gepubliceerd op 10 juli 2013
Protocolakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de Belgische deelname aan de Europese gezamenlijke aanbestedingsprocedure tot aanwijzing van een veilingplatform, een overgangsplatform en een veilingtoezichthouder
26 APRIL 2013. - Protocolakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de Belgische deelname aan de Europese gezamenlijke aanbestedingsprocedure tot aanwijzing van een veilingplatform, een overgangsplatform en een veilingtoezichthouder
Gelet op de Grondwet, artikel 39;
Gelet op het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto, afgesloten te Brussel op 14 november 2002, artikel 3;
Gelet op het decreet van het Waalse Gewest van 10 november 2004 tot invoering van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, tot oprichting van een « Fonds wallon Kyoto » (Waals Kyotofonds) en betreffende de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto;
Gelet op het Energiedecreet van de Vlaamse Regering van 8 mei 2009;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/12/2007 pub. 27/12/2007 numac 2007037301 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen sluiten inzake verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 en 19 november 2010;
Gelet op de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 31 januari 2008 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten en met betrekking tot de flexibiliteitsmechanismen van het protocol van Kyoto, gewijzigd bij ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 3 februari 2011;
Overwegende de Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (hierna Veilingverordening genoemd);
Overwegende Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (hierna ETS-richtlijn genoemd);
Overwegende dat de ETS-Richtlijn bepaalt dat voor de toewijzing van broeikasgasemissierechten het beginsel van veiling geldt. Het veilen van broeikasgasemissierechten moet het mogelijk maken het koolstofprijssignaal te ondersteunen. Artikel 10, paragraaf 1, van de ETS-richtlijn legt de lidstaten de verplichting op alle emissierechten die onder het toepassingsgebied van de ETS-richtlijn vallen en niet kosteloos worden toegewezen, te veilen;
Overwegende dat de lidstaten en de Europese Commissie beslist hebben een gezamenlijke actie op te zetten overeenkomstig artikel 91, paragraaf 1, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (hierna Financieel Reglement genoemd) om het aandeel te veilen van de broeikasgasemissierechten die aan elke deelnemende lidstaat werd toegewezen, op basis van het volume onder de hoofdstukken II en III van de ETS-richtlijn, door middel van een gezamenlijk veilingplatform, alsook toezicht te houden en te rapporteren over het veilingproces en op de werking van de Europese koolstofmarkt overeenkomstig artikel 10, paragraaf 4 en paragraaf 5 van de ETS-Richtlijn via een gezamenlijke veilingtoezichthouder;
Overwegende dat de lidstaten en de Europese Commissie overeenkomstig artikel 24, paragraaf 2 en 26, paragraaf 1, paragraaf 2 en paragraaf 3 van de Veilingverordening, de intentie hebben een veilingplatform, een overgangsplatform en een veilingtoezichthouder aan te wijzen, middels een gezamenlijke aanbestedingsprocedure overeenkomstig artikel 125quater van Verordening (EG, Euratom) Nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (hierna Uitvoeringsregels genoemd);
Overwegende dat de Europese Commissie aan de lidstaten een voorstel van een gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst heeft voorgelegd teneinde de praktische regels te bepalen voor de toepassing van de gezamenlijke aanbestedingsprocedure nodig voor de uitvoering van de gezamenlijke actie overeenkomstig artikel 125quater, lid 3, van de Uitvoeringsregels;
Overwegende de beslissing van de Nationale Klimaatcommissie van 22 maart 2011, waarbij de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, werd aangeduid als Belgische aanbestedende overheid voor de gezamenlijke aanbestedingsprocedures tussen de lidstaten en de Europese Commissie;
Overwegende de beslissing van de Nationale Klimaatcommissie van 22 maart 2011, waarbij een subwerkgroep « implementatie veilingverordening » is opgericht die de nodige afspraken moet voorbereiden tussen de Federale Staat en de Gewesten aangaande de Belgische deelname aan de gezamenlijke aanbestedingsprocedure;
Overwegende de beslissing van de uitgebreide Interministeriële Conferentie voor Leefmilieu van 28 juni 2011, waarbij wordt verduidelijkt dat de federale minister, bevoegd voor leefmilieu, de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten zal ondertekenen namens de Belgische aanbestedende overheid;
Overwegende dat het wegens de bestaande bevoegdheidsverdelingen noodzakelijk is dat zowel de Federale Staat als de Gewesten zich ertoe verbinden om de nodige maatregelen te nemen teneinde aan de vereisten van de Veilingverordening te voldoen, artikel 18, paragraaf 2, artikel 35, paragraaf 4, artikel 36, paragraaf 1 en artikel 43;
De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Federale Regering, in de persoon van de Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Leefmilieu;
Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van haar Minister-president en de Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van haar Minister-president en de Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit;
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, in de persoon van haar Minister-president en de Minister van Leefmilieu, Energie en Stadsvernieuwing, Komen het volgende overeen : HOOFDSTUK 1. - Definities, toepassings-gebied en beginselen
Artikel 1.Voor de toepassing van het protocolakkoord gelden de definities uit het Financieel Reglement, de Uitvoeringsregels, de ETS-richtlijn, de Veilingverordening en het Besluit 2001/844/EG van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde.
Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing : 1° Uitgebreide Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu (UICL) : de permanente leden van de Interministeriële Conferentie Leefmilieu, overeenkomstig het Samenwerkingsakkoord van 5 april 1995 inzake het internationaal milieubeleid, uitgebreid met de Eerste Minister, de gewestelijke ministers-presidenten, de federale minister voor Begroting, de ministers belast met energie, transport, fiscaliteit, ontwikkelingssamenwerking en de gewestelijke ministers van economie;2° gezamenlijke aanbestedingsprocedure van de Europese Commissie en de lidstaten : de aanbestedingsprocedure overeenkomstig artikel 125quater, lid 1, van de Uitvoeringsregels;3° aanbestedende overheid : een publiekrechtelijke instelling overeenkomstig artikel 1, paragraaf 9, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten;4° resulterend contract : ofwel een overheidsopdracht of een raamcontract als bedoeld in artikel 88 van het Financieel Reglement en artikelen 116 en 117 van de uitvoeringsvoorschriften, dat resulteert uit een krachtens deze overeenkomst gevoerde gezamenlijke aanbestedingsprocedure en door de contractant en de Europese Commissie, voor eigen rekening en namens de lidstaten is ondertekend;5° veilingplatform : een platform overeenkomstig artikel 26, paragraaf 1, 27 en 29 van de Veilingverordening;6° overgangsplatform : een platform overeenkomstig artikelen 26, paragraaf 2, en 28 van de Veilingverordening;7° veilingtoezichthouder : een toezichthouder overeenkomstig artikelen 24 en 25 van de Veilingverordening;8° gezamenlijke aanbestedings-overeenkomst : een publiekrechtelijk akkoord afgesloten tussen de Europese Commissie en de lidstaten teneinde de praktische regels vast te leggen voor de gezamenlijke aanbestedingsprocedures overeenkomstig artikel 125quater, lid 3, van de Uitvoeringsregels.De akkoorden zijn eveneens van toepassing op de aanverwante materies zoals het beheer van de contracten voortvloeiend uit de overheidsopdrachten, het voeren van rechtsvorderingen in het kader van de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst of de contracten voortvloeiend uit de overheidsopdrachten, het niet nakomen van de verplichtingen voorzien in de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten, en de minnelijke schikking als er geen overeenstemming wordt bereikt tussen de contracterende partijen. De akkoorden zijn onderworpen aan het recht van de Unie, hun materiële toepassingsgebied valt onder het toepassingsgebied van de Verdragen; 9° subwerkgroep : de subwerkgroep « implementatie Veilingverordening » die overeenkomstig de beslissing van de Nationale Klimaat Commissie van 22 maart 2011 is opgericht;10° contracterende partijen : de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 2.Dit protocolakkoord heeft betrekking op de praktische modaliteiten nodig voor : 1° de deelname van België aan de gezamenlijke aanbestedingsprocedures tussen de Europese Commissie en de lidstaten voor het aanstellen van een gezamenlijk veilingplatform, met inbegrip van een overgangsplatform en een veilingtoezichthouder;2° de opvolging van de uitvoering van de resulterende contracten voor België.
Art. 3.De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu vertegenwoordigt de Belgische staat als aanbestedende overheid in de gezamenlijke aanbestedingsprocedures tussen de lidstaten en de Europese Commissie. De aanbestedende overheid is door de contracterende Partijen gemandateerd voor de ondertekening van de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten.
Art. 4.Nadat de aanbestedende overheid de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten heeft ondertekend, zijn alle contracterende partijen er door gebonden. HOOFDSTUK 2. - Rol en taken van de subwerkgroep
Art. 5.De subwerkgroep is belast met het toezicht op en de coördinatie van de opvolging van de gezamenlijke aanbestedingsprocedures en de opvolging van de uitvoering van de resulterende contracten.
Daartoe vervult de subwerkgroep de volgende taken : 1° het rapporteren aan de Nationale Klimaatcommissie over de stand van zaken van de gezamenlijke aanbestedingsprocedures of het beheer van de contracten;2° het informeren van de Nationale Klimaatcommissie inzake de officiële mededelingen in het kader van de gezamenlijke aanbestedingsprocedures en van de opvolging van de contracten, binnen de aangegeven officiële termijnen en ten laatste binnen de week die volgt op het versturen van de officiële mededeling;3° het voordragen van kandidaten of steunen van een kandidaat voor de verschillende comités die worden opgericht in het kader van de gezamenlijke aanbestedingsprocedures. HOOFDSTUK 3. - Selectie van de kandidaten
Art. 6.De gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten voorzien in de mogelijkheid nationale experten aan te stellen om te zetelen in de stuurgroep van de gezamenlijke aanbestedingsprocedures (hierna Stuurgroep te noemen) en in de comités voor het openen, evalueren en beheren van de contracten zoals gedefinieerd in de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten 1° voor de Stuurgroep mag elke lidstaat een vertegenwoordiger, een plaatsvervanger en eventuele raadgevers aanstellen.Elke lidstaat moet, binnen twee weken volgend op de ondertekening van de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst, de identiteit en volledige contactgegevens van haar vertegenwoordiger, haar plaatsvervanger en raadgevers aan de Europese Commissie bezorgen; 2° voor het Comité dat de contracten beheert, benoemen de lidstaten gezamenlijk vijf personen, vijf plaatsvervangers en eventuele raadgevers.Op vraag van de Europese Commissie zullen de kandidaturen worden bezorgd aan de Stuurgroep door middel van een door de Europese Commissie verstrekt 'pro-forma' inschrijvingsformulier. De Europese Commissie gaat over tot het « ad personam » aanstellen van de voorgedragen personen; 3° voor het Evaluatiecomité benoemen de lidstaten gezamenlijk vijf personen.Op vraag van de Europese Commissie worden de kandidaturen bezorgd aan de Stuurgroep door middel van een door de Europese Commissie verstrekt 'pro-forma' inschrijvingsformulier. De Europese Commissie gaat over tot het « ad personam » aanstellen van de voorgedragen personen; 4° voor het Openingscomité mag elke lidstaat aan de Europese Commissie vragen een van haar vertegenwoordigers toe te laten als waarnemer bij de opening van de deelnemingsverzoeken of de inschrijvingen;5° de subwerkgroep beslist of er al dan niet kandidaturen ingediend worden voor de aanduiding door de Europese Commissie van leden om te zetelen als lid in een van de comités of dat er, met uitzondering van de Stuurgroep, een of meerdere door andere lidstaten ingediende kandidaturen gesteund moeten worden.
Art. 7.De Nationale Klimaatcommissie evalueert de door de subwerkgroep overeenkomstig artikel 6, 5°, gemaakte voorstellen op basis van volgende criteria : 1° de naleving van de betrokken regels en procedures in de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomst met inbegrip van de bepalingen inzake vertrouwelijkheid en belangenconflicten;2° de relevante expertise van de voorgedragen kandidaten;3° een evenwichtige vertegenwoordiging van de contracterende partijen. De Nationale Klimaatcommissie keurt desgevallend de voorstellen van de subwerkgroep goed.
Art. 8.De voorzitter van de subwerkgroep onderneemt de nodige stappen voor het indienen van de kandidaturen of voor het ondersteunen van de kandidaturen, overeenkomstig de regels van de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten. HOOFDSTUK 4. - Mandaat en taken van de experten aangewezen als lid in de opvolgingscomités bij de gezamenlijke aanbestedingsprocedure en het beheer van de contracten
Art. 9.De door de Europese Commissie aangeduide experten in de Stuurgroep worden gemandateerd voor de volgende opdrachten : 1° deel te nemen als Belgisch vertegenwoordiger aan de vergaderingen van de Stuurgroep;2° de adviezen, uitgewerkt binnen de subwerkgroep, kenbaar te maken wanneer een advies of goedkeuring van de stuurgroep vereist is door de Europese Commissie op een voorstel.
Art. 10.De experten die worden aangesteld als lid van de Stuurgroep moeten : 1° een schriftelijk verslag opstellen en dit binnen de week die volgt op de vergadering van de Stuurgroep, overmaken aan de subwerkgroep. Bij het verspreiden van de documenten moeten de vertrouwelijkheidseisen zoals vermeld in de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten worden nageleefd; 2° de subwerkgroep raadplegen zodat deze een advies kan voorbereiden wanneer de Europese Commissie de Stuurgroep om haar advies of goedkeuring vraagt overeenkomstig de regels en procedures voorzien in de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten. HOOFDSTUK 5. - Maatregelen inzake vertrouwelijkheid
Art. 11.De contracterende partijen verbinden zich, wat hun respectievelijke bevoegdheden betreft, met inbegrip van hun aangewezen experts, tot het uitvoeren van de maatregelen nodig opdat België zich zou houden aan de eisen voorzien in de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten betreffende de bepalingen van toepassing op de behandeling van inlichtingen of documenten. De subwerkgroep zal de regels betreffende de behandeling van inlichtingen of documenten in haar huishoudelijk reglement bepalen.
Art. 12.De Nationale Klimaatcommissie stelt de van de subwerkgroep verkregen inlichtingen ter beschikking van de Gewesten, de federale Regering of andere organen en natuurlijke of rechtspersonen die daarom verzoeken.
Die gegevens kunnen in digitale vorm worden overgemaakt of opgeslagen worden in een databank die toegankelijk is voor alle geïnteresseerden, met uitzondering van de gegevens die onder bepaalde vertrouwelijke maatregelen worden gehouden in de gevallen bepaald door de op de bevoegde dienst in kwestie van toepassing zijnde wetgeving inzake de openbaarheid van bestuur. HOOFDSTUK 6. - Procedure en mechanisme voor de regeling van geschillen
Art. 13.Als de verplichtingen uit de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten niet worden nageleefd of als er onenigheid is over de toepassing of interpretatie van de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten met de Europese Commissie of een lidstaat : 1° informeren en raadplegen de experten, lid van de Stuurgroep, de subwerkgroep zo spoedig mogelijk;2° werkt de subwerkgroep een advies uit om de Nationale Klimaatcommissie te informeren;3° als de onenigheid binnen de Stuurgroep aanhoudt, spreekt de Nationale Klimaatcommissie zich uit of het aangewezen is een beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie op basis van de bepalingen van de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten;4° in de gevallen waar de Europese Commissie de tussenkomst van België vereist of wanneer België partij is in een rechtsgeding, informeert de subwerkgroep de Nationale Klimaatcommissie zo spoedig mogelijk zodat deze de bevoegde overheden kan informeren.
Art. 14.Wanneer België de Europese Commissie of een derde partij moet vergoeden ten gevolge van een rechtsgeding als vermeld in de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten : 1° moeten de experten,lid van de Stuurgroep, de subwerkgroep en de Nationale Klimaatcommissie zo spoedig mogelijk op de hoogte brengen;2° wordt het bedrag dat België verschuldigd is, afgehouden van de veilingopbrengsten die het land toekomt;3° wanneer één van de contracterende partijen aansprakelijk kan gesteld worden voor de schade, is artikel 17 van toepassing.
Art. 15.Artikel 16, § 3, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen is van toepassing voor de tenuitvoerlegging van de afgeleide maatregelen die door het Hof van Justitie van de Europese Unie op België worden toegepast.
Art. 16.De contracterende partijen verbinden zich ertoe binnen de twee weken volgend op de inwerkingtreding van dit protocolakkoord, en in overleg met de betrokken actoren, de afspraken en procedures goed te keuren die nodig zijn opdat België de verplichtingen van de gezamenlijke aanbestedingsovereenkomsten in verband met de verwerking van informatie zou kunnen naleven. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 17.Eventuele geschillen onder de contracterende partijen over de interpretatie of uitvoering van dit protocolakkoord worden beslecht in de Nationale Klimaatcommissie of, als daar geen oplossing wordt gevonden, binnen de uitgebreide Interministeriële Conferentie voor het Leefmilieu, en in voorkomend geval, binnen het Overlegcomité. Wordt er geen oplossing gevonden, dan wordt het geschil voorgelegd aan een rechtscollege waarvan de leden worden aangewezen en waarvan de werkingskosten worden verdeeld overeenkomstig artikel 24 van het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto.
Art. 18.Ingeval de toepassing van dit protocolakkoord wordt opgeschort door toedoen van een geschil tussen de contracterende partijen, neemt de aanbestedende overheid de plaats in van de contracterende partijen voor de deelname van België aan de gezamenlijke aanbestedingsprocedure en voor de uitvoering van de resulterende contracten.
Art. 19.Dit protocolakkoord is afgesloten voor onbepaalde duur.
Art. 20.Dit protocolakkoord treedt in werking op de dag van de ondertekening ervan. Het Protocolakkoord wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad door de diensten van de federaal staatssecretaris bevoegd voor Leefmilieu, op aanvraag van de Partij waarvan de wetgever als laatste zijn instemming met het akkoord heeft gegeven.
Opgemaakt te Brussel, op 26 april 2013 in zoveel exemplaren als er contracterende partijen zijn.
Voor de Federale Staat : De Eerste Minister, E. DI RUPO De Federaal Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming, M. WATHELET Voor het Vlaamse Gewest : De Minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaams Minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE Voor het Waalse Gewest : De Minister-president van de Waalse Regering, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, Energie en Stadsvernieuwing, Mevr. E. HUYTEBROECK