gepubliceerd op 01 juli 1999
Omzendbrief betreffende de invoeging van een artikel 80bis in het Burgerlijk Wetboek aangaande de akte van aangifte van een levenloos kind
MINISTERIE VAN JUSTITIE
10 JUNI 1999. - Omzendbrief betreffende de invoeging van een artikel 80bis in het Burgerlijk Wetboek aangaande de akte van aangifte van een levenloos kind
Aan de dames en heren Procureurs-generaal bij de hoven van beroep;
Aan de dames en heren Ambtenaren van de burgerlijke stand van het Rijk.
Ik vestig uw aandacht op de bepalingen van de wet van 27 april 1999 tot invoeging van een artikel 80bis in het Burgerlijk Wetboek en tot opheffing van het decreet van 4 juli 1806 aangaande de manier van opstelling van de akte waarbij de ambtenaar van de burgerlijke stand constateert dat hem een levenloos kind werd vertoond.
De in het Belgisch Staatsblad van 24 juni 1999 bekendgemaakte wet wordt van kracht tien dagen na deze bekendmaking.
A. Akte van aangifte van een levenloos kind.
De wet van 27 april 1999 heft het decreet van 4 juli 1806 aangaande de manier van opstelling van de akte waarbij de ambtenaar van de burgerlijke stand constateert dat hem een levenloos kind werd vertoond op.
Een nieuw artikel 80bis wordt ingevoegd in Hoofdstuk IV van Boek I, Titel II van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel voorziet in de opmaak van een akte van aangifte van een levenloos kind door de ambtenaar van de burgerlijke stand wanneer een kind is overleden op het ogenblik van de vaststelling van de geboorte door de ambtenaar van de burgerlijke stand of de door hem toegelaten geneesheer of gediplomeerde vroedvrouw.
Er dient te worden opgemerkt dat door de wet van 27 april 1999 niet werd beoogd de regeling opgenomen in het decreet van 4 juli 1806 ingrijpend te wijzigen. Het bestaande systeem blijft dus grotendeels behouden. Nieuw zijn onder meer de mogelijkheid om de eventueel gekozen voorna(a)m(en) van het kind in de akte te vermelden, en het feit dat om legistieke redenen de voorkeur werd gegeven aan de invoering van een nieuwe bepaling in het Burgerlijk Wetboek. Er dient tevens te worden benadrukt dat wanneer het kind leefde op het ogenblik van de vaststelling van de geboorte door de ambtenaar van de burgerlijke stand, de door hem toegelaten geneesheer of gediplomeerde vroedvrouw, doch komt te overlijden vooraleer de geboorte wordt aangegeven, een akte van geboorte en een overlijdensakte dienen te worden opgemaakt, en geen akte van aangifte van een levenloos kind.
De akte van aangifte van een levenloos kind vermeldt : 1° de dag, het uur, de plaats van de bevalling, alsmede het geslacht van het kind.2° het jaar, de dag, de plaats van de geboorte, de naam, de voornamen en de woonplaats van de moeder en de vader.3° de naam, de voornamen en de woonplaats van de aangever.4° de voornamen van het kind, indien om de vermelding ervan wordt verzocht. Er werd geopteerd voor een mogelijkheid tot vermelding van de voorna(a)men van het kind, om aldus aan de ouders de keuze te laten omtrent het feit of ze hun doodgeboren kind al dan niet een voornaam willen geven. Het is immers niet ondenkbaar dat, zoals sommige mensen het emotioneel moeilijk hebben met het feit dat ze hun kind geen voornaam kunnen geven, het verwerkingsproces van een aantal mensen door het verplicht toekennen van een voornaam aan het kind zal worden bemoeilijkt. Er dient te worden onderstreept dat men de ouders in ieder geval de keuze moet laten. Het vervullen van de formaliteiten bij een doodgeboren kind is zeer pijnlijk. Het al dan niet geven van een voornaam is zeer subjectief en moet dus facultatief blijven.
Er dient aan te worden herinnerd dat de akte van aangifte van een levenloos kind slechts wordt opgemaakt indien de geboorte heeft plaatsgevonden meer dan zes maanden na de verwekking (dit is de zg. 180-dagenregel) Ze wordt op haar dagtekening ingeschreven in het register van de akten van overlijden.
B. Overgangsbepaling.
Binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze wet kunnen de ouders van wie een kind levenloos geboren werd voor de inwerkingtreding van deze wet, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand vragen dat de voorna(a)m(en) van het kind word(t)(en) ingeschreven in de kant van de akte bedoeld in artikel 2 van het decreet van 4 juli 1806 aangaande de manier van opstelling van de akte waarbij de ambtenaar van de burgerlijke stand constateert dat hem een levenloos kind werd vertoond (artikel 4).
Om psychologische redenen kunnen sommige ouders het geven van een voornaam aan hun doodgeboren kind belangrijk vinden, zelfs indien de geboorte vele jaren geleden heeft plaatsgehad. Daarom wordt voorzien in de mogelijkheid voor de ouders om, binnen het jaar na de inwerkingtreding van de wet, de ambtenaar van de burgerlijke stand te verzoeken om in de kant van de onder de oude regelgeving opgemaakte akte van een levenloos vertoond kind, alsnog de voorna(a)m(en) van het kind in te schrijven. De ambtenaar van de burgerlijke stand moet deze kantmelding in het rood aanbrengen, ze dagtekenen en ondertekenen.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand is uiteraard diegene die de oorspronkelijke akte heeft opgesteld. Het is aan te raden de ouder(s) die om de kantmelding van de voorna(a)m(en) verzoek(t)(en), hieromtrent een verklaring te laten ondertekenen. Voor deze verklaring kan het gebruik van de volgende tekst worden voorgesteld : « Ondergetekende(n) (naam, voorna(a)m(en), woonplaats), bevestig(t)(en) hierbij op grond van artikel 4 van de wet van 27 april 1999, de ambtenaar van de burgerlijke stand te hebben verzocht de voorna(a)m(en) (voorna(a)m(en)) in te schrijven in de kant van de akte nr. (aktenummer) ingeschreven in het register van de akten van overlijden op datum van (datum akte), waarbij de ambtenaar van de burgerlijke stand constateert dat hem een levenloos kind werd vertoond.
Gedaan te (gemeente) op (datum).
Handtekening(en) : (handtekening(en)) ».
Wat de kantmelding betreft die dient te worden aangebracht in de onder de oude regelgeving opgemaakte akte van een levenloos vertoond kind, kan de volgende tekst worden voorgesteld : « Op grond van artikel 4 van de wet van 27 april 1999 werd door (na(a)m(en), voorna(a)m(en)) bij verklaring van (datum verklaring) verzocht volgende voorna(a)m(en) in te schrijven : (voorna(a)m(en)). (datum, handtekening van de ambtenaar van de burgerlijke stand) ».
Het is tevens aan te raden om, in voorkomend geval, ook de nodige wijzigingen aan te brengen in het trouwboekje.
Brussel, 10 juni 1999.
De Minister van Justitie, T. VAN PARYS