Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 23 januari 2007
gepubliceerd op 07 maart 2007

Omzendbrief nr. 2688 betreffende de regulatie van niet-inheemse diersoorten

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007200690
pub.
07/03/2007
prom.
23/01/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST


23 JANUARI 2007. - Omzendbrief nr. 2688 betreffende de regulatie van niet-inheemse diersoorten


De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, Gelet op het Verdrag inzake biologische diversiteit, op 5 juni 1992 door188 landen, waaronder België, afgesloten op de Wereldconferentie over Milieu en Ontwikkeling te Rio de Janeiro, waarbij bevestigd wordt dat de invaderende soorten een ernstige bedreiging vormen voor de biodiversiteit en de economie en waarbij aanbevolen wordt hun introductie te voorkomen en hun milieueffecten te beperken;

Overwegende dat de Conventie van Bern inzake het behoud van in het wild voorkomende dier- en plantensoorten en de natuurlijke leefmilieus in Europa m.b.t. de invaderende exotische soorten een strategie heeft ontwikkeld die aanzet tot de bestrijding van de biologische invasies van die soorten;

Overwegende dat regelmatig gewezen wordt op de aanwezigheid van niet-inheemse diersoorten op het grondgebied van het Waalse Gewest, die het gevolg is van een vrijwillige of accidentele introductie van die dieren door de mens;

Overwegende dat deze constataties, nu eens zeldzaam dan weer regelmatig, betrekking hebben op soorten als de koningsfazant, de Nijlgans, de wasbeerhond, de wasbeer, de beverrat, de muskusrat, de Amerikaanse nerts of de sika hert (de lijst is niet volledig);

Overwegende dat de vraag van de wettigheid van het schieten van niet-inheemse dieren regelmatig gesteld wordt, meer bepaald door de jagers en hun wachters, of door sommige eigenaars van wie de goederen te lijden hebben van verwoestingen veroorzaakt door die dieren;

Overwegende dat die dieren krachtens de jachtwet niet als wild ingedeeld zijn, dat ze dus niet onder de toepassing van de bepalingen van die wet vallen, dat het schieten ervan niet beschouwd mag worden als "jachtbedrijf" in de zin van die wet daar ze het jachtbedrijf omschrijft als "de handeling die erin bestaat wild te vangen of te doden, alsook op te sporen of te achtervolgen met hetzelfde doel" (zie artikel 1, § 1, 1°, van de wet);

Overwegende dat de wet op het natuurbehoud deze dieren niet beschermt daar ze niet opgenomen zijn in de bijlagen I, IIa, IIb, en III van die wet (zie de artikelen 2, 2bis en 2ter );

Overwegende dat de wet betreffende de bescherming en het welzijn der dieren ook niet toegepast kan worden daar uit de parlementaire werken voortvloeit dat het toepassingsgebied ervan beperkt wordt tot de dieren die onderworpen zijn aan het zeggenschap van de mens;

Overwegende dat het schieten van deze niet-inheemse soorten een faunabeheersactiviteit vormt in de zin van artikel 11, § 3, 9°, a), van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens en dat het dragen van een jachtwapen onder deze omstandigheden derhalve wettig is;

Overwegende dat het schieten van die exotische dieren geen vorm van aanmoediging is tot het loslaten van bepaalde niet-inheemse soorten, zoals de koningsfazant;

Overwegende dat het loslaten van niet-inheemse soorten streng verboden is bij artikel 5ter van de wet op het natuurbehoud;

Overwegende dat het krachtens de bepalingen van het bestek van het jachtrecht verboden is koningsfazanten los te laten op openbare grond, dat de houtvester die vogels mag laten neerschieten onder de door hem bepaalde voorwaarden, dat de aannemer geenszins de eigendom van de neergeschoten vogels kan opeisen, dat het loslaten van koningsfazanten overigens beschouwd wordt als een zware fout die de opzegging van de huurovereenkomst tot gevolg kan hebben;

Overwegende dat dieren van niet inheemse soorten om redenen van natuurbehoud (bescherming van onze inheemse soorten) of om hinder te voorkomen telkens als de gelegenheid zich voordoet geëlimineerd moeten kunnen worden vooraleer die soorten zich definitief op ons grondgebied vestigen, Is er beslist dat een niet-inheems dier geschoten mag worden door : - een jager als hij aan het jagen is op een grondgebied waarvoor hij over een jachtrecht beschikt; - door een bijzondere veldwachter op het grondgebied waarvoor hij aangesteld is; - een bezetter op zijn goederen of op degene die hij uitbaat indien die dieren schade zouden toebrengen aan die goederen en voorzover de bezetter een geldige jachtvergunning bezit; - de ambtenaren en aangestelden van de Afdeling Natuur en Bossen die onder het bosstelsel vallen, op de domaniale landelijke eigendommen, alsook op de private eigendommen indien geëist door de eigenaar of de rechthebbende.

Namen, 23 januari 2007.

B. LUTGEN

^