeenkomstsluitende Partijen geldende wetten en voorschriften of een bepaling uit die wetten en voorschriften, die in hoofdzaak gericht zijn op de bescherming van het milieu dan wel het voorkomen van enig gevaar voor het leven en de gezondheid van mens of dier, middels : a) het voorkomen, verminderen of beheersen van de uitstoot, de lozing of de emissie van verontreinigende stoffen en contaminanten;b) het beheersen van milieugevaarlijke of toxische chemicaliën, stoffen, materialen en afvalstoffen, en het verspreiden van desbetreffende informatie;c) het beschermen of in stand houden van in het wild levende dier- en plantensoorten, met inbegrip van bedreigde soorten, hun habitat en speciaal beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij.6. « Arbeidswetgeving » : de in de Overeenkomstsluitende Partijen geldende wetten en voorschriften, of bepalingen uit die wetten en voorschriften, die rechtstreeks verband houden met de volgende internationaal erkende rechten van werknemers : a) het recht op vereniging;b) het recht op organisatie en collectieve onderhandeling;c) het verbod op het gebruik van enige vorm van dwang- of slavenarbeid;d) een minimumleeftijd voor de tewerkstelling van kinderen;e) redelijke arbeidsomstandigheden op het gebied van minimumloon, aantal werkuren, veiligheid en gezondheid. Artikel 2 Bevordering en bescherming van investeringen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij bevordert, mits inachtneming van het door haar gevoerde algemeen buitenlandse investeringsbeleid, investeringen van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij op haar grondgebied en laat zodanige investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.2. Mits inachtneming van de wetten en voorschriften inzake de binnenkomst en het verblijf van vreemdelingen, krijgen natuurlijke personen die voor een investeerder van een andere Overeenkomstsluitende Partij werken en hun gezinsleden toelating om het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij binnen te komen en er te verblijven alsmede om het grondgebied te verlaten met het oog op het verrichten van werkzaamheden die verband houden met investeringen op het grondgebied van laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij.3. Mits inachtneming van de wetten en voorschriften inzake de binnenkomst en het verblijf van vreemdelingen, staat elke Overeenkomstsluitende Partij in het kader van de onder deze Overeenkomst ressorterende investeringen de investeerder toe hoger leidinggevend personeel van zijn keuze in dienst te nemen.4. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent investeringen door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij te allen tijde een behoorlijke en billijke behandeling.Geen van beide Overeenkomstsluitende Partijen belemmert door onredelijke of discriminatoire maatregelen het beheer, de instandhouding, het gebruik, het genot of de vervreemding van investeringen op haar grondgebied door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij dan wel de verwerving van goederen en diensten of de verkoop van de opbrengsten hiervan. 5. Elke Overeenkomstsluitende Partij voorziet in doeltreffende middelen om ten aanzien van de onder deze Overeenkomst ressorterende investeringen rechten en aanspraken te kunnen laten gelden.6. Elke Overeenkomstsluitende Partij zorgt ervoor dat haar wetten, voorschriften, administratieve methoden en algemeen toepasbare procedures alsmede haar rechterlijke uitspraken die verband houden met of gevolgen hebben voor de onder deze Overeenkomst ressorterende investeringen, onverwijld worden bekendgemaakt of anderszins toegankelijk zijn voor het publiek.7. De onder deze Overeenkomst ressorterende investeringen genieten volledige bescherming en zekerheid en elke Overeenkomstsluitende Partij kent een behandeling toe die onder geen beding minder gunstig is dan die waarin de internationale wetgeving voorziet.Elke Overeenkomstsluitende Partij komt de verplichtingen na die ze is aangegaan met betrekking tot investeringen door een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij. 8. Opbrengsten uit een investering genieten dezelfde behandeling en bescherming als een investering. Artikel 3 Nationale en meestbegunstigingsbehandeling van investeringen 1. Ten aanzien van investeringen op haar grondgebied van investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij, verleent elke Overeenkomstsluitende Partij een behandeling die niet minder gunstig is dan die welke zij verleent aan investeringen van haar eigen investeerders dan wel aan investeringen van investeerders van een derde Staat, naar gelang van wat het gunstigst is.2. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel mag niet zodanig worden uitgelegd dat een Overeenkomstsluitende Partij verplicht is investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij mede het voordeel te laten genieten van een behandeling, voorkeur of voorrecht voortvloeiend uit een bestaande of nog op te richten douane-unie, gemeenschappelijke markt of vrijhandelszone dan wel enige andere vorm van regionale economische organisatie waarvan een Overeenkomstsluitende Partij lid is of kan worden.3. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op belastingmaatregelen of procedures zoals vastgelegd in onder auspiciën van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom gesloten multilaterale overeenkomsten inzake verwerving en instandhouding van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom. Artikel 4 Onteigening 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich geen enkele maatregel te treffen die tot gevolg heeft dat een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende een investering rechtstreeks of onrechtstreeks wordt ontnomen, tenzij de volgende voorwaarden worden vervuld : a) de maatregelen worden genomen in het algemeen belang en met inachtneming van een behoorlijke rechtsgang;b) de maatregelen zijn duidelijk en niet discriminatoir;en c) de maatregelen gaan vergezeld van voorzieningen voor de onmiddellijke betaling van een billijke en reële schadeloosstelling die onverwijld kan worden overgemaakt in een vrij omwisselbare munt.2. Het bedrag van de schadeloosstelling komt overeen met de redelijke marktwaarde van de onteigende investering op het tijdstip onmiddellijk vóór dat de onteigening of de voorgenomen onteigening op zodanige manier werd bekendgemaakt dat de waarde van een investering daar de gevolgen van ondervindt (hierna te noemen « datum van waardebepaling » (Valuation Date). Zodanige redelijke marktwaarde wordt op verzoek van de investeerder berekend in een vrij omwisselbare munt op basis van de voor die munt geldende marktkoers op de datum van waardebepaling. De schadeloosstelling levert rente op tegen een commercieel tarief op marktbasis vanaf de datum waarop het bedrag ervan wordt vastgesteld tot op de datum van uitkering. 3. Het bepaalde in leden 1 en 2 van dit artikel is ook van toepassing op de opbrengst uit een investering, en in geval van liquidatie, op de opbrengst van de liquidatie.4. Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij de activa onteigent van een op haar grondgebied gevestigde onderneming of gevestigd bedrijf waarin investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij een investering hebben, met inbegrip van de eigendom van aandelen, ziet ze erop toe dat het bepaalde in dit artikel derwijze wordt toegepast dat het de onmiddellijke, passende en reële schadeloosstelling garandeert van de investering van voornoemde investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Artikel 5 Schadeloosstelling 1. Aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij waarvan de investeringen op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij verliezen lijden wegens oorlog of een ander gewapend conflict, een nationale noodtoestand, revolutie, opstand of oproer wordt wat de restitutie, schadevergoeding, schadeloosstelling of een andere regeling betreft, geen minder gunstige behandeling toegekend dan die welke die Overeenkomstsluitende Partij aan haar eigen investeerders of aan investeerders van een derde Staat toekent, naar gelang van wat het gunstigst is.De daaruit voortvloeiende betalingen kunnen onverwijld worden overgemaakt in een vrij omwisselbare munt. 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel, wordt aan investeerders van de ene Overeenkomstsluitende Partij die in een van de in dat lid bedoelde situaties op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij verlies lijden ten gevolge van a) de vordering van hun investering of een deel daarvan door de strijdkrachten of autoriteiten van de laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij;of b) de vernieling van hun investering of een deel daarvan door de strijdkrachten of autoriteiten van de laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij die, gezien de situatie, niet noodzakelijk was in elk geval onverwijld een passende en reële restitutie of schadeloosstelling toegekend. Artikel 6 Overmakingen 1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij de toelating om alle met een investering verband houdende uitkeringen onverwijld in een vrij omwisselbare munt over te maken.De uitkeringen zijn onder andere doch niet uitsluitend : a) de inkomsten;b) de opbrengst van de gehele of gedeeltelijke verkoop of liquidatie van een investering;c) bedragen bestemd voor het nakomen van contractuele verbintenissen, met inbegrip van de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van leningen, royalty's en andere betalingen voortvloeiend uit licenties, franchises, concessies en andere soortgelijke rechten, alsmede de bezoldiging van geëxpatrieerd personeel;d) een in toepassing van artikel 4 of 5 uitgekeerde schadeloosstelling;en e) de inkomsten van natuurlijke personen die geen onderdaan zijn en die uit hoofde van een investering toelating hebben gekregen om op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij te werken alsmede andere bedragen die de met het beheer van de investering verband houdende uitgaven moeten dekken;f) de opbrengst van investeringen.2. De in deze Overeenkomst bedoelde overmakingen gebeuren tegen de wisselkoers die op de datum van overmaking van toepassing is op contante transacties in de over te maken munt.Bij ontstentenis van een valutamarkt, wordt de meest recente wisselkoers toegepast die op de buitenlandse investeringen van toepassing is dan wel de wisselkoers die wordt toegepast voor het omrekenen in Bijzondere Trekkingsrechten, naar gelang van wat het gunstigst is voor de investeerder.
Artikel 7 Milieu 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen niveau van nationale milieubescherming te bepalen en de beleidslijnen en prioriteiten ter zake van milieuontwikkeling vast te leggen alsmede haar ad hoc-wetten dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij alles in het werk te stellen om voornoemde wetten voortdurend bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale milieuwetten te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van voornoemde wetten wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan in het kader van internationale milieuovereenkomsten.Ze zien erop toe dat deze verbintenissen in hun nationale wetten ten volle worden erkend en toegepast. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de voorschriften inzake milieubescherming bij te sturen.Een Overeenkomstsluitende Partij stemt er mee in op verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij over eender welk punt van dit artikel deskundig overleg te voeren.
Artikel 8 Arbeid 1. In het besef dat elke Overeenkomstsluitende Partij het recht heeft haar eigen normen ter bescherming van de arbeid vast te leggen en haar ad hoc-wetten dienovereenkomstig aan te nemen of te wijzigen, dient elke Overeenkomstsluitende Partij erop toe te zien dat haar wetgeving arbeidsnormen vastlegt die in overeenstemming zijn met de internationaal erkende rechten van de werknemers, als bepaald in het 6e lid van artikel 1, en ze dienovereenkomstig bij te sturen.2. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat het niet passend is de nationale arbeidswetten te versoepelen teneinde investeringen aan te moedigen.Elke Overeenkomstsluitende Partij dient er dan ook op toe te zien dat geen vrijstelling of enige andere afwijking van deze wetten wordt toegestaan en dat ook geen mogelijkheid tot vrijstelling of andere afwijking wordt geboden teneinde het doen, onderhouden of uitbreiden van een investering op haar grondgebied aan te moedigen. 3. De Overeenkomstsluitende Partijen bevestigen andermaal de verbintenissen die ze zijn aangegaan als lid van de Internationale Arbeidsorganisatie alsmede hun verbintenissen op grond van de Verklaring van de IAO over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk en de follow-up ervan.De Overeenkomstsluitende Partijen zien erop toe dat de arbeidsbeginselen en de internationaal erkende rechten van de werknemers, als bepaald in het 6e lid van artikel 1, worden erkend en beschermd middels hun nationale wet. 4. De Overeenkomstsluitende Partijen erkennen dat de onderlinge samenwerking hen meer mogelijkheden biedt om de arbeidsnormen bij te sturen.Een Overeenkomstsluitende Partij stemt er mee in op verzoek van de andere Overeenkomstsluitende Partij over eender welk punt van dit artikel deskundig overleg te voeren.
Artikel 9 Subrogatie Wanneer een Overeenkomstsluitende Partij of de door haar aangewezen instantie een schadeloosstelling uitkeert aan haar eigen investeerders op grond van een voor een investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij verleende waarborg, erkent de laatstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij, onverminderd de in artikel 10 vastgelegde rechten van de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij, dat alle rechten of vorderingen van bedoelde investeerder aan de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de door haar aangewezen instantie worden overgedragen. Ook erkent ze dat de eerstgenoemde Overeenkomstsluitende Partij of de door haar aangewezen instantie uit hoofde van de subrogatie deze rechten en vorderingen in dezelfde mate als de rechtsvoorganger kan laten gelden.
Artikel 10 Geschillen tussen een investeerder en een Overeenkomstsluitende Partij 1. Elk investeringsgeschil tussen een investeerder van een Overeenkomstsluitende Partij en de andere Overeenkomstsluitende Partij dient zo mogelijk in der minne te worden geregeld.2. Wanneer een geschil niet kan worden geregeld binnen zes maanden na de datum van schriftelijke kennisgeving van het geschil door de investeerder aan de Overeenkomstsluitende Partij, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij er bij dezen mee in dat het geschil, naar keuze van de investeerder, voor internationale arbitrage wordt voorgelegd aan één van onderstaande instellingen.Te dien einde doen beide Partijen afstand van het recht om de uitputting van alle nationale administratieve en rechtsmiddelen te verzoeken. i) het Internationale Centrum voor Beslechting van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht krachtens het Verdrag inzake de beslechting van geschillen met betrekking tot investeringen tussen Staten en onderdanen van andere Staten, dat op 18 maart 1965 te Washington voor ondertekening werd opengesteld, mits beide Overeenkomstsluitende Partijen partij zijn bij het Verdrag; of ii) de Aanvullende Voorziening van het I.C.S.I.D., wanneer op grond van de Overeenkomst geen beroep kan worden gedaan op het Centrum; iii) een ad hoc-scheidsgerecht dat werd opgericht overeenkomstig de arbitrageregels van de Commissie van de Verenigde Naties voor Internationaal Handelsrecht (U.N.C.I.T.R.A.L.). Overeenkomstig voornoemde regels berust het tot aanstelling bevoegd gezag bij de secretaris-generaal van het I.C.S.I.D. Wanneer de bij een geschil betrokken Partijen het er niet over eens zijn of bemiddeling dan wel arbitrage de meest aangewezen beslechtingsprocedure is, berust de keuze bij de investeerder. 3. In toepassing van dit artikel en artikel 25(2)(b) van voornoemd Verdrag van Washington, wordt elke rechtspersoon die werd opgericht overeenkomstig de wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij en die, vóór het ontstaan van het geschil, onder toezicht stond van een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij, behandeld als een onderdaan van de andere Overeenkomstsluitende Partij.4. Op verzoek van een Partij bij het geschil, heeft de arbitrage overeenkomstig de regels betreffende de Aanvullende Voorziening of overeenkomstig de arbitrageregels van UNCITRAL plaats in een Staat die partij is bij het VN-Verdrag over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken, gedaan in New York op 10 juni 1958 (het Verdrag van New York).5. De overeenkomstig lid 2 gegeven instemming en het voor arbitrage voorleggen van het geschil door de investeerder overeenkomstig voornoemd lid 2, vormen de schriftelijke bevestiging dat de Partijen bij het geschil ermee instemmen en overeengekomen zijn het geschil voor arbitrage voor te leggen met het oog op de toepassing van het bepaalde in hoofdstuk II van het Verdrag van Washington (rechterlijke bevoegdheid van het Centrum) en met het oog op de toepassing van de regels betreffende de Aanvullende Voorziening, artikel 1 van de UNCITRAL-arbitrageregels en artikel II van het Verdrag van New York.6. Wanneer een procedure ter beslechting van een investeringsgeschil wordt gevolgd, zal een Overeenkomstsluitende Partij als verweer, als compensatie of als reconventionele vordering dan wel op een andere grond niet kunnen aanvoeren dat ter uitvoering van een verzekeringspolis of waarborg een vergoeding of andere vorm van schadeloosstelling werd uitgekeerd die het geheel of een gedeelte van de vermeende schade dekt.Wel kan de Overeenkomstsluitende Partij vragen dat het bewijs wordt geleverd dat de schadeloosstellende Partij ermee instemt dat de investeerder zijn recht tot het vorderen van schadeloosstelling laat gelden. 7. De uit hoofde van dit artikel gedane uitspraken van het scheidsgerecht zijn onherroepelijk en bindend voor de Partijen bij het geschil.Elke Overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe ze onverwijld uit te voeren en erop toe te zien dat ze op haar grondgebied ten uitvoer worden gelegd.
Artikel 11 Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen 1. Geschillen tussen de Overeenkomstsluitende Partijen betreffende de uitlegging of toepassing van deze Overeenkomst worden zoveel mogelijk geregeld middels onderhandelingen tussen de Regeringen van beide Overeenkomstsluitende Partijen.2. Indien het geschil niet op die manier kan worden beslecht binnen zes maanden volgend op de datum waarop één van beide Overeenkomstsluitende Partijen om soortgelijke onderhandelingen heeft verzocht, wordt het op verzoek van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen voorgelegd aan een scheidsgerecht.3. Het scheidsgerecht wordt voor elk geval afzonderlijk op de volgende wijze samengesteld : elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een lid van het scheidsgerecht.Beide scheidsmannen kiezen dan in samenspraak een onderdaan van een derde Staat tot voorzitter van het scheidsgerecht, die door de Regeringen van beide Overeenkomstsluitende Partijen wordt benoemd. Bedoelde leden en de voorzitter worden benoemd binnen onderscheidenlijk twee en vier maanden, te rekenen vanaf de datum waarop één van de Overeenkomstsluitende Partijen de andere Overeenkomstsluitende Partij in kennis heeft gesteld van haar wens het geschil aan een scheidsgerecht voor te leggen. 4. Indien de noodzakelijke benoemingen niet binnen de in het derde lid van dit artikel genoemde termijnen zijn verricht, kan één van beide Overeenkomstsluitende Partijen, indien er geen andere ter zake doende overeenkomst is, de voorzitter van het Internationale Gerechtshof verzoeken de noodzakelijke benoemingen te verrichten.5. Indien de voorzitter van het Internationale Gerechtshof belet is om de in lid 4 van dit artikel vermelde functie te vervullen of onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen, wordt de vice-voorzitter verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. Indien de vice-voorzitter belet is bedoelde functie te vervullen of onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen, wordt het Lid van het Internationale Gerechtshof dat na hem het hoogst in rang is en niet onbekwaam is en dat geen onderdaan is van één van beide Overeenkomstsluitende Partijen verzocht de noodzakelijke benoemingen te verrichten. 6. Het scheidsgerecht neemt zijn beslissing bij meerderheid van stemmen.Deze beslissing is definitief en bindend voor beide Overeenkomstsluitende Partijen. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten van het door haar benoemde Lid en van haar vertegenwoordiging in de arbitrageprocedure. De kosten van de voorzitter en de overige kosten worden gelijkelijk door beide Overeenkomstsluitende Partijen gedragen. Toch is het zo dat het scheidsgerecht in zijn uitspraak kan beslissen dat één van beide Overeenkomstsluitende Partijen een groter deel van de kosten voor haar rekening neemt. In verband met alle andere punten, stelt het scheidsgerecht zijn eigen procedure vast.
Artikel 12 Toepassing van de Overeenkomst 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op investeringen die vóór of na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst werden gedaan, maar geldt niet voor investeringsgeschillen die zijn ontstaan of vorderingen met betrekking tot een investering, die werden afgehandeld vóór de inwerkingtreding van de Overeenkomst.2. Deze Overeenkomst behelst geenszins een beperking van de rechten en voordelen die een investeerder van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij geniet krachtens het nationaal of internationaal recht. Artikel 13 Inwerkingtreding, duur en beëindiging 1. De Overeenkomstsluitende Partijen stellen elkaar ervan in kennis wanneer aan de grondwettelijke vereisten is voldaan.De Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum van ontvangst van de laatste kennisgeving en blijft voor een tijdvak van tien jaar van kracht. 2. Tenzij ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de geldigheidsduur door een van beide Overeenkomstsluitende Partijen mededeling van beëindiging is gedaan, wordt deze Overeenkomst telkens stilzwijgend verlengd voor een tijdvak van tien jaar, met dien verstande dat elke Overeenkomstsluitende Partij zich het recht voorbehoudt de Overeenkomst te beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste zes maanden vóór de datum van het verstrijken van de lopende termijn van geldigheid.1. Ten aanzien van investeringen die vóór de datum van beëindiging van de Overeenkomst zijn gedaan, blijft deze van kracht gedurende een tijdvak van tien jaar vanaf de datum van beëindiging. Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan te Brussel, op 18 juli 2006, in tweevoud in de Nederlandse, de Franse, de Portugese en de Engelse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. In geval van verschil in uitlegging is de Engelse tekst doorslaggevend.