gepubliceerd op 29 januari 1999
Interministeriële omzendbrief over de gevolgen van de Schengen-overeenkomst in het domein van de grenscontrole en de politiële en gerechtelijke samenwerking
MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN MINISTERIE VAN JUSTITIE
10 DECEMBER 1998. - Interministeriële omzendbrief over de gevolgen van de Schengen-overeenkomst in het domein van de grenscontrole en de politiële en gerechtelijke samenwerking
Deze omzendbrief actualiseert en vervangt de omzendbrief van 16 maart 1995, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 maart 1995.
TITEL I. - Historisch overzicht HOOFDSTUK I. - Introductie Op 14 juni 1985 sloten vijf landen - het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden - in Schengen (Groothertogdom Luxemburg) een akkoord dat tot doel had "de controles aan de gemeenschappelijke grenzen op het verkeer van personen af te schaffen, alsmede het vervoer en het goederenverkeer aan hun gemeenschappelijke grenzen te vereenvoudigen".
Een van de voorwaarden voor de uitvoering van het Akkoord was, dat door de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen de nationale veiligheid van de Overeenkomstsluitende Partijen niet in gevaar mocht komen. Dit betekent dat de bescherming van het grondgebied van alle Overeenkomstsluitende Partijen diende te worden gewaarborgd.
Verscheidene werkgroepen werden ermee belast na te gaan welke concrete voorzieningen dienden te worden getroffen ten einde bij de inwerkingtreding van het Akkoord dit gevaar af te wenden.
Het resultaat van deze werkzaamheden werd neergeschreven in een juridisch instrument - de Uitvoeringsovereenkomst - ondertekend op datum van 19 juni 1990 in Schengen.
Gedurende de volgende vier jaren zijn deze werkgroepen verder samengekomen teneinde de praktische uitwerking van de maatregelen voorzien in de Conventie voor te bereiden. Daarnaast hebben alle landen de Conventie geratificeerd. In België werd dit verwezenlijkt door de wet van 18 maart 1993 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 15 oktober 1993.
Volgende landen zijn, naast de vijf initiële verdragsluitende landen, intussen toegetreden tot de Overeenkomst : - Italië (27 november 1990); - Spanje (25 juni 1991); - Portugal (25 juni 1991); - Griekenland (6 november 1992); - Oostenrijk (28 april 1995); - Denemarken (19 december 1996); - Zweden (19 december 1996); - Finland (19 december 1996).
Alleen de leden van de Europese Unie kunnen toetreden tot de Schengen-overeenkomst, maar niet alle EU-Lidstaten hebben het verdrag ondertekend; dit is het geval voor : het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Ierland. Teneinde evenwel de vrije verkeerszone te vrijwaren die gevormd wordt door de 5 landen van de Noordse paspoortunie, waaronder 3 landen (Denemarken, Zweden en Finland) deel uitmaken van de Europese Unie en 2 landen (Noorwegen en IJsland) er geen deel van uitmaken, hebben de Schengen-partijen op 19 december 1996 te Luxemburg een samenwerkingsakkoord ondertekend met Noorwegen en IJsland.
Onderhandelingen werden eveneens gevoerd tussen de 15 landen van de Europese Unie over de materies die in de Schengen-Overeenkomst aan bod komen. In een eerste stadium verliepen deze in verschillende omgevingen : interministeriële groep TREVI voor de politiële samenwerking, groep ad hoc Immigratie in het kader van de EEG, enz....
Sedert het inwerking treden van het Verdrag nopens de Europese Unie (Verdrag van Maastricht) op 1 november 1993, werden deze onderhandelingen gegroepeerd in de derde peiler Binnenlandse Zaken-Justitie.
Het in 1997 ondertekende Verdrag van Amsterdam bepaalde via een protocol de integratie van Schengen bij de Europese Unie. Deze integratie betekent daarom niet de verdwijning van Schengen aangezien het Schengen-acquis binnen het institutioneel kader van de Unie zal toegepast blijven worden via een versterkt samenwerkingsmechanisme en dat dit acquis integraal aanvaard zal moeten worden door de toekomstige kandidaten voor toetreding tot de Europese Unie.
Op 30 oktober 1998 passen 9 landen de Schengen-Overeenkomst integraal toe en het vrije verkeer is onderling een realiteit, met uitzondering van de periodes waarin een beroep wordt gedaan op de vrijwaringsclausule van artikel 2, § 2, van de Overeenkomst die om redenen van openbare orde of nationale veiligheid mag ingeroepen worden (ter gelegenheid van risico-voetbalwedstrijden worden de grenscontroles bijvoorbeeld hersteld). Deze 9 landen zijn : België, Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Oostenrijk en Italië.
Griekenland past de Overeenkomst gedeeltelijk toe, in die zin dat het deelneemt aan de samenwerking in alle compenserende maatregelen (Visa, politiële en gerechtelijke samenwerking, SIS...) zonder dat de controles aan de binnengrenzen opgeheven worden. Deze opheffing zou er in 1999 kunnen komen na een evaluatie van het controleniveau aan de externe lands- en luchthavengrenzen.
De Noordse landen zullen kunnen deelnemen aan de Schengen-samenwerking na het jaar 2000 wanneer het SIS de nodige technische aanpassingen zal ondergaan hebben om 15 Lidstaten op te vangen.
Schengen is één van de instrumenten van de internationale samenwerking en op politieel vlak heeft het een scharnierfunctie met andere instrumenten zoals Europol of Interpol.
HOOFDSTUK II. - Principe In deze Uitvoeringsovereenkomst zijn de gemeenschappelijke procedures en regels voor samenwerking tussen de Overeenkomstsluitende Partijen uitgewerkt.
De Uitvoeringsovereenkomst bestaat uit 142 artikelen, gegroepeerd in 8 titels : 1. Begripsomschrijvingen (art.1); 2. Afschaffing van de controles aan de binnengrenzen en personenverkeer (art.2-38); 3. Politie en veiligheid (art.39-91); 4. Schengen Informatie Systeem (art.92-119); 5. Vervoer en goederenverkeer (art.120-125); 6. Bescherming van persoonsgegevens (art.126-130); 7. Uitvoerend Comité (art.131-133); 8. Slotbepalingen (art.134-142).
De inwerkingtreding van deze Overeenkomst werd afhankelijk gesteld van een aantal voorwaarden, onder meer : A. op wetgevend vlak moest ieder land sommige wetgevingen aanpassen.
Wat België betreft werden de volgende beschikkingen aangenomen : - Wet op de wapens en munitie van 30 januari 1991 (Belgisch Staatsblad van 21 september 1991); - Wet op de bescherming van de privacy van 8 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 18 maart 1993); - Wet tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten van 18 juli 1991 (Belgisch Staatsblad van 26 juli 1991); - Wet op het politieambt van 5 augustus 1992 (Belgisch Staatsblad van 22 december 1992); - Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen zoals gewijzigd door de wet van 15 juli 1996 (Belgisch Staatsblad van 5 januari 1996);
B. op uitvoerend vlak : - het operationeel zijn van het "Schengen Information System" (SIS); - aanpassing infrastructuur van de luchthavens in de Schengen-Lidstaten; - gemeenschappelijk visumbeleid; - de effectieve realisatie van controles aan de buitengrenzen; - de naleving van de schikkingen van de Overeenkomst met betrekking tot de verdovende middelen; - de geharmoniseerde behandeling van de asielaanvragen.
HOOFDSTUK III. - Toekomst Indien tussen de Lidstaten van de Europese Unie overeenkomsten worden gesloten met het oog op het creëren van een ruimte zonder binnengrenzen, komen de Overeenkomstsluitende Partijen overeen onder welke voorwaarden de bepalingen van de onderhavige Overeenkomst, in het licht van de daarmee overeenkomende bepalingen van bedoelde overeenkomsten, worden vervangen of aangepast (de Overeenkomst van Dublin van 15 juni 1990 heeft hoofdstuk VII van de Overeenkomst van Schengen over de verantwoordelijkheid voor de behandeling van asielverzoeken vervangen).
De bepalingen van Schengen verhinderen een verdergaande samenwerking niet die ingevolge bepalingen van andere overeenkomsten zijn overeengekomen en doen geen afbreuk aan bestaande en toekomstige bilaterale akkoorden tussen Overeenkomstsluitende Partijen (bv.
Benelux-verdrag), voor zover deze akkoorden niet afwijken van de toepassing van de Schengen-overeenkomst.
De richtlijnen die in strijd zijn met de tussen de Lidstaten van de Europese Unie overeengekomen richtlijnen worden in elk geval aangepast.
TITEL II. - Personenverkeer en controle aan de buitengrenzen HOOFDSTUK I. - Inleiding en begripsomschrijvingen De inwerkingtreding van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen, leidt tot de afschaffing van de systematische grenscontroles aan de binnengrenzen en de verlegging daarvan naar de buitengrenzen van de Schengen-landen. Daarnaast blijven ook nog controles in het binnengebied mogelijk.
A. Buitengrenzen (zie art. 1 van de Overeenkomst) : De land- en zeegrenzen, alsmede de lucht- en zeehavens van de Overeenkomstsluitende Partijen, voor zover zij geen binnengrenzen zijn. De officiële lijst van luchthavens, zeehavens en Belgische stations die erkend zijn als buitengrenzen, is weergegeven in de Schengen - codex (Praktische bloemlezing ter attentie van de politiediensten - bijlage bij deze omzendbrief).
B. Binnengrenzen (zie art. 1 van de Overeenkomst) : De gemeenschappelijke landgrenzen van de Overeenkomstsluitende Partijen, alsmede hun luchthavens voor wat betreft de intra-vluchten en hun zeehavens voor wat betreft de regelmatige veerverbindingen uitsluitend van en naar andere havens op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen, waarbij geen havens buiten dit gebied worden aangedaan.
C. Schengen-Staten : België, Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Portugal, Oostenrijk en Griekenland.
Parallel met de landen die de richtlijnen van Schengen inzake personenverkeer en controles aan de buitengrenzen toepassen, hebben 3 landen (Denemarken, Zweden en Finland) de Overeenkomst ondertekend maar passen ze nog niet toe en 2 landen (Noorwegen en IJsland) hebben een samenwerkingsakkoord ondertekend dat nog niet van kracht is geworden.
D. Een derde Staat : is, in de zin van artikel 1 van de Schengen-uitvoeringsovereenkomst, een Staat die geen Overeenkomstsluitende Partij is.
E. Een vreemdeling : is, in de zin van artikel 1 van de Schengen-uitvoeringsovereenkomst, een persoon die geen onderdaan is van één van de Lidstaten van de Europese Unie.
Men moet dit begrip telkens interpreteren in het licht van de evolutie van deze materie en in het bijzonder m.b.t. de inwerkingtreding op 1 januari 1994 van de EER-Overeenkomst, die aan onderdanen van staten die partij zijn bij deze Overeenkomst (IJsland, Noorwegen, Liechtenstein) toelaat te genieten van de bepalingen van het gemeenschapsrecht m.b.t. het vrije verkeer van personen. Deze bepalingen slaan op de familieleden van onderdanen van de Europese Unie en de EER met de nationaliteit van een derde Staat, indien ze deze familieband bewijzen (zie in bijlage voor de lijst van deze documenten). Bovendien genieten de familieleden van Belgische onderdanen van deze bepalingen krachtens het Belgische recht.
F. Intravlucht : een vlucht uitsluitend van en naar het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen, waarbij geen tussenlanding wordt gemaakt op het grondgebied van een derde Staat.
G. Transitvlucht : vlucht van of naar derde Staten met tussenlanding zonder overstap op andere luchtvaartuigen.
H. Soorten controles.
Het begrip grenscontrole in de ruime zin van het woord, staat eigenlijk voor 3 onderscheiden zaken : - de politiecontrole; - de veiligheidscontrole; - de grenscontrole in de enge zin van het woord.
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor binnenkomst Beginsel : De vreemdeling die houder is van een eenvormig visum en die het grondgebied van één der Overeenkomstsluitende Partijen op regelmatige wijze is binnengekomen, mag zich, zolang het visum geldig is en voor zover hij aan de hierna vermelde voorwaarden voor binnenkomst voldoet, op het grondgebied van alle Overeenkomstsluitende Partijen vrij verplaatsen (art. 19, § 1, van de Schengen-toepassingsovereenkomst).
De vreemdeling die vrijgesteld is van de visumplicht mag zich voor de duur van ten hoogste drie maanden, gerekend vanaf de datum van binnenkomst, op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen vrij verplaatsen voor zover hij aan de hierna vermelde voorwaarden voor binnenkomst voldoet (art. 20, § 1, van de Schengen-toepassingsovereenkomst).
A. Het overschrijden van de buitengrenzen (1) Op straffe van sanctie, mogen de buitengrenzen slechts via de aangewezen grensdoorlaatposten en de vastgestelde openingstijden worden overschreden.(Bevoegde controle-instanties : de Rijkswacht, Douane en Zeevaartpolitie in de verschillende havens). (2) Bij wijze van uitzondering op de algemene regel, mogen volgende personen de buitengrenzen buiten de aangewezen doorlaatposten of de vastgestelde openingstijden overschrijden.(a) Zeelieden die passagieren. Dit houdt in dat zij, bv. voor wat Antwerpen betreft, zich vrij mogen begeven in Groot-Antwerpen, zonder in het bezit te moeten zijn van een paspoort of zeemansboekje. Deze documenten kunnen steeds opgevraagd worden via het Waterschoutsambt bij de kapitein van hun schip. (b) Personen aan wie een vergunning voor het overschrijden van de buitengrens is afgegeven.Deze uitzondering is niet van toepassing voor België.
B. Document dat de overschrijding van de buitengrenzen toelaat en vereiste visa (1) Voor elk land is een lijst opgemaakt van documenten die het overschrijden van de buitengrenzen mogelijk maken en een lijst van documenten waar een visum kan op aangebracht worden ten behoeve van de vreemdelingen die verplicht een visum nodig hebben.Deze lijst is ter beschikking bij de Dienst Vreemdelingenzaken.
Het Uitvoerend Schengen-Comité kan eventueel wijzigingen aanbrengen aan deze lijst.
Voor meer informatie aangaande de stand van deze lijst, gelieve contact op te nemen met de Dienst voor Vreemdelingenzaken (Dienst grensinspectie of Bureau Internationale betrekkingen), Tel : 02/205 54 00.
Wat betreft de echtverklaring van reisdocumenten en andere, kan elke inlichting bekomen worden bij de APSD-NDVVID, Tel.: 02/500 27 87/88/89. (2) De landen die de Schengenovereenkomst toepassen leveren uniforme visa af. Onder uniform visum dient te worden verstaan elke vergunning of beslissing in de vorm van een vignet aangebracht door een Overeenkomstsluitende Partij op een paspoort, een reisdocument of enig ander geldig stuk dat de overschrijding van de grenzen toelaat. Door dit visum kan de vreemdeling die onderworpen is aan de visumplicht, zich aanbieden bij een buitengrenspost van de Overeenkomstsluitende Partij van uitgifte of van een andere Overeenkomstsluitende Partij, om, alnaar het soort visum, de doortocht of de toegang te vragen. Het feit van in het bezit te zijn van een uniform visum verleent geen onherroepelijk toegangsrecht.
OPMERKING: Wordt eveneens in transit toegelaten, de vreemdeling die houder is van een verblijfsvergunning of van een terugreisvisum afgeleverd door één van de Overeenkomstsluitende Partijen.
De eenvormige visumsticker (zie model in bijlage) zal gebruikt worden voor: (a) eenvormige visa voor een verblijf van ten hoogste 3 maanden (visum type « C »);(b) transitvisa : op grond van een transitvisum, kan de houder door het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen reizen, om zich naar het grondgebied van een derde Staat te begeven.De duur van de doorreis bedraagt maximaal 5 dagen (visum type « B »); (c) visa voor luchthaventransit : visum dat de aan deze vereiste onderworpen vreemdeling toelaat om zich in de internationale transitzone van het betrokken land te begeven, zonder het nationaal grondgebied van het desbetreffende land te mogen betreden, bij een tussenlanding of tijdens een doortocht tussen twee internationale vluchten in.Deze visumvereiste is een uitzondering op het algemeen voorrecht van doortocht zonder visum door de bedoelde internationale transitzone (visum type « A »); (d) visa met territoriale beperkte geldigheid voor verblijven niet langer dan drie maanden;(e) visa voor een verblijf van meer dan drie maanden (visum type « D »);(f) de aan de grens afgeleverde visa : in uitzonderlijke gevallen kunnen visa van korte duur (maximum 15 dagen) of doorreisvisa (maximum 5 dagen) afgeleverd worden aan de grens door de overheden die overeenkomstig het gemeenschappelijk Handboek (controle aan de buitengrenzen).Het visum wordt verwezenlijkt door het aanbrengen van het uniform vignet.
De visa zoals vermeld onder (2) en (3) (a), (b), (c) en (f), mogen slechts worden afgegeven voor zover voldaan is aan de voorwaarden van artikel 5, § 1, a, c, d, en e van de Overeenkomst, te weten: (a) in bezit zijn van (een) geldig(e) grensoverschrijdingsdocument(en) bepaald door het uitvoerend Comité;(b) desgevraagd documenten ter staving van het reisdoel en de -voorwaarden kunnen voorleggen;(c) niet gesignaleerd staan in het Schengen Informatie Systeem "ter fine van weigering" - Art.96 (d) geen gevaar vormen voor de openbare orde en nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van één der Overeenkomstsluitende Partijen. De voorwaarden vermeld onder (b) en (c) zijn niet vereist voor personen die niet zullen beschouwd worden als « vreemdeling », in de zin van de Overeenkomst, te weten de onderdanen van de volgende landen : Duitsland, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Liechtenstein, Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk, Finland, IJsland, Noorwegen, Nederland, Luxemburg en Zweden. (3) Indien niet voldaan is aan één van de voorwaarden van artikel 5, § 1, van de Overeenkomst (zie supra), kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen, bij wijze van uitzondering, eveneens een visum afleveren met territoriaal beperkte geldigheid.Deze afwijking van het algemeen principe kan slechts geschieden op grond van humanitaire overwegingen, om reden van nationaal belang of wegens internationale verplichtingen.
Deze visa hebben een nationaal karakter. (4) De visa voor een verblijf van langer dan drie maanden zijn nationale visa, afgeleverd door één van de Overeenkomstsluitende Partijen volgens haar nationale wetgeving. Zij verlenen de houder in een andere dan de afleverende Overeenkomstsluitende Partij een recht van doorreis naar het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partij die het visum heeft afgegeven, enkel indien voldaan is aan de voorwaarden van artikel 5, § 1, a, d, en e van de Overeenkomst (zie supra).
C. Lezen van de visumsticker Rubriek « geldig voor » Deze rubriek vermeldt het grondgebied binnen hetwelk de visumhouder zich mag verplaatsen. In de meeste gevallen, zal deze rubriek ingevuld worden met de woorden « Schengen-Staten » of met de vermelding van de Schengen-Staat of staten binnen het grondgebied waarvan de visumgeldigheid beperkt is (bv. BNL-landen).
Rubriek « VANAF... TOT... ».
Deze rubriek vermeldt de gebruiksperiode van de visumsticker, d.w.z. de periode gedurende welke het verblijf waartoe het visum in principe recht geeft, kan plaatsvinden (zie rubriek verblijfsduur).
De datum vanaf welke de visumhouder het grondgebied waarvoor het visum geldig is, mag binnentreden, wordt ingevuld na « VANAF ».
De datum van de laatste dag van de periode gedurende welke het verblijf van de visumhouder mag plaatsvinden, wordt ingevuld na « TOT ».
De visumhouder zal het grondgebied waarvoor het visum geldig is, op die datum v|$$|Ago|$$|Agor middernacht moeten verlaten hebben.
Rubriek « Aantal binnenkomsten ».
Hier wordt het aantal keren vermeld dat de visumhouder het grondgebied mag binnentreden waarvoor het visum geldig is, d.w.z. het aantal periodes waarover hij het aantal hem toegestane dagen mag spreiden.
Het aantal binnenkomsten mag gelijk zijn aan één (« 01 »), twee (« 02 ») of veelvuldig (« MULT »).
Wanneer het totaal van de uitreizen (vastgesteld door het aanbrengen van een uitreisstempel) door de houder van een visum met meer dan één inreis gelijk is aan het aantal toegestane inreizen, mag het visum niet meer gebruikt worden, zelfs indien de houder het aantal dagen waarop het visum recht geeft niet heeft opgebruikt.
Rubriek « VERBLIJFSDUUR... DAGEN » Deze rubriek vermeldt het aantal dagen gedurende welke het verblijf toegestaan wordt op het grondgebied waarvoor het visum geldig is.
Het maximum aantal dagen dat onder deze rubriek kan ingeschreven worden bedraagt 90, hetgeen betekent dat de houder 90 dagen per semester op het grondgebied waarvoor het visum geldig is, mag verblijven.
Rubriek « AFGELEVERD TE... OP... » Deze rubriek vermeldt de plaats en datum van aflevering van het visum.
Rubriek « PASPOORTNUMMER » Hier wordt het nummer van het paspoort vermeld waarop de visumsticker wordt aangebracht.
Rubriek « TYPE VISUM » Het type van het afgeleverd visum wordt hier gepreciseerd aan de hand van de volgende vermeldingen: « A »: visum luchthaventransit; « B »: doorreisvisum; « C » : reisvisum of visum kort verblijf; « D »: nationaal visum lang verblijf;
Rubriek « OPMERKINGEN » Deze zone is voorbehouden aan de vermeldingen die de nationale richtlijnen, vooral inzake lang verblijf, kunnen voorzien.
Bij wijze van voorbeeld, hebben volgende Belgische verwijzingen verschillende gevolgen en betreffen elk een specifieke verblijfssituatie: - « artikel 10 van de wet van 15/12/80 - gezinshereniging »; - « MVV - tijdelijk verblijf beperkt tot... ».
D. Voorwaarden van binnenkomst - Beschrijving (1) De vreemdeling dient desgevraagd zijn verzoek tot binnenkomst te motiveren. In geval van twijfel, mogen de controlerende ambtenaren eisen dat documenten en bewijsstukken voorgelegd worden, waardoor het reisdoel en de -voorwaarden kunnen verantwoord worden.
Bijvoorbeeld : (a) de uitnodiging van een onderneming of van een autoriteit voor zakelijke, bedrijfs- of ambtelijke besprekingen c.q. manifestaties; (b) rondreistickets.(2) De vreemdeling dient te beschikken over voldoende middelen van bestaan. Vreemdelingen dienen te beschikken over voldoende middelen om de kosten van levensonderhoud voor de voorgenomen duur van het verblijf en de kosten van terugkeer naar, respectievelijk doorreis via een derde Staat te kunnen dekken. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de uitgaven die gemiddeld besteed worden aan kost en inwoonst, alsmede met het doel van het verblijf. Jaarlijks zullen richtbedragen worden vastgesteld.
Het bewijs van de voldoende bestaansmiddelen kan meer bepaald geleverd worden door het afleveren van een attest van tenlasteneming. Wat België betreft, zie als bijlage bij onderhavige omzendbrief, bijlage 3bis van het Koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. (3) Voorwaarden in verband met de veiligheid : Er moet enerzijds worden nagegaan of de vreemdeling niet beschouwd wordt als een gevaar voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van één van de Overeenkomstsluitende Partijen. Anderzijds moet men zich ervan vergewissen dat de vreemdeling niet gesignaleerd staat in het Schengen Informatie Systeem (SIS) als niet-toegelaten (art. 96).
HOOFDSTUK III. - Grenscontrole aan de binnengrenzen A. Opheffing van de grenscontroles in de ruime zin De binnengrenzen mogen op iedere plaats, zonder dat personengrenscontrole (in de ruime zin) van het woord wordt uitgeoefend, worden overschreden.
Wanneer evenwel de openbare orde of de nationale veiligheid daartoe noopt, kan een Overeenkomstsluitende Partij, na raadpleging van de overige Overeenkomstsluitende Partijen, besluiten dat gedurende een beperkte periode een aan de situatie aangepaste nationale grenscontrole wordt uitgeoefend aan de binnengrenzen.
B. Politie- en veiligheidscontrole De afschaffing van de personencontroles aan de binnengrenzen doet geen afbreuk aan de politiebevoegdheden op het volledige grondgebied ingevolge de nationale wetgeving. Het is echter af te raden om in normale omstandigheden routinecontroles uit te voeren op de binnengrenzen.
HOOFDSTUK IV. - Grenscontrole aan de buitengrenzen A. De politiecontrole Een belangrijk hulpmiddel is hier het Schengen Informatie Systeem (SIS) (zie infra).
De controle moet gebeuren met eerbiediging van de wet op het politieambt.
B. De veiligheidscontrole De reglementering is, voor wat de veiligheidscontrole voor de burgerluchtvaart betreft, vervat in het koninklijk besluit van 3 mei 1991.
In voormeld koninklijk besluit wordt voorzien in een badgesysteem, verbod van wapenbezit of bezit van explosieven. Beperkingen inzake de inhoud en het volume van handbagage kunnen opgelegd worden.
In principe wordt de handbagage niet gescheiden vervoerd van de passagiers.
C. De grenscontrole in de enge zin van het woord Onderstaande bepalingen betreffen uitsluitend de grenscontrole in de enge zin van het woord. Er wordt hierbij geen afbreuk gedaan aan de controle in het binnenland. (1) Voorwerp van de controle - de controle op de grensoverschrijdingsdocumenten en de andere binnenkomstvoorwaarden opgenomen in artikel 5, § 1, van de Overeenkomst. - het opsporen en het vaststellen van inbreuken door de raadpleging van het SIS en het nationaal register van opsporingen. - het voorkomen en bestrijden van bedreiging van de nationale openbare orde en veiligheid van de Overeenkomstsluitende Partijen. (2) Wijze van controle De Uitvoeringsovereenkomst voorziet twee soorten van controles : - de minimale controle; - de grondige controle.
De preciseringen hieromtrent zijn opgenomen in punt 1,3) van deel II van het Gemeenschappelijk Handboek Schengen. In principe, maakt iedereen het voorwerp uit van een minimumcontrole bij binnenkomst en uitreis. De vreemdelingen zijn onderworpen aan een grondige controle bij binnenkomst en uitreis. Onderdanen van Lidstaten van de Europese Unie zijn enkel in individuele gevallen aan een grondige controle onderworpen, d.i. wanneer aanwijzingen bestaan dat de betrokkene een gevaar voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de openbare gezondheid kan vormen. Bovendien regelen bijzondere bepalingen (zie punt 6 van deel II van het Gemeenschappelijk Handboek Schengen) de controle op de categorieën reizigers die hieronder zijn opgenomen : - onderdanen van Lidstaten van de Europese Unie en hun familieleden afkomstig uit een derde Staat; - vreemdelingen die houder zijn van een verblijfsvergunning uitgereikt door een andere Overeenkomstsluitende Partij; - erkende vluchtelingen en staatslozen; - piloten (van een vliegtuig) en de andere bemanningsleden; - zeemannen; - titularissen van diplomatieke paspoorten voor dienst- of officiële doeleinden; - grensarbeiders; - minderjarigen; - deelnemers aan een groepsreis; - vreemdelingen die een verzoek tot asiel indienen aan de grens; - leden van internationale organisaties. (3) Controle : praktisch gezien Aanbrengen van de stempel Ter vastlegging van de in- en uitreis worden stempels van verschillende vorm aangebracht (rechthoekig voor de inreis en rechthoekig met afgeronde hoeken voor de uitreis). Er zal een stempel worden aangebracht op de grensoverschrijdingsdocumenten bij binnenkomst en uitreis van elke vreemdeling. (Indien de doortocht plaatsvindt met een toelating die als visum geldt, wordt de stempel hierop aangebracht). Wanneer de uitreiscontroles versoepeld worden, zal een stempel in alle gevallen worden aangebracht bij de uitreis voor een vreemdeling die houder is van een paspoort met visum met veelvuldige inreizen en vergezeld van een volledige verblijfsbeperking.
Aanbrenging van de in- en uitreisstempel blijft achterwege : - bij personen die in beginsel geen personencontrole dienen te ondergaan (bv. staatshoofden en persoonlijkheden wier aankomst vooraf langs diplomatieke kanalen officieel is aangekondigd); - in de grensoverschrijdingsdocumenten van onderdanen van de EEU, Andorra, Liechtenstein, Malta, Monaco, San Marino en Zwitserland; - in de "crew member licencies" of "crew member certificates" respectievelijk van piloten en bemanningsleden van vliegtuigen. - in de reisdocumenten van zeelieden die in de havenzone verblijven wanneer het schip een haven aandoet.
De bewaking van de buitengrenzen buiten de doorlaatposten en de vastgestelde openingstijden De bewaking van de buitengrenzen buiten de doorlaatposten en de vastgestelde openingstijden is vooral bedoeld om onbevoegde grensoverschrijding te voorkomen, grensoverschrijdende criminaliteit te bestrijden en de uitvoering of gelasting van maatregelen tegen illegaal binnengekomen personen mogelijk te maken. Zij gebeurt door mobiele eenheden. (4) Modaliteiten inzake weigering van toegang Bij weigering van toegang brengt de met grensbewaking belaste ambtenaar in het paspoort een inreisstempel aan die hij met een kruis in zwarte onuitwisbare inkt doorhaalt.De plaatselijke verantwoordelijke dienst ziet er op toe dat die persoon het grondgebied niet betreedt of het onmiddellijk verlaat.
Iedere weigering van toegang dient in een register of in lijsten te worden opgenomen onder opgave van : de identiteit, de nationaliteit, het grensoverschrijdingsdocument, de reden en de datum van weigering van toegang.
Indien de weigering van toegang moet uitgesproken worden ten aanzien van een persoon met een visum van korte duur, neemt de met controle belaste ambtenaar contact op met de Dienst Vreemdelingenzaken (Grensinspectie) met het oog op een beslissing over de uitwijzing en nietigverklaring van het visum.
HOOFDSTUK V. - Controle op het internationale burgerluchtvaartverkeer Zij wordt in beginsel uitgeoefend op de luchthaven of landingsplaats, welke door het luchtvaartvaartuig bij binnenvliegen het eerst (luchthaven van binnenkomst) of vóór het uitvliegen het laatst (luchthaven van uitreis) wordt aangedaan.
A. - Passagiers op intravluchten waarbij geen tussenlanding wordt gemaakt op het grondgebied van derde Staten, worden niet aan controle onderworpen bv. : Luxemburg - Parijs : geen controle bv. : Rome - Brussel - Hamburg : geen controle. - Passagiers van vluchten uit derde Staten en die op een intravlucht overstappen, worden op de luchthaven van aankomst van de vluchten uit derde staten aan een inreiscontrole onderworpen. bv. : New York - Parijs, met overstap te Parijs op een vlucht naar Rome (intravlucht) : inreiscontrole in Parijs. - Passagiers van intravluchten die op vluchten naar derde Staten overstappen (transferpassagiers), worden bij uitreis op de luchthaven van vertrek van de vlucht aan een uitreiscontrole onderworpen. bv. : Brussel - Frankfurt (intravlucht) met overstap te Frankfurt op een vlucht naar Singapore : uitreiscontrole in Frankfurt.
B. - Passagiers van vluchten uit of naar derde Staten - tussenlandingen op grondgebied Overeenkomstsluitende Partijen - geen verandering luchtvaartuig (transitpassagiers) - geen nieuwe passagiers aan boord voor het Schengenvluchtdeel : controle bij binnenkomst op luchthaven van bestemming, controle bij uitreis op luchthaven van inscheping. bv. : New York - Parijs - Frankfurt - Rome - tussenlanding in Parijs en Frankfurt om van boord te gaan - aan boord gaan niet toegestaan : inreiscontrole voor wie in Parijs, Frankfurt of Rome van boord gaat. - Vluchten uit of naar derde Staten - tussenlandingen op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen - passagiers uitsluitend voor het resterende Schengenvluchtdeel aan boord nemen: - deze passagiers worden op de luchthaven van inscheping aan een uitreiscontrole onderworpen - en op de luchthaven van aankomst aan een inreiscontrole. bv. : New York - Parijs - Frankfurt - Rome - tussenlandingen in Parijs en Frankfurt : (1) inreiscontrole voor passagiers die in Parijs - respectievelijk Frankfurt van boord zijn gegaan (ook indien pas in Parijs aan boord gegaan) en in Rome van boord zijn gegaan (ook indien pas in Parijs of Frankfurt aan boord gegaan);(2) uitreiscontrole van passagiers die in Parijs, respectievelijk in Frankfurt aan boord gaan. HOOFDSTUK VI. - Controle op de zeescheepvaart Zij wordt in beginsel uitgeoefend in de haven van aankomst of van vertrek, aan boord van het vaartuig of in een in de onmiddellijke nabijheid van de desbetreffende haven daartoe ingerichte ruimte. De controle kan ook gedurende de vaart, dan wel bij aankomst of vertrek van het vaartuig op het grondgebied van een derde Staat worden uitgeoefend.
Door middel van de controle dient te worden vastgesteld dat zowel de bemanning als de passagiers voldoen aan binnenkomstvoorwaarden. De passagiers en bemanning aan boord van regelmatige veerverbindingen uitsluitend van en naar andere havens binnen het Schengengrondgebied, zijn in beginsel niet aan controle onderworpen.
De pleziervaart, cruisevaart en de visvaart zijn onderworpen aan bijzondere regels wat betreft de controle.
HOOFDSTUK VII. - Controle op het treinverkeer De controle op het treinverkeer kan op tweeërlei manieren gebeuren: hetzij op het perron in het eerste station van aankomst op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende partij, hetzij in de trein tijdens de reis. Om het verkeer van de hogesnelheidstreinen te vergemakkelijken, kunnen de Schengen-Staten in gemeenschappelijk overleg beslissen controles uit te voeren in de stations van bestemming. Dit is het geval in Brussel-Zuid waar de HST-kanaaltunnel onderworpen is aan een buitengrenscontrole van Schengen.
TITEL III. - Politie en veiligheid HOOFDSTUK I. - Politiële samenwerking (art. 39-47) A. Gegevensuitwisseling (art. 39 en art. 46) (1) Principes De Schengen-Lidstaten staan hun politie-autoriteiten toe wederzijds gegevens uit te wisselen op het vlak van de gerechtelijke en bestuurlijke politie : - in artikel 39 wordt de gegevensuitwisseling tussen politieautoriteiten behandeld welke gebeurt ten behoeve van de voorkoming en opsporing van strafbare feiten; - in artikel 46 wordt de informatiemededeling tussen politieautoriteiten in individuele gevallen besproken, zonder een daartoe strekkend verzoek, ter verlening van bijstand bij de bestrijding van toekomstige strafbare feiten of ter afwending van gevaar voor de openbare orde en veiligheid.
Deze richtlijnen doen geen afbreuk aan de verplichting de administratieve autoriteiten te informeren zoals voorzien in de ministeriële omzendbrief van 10 december 1987 houdende ordehandhaving en gecoördineerde algemene onderrichtingen.
Dankzij de Schengen-overeenkomst kunnen de verschillende landen vande Schengen-ruimte onder elkaar allerhande duidelijke informatie uitwisselen. Daar informatie die niet kadert binnen de Schengen-overeenkomst niet mag doorgestuurd worden, komt het voor dat deze via andere kanalen verstuurd wordt, zoals Interpol, Europol,...
In de Schengenruimte heeft het SIS (Schengen Informatie Systeem) de voorrang op andere communicatiekanalen (indien de strikte toepassingsvoorwaarden vervuld zijn).
Op gerechtelijk vlak is, voor wat België betreft, de autoriteit belast met de internationale politionele samenwerking en wederzijdse rechtshulp in alle zaken waar een dringende gerechtelijke tussenkomst zich opdringt, het bureau van de Nationale Magistraat (Wet van 4 maart 1997, Belgisch Staatsblad van 30 mei 1997).
Overeenkomstig de wetsbepalingen duidt de Nationale Magistraat de dienst bevoegd voor het afhandelen van een zaak aan, wanneer deze laatste nog niet gelokaliseerd is en zolang een procureur des Konings zijn lokaal vastgestelde bevoegdheid niet heeft uitgeoefend.
Op het vlak van de bestuurlijke politie wordt de reglementering inzake politionele samenwerking en gegevensuitwisseling opgesteld door de Algemene Rijkspolitie, die toeziet op de naleving ervan. (2) Gegevensuitwisseling op nationaal niveau De politiële gegevensuitwisseling moet evenwel beantwoorden aan de hierna vermelde voorwaarden : (a) de gegevensuitwisseling dient te geschieden overeenkomstig het nationale recht en binnen de grenzen van de bevoegdheden van de betrokken politiedienst;indien de aangezochte politiedienst niet bevoegd is om aan de vraag tot operationele samenwerking te beantwoorden, zendt hij deze naar de afdeling "internationale politiesamenwerking" van de Algemene Politiesteundienst, welke is aangewezen als centraal invalspunt belast met de coördinatie van de internationale politiesamenwerking ten behoeve van de politiediensten.
Als centraal invalspunt verzamelt de afdeling "internationele politiesamenwerking" de gegevens en herverspreidt ze naar de bevoegde instanties. Inzake bestuurlijke politie handelt deze afdeling volgens de regels door de Algemene Rijkspolitie bepaald; (b) het voorwerp van het verzoek mag niet tot de uitsluitende bevoegdheid van de gerechtelijke autoriteiten behoren;(c) de inwilliging van het verzoek moet kunnen gebeuren zonder het aanwenden van enig dwangmiddel;(d) men kan de schriftelijk overgemaakte informatie alleen gebruiken in een gerechtelijke procedure mits voorafgaandelijk akkoord van de buitenlandse justitiële overheden;(e) in het geval waarin het verzoek langs bovenvermelde wegen niet tijdig kan worden gedaan, kunnen verzoeken door de politiediensten rechtstreeks aan de politieautoriteiten van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij worden toegezonden en door deze rechtstreeks worden beantwoord.Deze procedure kan slechts in uitzonderlijk geval waarin de hoogdringendheid primeert aangewend worden. In deze gevallen stelt de verzoekende politiedienst de Algemene Politiesteundienst in kennis; (f) naast de bepalingen van artikel 39 (gegevensuitwisseling op verzoek), bepaalt artikel 46 dat het elk land vrijstaat om op eigen initiatief gegevens van preventieve aard mee te delen.De werkwijze is in dit geval analoog aan deze welke hiervoor werd vermeld, zijnde het gebruik van het kanaal van de centrale autoriteit en - in dringende gevallen - de directe mededeling met kennisgeving achteraf. (3) Informatie-uitwisseling in grensgebieden (a) Alhoewel de juiste vorm van samenwerking nader bepaald wordt door de afgesloten of nog af te sluiten bilaterale of multilaterale akkoorden met onze buurlanden worden volgende diensten aangeduid als belast met de internationale samenwerking in grensgebieden : Een rijkswachtdistrict doet dienst als contact- en invalspunt van alle politiediensten en alle politiewerkdomeinen die binnen de bevoegdheid van de Algemene Politiesteundiensten vallen. De modaliteiten van de informatie-uitwisseling tussen de politiediensten, de centrale autoriteit en de Operationele Invalspunten Grensregio (OIPG) zullen het voorwerp uitmaken van een navolgende richtlijn.
Overeenkomstig de artikelen 39 en 46 van de Schengenovereenkomst, wordt de samenwerking in de grensgebieden op bilaterale of multilaterale wijze georganiseerd tussen de Schengen-Staten. De contactpunten worden OIPG's genoemd, hetgeen staat voor Operationele Invals Punten Grensregio; ze zijn gevestigd in de nabijheid van de grens en gelegen in de rijkswachtdistricten. Het zijn enkel op het vlak van de grenssamenwerking bevoorrechte gesprekspartners vermits op nationaal vlak, de Algemene Politie Steun Dienst (APSD) belast is met de internationale samenwerking. Ze kwamen tot stand in 1994. Ze moeten op een neutrale en interpolitiële manier samenwerken, zowel naar buiten als naar de andere Belgische politiediensten toe. Dit gebeurt in een sfeer van neutraliteit en gezonde samenwerking. (b) Het voorwerp van het verzoek mag niet tot de uitsluitende bevoegdheid van de gerechtelijke autoriteiten behoren.(c) De inwilliging van het verzoek moet kunnen gebeuren zonder het aanwenden van enig dwangmiddel.(d) Men kan de schriftelijk overgemaakte informatie alleen gebruiken in een gerechtelijke procedure mits voorafgaandelijk akkoord van de buitenlandse justitiële overheden.(e) Aan de binnengrenzen van de landen verbonden door het Akkoord van Schengen, zullen binationale grenscontactpunten opgericht worden in de mate waarin ze binnen het kader vallen van de nog af te sluiten bilaterale ministeriële akkoorden.De op dit vlak aangenomen punten zijn de momenteel voor de grenscontroles bestaande infrastructuren. (f) De afdeling "internationale politiesamenwerking" van de Algemene Politiesteundienst dient erover te waken dat in uitvoering van internationale politiesamenwerkingsakkoorden, deze contact- en coördinatiepunten hun taak vervullen ten bate van alle algemene politiediensten.(4) Bescherming van de persoonsgegevens - Verwerking, verstrekking en gebruik (art.126 en volgende van het Schengen-verdrag) Overeenkomstig de artikelen 39 en 46 van de Overeenkomst, kunnen persoonsgegevens worden uitgewisseld in het kader van de door de Overeenkomst bedoelde materies en in overeenstemming met de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de principes vastgelegd in artikel 126 en volgende. Die principes zijn de volgende : (a) De verstrekte gegevens mogen niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin de Overeenkomst voorziet.Van deze regel kan enkel worden afgeweken mits voorafgaande toestemming van de verstrekkende Partij en overeenkomstig het recht van de ontvangende Partij. (b) De verstrekte gegevens mogen alleen gebruikt worden door gerechtelijke autoriteiten, diensten en instanties die in het kader van de in de Overeenkomst voorziene doeleinden een taak of functie vervullen.(c) De verstrekkende Partij ziet er op toe dat de persoonsgegevens juist zijn en zorgt ervoor dat onjuiste of onrechtmatig verstrekte gegevens onmiddellijk worden meegedeeld aan de ontvangende Partij ter verbetering of ter vernietiging.(d) Van de verstrekking en ontvangst van persoonsgegevens dient aantekening te worden gehouden zowel in het geval van een geautomatiseerde als van een manuele registratie;deze verplichting geldt niet in andere gevallen, indien, gelet op hun gebruik aantekening niet nodig is, in het bijzonder wanneer deze gegevens niet of slechts kortstondig worden gebruikt. (e) Een Schengen-Staat kan zich niet ontdoen van aansprakelijkheid naar nationaal recht door zich te beroepen op het feit dat een andere Schengen-Staat onjuiste gegevens heeft verstrekt.(f) Doorgeleiding van de verstrekte gegevens aan andere diensten vindt niet plaats dan na voorafgaandelijke toestemming van de verstrekkende dienst.De ontvangende dienst informeert de verstrekkende dienst desgevraagd over het gebruik van de verstrekte gegevens en het op grond daarvan bereikte resultaat. (g) Vindt de verstrekking van persoonsgegevens plaats door tussenkomst van een contactambtenaar of liaisonofficier dan zijn deze bepalingen slechts van toepassing wanneer de contactambtenaar gegevens doorgeeft aan zijn land van herkomst.(5) Soorten gegevens die kunnen uitgewisseld worden Er kan verwezen worden naar omzendbrief COL 7/97 van het College van Procureurs-generaal betreffende de grensoverschrijdende uitwisseling van gegevens van gerechtelijke aard door de Belgische politiediensten met het buitenland. Deze omzendbrief maakt een onderscheid tussen de gegevens die autonoom door de politie kunnen worden doorgestuurd, die welke een voorafgaandelijke toestemming vergen van de gerechtelijke overheid en die welke door de politie niet mogen doorgestuurd worden.
B. Grensoverschrijdende observatie (art. 40) (1*) De bepalingen van dit artikel hebben betrekking op de politieambtenaren van de gerechtelijke politie bij de parketten, de rijkswacht, de gemeentelijke politie en op de douaneambtenaren in bepaalde omstandigheden. (1) Voorwaarden - Belgisch ambtenaar die in het buitenland tussenkomt De observatie, uitgevoerd in het kader van een opsporingsonderzoek, die aanvangt op het nationaal grondgebied, mag worden verdergezet op het grondgebied van een ander land onder volgende voorwaarden : (a) de persoon die geobserveerd wordt moet ervan verdacht worden te hebben deelgenomen aan een strafbaar feit, dat tot uitlevering aanleiding kan geven (uitgezonderd bij hoogdringendheid, zie infra). Preventieve en defensieve observaties zijn dus niet toegestaan; (b) een rechtshulpverzoek moet worden gericht aan een daarvoor aangewezen autoriteit (zie art.40, § 8); (c) het aangezochte land moet zijn toestemming geven.Het mag zelf zijn eigen middelen inschakelen rechtens de politiediensten van de verzoekende Partij. (2) Uitvoeringsregels van de observatie De agenten die een observatie uitvoeren moeten de volgende regels in acht nemen : (a) het nationaal recht van het land waar zij optreden eerbiedigen en de aanwijzingen van de plaatselijk bevoegde autoriteiten opvolgen;(b) in het bezit zijn van hun legitimatiekaart;(c) in het bezit zijn van het document dat getuigt dat de toelating werd verleend (uitgezonderd bij hoogdringendheid, zie infra);(d) zij mogen hun dienstwapen op zich dragen tenzij het aangezochte land daartegen uitdrukkelijk bezwaar heeft gemaakt;het gebruik van het dienstwapen is uitsluitend toegestaan in geval van noodweer; (e) de toegang tot woningen en andere niet voor het publiek toegankelijke plaatsen is verboden;(f) zij mogen de te observeren persoon noch staande houden noch aanhouden;(g) van elke observatie-actie moet een verslag worden uitgebracht aan de autoriteiten van het aangezochte land.De persoonlijke verschijning van de observerende ambtenaren kan worden gevraagd. (3) Algemene regel - Buiten de dringende gevallen Het basisprincipe voor de grensoverschrijdende observatie is dat er steeds een voorafgaande toestemming moet worden verkregen van de autoriteiten van het land waar men wil optreden.Voor een observatie op het Belgisch grondgebied verleent de Nationale Magistraat de toestemming als antwoord op een rechtshulpverzoek dat werd gericht aan de Algemene Politiesteundienst. (4) Zonder voorafgaande toestemming (a) Van de verplichting tot voorafgaand verzoek tot observatie op het grondgebied van een ander Schengen-Staat kan enkel worden afgeweken ingeval : - van een bijzonder spoedeisend karakter en - bovendien de feiten die aan de basis liggen van de observatie, in de hieronder gelimiteerde lijst voorkomen : * moord; * doodslag; * verkrachting; * opzettelijke brandstichting; * valsmunterij; * gekwalificeerde diefstal en heling; * afpersing; * ontvoering en gijzeling; * mensenhandel; * sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen; * vergrijpen tegen de voorschriften aangaande vuurwapens en explosieven; * vernieling door ontploffing; * illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen. (b) Uitvoeringsmodaliteiten De optredende politieambtenaar moet onmiddellijk de overschrijding van de grens gedurende de observatie mededelen aan de autoriteiten van het Schengen-Staat op wiens grondgebied de observatie wordt voortgezet. Een aanvraag tot rechtshulpverzoek die bovendien de motieven vermeldt die de grensoverschrijding rechtvaardigen zonder voorafgaande toestemming, zal onverwijld overgemaakt worden. (5) De observatie zal worden afgebroken - van zodra het aangezochte land op wiens grondgebied de observatie plaats heeft dit vraagt; - of indien geen toestemming is bekomen binnen de 5 uur na de grensoverschrijding. (6) De uitbreiding van het toepassingsbereik van dit artikel en het bepalen van meer specifieke uitvoeringsmodaliteiten is mogelijk door middel van bilaterale akkoorden.(7) De Belgische politiediensten die een grensoverschrijdende observatie plannen of zonder voorafgaandelijke toelating uitvoeren, moeten de Algemene Politiesteundienst (die de Nationale Magistraat daarover onmiddellijk inlicht) hierover inlichten en de buitenlandse aangewezen autoriteiten (cfr.art. 40, lid 5, van de Overeenkomst) in kennis stellen.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld C. Grensoverschrijdende achtervolging (art. 41) (1*) Dit artikel is van toepassing op politieambtenaren van de gerechtelijke politie bij de parketten, de rijkswacht, de gemeentelijke politie, alsook op douaneambtenaren in bepaalde omstandigheden.
Het regelt enkel de grensoverschrijdende achtervolgingen zonder voorafgaande toestemming.
De grondbeginselen van de grensoverschrijdende achtervolgingen zonder voorafgaande toelating bepalen dat : - de achtervolgende politieambtenaren beroep doen, ten laatste op het ogenblik van de grensoverschrijding, op de bevoegde autoriteiten van het Schengen-Staat op wiens grondgebied de achtervolging plaats heeft; - de achtervolging wordt overgenomen en verdergezet door de bevoegde overheid van het land op wiens grondgebied de achtervolgde persoon is binnengekomen binnengedrongen.
Dit artikel biedt de mogelijkheid aan alle Schengen-Staten om een dergelijke achtervolging verder te zetten op het grondgebied van een Lidstaat met dewelke zij een gemeenschappelijke grens hebben, onder volgende voorwaarden: (1) Basisvoorwaarden (a) De achtervolgde persoon : (i) ofwel ontvlucht is na gerechtelijke aanhouding (op beslissing van het parket) of opgesloten was in de gevangenis; (ii) (In functie van de verklaring gedaan door elk van de Lidstaat zie p. 38); - ofwel een misdrijf heeft begaan dat aanleiding kan geven tot uitlevering; - ofwel op heterdaad betrapt werd bij het plegen of deelnemen aan : * doodslag; * moord; * verkrachting; * vrijwillige brandstichting; * valsmunterij; * gekwalificeerde diefstal en heling; * afpersing; * ontvoering en gijzeling; * mensenhandel; * sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen; * vergrijpen tegen de voorschriften aangaande vuurwapens en explosieven; * illegaal vervoer van giftige en schadelijke afvalstoffen; * doorrijden na een ongeval, dat de dood of zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft; * indien de achtervolgde persoon het voorwerp uitmaakt van een ontvluchting; (b) de achtervolging moet op eigen grondgebied zijn begonnen;(c) de bevoegde autoriteiten van de andere Lidstaat hebben zich niet tijdig naar de grens kunnen begeven om de achtervolging over te nemen.(2) Algemene voorwaarden - De achtervolgende ambtenaren zijn gebonden aan het recht van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied zij optreden;zij dienen de aanwijzingen van de plaatselijk bevoegde autoriteiten op te volgen. - De achtervolging vindt alleen over de landsgrenzen plaats. - Het binnentreden van woningen en het betreden van niet voor het publiek toegankelijke plaatsen is niet toegestaan. - De achtervolgende ambtenaren dienen als zodanig uiterlijk direct herkenbaar te zijn. - De achtervolgende ambtenaren zijn gemachtigd hun dienstwapen te behouden; het gebruik ervan is uitsluitend in geval van noodweer toegestaan. - Na de staandehouding mag ten aanzien van de achtervolgde persoon ten behoeve van diens voorgeleiding aan de plaatselijk bevoegde autoriteiten uitsluitend een veiligheidsfouillering worden verricht en mogen tijdens diens overbrenging handboeien worden gebruikt; de door de achtervolgde persoon meegevoerde voorwerpen mogen in beslag worden genomen. - De achtervolgende ambtenaren dienen zich na elk optreden te melden bij de plaatselijk bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partij op wier grondgebied zij zijn opgetreden, en doen verslag van hun handelen; op verzoek van deze autoriteiten zijn zij verplicht zich beschikbaar te houden tot omtrent de toedracht van hun optreden duidelijkheid is verkregen; deze voorwaarde geldt ook in die gevallen waarin de achtervolging niet tot de staandehouding van de achtervolgde persoon heeft geleid. (3) Uitvoeringsmodaliteiten voor de staandehouding (a) Staandehouding door de achtervolgende agenten : - Het recht tot staandehouding verschilt naargelang het land (zie tabel p.38) in overeenstemming met de bilaterale of multilaterale akkoorden tussen hen afgesloten. - Indien een staat, via een verklaring, zijn goedkeuring heeft gegeven aangaande het principe van staandehouding op zijn grondgebied door buitenlandse agenten, moet deze staandehouding als volgt verlopen. - Indien evenwel geen enkele aanvraag geformuleerd werd om de achtervolging te onderbreken en indien de plaatselijk bevoegde autoriteiten niet snel genoeg kunnen tussenkomen, zullen de achtervolgende ambtenaren de achtervolgde persoon mogen staande houden totdat de agenten van het Overeenkomstsluitende Land op wiens grondgebied de achtervolging plaats heeft, die zonder verwijl zullen moeten ingelicht worden, zijn identiteit kunnen nagaan of overgaan tot zijn aanhouding. (b) Staandehouding door de plaatselijke bevoegde autoriteiten : - Indien de staande gehouden persoon niet de nationaliteit bezit van de Contracterende Partij op wiens grondgebied hij werd aangehouden, wordt hij uiterlijk zes uur na zijn staandehouding, de uren tussen middernacht en negen uur niet meegerekend, in vrijheid gesteld, indien de plaatselijk bevoegde autoriteiten voorheen geen verzoek tot voorlopige aanhouding ter fine van uitlevering hebben ontvangen, in ongeacht welke vorm.(4) Algemene uitvoeringsmodaliteiten De achtervolging wordt uitgeoefend volgens één van onderstaande vormen, neergelegd in de verklaring van elke Lidstaat.Deze kan zijn : (a) beperkt tot een zone of tijdsbestek te rekenen vanaf de grensoverschrijding;(b) uitgevoerd zonder enige beperking in afstand of in tijd. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Verklaring van het Groothertogdom Luxemburg 1. Wat de gemeenschappelijke grens betreft tussen Luxemburg en het Koninkrijk België, gebeurt de achtervolging overeenkomstig de modaliteiten voorzien in artikel 27 van het Beneluxverdrag.2. Grens tussen Luxemburg en Duitsland a) de agenten beschikken over het recht tot interpellatie;b) de achtervolging is beperkt tot een straal van 10 kilometer voorbij de grens;c) de achtervolging is beperkt tot personen die zijn ontsnapt of die op heterdaad werden betrapt bij het plegen van één van de misdrijven waarvan sprake is in artikel 41, § 4 punt a.(limitatieve lijst van inbreuken). 3. Grens tussen Luxemburg en Frankrijk a) geen recht tot interpellatie;b) achtervolging beperkt tot een straal van 10 km;c) achtervolging beperkt tot personen die zijn ontsnapt of die op heterdaad werden betrapt bij het plegen van één van de misdrijven waarvan sprake in artikel 41, § 4 punt a. Verklaring van België 1. Belgisch-Franse grens a) geen interpellatierecht;b) geen beperking in ruimte en tijd;c) achtervolging beperkt tot personen die zijn ontsnapt of die op heterdaad werden betrapt bij het plegen van één van de misdrijven waarvan sprake in artikel 41, § 4, punt a.2. Belgisch-Duitse grens a) interpellatierecht bestaat, maar enkel tijdens de eerste 30 minuten van de achtervolging;b) geen beperking in ruimte en tijd;c) achtervolging beperkt tot personen die zijn ontsnapt of die op heterdaad werden betrapt bij het plegen van één van de misdrijven waarvan sprake in artikel 41, § 4, punt a.3. Belgisch-Nederlands-Luxemburgse grens Toepassing van de modaliteiten voorzien in artikel 27 van het Benelux-verdrag. Verklaring van Duitsland Grensoverschrijdende achtervolging Wat de gemeenschappelijke grens tussen Duitsland, België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland betreft : a) interpellatierecht in uiterst dringende gevallen;b) recht van achtervolging zonder beperking in ruimte en tijd;c) achtervolging voor elk misdrijf dat aanleiding kan geven tot uitlevering. Verklaring van Frankrijk Grensoverschrijdende achtervolging 1. Frans-Belgische grens a) geen interpellatierecht b) achtervolging zonder beperking in tijd en ruimte c) achtervolging toegelaten voor elk van de misdrijven opgesomd in artikel 41, § 4, punt a.2. Frans-Duitse grens a) geen interpellatierecht;b) achtervolging zonder beperking in ruimte en tijd;c) achtervolging toegelaten voor elk van de misdrijven opgesomd in artikel 41, § 4, punt a.3. Frans-Luxemburgse grens a) geen interpellatierecht;b) achtervolging toegelaten in een straal van 10 km voorbij de grens;c) achtervolging toegelaten voor elk van de misdrijven opgesomd in artikel 41, § 4, punt a. Verklaring van Nederland 1. Duits-Nederlandse grens a) de agenten beschikken over het recht tot interpellatie b) achtervolging is beperkt tot een straal van 10 km voorbij de grens c) achtervolging voor elk misdrijf dat aanleiding kan geven tot uitlevering.2. Belgisch-Nederlandse grens Wat de gemeenschappelijke grens betreft tussen België en Nederland, gebeurt de achtervolging overeenkomstig de modaliteiten voorzien in artikel 27 van het Benelux-verdrag. D. Gemeenschappelijke maatregelen voor de observatie en voor de grensoverschrijdende achtervolging - De ambtenaren die op het grondgebied van een andere Overeenkomstsluitende Partij een taak vervullen, worden met ambtenaren van de Overeenkomstsluitende Partij gelijkgesteld, wat betreft de strafbare feiten die tegen of door hen mochten worden begaan (art. 42). - De Overeenkomstsluitende Partijen brengen, in het bijzonder in de grensgebieden, rechtstreekse telefoon-, radio-, telex en andere verbindingen tot stand teneinde de politie- en douanesamenwerking te vergemakkelijken, in het bijzonder met het oog op het tijdig doorgeleiden van informatie terzake van de grensoverschrijdende observatie en achtervolging.
E. Andere maatregelen Telecommunicatie (art. 44).
Controle van hotelfiches (art. 45).
Uitwisseling van verbindingsofficieren (art. 47). (1) Het artikel 44 van de Overeenkomst voorziet dat op korte termijn de Schengen-Lidstaten onderlinge communicatienetwerken uitbouwen, vooral in de grensgebieden, teneinde de politie- en douanesamenwerking te versterken. Bovendien dienen verder de mogelijkheden te worden onderzocht om een uniformisering in de verschillende communicatiesystemen te bewerkstelligen, onder andere : - uitwisseling van materiaal of detachering van contactambtenaren die zijn uitgerust met passende radioapparatuur; - uitbreiding van de in de grensgebieden gebruikte frequentiebandbreedten; - de inwerkingstelling van één gemeenschappelijke verbinding voor de in deze gebieden optredende politie- en douanediensten; - het gebruik van genormaliseerde en compatibele systemen.
Bilaterale akkoorden worden thans voorbereid met onze buurlanden, waarbij er onderscheid wordt gemaakt tussen meldkamerverbindingen en tussen deze van de bijzondere eenheden. (2) Het artikel 45 van de Overeenkomst bepaalt dat er toezicht moet zijn op het correct invullen van de hotelfiches en dat controle op deze hotelfiches moet gebeuren zowel in repressieve als in preventieve zin bv.ter opheldering van het lot van vermiste personen of slachtoffers van ongevallen (cfr. Belgische wet van 17 deccember 1963).
Vallen onder deze bepalingen : hotels, campings, boten en in principe alle logiesverstrekkende vestigingen. (3) Het artikel 47 van de Overeenkomst regelt de mogelijkheid tot het bilateraal onderhandelen van de Lidstaten voor detachering van contactambtenaren. Deze detachering heeft tot doel de onderlinge samenwerking te bevorderen en in het bijzonder bijstand te verlenen op het gebied van: - de informatie-uitwisseling voor preventieve en repressieve misdaadbestrijding; - de uitvoering van politiële en justitiële rechtshulpverzoeken; - de taakuitvoering van de autoriteiten belast met de grensbewaking aan de buitengrenzen.
Voor inlichtingen nopens het statuut, de bevoegdheden en de inplaatsstelling van de Belgische verbindingsambtenaren in het buitenland en de vreemden in België, dient men zich te wenden tot de Afdeling "internationale politiesamenwerking" van de Algemene Politiesteundienst.
Elk politioneel verzoek waarbij een beroep wordt gedaan op een verbindings-officier moet overhandigd worden aan de Algemene Politiesteundienst. Elk gerechtelijk verzoek moet gaan via de Nationale Magistraat.
Belgische liaisonofficieren: Accreditaties Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK II. - Gerechtelijke samenwerking De Overeenkomst voor de toepassing van de Schengen-akkoorden snijdt vier aspecten aan van de gerechtelijke samenwerking tussen de Overeenkomstsluitende Partijen, in aangelegenheden waar internationale overeenkomsten reeds bestaan maar niet door allen bekrachtigd werden.
A. Rechtshulp De Schengen-akkoorden beogen de aanvulling en de vereenvoudigde toepassing van de volgende internationale overeenkomsten : - de Europese Conventie voor rechtshulp in strafzaken van 20 april 1959; - het Benelux-verdrag voor uitlevering en rechtshulp in strafzaken van 27 juni 1962, gewijzigd door het Protocol van 11 mei 1974. (1) Artikelen 49 en 50 - Uitbreiding van het toepassingsveld De artikelen 49 en 50 breiden het toepassingsveld van de Europese Conventie en van het Benelux-verdrag uit tot de domeinen die door deze overeenkomsten niet gedekt zijn.De principes van deze overeenkomsten zullen voortaan dus van toepassing zijn op deze nieuwe domeinen.
Deze uitbreiding beoogt : - de procedures met betrekking tot inbreuken van administratieve aard (zoals de Ordnungwidrigkeiten uit het Duitse recht), op voorwaarde dat het gaat om inbreuken waarvoor een beroep in rechte voorzien is (art. 49, a); - procedures die betrekking hebben op inbreuken maar die buiten het kader van de vervolgingen vallen (art. 49, b tot f) : * procedures voor schadeloosstelling (bijvoorbeeld voor willekeurige hechtenis, wat het Belgisch recht betreft); * gratieprocedures; * burgerlijke acties wanneer ze samengaan met de openbare actie; * kennisgevingen betreffende de uitvoering van een straf of een maatregel, andere dan de overhandiging van de gerechtelijke beslissingen voorgeschreven in artikel 7 van de Europese Conventie en in artikel 30 van het Benelux-verdrag; * kennisgevingen betreffende de inning van een boete of de betaling van procedurekosten; * modaliteiten voor de uitspraak of de uitvoering van de straffen of maatregelen.
De rechtshulpkanalen zullen voortaan kunnen gebruikt worden voor de transmissie van de stukken met betrekking tot deze diverse procedures: - de fiscale inbreuken betreffende de vormen van onrechtstreekse belasting : accijnzen, BTW, douanes (art. 50).
Aangaande dit laatste punt moet evenwel worden opgemerkt dat de hulp twee beperkingen inhoudt : - enerzijds kan ze geweigerd worden door de aangezochte Partij indien het bedrag van de fraude lager is dan 25 000 ECU of nagenoeg 1 000 000 F en, in geval van een douane-inbreuk, indien ze betrekking heeft op koopwaar waarvan de waarde 1 000 000 ECU of nagenoeg 40 000 000 F niet overtreft; in dit geval kan de verzoekende Partij ondanks alles een aanvraag doen indien ze de zaak beschouwt als heel ernstig omwille van de aard of omwille van de persoon van de beklaagde : in dit laatste geval zal de aangezochte Partij deze oorzaak tot weigering niet kunnen aanhalen (art. 50.4); - anderzijds is een bijzonderheidsregel van toepassing op het gebruik van de documenten : behoudens voorafgaande instemming van de aangezochte Partij, zullen de, dankzij de rechtshulp verkregen elementen, niet kunnen gebruikt worden door de verzoekende Partij in het kader van andere procedures dan die waarvoor ze doorgestuurd werden. (2) Artikel 51 - Vereenvoudiging van de rogatoire commissies met het oog op huiszoeking en inbeslagneming Artikel 51 vereenvoudigt de voorwaarden vereist voor de uitvoering van de rogatoire commissies met het oog op huiszoeking en inbeslagneming: door deze bepaling wordt er inderdaad afgeweken van de voorwaarde vervat in artikel 11 van de wet op de uitlevering van 15 maart 1874 en in artikel 24 van het Benelux-verdrag volgens welke dergelijke rogatoire commissies slechts konden uitgevoerd worden voor aanvragen betreffende feiten die tot uitlevering kunnen leiden. Voortaan zijn de enige voorwaarden waaraan deze rogatoire commissies moeten beantwoorden, de volgende : - dat het feit strafbaar zou zijn met een vrijheidsberovende straf met een maximum straf van tenminste zes maanden (in beide Staten of minstens een Staat indien de inbreuk van administratieve aard is, met beroep in rechte, in de andere Staat); - dat de uitvoering verenigbaar zou zijn met het recht van de aangezochte Partij.
Er moet aangestipt worden dat deze bepaling geen wijziging meebrengt van de te volgen procedures voor de uitvoering van de rogatoire commissies in België. De rogatoire commissies afkomstig uit Benelux-landen worden gelijkgesteld met de rogatoire commissies uitgaande van andere binnenlandse gerechtelijke overheden. De voorafgaande goedkeuring van de raadkamer blijft vereist wat betreft de aanvragen uitgaande van de andere Schengen-Staten. (3) Artikel 52 - Postverzending Artikel 52 maakt het mogelijk om rechtstreeks via de post procedurestukken over te zenden naar personen die op het grondgebied verblijven van een andere Partij.Deze mogelijkheid bestond reeds in de Benelux, krachtens artikel 30 van het Verdrag. Ze wordt uitgebreid tot de andere Partijen bij de Schengen-Overeenkomst. Deze mogelijkheid sluit geenszins de mogelijkheid uit om een beroep te doen op de gerechtelijke overheden van de aangezochte Staat.
Wat de rechtstreekse verzendingen betreft door de Belgische gerechtelijke overheden, kunnen deze overwogen worden voor wat betreft : - dagvaardingen aan beklaagden, getuigen en burgerlijke partijen; - oproepingen en berichten aan beklaagden, slachtoffers, advocaten, getuigen, experten, tolken; - akten van betekening van arresten, vonnissen, ordonnanties; - kennisgevingen van analyse- of expertiseresultaten; - kennisgevingen van opheffing van het beslag; - kennisgevingen van beslissingen die betrekking hebben op het rijbewijs; - transactievoorstellen.
Wanneer de gerechtelijke overheid overweegt om deze weg te kiezen, moet ze erop letten dat deze keuze de juridische weerslag die moet gekoppeld worden aan de overzending van de betrokken documenten niet beïnvloedt. Ze moet eveneens nagaan of de bestemmeling van het te versturen stuk de taal begrijpt waarin het is opgesteld. Zo niet moet bij de verzending een vertaling van het stuk gevoegd worden of tenminste van de belangrijke passages in een taal van het land van bestemming.
De lijst van de stukken medegedeeld door de andere Staten, werd verspreid aan de Belgische gerechtelijke overheid via het Ministerie van Justitie. (4) Artikel 53 - Rechtstreekse verzending tussen gerechtlijke overheden Krachtens deze bepaling zullen de aanvragen om rechtshulp voortaan rechtstreeks kunnen overgezonden worden tussen de gerechtelijke overheden van de verzoekende en de aangezochte Staat.Deze manier was reeds de normale manier van verzending van rechtshulpverzoeken in het Benelux-kader overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag. Ze was eveneens reeds een uitzondering voor de dringende gevallen in het kader van de Europese Conventie. Deze wijze van overzending wordt de regel in de betrekkingen tussen de staten die lid zijn van de Conventie zonder daarom de mogelijkheid uit te sluiten gebruik te maken van de Ministeries van Justitie of van de Nationale Centrale Bureaus van de OIPC Interpol.
De rechtstreekse verzending wordt eveneens de regel voor de aangiftes met het oog op de vervolging van inbreuken op de rijtijdenwetgeving.
Deze oplossing werd aangenomen omwille van het grote aantal aangiftes met het oog op de vervolging voor dit soort inbreuken welke voortvloeien uit de toepassing van de Europese wetgevingen die in dit domein van kracht zijn.
De verzending tussen de gerechtelijke overheden kan gebeuren op niveau van de parketten van eerste aanleg, op niveau van de parketten-generaal of op niveau van de Nationale Magistraat.
De verzending tussen de Ministeries van Justitie blijft daarentegen de regel wat betreft : - de aanvragen om tijdelijke overbrenging of transit van aangehouden personen; - de uitwisseling van gegevens over het strafregister, behoudens de mogelijkheid van rechtstreekse uitwisseling tussen de gerechtelijke overheden van de verzoekende Staat en de bevoegde dienst van de aangezochte Partij, waarin voorzien wordt in het kader van de Benelux-betrekkingen (art. 38.2 van het Verdrag); - andere aangiftes, met het oog op vervolging, dan die voor inbreuken op de rijtijden-wetgeving.
In de overzendingen naar Duitsland moeten de gerechtelijke overheden waakzaam zijn voor het feit dat ze niet moeten toegestuurd worden aan het federale Ministerie van Justitie maar wel aan de Ministeries van Justitie van de Länder.
Aan te stippen valt dat buiten de Benelux, de mogelijkheid van rechtstreekse overzending, in het geval van een aan België gerichte aanvraag, niet vrijstelt van de verplichting een ministeriële machtiging te hebben Overeenkomstig artikel 873 van het gerechtelijk wetboek.
B. Uitlevering In het kader van de betrekkingen tussen de staten die lid zijn van de Schengen-overeenkomst, had België zich ertoe verbonden de Europese uitleveringsovereenkomst van 13 september 1957 (art. 60 van de Overeenkomst) toe te passen. De toepassing van bedoelde overeenkomst in het kader van Schengen is het voorwerp van de ministeriële omzendbrief van 24 april 1995 betreffende de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen de Lidstaten in de Schengen-overeenkomst van 19 juni (Belgisch Staatsblad van 02.06.95).
Op 22 november 1997 werd in het Belgisch Staatsblad de wet van 22 april 1997 gepubliceerd, houdende goedkeuring van : - de Europese uitleveringsovereenkomst, opgemaakt te Parijs op 13 december 1957; - de bijkomende protocollen, opgemaakt te Straatsburg op 15 oktober 1975 en 17 maart 1978; - het Akkoord tussen de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen betreffende de vereenvoudiging en de modernisering van de wijzen van overdracht van de uitleveringsverzoeken, opgemaakt te San Sebastian op 26 mei 1989.
De gevolgen voor de uitleveringsbetrekkingen van België gekoppeld aan de vankrachtwording van de Europese uitleveringsovereenkomst en de twee bijkomende protocollen waren het voorwerp van de ministeriële omzendbrief van 16 juni 1998 betreffende de uitlevering.
De bepalingen van de toepassingsovereenkomst van de Schengen-overeenkomst die betrekking hebben op de uitlevering vullen tussen de Lidstaten de bepalingen aan van de Europese uitleveringsovereenkomst en van het Benelux-verdrag inzake de uitlevering en rechtshulp in strafzaken van 27 juni 1962. Dit betekent : - het Benelux-verdrag blijft verder bestaan in de betrekkingen met Nederland en Luxemburg, met uitzondering voor bepalingen uit de Schengen-overeenkomst die gunstiger zijn : de uitleveringsbetrekkingen tussen de Benelux-landen zullen dus in hoofdzaak ongewijzigd blijven; - de bilaterale verdragen die België binden aan Frankrijk, Duitsland, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland, werden opgeheven al naargelang van de inwerkingtreding van de Overeenkomst ten aanzien van die Staten en vervangen door de Europese uitleveringsconventie.
Dit betekent in de betrekkingen met die staten hoofdzakelijk dat : - de feiten die tot uitlevering kunnen leiden, niet meer zullen vastgesteld worden op basis van een lijst van inbreuken, zoals in de meeste vorige bilaterale verdragen, maar wel op basis van een minimum strafmaat die op 1 jaar is vastgesteld; - wat de betrekkingen met Frankrijk aangaat : de uitlevering zal kunnen gevraagd worden door België voor feiten die in België strafbaar zijn met een minimumstraf van minstens 1 jaar, op voorwaarde dat ze in Frankrijk strafbaar zijn met een straf van minstens twee jaar.
Wat de uitleveringsvoorwaarden betreft, onderscheidt de Schengen-overeenkomst zich van de Europese Overeenkomst en van het Benelux-verdrag op verschillende punten : - om te kunnen uitmaken of de verjaring bereikt is moeten de akten in de verzoekende Staat opgesteld, en die aldaar de verjaring stuiten in aanmerking worden genomen : dit heeft voor gevolg dat, wanneer België de aangezochte Staat is en wanneer er twijfel bestaat omtrent het feit of er verjaring is, de gerechtelijke overheden informatie zullen moeten vragen aan de verzoekende Staat over de aktes die mogelijk de verjaring kunnen stuiten en die in de verzoekende Staat zouden gesteld geweest zijn, zodat deze bij de beoordeling van de verjaring in aanmerking kunnen genomen worden; - amnestie door de aangezochte Staat is geen oorzaak tot weigering van de uitlevering, behalve indien de aangezochte Staat bevoegd is om de inbreuk te vervolgen op grond van zijn eigen wetgeving (cfr. art. 4 van het tweede aanvullende Protocol bij de Europese Overeenkomst); - de ontstentenis van een klacht of een officieel bericht die slechts vereist wordt door het recht van de aangezochte Staat is geen reden tot weigering van de uitlevering; - de fiscale inbreuken betreffende accijnzen, BTW en douane, geven aanleiding tot uitlevering (art. 63 van de Schengen-overeenkomst). In voorkomend geval dient rekening te worden gehouden met het ruimer toepassingsveld voorzien in artikel 2 van het tweede bijkomend Protocol bij de Europese uitleveringsovereenkomst, opgemaakt te Straatsburg op 17 maart 1978.
Wat de uitleveringsprocedures betreft, onderscheidt de Schengen-overeenkomst zich van de Europese Overeenkomst en van het Benelux-verdrag op verschillende punten : - een signalering in het Schengen Informatie Systeem zal gelijk staan met een verzoek tot voorlopige aanhouding (art. 64 van de Schengen-overeenkomst); - de overdracht van de uitleveringsverzoeken gebeurt voortaan rechtstreeks tussen de Ministeries van Justitie (art. 65 van de Schengen-overeenkomst) hetgeen de diplomatieke weg niet uitsluit; wat betreft de betrekkingen met Frankrijk, zullen de uitleveringsverzoeken verstuurd worden door het Belgisch Ministerie van Justitie naar het Franse Ministerie van Binnenlandse Zaken.
C. Toepassing van het principe "ne bis in idem" De artikelen 54 tot 58 van de Conventie geven de bepalingen weer van de Conventie over hetzelfde onderwerp die op 25 mei 1987 afgesloten werd tussen de Lidstaten van de Europese Unie te Brussel. De bekrachtigings-procedure van deze Conventie is momenteel aan de gang.
Artikel 54 bepaalt dat een persoon die definitief berecht werd door een Contracterende Partij, voor dezelfde feiten, niet meer kan vervolgd worden door een andere Contracterende Partij op voorwaarde dat in geval van veroordeling de sanctie ondergaan werd of momenteel in uitvoering is of niet meer kan uitgevoerd worden volgens de wetten van de staat van veroordeling.
Vervolgingen voor dezelfde feiten zijn dus niet meer mogelijk : 1° indien de persoon vrijgesproken werd in een andere Lidstaat en dat de beslissing tot vrijspraak in kracht van gewijsde is gegaan;2° indien de persoon veroordeeld werd en dat de sanctie volledig ondergaan werd, of in uitvoering is, of niet meer kan uitgevoerd worden volgens de wetten van de veroordelende Staat. Deze bepalingen zijn op verschillende punten ruimer dan die van artikel 13 van de voorafgaande titel van het wetboek van rechtspleging in strafzaken : - ze vereisen niet de gelijkheid van de juridische kwalificaties maar enkel de gelijkheid van feiten; - ze zijn eveneens van toepassing ten opzichte van in het buitenland uitgesproken vonnissen aangaande feiten die op het Belgisch grondgebied gepleegd werden; - ze zijn eveneens van toepassing in het geval waarin de straf in het buitenland in uitvoering is (en waarin de persoon een of andere vorm van vrijlating geniet in het raam van de uitvoering van haar straf).
D. Overdracht van tenuitvoerlegging van strafvonnissen De artikelen 67 tot 69 bepalen een uitvoeringsprocedure voor in het buitenland uitgesproken straffen inzake vrijheidsberoving ten aanzien van personen die aan de uitvoering van deze straffen zijn ontsnapt door te vluchten naar landen waarvan ze onderhorigen zijn.
De Belgische regering heeft ter gelegenheid van de ondertekening van deze Overeenkomst dienaangaande een verklaring afgelegd waarbij ze aantoont dat de procedure die zal toegepast worden op intern vlak voor de hervatting van een buitenlands vonnis niet die zal zijn welke door de Belgische wet bepaald wordt betreffende de overbrenging tussen de landen van de veroordeelde personen, maar wel een bijzondere procedure.
In afwachting van de toekomstige goedkeuring van de aangepaste wetgeving, zijn de artikelen 67 tot 69 van de Overeenkomst niet toepasselijk voor de uitvoering in België van een in het buitenland uitgesproken vrijheidsstraf. Daarentegen verhindert niets dat een Belgische gerechtelijke overheid, op basis van deze artikelen 67 tot 69, de uitvoering vraagt in het buitenland van een in België uitgesproken vrijheidsstraf.
HOOFDSTUK III. - Verdovende middelen (art. 70-76) De Overeenkomstsluitende Partijen richten een Permanente Werkgroep op die tot taak heeft de praktische en technische samenwerking met betrekking tot gemeenschappelijke problemen inzake de bestrijding van de verdovende-middelen-criminaliteit te bestuderen en te verbeteren.
Deze werkgroep zal bestaan uit vertegenwoordigers van politie en douane.
De Overeenkomst maakt een onderscheid tussen het illegale en het legale verkeer (+ vervoer) in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
A. Beteugeling van de illegale drugshandel en van de illegale psychotrope stoffen 1. De Overeenkomstsluitende Partijen hebben er zich toe verbonden alle maatregelen te treffen, zowel bestuurlijk als strafrechtelijk, om de illegale uitvoer en verkoop van verdovende middelen en psychotrope stoffen, met inbegrip van cannabis, tegen te gaan.De controle van het goederen- en personenverkeer aan de buitengrenzen wordt verscherpt, evenals het toezicht op plaatsen die bekend staan voor handel in verdovende middelen. Tevens wordt de overplaatsing van een deel van het aan de binnengrenzen vrijgekomen politie- en douanepersoneel overwogen, alsmede het gebruik van moderne drugopsporingsmethoden en narcoticahonden en werden er schikkingen getroffen tot toepassing van de techniek van de gecontroleerde levering bij illegale handel in verdovende middelen. 2. Tijdens een operatie van gecontroleerde levering heeft elk land de leiding over en de controle op de operatie tijdens de ganse duur ervan op zijn grondgebied.3. Teneinde de drugbestrijding effectiever te maken werden volgende aanvullende maatregelen overeengekomen : - de inbeslagneming en ontneming van de vermogenswinsten ten gevolge van drughandel; - voorkomen en bestrijden van de negatieve effecten van de vraag naar verdovende middelen.
B. Legale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen Verdovende middelen en psychotrope stoffen worden echter ook legaal gebruikt voor de vervaardiging van geneesmiddelen.
De Overeenkomst verwijst voor de controle op dit legale verkeer naar de verplichtingen neergelegd in de Verdragen van de Verenigde Naties van 1961 (verdovende middelen) en 1971 (psychotrope stoffen). De Overeenkomstsluitende Partijen zijn overeengekomen deze controles die normaal aan de binnengrenzen worden uitgevoerd zoveel mogelijk naar het binnenland te verleggen.
Personen die zich begeven naar het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen mogen er verdovende middelen en psychotrope stoffen meevoeren ten behoeve van een medische behandeling, op voorwaarde dat zij bij elke controle een gewaarmerkte verklaring, afgegeven door de bevoegde autoriteit van het land van herkomst, voorleggen.
HOOFDSTUK IV. - Vuurwapens en munitie (art. 77-91) De Schengen-Uitvoeringsovereenkomst voorziet de integratie van verschillende bepalingen in de nationale wetgevingen, onder meer m.b.t.: - de harmonisatie van de categorieën van de verboden wapens, vergunningsplichtige wapens en de aangifteplichtige wapens; - een aantal voorschriften welke dienen te worden in acht genomen wanneer de aanschaf en/of het bezit van een wapen het voorwerp moet uitmaken van een aangifte of een vergunning; - de vereisten welke gesteld worden voor de uitoefening van het beroep van wapenhandelaar; - een systeem van gegevensuitwisseling tussen de Overeenkomstsluitende Staten in geval van het verwerven van wapens door personen welke in een andere partnerstaat woonachtig zijn.
Deze materie heeft eveneens het voorwerp uitgemaakt van een Europese richtlijn (nr. 91/477/EEG van 18 juni 1991, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1991), die de bepalingen opgenomen in de Schengen-overeenkomst heeft vervangen.
Voor de toepassing van de Belgische wapenbepalingen kan men verwijzen naar de wet van 30 januari 1991 (Belgisch Staatsblad van 21 september 1991) en naar de gecoördineerde omzendbrief van 30 oktober 1995 (bijlage bij het Belgisch Staatsblad van 29 februari 1996). HOOFDSTUK V. - Het schengen informatie systeem (art. 92-119) A. Het SIS 1. Structuur Het Schengen Informatie Systeem is een databank die gevoed wordt door nationale databanken. Het SIS bestaat dus uit twee delen : een centraal systeem, C-SIS genaamd, en nationale N-SIS-systemen (één in elke Overeenkomstsluitende Partij).
Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de functies die onder de bevoegdheid vallen van het centrale SIS-systeem en diegene die worden vervuld door de verschillende nationale systemen.
Om zoveel mogelijk de onafhankelijkheid van elk nationaal systeem te waarborgen, beperkt het C-SIS zich ertoe een "Schengen-bestand", dat identiek is in ieder nationaal systeem, ter beschikking te stellen van ieder Schengenland. Het gebruik van het "Schengen-bestand" binnen elk land wordt beschouwd als vallend onder de nationale verantwoordelijkheid. Hetzelfde geldt voor de installatie ervan binnen ieder computersysteem. De werking van het SIS is gebaseerd op de idee dat geautomatiseerde gegevens niet direct mogen worden uitgewisseld tussen de nationale systemen, maar enkel via het centrale systeem (C-SIS).
Geen enkel land mag zijn nationaal "Schengen-bestand" rechtstreeks bijwerken. Alle aanpassingen worden in real time verstuurd naar het centrale systeem C-SIS. Na validering van de informatie werkt het centrale systeem de verschillende nationale "Schengen-bestanden" bij. 2. Doel Door middel van het SIS beschikken de betrokken autoriteiten bij hun controles aan de buitengrenzen en binnen de nationale grenzen over de signaleringen van bepaalde personen, voertuigen en voorwerpen van alle Schengen-Staten.3. Inhoud Het SIS bevat gegevens over : - op te sporen personen, voertuigen en voorwerpen; - de reden van opsporing; - de te nemen maatregelen in geval van ontdekking (HIT); - de bejegeningsgegevens in geval de op te sporen persoon gewapend en/of gevaarlijk is.
De gegevens die via het SIS kunnen worden geraadpleegd hebben betrekking op: (1) personen - van wie om de uitlevering gevraagd wordt (art.95); - aan wie de toegang tot één of meer verdragspartners is ontzegd (art. 96); - die vermist zijn en moeten worden opgespoord (art. 97); - die opgespoord moeten worden als getuigen of verdachte in een rechtszaak (art. 98); - die onopvallend/gericht gecontroleerd moeten worden (art. 99). (2) voorwerpen - verdachte voertuigen (art.99); - gestolen, verduisterde en verdwenen motorvoertuigen, aanhangers en caravans (art. 100); - gestolen of vermiste vuurwapens (art. 100); - (blanco of afgeleverde) gestolen of vermiste identiteitsdocumenten (art. 100); - gestolen of anderzijds ontvreemde bankbiljetten (art. 100).
Artikel 95 vereist bijzondere aandacht omdat een signalering volgens dit artikel dezelfde waarde heeft als een verzoek tot aanhouding ter fine van uitlevering zoals bepaald in het Europees Uitleveringsverdrag of in het Benelux-verdrag aangaande uitlevering en rechtshulp in strafzaken (art. 64). 4. Gebruikers Politie- en douanediensten, evenals visumverlenende autoriteiten, krijgen gedifferentieerd toegang tot het SIS in functie van hun opdracht (art.101). 5. Gebruiksprocedure Het SIS wordt gevoed en wordt bevraagd : a) via electronische weg door middel van de twee bestaande nationale informatica-netwerken (GP en RW) die elk over een eigen technische copie beschikken;b) via SIRENE (zie infra). Volgens de werkingsprocedures die werden opgesteld, kunnen zich twee gevallen voordoen bij de bevraging van het Schengen-systeem, en meer bepaald onder de rubriek "te ondernemen actie" : a) de verwerking van de informatie vereist geen bijkomende inlichtingen en de politieagent ter plaatse kan handelen op basis van de gegevens die op het scherm van zijn terminal verschijnen;b) de verwerking van de informatie vereist aanvullende gegevens en de politieagent ter plaatse heeft bij het verwerken van deze gegevens de hulp nodig van het land dat ervan aan de oorsprong ligt. In de beide gevallen moet de politieman ter plaatse zijn SIRENE verwittigen, in het bijzonder in het laatste geval, waar de definitie van het woord SIRENE volledig op zijn plaats is.
Dit nationale bureau dat werd opgericht door iedere Overeenkomstsluitende Staat, dient als enig en permanent contactpunt, en staat ter beschikking van de andere Overeenkomstsluitende Staten.
De Overeenkomstsluitende Staten hebben een gemeenschappelijk handboek opgesteld dat de taken, de te volgen procedures en de basisprincipes voor de organisatie van SIRENE nader omschrijft. De werkprocedures worden in bijlage uiteengezet (zie het SIRENE-handboek dat wordt overgenomen in de codex). 6. Verantwoordelijkheid Overeenkomstig het principe van de eigendom is het land, dat aan de oorsprong ligt van de opname van een signalering in het SIS, hiervan de eigenaar en volledig verantwoordelijk voor de inhoud van de signalering.7. Juridische draagwijdte De consequentie van de opname van een signalering in het SIS is dus dat, over de grenzen heen, politie (en andere controlediensten) de instructies van buitenlandse magistraten (bv.bij voorlopige aanhouding ter fine van uitlevering) en van buitenlandse administratieve instanties dienen na te leven (bv. bij het weigeren van de toegang tot of verwijdering van het grondgebied).
De relevantie van de opname van de signaleringen in het SIS vraagt aldus om een bijzondere juridische controle.
B. De Commissie of SIRENE Reeds in het stadium van de voorbereidende onderhandelingen werd duidelijk dat het Schengen Informatie Systeem op zichzelf onvoldoende zou zijn om alle benodigde gegevens uit te wisselen. Derhalve werd in iedere Overeenkomstsluitende Staat een commissie in het leven geroepen, SIRENE genaamd (het acroniem van de in het Engels gegeven definitie "Supplementary Information REquest at the National Entries"), die verzoeken om bijkomende informatie bij de nationale gegevenscentra behandelt en voor de overige Overeenkomstsluitende Partijen als enig en permanent beschikbaar contactpunt dienst doet.
SIRENE is verantwoordelijk voor de juistheid en de actualiteit van de gegevens, alsmede voor de rechtmatigheid van de opneming ervan in het SIS door zijn eigen staat. SIRENE is eveneens de filter die zich tussen de verwerking van de informatie en de verzending van de gegevens bevindt.
Het is een actieve uitvoeringsdienst en is het verplichte tussenstation : - voor alle informatie die naar het C-SIS gaat; - voor alle verzoeken om informatie die samenhangen met gegevens die opgenomen zijn in het SIS. Het is de dienst die de Belgische signaleringen, die bestemd zijn voor Schengen, coördineert. SIRENE ziet ook toe op een wettige aanwending en uitwisseling van de gegevens en de inlichtingen. De SIRENE-bureaus zijn als dusdanig niet vermeld in het Verdrag; zij vinden hun wettelijke basis o.m. in het artikel 108 van dit Verdrag. De SIRENE-bureaus zijn geen aparte organismen.
Ze geven aanvulling en ondersteuning bij de gegevensuitwisseling in het kader van dit Verdrag. Deze informatie-uitwisseling is dus ook volledig onderworpen aan de juridische waarborgen voorzien in de Schengen-Uitvoeringsovereenkomst op het vlak van de privacy-controle.
Sedert 1 augustus 1994 maakt SIRENE deel uit van de Algemene Politie-steundienst, en meer bepaald van de Afdeling, "internationale politiesamenwerking".
De taken van het SIRENE-bureau werden afgebakend in het protocol van 10 maart 1997 dat het protocol van 9 augustus 1991 heeft afgeschaft. a) De taakstelling van SIRENE is in hoofdzaak : - de uitvoering van een juridische controle op de inkomende signaleringen (vooral art.95); - een technische/formele controle van de door de bevoegde Belgische diensten aangeleverde uitgaande signaleringen; - de voorkoming en regeling van coördinatieproblemen bij gelijktijdige signaleringen in SIRENE, CSB en Interpol; - de regeling van een goede afwikkeling in geval van een hit of positieve bevraging tussen controlerende en signalerende diensten in binnen- en buitenland; - waken over de materiële en technische veiligheidsmaatregelen bepaald in artikel 18 en de opneming ervan in het gebruiksreglement van de bestaande netwerken; - zorgen voor de ingebruikneming en de goede werking van het technische N-SIS. b) De technische functie van het N-SIS, zeg maar de materiële overdracht van de signaleringsgegevens, zal worden uitgevoerd door het Centrum voor Informatieverwerking van de rijkswacht. Zijn opdracht is : - de organisatie van een vlugge en doeltreffende uitwisseling van gegevens tussen C-SIS en N-SIS; - de organisatie van een vlugge en efficiënte toegang van de dienstengebruikers; - de registratie met het oog op controle, bedoeld in artikel 103.
Het Belgische SIRENE-bureau bestaat uit vertegenwoordigers van de diensten van de algemene politie, d.w.z. de gemeentepolitie, de rijkswacht en de gerechtelijke politie.
HOOFDSTUK VI. - Beveiliging van gegevens A. Wat is beveiliging van persoonlijke gegevens ? In België wordt de beveiliging van persoonsgegevens geregeld door de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
De beveiliging van persoonsgegevens heeft tot doel het privé-leven van fysieke personen te beschermen tegen de bedreiging van bepaalde vormen van informatieverwerking aangaande die personen. Ze zet overheden en behandelende diensten er eveneens toe aan te waken voor de correctie en de beheerskwaliteit ervan. De veiligheidsregels van de gegevens hebben tot doel het respect voor het fundamentele recht van het individu te verzoenen met de efficiënte verwezenlijkingen van het gestelde objectief (doel) met het oog waarop de informatie verwerkt wordt.
In het kader van de Schengen-overeenkomst vertegenwoordigt de beveiliging van de gegevens de wettelijke tegenhanger van de toename en de vergemakkelijking van de informatie-uitwisseling.
De regeling voor beveiliging van persoonlijke gegevens die in België moet nageleefd worden, is samengesteld uit bepalingen die vervat zijn in de volgende juridische gronden : - de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (Belgisch Staatsblad van 18 maart 1993) - weldra aangepast op grond van de bepalingen van de Europese richtlijn 95/46/EC van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen ten opzichte van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens - en haar koninklijke uitvoeringsbesluiten; - de toepassingsovereenkomst van de Schengen-akkoorden : - de specifieke regels van Titel IV wat betreft het SIS; - Titel VI wat betreft alle informatie waarover de Overeenkomst handelt, ongeacht of ze al dan niet in het kader van het SIS behandeld of uitgewisseld werd; - de Conventie nr. 108 van 18 januari 1981 van de Raad van Europa voor de bescherming van personen ten aanzien van de automatische verwerking van persoonlijke gegevens (geratificeerd in België door de wet van 17 juni 1991, Belgisch Staatsblad van 30 december 1993); - de Aanbeveling R (87) 15 van 17 september 1987 van de Raad van Europa met het oog op de reglementering van het gebruik van persoonlijke gegevens in de politiesector.
Deze verschillende teksten vullen elkaar aan tot een coherent geheel dat door allen nauwgezet moet nageleefd worden.
B. Twee essentiële definities Wat verstaat men onder « persoonsgegevens »? Het betreft elk soort informatie betreffende een geïdentificeerd of te identificeren natuurlijk persoon. Dit kan geschieden in de vorm van gegevens op papier- of informaticadrager, een streepjescode, een identificatienummer, genetische gegevens, foto's, geluiden, geuren, enz.
Wat is « gegevensverwerking »? Hier wordt beoogd elke verrichting of geheel aan verrichtingen die op gegevens uitgevoerd worden : inzameling, registratie, organisatie, bewaring, aanpassing, wijziging, extractie, raadpleging, mededeling, verspreiding, gebruik, vergelijking, wissen...
C. Principe van gegevensverwerking Het fundamentele principe bestaat erin de verwerking van persoonlijke gegevens slechts toe te laten met een wettelijk en welbepaald doel.
Voor de overheid en de overheidsdiensten, moeten die doeleinden vanzelfsprekend overeenstemmen met de opdrachten waarmee ze door of krachtens de wet belast werden. Wat het SIS betreft, wordt de generieke doelstelling opgenomen in artikel 93 van de toepassingsovereenkomst. Bovendien worden de doelstellingen van elke signalering zelf op een strikte manier opgesomd in de artikelen 95 tot 100 van dezelfde Overeenkomst. De opsomming is vanzelfsprekend uitputtend.
Het « misbruik van doeleinden », d.w.z. de gegevensverwerking voor andere doeleinden dan die waarvoor de gegevens werden ingezameld, wordt door de wet bestraft. De dader stelt zich bovendien bloot aan tuchtsancties.
Algemeen bekeken mogen de persoonlijke gegevens slechts verwerkt worden om de doelstellingen te bereiken die hetzij aangeduid werden in de Schengen-overeenkomst (zie de doelstellingen van het SIS of de verschillende signaleringen hierover) of in een wettelijke of reglementaire bepaling.
D. Regelen voor beveiliging van specifieke gegevens bij het SIS 1. De inzameling, registratie van de gegevens en validering van de signalering Daar het bureau SIRENE verantwoordelijk is voor de juistheid, de actualisering en de wettigheid van de in het SIS ingevoerde signaleringen, wat België betreft, moet het v|$$|Ago|$$|Agor elke integratie nagaan of de verschillende signaleringen beantwoorden aan de voorschriften van de toepassings-overeenkomst, maar eveneens of ze enerzijds overeenstemmen met de generieke doelstelling van het SIS en anderzijds met de specifieke doelstelling waarvoor de invoering van de signalering in het SIS gevraagd wordt.2. De toegang tot de gegevens door de gesignaleerde personen a) Krachtens de wet van 8 december 1992 mogen particulieren niet rechtstreeks de informatie raadplegen die hen betreft en die zou opgenomen worden in - verwerkingen beheerd door openbare overheden met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van gerechtelijke politie; - verwerkingen beheerd door sommige overheden of diensten met het oog op de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke politie;
Vorengenoemde overheden en diensten zijn die welke bepaald worden in artikel 3 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten, met name, de gemeentepolitie, de gerechtelijke politie bij de parketten, de rijkswacht en de diensten die ressorteren onder de openbare overheden en instellingen van openbaar nut waarvan de leden bekleed zijn met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie of agent van gerechtelijke politie.
Dit betreft hoofdzakelijk de signaleringen bedoeld in de artikelen 95, 97 tot 99 van de Overeenkomst.
In dergelijke gevallen moeten de eventuele aanvragers zich wenden tot de Commissie voor de bescherming van de persooonlijke levenssfeer die de toegang zal uitvoeren in hun naam en voor hun rekening. Daartoe moeten de aanvragers hun identiteit aantonen (d.w.z. een kopie voorleggen van een identiteitsbewijs ter staving van de aanvraag) en, bij voorkeur schriftelijk, aan de Commissie vragen de hen betreffende informatie die in het SIS zou opgenomen worden, na te gaan. b) De Dienst Vreemdelingenzaken die verantwoordelijk is voor de uitgifte van de signaleringen van artikel 96 van de Overeenkomst, valt niet onder één van de twee voornoemde categorieën.Bijgevolg mag eenieder zich, op basis van artikel 10 van de wet van 8 december 1992, tot hem wenden om een kopie te vragen van de documenten die hem betreffen.
De aanvraag moet schriftelijk gebeuren en moet de identiteit aantonen van de aanvrager; er moet honderd frank aan fiscale zegels op de brief aangebracht worden. Het antwoord moet de aanvrager zo snel mogelijk bereiken en uiterlijk binnen de 45 dagen. 3. De controles a) De interne controles Overeenkomstig artikel 118 van de Overeenkomst en artikel 16 van de privacywet, moet het bureau SIRENE waken over de betrouwbaarheid, de veiligheid en de integriteit van de gegevens van het N.SIS. Het staat hem dus vrij regelen uit te vaardigen met betrekking tot de betrouwbaarheid, de veiligheid en de integriteit van die gegevens en interne controles uit te voeren teneinde de naleving ervan na te gaan. b) de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is de nationale controle-autoriteit die, op basis van artikel 14 van de Overeenkomst, belast is met de uitoefening van een onafhankelijke controle van het N.SIS. Deze controle slaat hoofdzakelijk op de verwerking van persoonsgegevens in haar diverse ontwikkelingen (controle van de verwerkingsoperaties, controle van de fysische of computerinfrastructuur, controle van de opleiding van de operatoren, enz.).
Daartoe heeft ze, overeenkomstig artikel 32 van de wet van 8 december 1992, toegang tot alle plaatsen waarvan ze redelijkerwijze kan vermoeden dat er persoonsgegevens worden verwerkt (desgevallend, het N.SIS, het bureau SIRENE of zelfs de overheden en diensten die signaleren). Bovendien mag ze elk document opvragen dat nuttig kan zijn voor haar onderzoek. Ze mag eveneens één of meerdere deskundigen belasten met een onderzoek ter plaatse.
De opdrachten van de Commissie worden uitgeoefend, onverminderd de uitoefening van de opdrachten van het vast Comité van toezicht op de politiediensten, het Comité P. c) de gemeenschappelijke controle-autoriteit van Schengen Op grond van artikel 115 van de overeenkomst, is de controlemacht van de GCA beperkt tot het C.SIS. Gelet op de configuratie van het Schengen Informatie Systeem zouden bepaalde aspecten van deze controle eveneens op het Belgisch grondgebied kunnen plaatsvinden, in nauwe samenwerking met de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Anderzijds heeft GCA van Schengen hoofdzakelijk een adviserende bevoegdheid. Ze wordt door de Overeenkomst belast met het uitwerken van geharmoniseerde voorstellen teneinde gemeenschappelijke oplossingen te vinden voor de problemen van het SIS. Indien dergelijke problemen zich zouden voordoen, kunnen de verschillende diensten en overheden dus hun vragen (bij voorkeur via het bureau SIRENE) voorleggen aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer opdat ze bij de GCA zouden onderzocht worden.
HOOFDSTUK VII. - Vervoer en goederenverkeer (art. 120-125) Na de inwerkingtreding van het Akkoord van Schengen d.d. 14 juni 1985 zijn de te vervullen formaliteiten bij grensoverschrijdend vervoer en goederenverkeer sterk verminderd.
De systematische grenscontroles werden (en worden) vervangen door steekproefsgewijze uitgevoerde controles m.b.t. : - controle op de rij- en rusttijden; - controle op de afmetingen en het gewicht van voertuigen bestemd voor vrachtvervoer; - technische controle op de voertuigen.
Verder werden er maatregelen genomen m.b.t. : - dedouanering van het goederenverkeer; - vereenvoudiging van de fytosanitaire controles; - versterking van de controle op het vervoer van gevaarlijke produkten; - besprekingen in verband met de afschaffing of versoepeling van de procedures voor de handel in strategische goederen en technologieën; - beperking van de controles aan de binnengrenzen op de door reizigers meegevoerde goederen; - detachering van douane-contactambtenaren.
De Minister van Justitie, T. VAN PARYS De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1*) Zie synthesetabel.