Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 22 februari 2016
gepubliceerd op 25 februari 2016

Ministeriële omzendbrief GPI 85 betreffende het eindeloopbaanregime voor de personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2016000105
pub.
25/02/2016
prom.
22/02/2016
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


22 FEBRUARI 2016. - Ministeriële omzendbrief GPI 85 betreffende het eindeloopbaanregime voor de personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan de Heer Hoge Ambtenaar belast met de uitoefening van bevoegdheden van de Brusselse Agglomeratie, Aan de Dames en Heren Voorzitters van de Politiecolleges, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Ter informatie : Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Aan Mevrouw de Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mijnheer de Hoge Ambtenaar, Mevrouw, Mijnheer de Voorzitter, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Dames en Heren, 1. Wettelijke basis - Koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol). - Koninklijk besluit van 9 november 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/11/2015 pub. 25/11/2015 numac 2015000604 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie type koninklijk besluit prom. 09/11/2015 pub. 30/11/2015 numac 2015205476 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot vaststelling voor het jaar 2015 van de verhoging van het bedrag van de alternatieve financiering met de kost van de toeslag van 5 % van de uitkering voor tijdelijke werkloosheid, bedoeld in artikel 114, § 6, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering sluiten houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie. - Koninklijk besluit van 22 februari 2016 houdende de wijze van toekenning van de subsidies ter ondersteuning van het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de lokale politie voor het jaar 2016. - Wet algemene begroting 2016. 2. Context Langer werken is één van de pijlers van het beleid van deze Regering. Het koninklijk besluit van 9 november 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/11/2015 pub. 25/11/2015 numac 2015000604 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie type koninklijk besluit prom. 09/11/2015 pub. 30/11/2015 numac 2015205476 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot vaststelling voor het jaar 2015 van de verhoging van het bedrag van de alternatieve financiering met de kost van de toeslag van 5 % van de uitkering voor tijdelijke werkloosheid, bedoeld in artikel 114, § 6, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering sluiten houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie kadert in die wil om de personeelsleden die het einde van hun loopbaan naderen aan het werk te houden.

Het beoogt eveneens de pensioenproblematiek binnen de politiesector en meer bepaald de toestand ontstaan na het arrest nr 103/2014 van 10 juli 2014 van het Grondwettelijk Hof op te lossen.

De federale overheid voorziet een subsidie voor de politiezones om de meerkost en de budgettaire lasten op te vangen die te wijten zijn aan deze verlenging van de loopbanen. 3. Het eindeloopbaanregime 3.1. Definitie en toepassingsgebied Het eindeloopbaanregime is bedoeld voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten die de leeftijd hebben van 58 jaar of meer en die van oordeel zijn niet langer in de mogelijkheid te zijn om hun functie efficiënt uit te voeren.

Het voorziet in de mogelijkheid voor deze personeelsleden om een aangepaste betrekking te vragen binnen de geïntegreerde politie.

Onder aangepaste betrekking moet worden begrepen een statutaire betrekking van het operationeel dan wel van het administratief en logistiek kader die aangepast is aan het profiel en de mogelijkheden van het personeelslid. Geen enkele betrekking wordt in feite uitgesloten.

Deze aanpassing zal betrekking hebben op hetzij de inhoud, hetzij de uitvoeringsmodaliteiten van de functie. Hoewel we op het eerste zicht kunnen denken aan functies van het administratieve type, aan functies van onthaal of van call-takers, is elke functie mogelijks een aangepaste betrekking. Het is de eindeloopbaancommissie die zal nagaan of het profiel en de mogelijkheden van het personeelslid overeenstemmen met de kenmerken van de betrekking. Deze kenmerken kunnen met name betrekking hebben op de uurroosters (nachten ? weekends ? ...), op het type van activiteiten opgelegd door de functie (Wordt de betrekking voornamelijk zittend uitgevoerd ? Vereist ze lichamelijke inspanningen ? ...) of de werkomgeving (Gaat het over binnendienst ? Is het een functie waaraan strakke deadlines zijn verbonden ? ...). Elk ander relevant geacht criterium kan eveneens in aanmerking worden genomen. In dat raam zullen de politiezones en de federale politie in de praktijk ofwel nieuwe aangepaste betrekkingen dienen te creëren ofwel het werk van de betrokken personeelsleden dienen aan te passen en/of bij te stellen. Ten einde het werk voor de politiezones te vergemakkelijken, moedig ik dan ook de uitwisseling aan van de goede praktijken, beproefde methodes, ontwikkelde instrumenten, enz. ... via het netwerk "Personeelsbeheer" dat op het punt staat opgericht te worden binnen de geïntegreerde politie om "personeelsmateries" te behandelen. 3.2. Referentiekader en actoren 3.2.1. Inventaris van de aangepaste betrekkingen De dienst van het loopbaanbeheer DGR/DRP-DPP stelt aan de personeelsleden van de geïntegreerde politie en aan de eindeloopbaancommissies bedoeld in punt 3.2.2. een evolutieve lijst ter beschikking met de beschikbare aangepaste betrekkingen voor de geïntegreerde politie op basis van de ontvangen informatie.

Elk lokaal politiekorps en elke algemene directie van de federale politie is verantwoordelijk voor de inhoud en de actualisering van de informatie hernomen in deze lijst.

Deze entiteiten zorgen ervoor dat de informatie voor het opstellen en het bijwerken van de lijst zo spoedig mogelijk bezorgd wordt en informeren DGR/DRP-DPP over elke toevoeging of schrapping van een betrekking en dit om te voorkomen dat een personeelslid solliciteert voor een betrekking die niet langer beschikbaar is.

Ten einde de coherentie en de leesbaarheid van het systeem te waarborgen, zal er een standaardmethode voor het opstellen van de functiebeschrijving voorgesteld worden. 3.2.2. De eindeloopbaancommissies Elk lokaal politiekorps alsook de federale politie dienen een eindeloopbaancommissie op te richten, die belast zal zijn met het uitbrengen van een niet-bindend advies over de kandidaatstelling van een personeelslid voor een aangepaste betrekking.

Voor de lokale politie, zal deze commissie samengesteld worden door de gemeente- of de politieraad of, bij delegatie, door de burgemeester of het politiecollege. Wat de federale politie betreft, delegeer ik deze bevoegdheid aan de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie.

Elke commissie zal samengesteld worden uit drie leden : - twee vertegenwoordigers van het politiekorps waartoe de bedoelde betrekking behoort; - een expert gespecialiseerd in personeelsbeleid gericht op de duurzame inzetbaarheid van de personeelsleden, die in staat is om te beoordelen of de mogelijkheden van het personeelslid en het aangepaste karakter van de betrekking overeenstemmen.

De expert waarvan sprake zal bij voorkeur deel uitmaken van het netwerk "Personeelsbeheer" bedoeld in het punt 3.1. Ik leg derhalve de nadruk op de belangrijkheid van het feit dat elke eenheid van de geïntegreerde politie wordt vertegenwoordigd in dit netwerk.

Vermits dit niet uitgesloten is, zal, indien een expert "extern" aan de geïntegreerde politie aangewezen wordt door een politiezone, deze eveneens uitgenodigd worden om deel te nemen aan het voornoemde netwerk. 3.3. De kandidaatstelling voor een aangepaste betrekking De aanvraag van het personeelslid wordt verstuurd naar de eindeloopbaancommissie van het politiekorps waar de betrekking vacant is, met vermelding van de beoogde betrekking bij deze werkgever. 3.4. Selectie- en toekenningsprocedure van een aangepaste betrekking Het personeelslid wordt gehoord door de eindeloopbaancommissie, die de functieomschrijving van de betrekking vergelijkt met het profiel en de mogelijkheden van het personeelslid alvorens het zijn advies uitbrengt.

Dit niet-bindend advies wordt genomen bij geheime stemming en bij gewone meerderheid van de stemmen. Het is slechts geldig indien ten minste twee leden aanwezig zijn en indien het verstuurd is naar het personeelslid alsook naar de betrokken werkgevers.

Er dient opgemerkt te worden dat overeenkomstig artikel 15, 3°, van de wet van 24 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/03/1999 pub. 08/05/1999 numac 1999000340 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, de representatieve vakorganisaties aanwezig mogen zijn bij de hoorzitting.

Vervolgens wordt de beslissing tot het al dan niet toekennen van de aangepaste betrekking aan de aanvrager genomen door de gemeente- of politieraad of, in voorkomend geval, de burgemeester of het politiecollege die daartoe gedelegeerd zijn.

Voor de federale politie, delegeer ik deze bevoegdheid aan de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie.

In het geval van een negatieve beslissing, wordt deze overgemaakt aan het personeelslid alsook aan de personeelsdienst van zijn korps van oorsprong.

Indien de beslissing positief is, wordt deze overgemaakt voor nuttig gevolg aan de overheid bedoeld in punt 3.5. alsook aan het personeelslid ter informatie. 3.5. De herplaatsing Indien wordt beslist om een aangepaste betrekking toe te kennen, kan het personeelslid herplaatst worden.

Die herplaatsing is afhankelijk van het akkoord van de werkgever van oorsprong (vertegenwoordigd door de korpschef of de commissaris-generaal), om het personeelslid te laten gaan indien het een aangepaste betrekking bij een andere werkgever vindt.

Verschillende gevallen kunnen zich voordoen : - in het geval van een herplaatsing in een betrekking binnen hetzelfde lokale politiekorps, is het de korpschef die bevoegd is om over te gaan tot de herplaatsing; - in het geval van een herplaatsing van een personeelslid van de federale politie binnen de federale politie, is het de commissaris-generaal die bevoegd is om over te gaan tot de herplaatsing; - in het geval van een herplaatsing tussen twee lokale politiekorpsen of tussen een lokaal politiekorps en de federale politie, onverminderd de bevoegdheid van de lokale benoemende overheid, is het de Minister van Binnenlandse Zaken, via het SAT Binnenlandse Zaken, die zal overgaan tot de herplaatsing.

Een herplaatsing tussen verschillende werkgevers zal evenwel maar plaatsvinden na akkoord van de eenheden van oorsprong en bestemming, vertegenwoordigd, naar gelang van het geval, door de korpschef of de commissaris-generaal. De werkgevers kunnen een termijn van inplaatsstelling overeenkomen die niet langer mag zijn dan 4 maanden. 3.6. Geldelijke gevolgen en invloed op het pensioen Het personeelslid dat een aangepaste betrekking bekomt, behoudt zijn rechten op zijn weddeschaal alsook zijn baremische loopbaan. De toelagen en vergoedingen zijn deze verbonden aan de uitgeoefende betrekking.

Het bekomen van een aangepaste betrekking heeft evenmin een invloed op de berekening van het recht op het pensioen noch op de berekening van het bedrag van het pensioen. 4. De non-activiteit voorafgaand aan het pensioen (NAVAP) 4.1. Definitie en toepassingsgebied De NAVAP is enkel bedoeld voor de personeelsleden van het operationeel kader van de politiediensten die een preferentiële (vervroegde) pensioenleeftijd van 54, 56 of 58 jaar genoten vóór 10 juli 2014.

Er wordt hen de mogelijkheid geboden een periode van non-activiteit te genieten met een maximale duur van 4 jaar die afloopt op het ogenblik dat het personeelslid op vervroegd pensioen zal kunnen vertrekken. 4.2. De te vervullen voorwaarden om de non-activiteit te genieten 4.2.1. Leeftijdsvoorwaarde Voor alle leden van het basis- en middenkader, alsook voor de officieren die een preferentiële pensioenleeftijd van 54 of 56 jaar genoten : de leeftijd van 58 jaar bereikt hebben.

Voor de officieren die een preferentiële pensioenleeftijd van 58 jaar genoten : de leeftijd van 60 jaar bereikt hebben. 4.2.2. Voorwaarde van dienstjaren in de openbare sector Bij de aanvang van de non-activiteit, dient het personeelslid ten minste 20 aanneembare dienstjaren in de openbare sector te tellen voor de opening van het recht op het pensioen, met uitsluiting van de bonificaties voor studies en van andere periodes die voor de vaststelling van de wedde in aanmerking worden genomen.

Het personeelslid kan dit aantonen aan de hand van uittreksels van zijn pensioendossier in mypension.be. 4.2.3. Voorwaarde inzake aanspraak op het vervroegd pensioen Op het einde van de non-activiteit, moet het personeelslid voldoen aan de voorwaarden om aanspraak te maken op het vervroegd pensioen.

Ook de zogenaamde P-datum (1) kan gestaafd worden via mypension.be. 4.3. Duur van de NAVAP De non-activiteit voorafgaand aan het pensioen heeft een duur van maximum 4 jaar. Ze vangt ten vroegste aan op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het personeelslid de voorwaarden bedoeld in punt 4.2. vervult en eindigt de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het personeelslid de datum bereikt waarop het zijn vervroegd pensioen kan nemen.

Er valt ter zake ook te benadrukken dat het personeelslid op elk ogenblik voortijdig zijn NAVAP kan beëindigen. Het zal ten dien einde zijn werkgever dienen te verwittigen ten minste een maand vóór zijn datum van gewenste terugkeer. 4.4. Aanvraag- en toekenningsprocedure van de NAVAP De aanvraag kan ten vroegste door het personeelslid worden ingediend 6 maanden vóór het ogenblik waarop het aan alle onder punt 4.2. opgesomde voorwaarden voldoet.

Voor de lokale politie, is het de korpschef, of de dienst die hij aanwijst, die de aanvraag van het personeelslid ontvangt. Het is vervolgens de gemeenteraad, de politieraad of, bij delegatie, de burgemeester of het politiecollege die bevoegd is om de voorwaarden na te gaan en de NAVAP toe te kennen.

Voor de federale politie, is het de dienst loopbaanbeheer DGR/DRP-DPP die de aanvragen ontvangt. Ik delegeer vervolgens aan de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie de bevoegdheid om de NAVAP toe te kennen, na het nagaan van de voorwaarden.

Het artikel XII.XIII.3 RPPol voorziet dat de overheid over een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag, beschikt om zijn beslissing te nemen.

Er dient opgemerkt te worden dat een overgangsmaatregel deze termijn terugbrengt op drie maanden voor de aanvragen van personeelsleden die aan de voorwaarden voldoen in de periode van zes maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 9 november 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/11/2015 pub. 25/11/2015 numac 2015000604 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie type koninklijk besluit prom. 09/11/2015 pub. 30/11/2015 numac 2015205476 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot vaststelling voor het jaar 2015 van de verhoging van het bedrag van de alternatieve financiering met de kost van de toeslag van 5 % van de uitkering voor tijdelijke werkloosheid, bedoeld in artikel 114, § 6, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering sluiten, dat wil zeggen vanaf 25 november 2015. 4.5. Geldelijke gevolgen en invloed op het pensioen Het personeelslid dat de non-activiteit voorafgaand aan de pensionering geniet, ontvangt op basis van artikel XII.XIII.5 RPPol een wachtgeld waarvan het bedrag afhankelijk is van het aantal jaren dienstanciënniteit in de openbare sector op het ogenblik van het ingaan van de NAVAP. Gelet op het feit dat het hier een betaalde non-activiteit betreft, is de cumul met een andere professionele activiteit verboden en worden de regels vermeld in de ministeriële omzendbrief GPI 27 van 19 september 2002 strikt toegepast.

Ten einde de personeelsleden aan te zetten hun loopbaan voort te zetten, is dit wachtgeld degressief in het geval van een onvolledige loopbaan : - 74% van de laatste activiteitswedde wanneer het personeelslid 37,5 jaren dienstanciënniteit in de openbare sector telt; - 70% van de laatste activiteitswedde wanneer het personeelslid 37 jaren dienstanciënniteit in de openbare sector telt; - 66% van de laatste activiteitswedde wanneer het personeelslid 36 jaren dienstanciënniteit in de openbare sector telt; - 62% van de laatste activiteitswedde wanneer het personeelslid 35 jaren dienstanciënniteit in de openbare sector telt of minder.

Opmerkingen : 1) Onder "laatste activiteitswedde" dient te worden verstaan de laatst toegekende jaarwedde voor volledige prestaties met uitzondering van toelagen en vergoedingen.Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage worden volgens dezelfde proporties toegekend. 2) Onder "jaren dienstanciënniteit in de openbare sector" worden alle werkelijke diensten verstaan die het personeelslid heeft verricht bij een werkgever in de openbare sector. Onder werkelijke diensten moet worden verstaan : alle aanneembare dienstjaren in de openbare sector (bv. legerdienst) evenals alle diensten vervuld in een administratieve stand op grond waarvan het personeelslid, krachtens het toepasselijke statuut, zijn activiteitswedde, dan wel zijn recht op baremische bevordering, blijft behouden. Aangezien een personeelslid zich bij de meeste verloven in de administratieve stand van dienstactiviteit bevindt, gelden die perioden ook voor de berekening van de dienstanciënniteit. Hetzelfde geldt voor een periode van disponibiliteit wegens ziekte. Wanneer een personeelslid zich in een administratieve stand van non-activiteit bevindt, zal er evenwel geen dienstanciënniteit worden opgebouwd. Zo zullen verlofstelsels als vierdagenweek, halftijds werken vanaf 50/55 jaar, loopbaanonderbreking, verlof om dwingende redenen van familiaal belang, ..., wel meetellen voor de berekening van de dienstanciënniteit, maar komt de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden bijvoorbeeld niet in aanmerking voor de berekening.

Ook de prestaties als contractueel personeelslid in de openbare sector komen in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit in de openbare sector.

Onder werkgever in de openbare sector wordt in principe elke werkgever begrepen waarbij men pensioenrechten ten laste van de Staatskas kan openen en waarvoor de pensioendienst voor de overheidssector (PDOS) aldus verantwoordelijk is (geïntegreerde politie, federale overheid, defensie, onderwijsinstellingen, magistratuur, gemeenschappen, gewesten, gemeenten, OCMW, instellingen van openbaar nut, ...).

Ook deze loopbaangegevens en een historisch overzicht van de prestaties in de openbare sector van een personeelslid, kunnen via de website www.mypension.be worden geraadpleegd in het elektronische pensioendossier van de betrokkene (Capelo). Ontbrekende of eventueel foutieve loopbaangegevens dient het personeelslid te bewijzen aan de hand van een attest van de voormalige werkgever in de openbare sector.

De desbetreffende bewijsstukken moeten ook aan het SSGPI worden bezorgd door zijn werkgever, zodat het kan overgaan tot de correcte berekening van het wachtgeld.

De periode van NAVAP komt in aanmerking voor het bepalen van het recht op pensioen. Ze zal derhalve met andere woorden meegeteld worden, zonder verhogingscoëfficiënt, om na te gaan of het personeelslid beantwoordt aan de voorwaarden om aanspraak te maken op het vervroegd pensioen.

Ze komt daarentegen niet in aanmerking voor de berekening van het pensioenbedrag. 4.6. Vervanging van het personeelslid in NAVAP Het politiekorps binnen dewelke een personeelslid NAVAP geniet, mag dat personeelslid vervangen. 5. Subsidies 5.1. Toepassingsgebied Het koninklijk besluit van 22 februari 2016 houdende de wijze van toekenning van de subsidies ter ondersteuning van het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de lokale politie voor het jaar 2016 voorziet in de toekenning van subsidies voor het jaar 2016. Voor de jaren 2017 tot 2019 zal er een soortgelijk koninklijk besluit worden getroffen.

De politiezones kunnen een beroep doen op de subsidies voor de personeelsleden die voldoen aan de voorwaarden van artikel XII.XIII.1 RPPol. PDOS (Pensioendienst voor de Overheidssector) zal te dien einde de vroegst mogelijke pensioendatum (de zogenaamde "P-datum") van de betrokken personeelsleden meedelen.

Concreet omvat dit volgende personeelsleden : a) de personeelsleden die genieten van de non-activiteit voorafgaand aan de pensionering Voor deze personeelsleden kunnen de politiezones een subsidie aanvragen die gelijk is aan : - het betaalde wachtgeld; - voor de maand december het berekende wachtgeld; - het betaalde vakantiegeld; - de berekende eindejaarstoelage; - de patronale bijdragen. b) de personeelsleden die voldoen aan de voorwaarden om te kunnen genieten van de non-activiteit maar die ervoor kiezen om langer te werken Voor deze personeelsleden kunnen de politiezones een subsidie aanvragen die gelijk is aan : - het betaalde loon met uitsluiting van toelagen en vergoedingen; - voor de maand december het berekende loon, met uitsluiting van toelagen en vergoedingen; - het betaalde vakantiegeld; - de berekende eindejaarstoelage; - de patronale bijdragen.

De subsidie wordt echter niet toegekend voor elke volledige kalendermaand tijdens dewelke het personeelslid in ziekteverlof is. 5.2. Aanvraagdossier 5.2.1. Wanneer De zone maakt, per personeelslid, een aanvraagdossier over aan DGR/DRP-DPP (dienst personeelsbeheer van de directie van het personeel van de federale politie), ten laatste 3 maanden alvorens een personeelslid in de voorwaarden van artikel XII.XIII.1 RPPol zal vallen. 5.2.2. Inhoud Dit aanvraagdossier bevat, per personeelslid, alle noodzakelijke bewijselementen die aantonen dat het personeelslid voldoet aan de voorwaarden van artikel XII.XIII.1 RPPol, zijnde : - bewijs dat het personeelslid 58 jaar (2) is; - bewijs dat het personeelslid twintig dienstjaren heeft in de openbare sector (bijvoorbeeld uittreksel uit www.mypension.be); - bewijs dat het personeelslid op het einde van de non-activiteit, die een maximale duur van vier jaar heeft, voldoet aan de voorwaarden om aanspraak te maken op vervroegd pensioen, vermeld in artikel 46 van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering van de pensioenregelingen. Dit wordt bewezen door de door PDOS meegedeelde "P-datum" van het personeelslid. De federale politie zal de aanvragen voor de P-datum voor alle personeelsleden van de geïntegreerde politie centraliseren en overmaken aan PDOS. DGR/DRP-DPP zal dan de P-datum voor de betrokken personeelsleden meedelen aan de betrokken politiezones. De politiezones dienen derhalve geen contact op te nemen met PDOS om deze informatie te bekomen. De politiezones worden verzocht om Capelo voor de betrokken personeelsleden te vervolledigen zodat PDOS in de mogelijkheid is om de P-datum te bepalen.

Indien het personeelslid wenst gebruik te maken van de NAVAP, bevat het dossier eveneens de beslissing van de gemeenteraad of de politieraad of, in voorkomend geval van de burgemeester of het politiecollege waarin de NAVAP wordt verleend.

Aanvragen met betrekking tot het eerste trimester 2016 worden uiterlijk op 1 maart 2016 ingediend bij DGR/DRP-DPP. Indien DGR/DRP-DPP vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is, neemt DGR/DRP-DPP contact op met de personeelsdienst van de desbetreffende zone. Indien de voorwaarden om een beroep te doen op de subsidies niet vervuld zijn, weigert DGR/DRP-DPP de aanvraag en stelt de politiezone hiervan op de hoogte. 5.2.3. Administratieve gegevens In het aanvraagdossier deelt de zone mee op welk rekeningnummer ze wenst betaald te worden. Bij wijzigingen met betrekking tot de gegevens van de zones (vb. adreswijziging, wijzigingen rekeningnummer, ...) wordt dit in de eerstvolgende trimestriële subsidieaanvraag meegedeeld. 5.3. Rol van het SSGPI DGR/DRP-DPP bezorgt aan het SSGPI de lijst van gevalideerde aanvraagdossiers, dus van de personeelsleden die hetzij : - genieten van de NAVAP; - aan de voorwaarden voldoen om te genieten van de NAVAP maar die langer werken.

Het SSGPI bezorgt aan de zones en aan DGR/DRP-DPP, per personeelslid een berekening van, naar gelang van het geval : - het wachtgeld tijdens de NAVAP; - het loon; - de eindejaarstoelage; - het vakantiegeld; - de patronale bijdragen hierop. 5.4. Subsidieaanvragen 5.4.1. Inhoud Per afgesloten trimester maken de zones een subsidieaanvraag over aan DGR/DRP-DPP. De subsidieaanvragen bevatten, per personeelslid, de maandelijkse berekening van het SSGPI, alsook de vermelding van het aantal volledige kalendermaanden dat het personeelslid in dat trimester in ziekteverlof is geweest.

Bij elke trimestriële subsidieaanvraag voegt de zone ook een attest met vermelding van : - het aantal personeelsleden in NAVAP; - het aantal personeelsleden wier werk in de eigen functie werd aangepast; - het aantal personeelsleden dat aangepast werk kreeg in een andere functie.

Rechtzettingen in de berekeningen van het SSGPI, zowel in negatieve als in positieve zin, zullen enkel in aanmerking komen voor de betaling van de subsidies voor het lopende kalenderjaar. Negatieve of positieve rechtzettingen met betrekking tot een vorig kalenderjaar worden uit de aanvragen gehaald. 5.4.2. Betaalbewijzen De betalingsbewijzen, waaruit de effectieve betaling van de wedde of het wachtgeld aan het personeelslid blijkt, worden door de rekenplichtigen van de zones nauwgezet bewaard.

Per aanvraag wordt door de rekenplichtige van de politiezone een verklaring op eer ondertekend dat de meegestuurde berekeningen door het SSGPI, betaald zijn of (voor december) zullen worden.

De federale politie behoudt zich het recht voor om de betaalbewijzen op te vragen om na te gaan of de door het SSGPI berekende bedragen betaald werden. Indien deze betaalbewijzen niet kunnen geleverd worden of onvoldoende uitsluitsel geven, kan de federale politie namens de Staat, conform artikel 121 tot 124 van de wet van 22 mei 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/05/2003 pub. 03/07/2003 numac 2003003367 bron federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst financien Wet houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat sluiten houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, de subsidies terugvorderen. 5.4.3. Behandelingsprocedure van de subsidieaanvragen De subsidieaanvragen van de politiezones dienen per afgesloten trimester te worden overgemaakt aan DGR/DRP-DPP uiterlijk de vijfde werkdag van het volgende trimester.

Voor het laatste jaartrimester, worden de aanvragen voor de periode oktober en november, evenals de ramingen voor de maand december, vóór 10 december overgemaakt.

De ramingen voor de maand december dienen te worden bevestigd of aangepast door de lokale politie vóór 29 december.

Nieuwe subsidieaanvragen die nà 10 december door DGR/DRP-DPP worden ontvangen, komen niet meer in aanmerking.

DGR/DRP-DPP verifieert de aanvragen en maakt deze, na advies van de Inspectie van Financiën, over aan DRF die zal instaan voor de betaling van de gevalideerde aanvragen.

In de begroting van de federale Staat op de sectie 17 "Federale politie en geïntegreerde werking" van de algemene uitgavenbegroting, wordt een globaal maximaal bedrag van subsidies ingeschreven. Per trimester worden de subsidies betaald op basis van de op tijd ontvangen subsidieaanvragen. Indien vastgesteld wordt dat de subsidieaanvragen van een aanvraagperiode (trimester of maand(en)) hoger zijn dan het resterende bedrag, dan wordt het resterende bedrag proportioneel verdeeld onder de aanvragende politiezones volgens het bedrag van hun respectieve gevalideerde aanvragen voor die periode.

Voor latere aanvraagperiodes van dat kalenderjaar zullen geen subsidies meer worden uitbetaald.

Indien een zone laattijdig, doch vóór 10 december, zijn subsidieaanvragen indient voor een trimester, dan zal deze aanvraag verwerkt worden in het volgende trimester na aanvraag (of in voorkomend geval in december). Dit betekent ook dat, bij onvoldoende resterend bedrag, deze subsidieaanvraag zal mee opgenomen worden bij de proportionele verdeling van de subsidies.

Voor de jaren 2017 t.e.m. 2019 werden ook al op mijn vraag kredieten gereserveerd en voor die jaren zal een navolgend subsidiebesluit worden getroffen.

Ik reken op uw medewerking voor de ontwikkeling van voormelde nieuwe eindeloopbaanconcepten alsmede voor een vlotte afhandeling van voormelde financieringskwesties.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON _______ Nota's (1) De vroegst mogelijke pensioendatum voor het betrokken personeelslid in het raam van een pensioen op aanvraag. (2) Of 60 jaar voor officieren die voorheen een preferentiële vervroegde pensioenleeftijd van 58 jaar hadden.

^