Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 09 maart 2007
gepubliceerd op 13 april 2007

Veiligheids- en identificatiemarkering van de voertuigen van meer dan 2,5 ton, van de aanhangwagens met een totaal gewicht van meer dan 3,5 ton, van de opleggers, evenals van de containers die bestemd zijn voor de openbare brandweerdiensten

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2007000282
pub.
13/04/2007
prom.
09/03/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


9 MAART 2007. - Veiligheids- en identificatiemarkering van de voertuigen van meer dan 2,5 ton, van de aanhangwagens met een totaal gewicht van meer dan 3,5 ton, van de opleggers, evenals van de containers die bestemd zijn voor de openbare brandweerdiensten


Mijnheer de Gouverneur, Deze omzendbrief is bestemd voor de overheden die over een brandweerdienst beschikken.

Gegeven de opdrachten die de brandweer uitoefent, is het essentieel dat hun materieel van ver zichtbaar is in alle omstandigheden. Deze zichtbaarheid is noodzakelijk om de veiligheid te verzekeren zowel van het eigen personeel als van de burgers.

Mijn administratie heeft technische normen ontwikkeld om deze doelstelling te realiseren. Het vaststellen van deze normen laat eveneens toe om de uniformiteit te verzekeren van de markeringen die gebruikt worden door de verschillende brandweerkorpsen van het land. 1. Kleur van de voertuigen, van de aanhangwagens, van de opleggers en van de containers 1.1 Algemeen Het zichtbare gedeelte van het koetswerk is aan de buitenkant geschilderd met rode verf RAL 3020.

De bumper aan de voorkant van het voertuig is wit geschilderd (RAL 9010 of equivalent).

De wielvelgen zijn geschilderd in metaalgrijs (RAL 9006 of equivalent), behalve als ze uit roestvrij metaal zijn. 1.2 Uitzonderingen Als het voertuig, de aanhangwagen, de oplegger of de container kasten bevat die gesloten worden aan de hand van buitenluiken in geanodiseerd aluminium, moeten die luiken niet geschilderd zijn.

De buitenkanten van de tankwagens mogen wit geschilderd worden als zij geen integraal deel uitmaken van het koetswerk van de voertuigen. 2. Identificatielogo's 2.1 Voorstelling Zie figuur 1.

Figuur 1 Voorkant van het voertuig Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Algemeen h = 350 mm; 3/5 h = 210 mm; 2/5 h = 140 mm; 1/2 h = 175 mm. 2.2 Kenmerken 2.2.1 Kleuren van het logo ? De parallellogrammen aan de onderkant zijn in retroreflecterend geel RAL 1016 (zwavelgeel) of zeer gelijkend aan RAL 1016. ? De parallellogrammen aan de bovenkant zijn in retroreflecterend blauw RAL 5017 (verkeersblauw) of zeer gelijkend aan RAL 5017. 2.2.2 De hellingshoek van de gekleurde parallellogrammen die het logo vormen, bedraagt 60° ten opzichte van de horizontale lijn. 2.2.3 Als het beschikbare koetswerkoppervlak niet groot genoeg is om een logo met een h van 350 mm te plaatsen, mag h kleiner zijn, maar de volgende regel moet nageleefd worden : h = 0,4 * H (+ 10 %) waarbij - h minimum 150 mm bedraagt - H de hoogte is van het beschikbare koetswerkoppervlak waarop het logo geplaatst moet worden. 2.2.4 Opmerkingen : Voor het aanbrengen van het logo, hangt het aantal gekleurde parallellogrammen af van de beschikbare koetswerklengte.

Het logo bestaat uit minstens twee gele retroreflecterende parallellogrammen waartussen twee blauwe retroreflecterende parallellogrammen vervlochten zijn.

Sommige parallellogrammen kunnen ingekort worden naargelang van de beschikbare plaats op het koetswerk. 3. Veiligheids- en identificatiemarkeringen van de voertuigen, van de aanhangwagens, van de opleggers en van de containers Op de voertuigen, de aanhangwagens, de opleggers, evenals de containers van de openbare brandweerdiensten staan de volgende markeringen : 3.1 Markering van de voertuigen 3.1.1 Voorkant van de voertuigen Elk voertuig heeft een identificatiemarkering aan de voorkant.

Deze markering bestaat uit de volgende elementen : ? Het opschrift « BRANDWEER » (in het Frans POMPIERS of in het Duits FEUERWEHR) in witte niet-retroreflecterende letters van het lettertype Helvetica met een hoogte tussen 70 en 150 mm.

Dit opschrift is in spiegelschrift zodat het gelezen kan worden via de achteruitkijkspiegel. ? Langs weerszijden van het opschrift « BRANDWEER » (in het Frans POMPIERS of in het Duits FEUERWEHR) wordt een niet-retroreflecterend logo, zoals beschreven in figuur 1, geplaatst.

De parallellogrammen zijn zo gericht dat de pijl van figuur 1 naar het opschrift "BRANDWEER" (in het Frans POMPIERS of in het Duits FEUERWEHR) wijst.

Deze logo's bestaan elk uit minstens een parallellogram van elke kleur.

Op de voorkant van het voertuig mag geen enkel retroreflecterend materiaal gebruikt worden. 3.1.2 Achterkant van de voertuigen 3.1.2.1 Algemene regels die van toepassing zijn als het beschikbare koetswerkoppervlak op de achterkant van de voertuigen groot genoeg is a) Een rode contourmarkering (1) die de omtrek van de voertuigen aangeeft, wordt aangebracht onder de vorm van doorlopende retroreflecterende stoken van 50 à 60 mm breed of onderbroken stroken van 50 à 60 mm breed en samengesteld uit retroreflecterende segmenten van 50 à 60 mm lang en met een tussenruimte van 2 à 10 mm.b) Binnen de contourmarkering wordt een retroreflecterende markering in de vorm van visgraten met alternerende rode en witte stroken aangebracht op het centrale deel van de achterkant van het voertuig. De punten van de visgraten wijzen naar de bovenkant van het voertuig.

Deze markering in de vorm van visgraten heeft een oppervlakte van ten minste 1 m2. Het totale oppervlak van deze markering houdt rekening met het bij het koninklijk besluit van 15 maart 1968 toegestane totale oppervlak. (2) 3.1.2.2 Uitzonderingen a) Als het beschikbare koetswerkoppervlak op de achterkant van de voertuigen niet groot genoeg is voor het aanbrengen van een contourmarkering, wordt er enkel een rode retroreflecterende markering onder de vorm van doorlopende of onderbroken horizontale stroken, zoals bepaald in punt 3.1.2.1.a, aangebracht op het bovenste en het onderste deel van de achterkant van de voertuigen. b) Als het beschikbare koetswerkoppervlak niet groot genoeg is om retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken, zoals bepaald in punt 3.1.2.1.a, aan te brengen, mogen er doorlopende of onderbroken stroken van 20 tot 30 mm breed gebruikt worden. c) Als het horizontale deel van de contourmarkering aangebracht moet worden op horizontale latten van een luik en als de breedte van die latten niet groot genoeg is om retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken, zoals bepaald in punt 3.1.2.1.a, aan te brengen, worden er retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken van 20 tot 30 mm breed aangebracht op twee parallelle en aangrenzende latten van het luik, wat overeenstemt met stroken van 50 tot 60 mm. d) Als de achterkant van het voertuig in het midden een luik met latten bevat, moet de op het centrale deel van de achterkant van het voertuig aan te brengen retroreflecterende markering in de vorm van visgraten met alternerende rode en witte stroken, niet aangebracht worden. 3.1.3 Zijkanten van de voertuigen a) Op de zijkanten van de voertuigen worden contourmarkeringen aangebracht (3). Deze markeringen bestaan uit witte retroreflecterende doorlopende stroken van 50 à 60 mm breed of onderbroken stroken van 50 à 60 mm breed en gevormd door witte retroreflecterende segmenten van 50 à 60 mm lang en met een tussenruimte van 2 à 10 mm, die de omtrek van de voertuigen aangeven. Deze markeringen worden aangebracht langs de zijdelingse omtrek van zowel de cabine als van de superstructuur achter de cabine van de voertuigen (zie figuur 2).

Figuur 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Als het beschikbare koetswerkoppervlak niet groot genoeg is om retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken van 50 à 60 mm breed, zoals bepaald in punt 3.1.3.a, aan te brengen, mogen retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken van 20 à 30 mm breed gebruikt worden. 3.1.3.1 Zijkanten van de cabine : Het in figuur 1 beschreven logo wordt aangebracht op de zijdeuren aan de voorkant van de cabine van de voertuigen, binnen de contourmarkering en naar voor en naar beneden wijzend.

Bij een dubbele cabine kan datzelfde logo van figuur 1 herhaald worden op de zijdeuren aan de achterkant van de cabine, binnen de contourmarkering. 3.1.3.2 Zijkanten van de superstructuur achter de cabine : a) Als de beschikbare koetswerkoppervlakken groot genoeg zijn, kan het in figuur 1 beschreven logo aangebracht worden op de superstructuur achter de cabine van de voertuigen, binnen de contourmarkering en naar voor en naar beneden wijzend.Het totale oppervlak van deze markering houdt rekening met het bij het koninklijk besluit van 15 maart 1968 toegestane totale oppervlak (4). b) Als de op het koetswerk beschikbare plaats groot genoeg is, wordt het telefoonnummer van het eenvormig oproepnummer 112 duidelijk in gele retroreflecterende cijfers aangebracht op de twee zijkanten van het voertuig, indien mogelijk in de achterste bovenhoeken, binnen de contourmarkering.De hoogte van de cijfers van het 112-nummer bedraagt ten minste 100 mm. Het 112-nummer wordt voorafgegaan door een icoon, met dezelfde hoogte als het 112-nummer, dat een telefoontoestel voorstelt. c) Als het horizontale deel van de contourmarkering aangebracht moet worden op horizontale latten van een luik en als de breedte van die latten niet groot genoeg is om er retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken, zoals bepaald in punt 3.1.3.a, op aan te brengen, worden er doorlopende of onderbroken stroken van 20 tot 30 mm breed aangebracht op twee parallelle en aangrenzende latten van het luik, wat overeenstemt met stroken van 50 tot 60 mm. 3.2 Markering van de containers, van de aanhangwagens en van de opleggers 3.2.1 Voor- en achterkant van de containers Op de voor- en achterkant van de containers staan de reglementaire retroreflecterende markeringen voor containers die op de openbare weg geplaatst worden, zoals voorzien in het ministerieel besluit van 7 mei 1999 (5). Die markeringen bestaan uit afwisselende rode en witte strepen van ten minste 100 mm breed die met de verticale as van de container een hoek van 45° vormen. 3.2.2 Achterkant van de aanhangwagens en van de opleggers De in punt 3.1.2 bedoelde regels zijn van toepassing. 3.2.3 Zijkanten van de containers, van de aanhangwagens en van de opleggers 3.2.3.1 Algemeen Op de zijkanten van de containers, van de aanhangwagens en van de opleggers worden retroreflecterende contourmarkeringen aangebracht (6).

Deze markeringen bestaan uit retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken, zoals bepaald in punt 3.1.3.a, die de omtrek van de containers, van de aanhangwagens en van de opleggers aangeven (zie figuur 2).

Als de op het koetswerk beschikbare plaats groot genoeg is, wordt het telefoonnummer van het eenvormig oproepnummer 112 duidelijk in gele retroreflecterende cijfers aangebracht op de twee zijkanten van de containers, van de aanhangwagens en van de opleggers, indien mogelijk in de achterste bovenhoeken, binnen de contourmarkering. De hoogte van de cijfers van het 112-nummer bedraagt ten minste 100 mm. Het 112-nummer wordt voorafgegaan door een icoon, met dezelfde hoogte als het 112-nummer, dat een telefoontoestel voorstelt. 3.2.3.2 Uitzonderingen a) Als het beschikbare koetswerkoppervlak niet groot genoeg is om retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken, zoals bepaald in punt 3.1.3.a, aan te brengen, mogen er onderbroken retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken van 20 tot 30 mm breed gebruikt worden. b) Als het horizontale deel van de contourmarkering aangebracht moet worden op horizontale latten van een luik en als de breedte van die latten niet groot genoeg is om retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken van 50 à 60 mm breed, zoals bepaald in punt 3.1.3.a, aan te brengen, worden er retroreflecterende doorlopende of onderbroken stroken van 20 tot 30 mm breed aangebracht op twee parallelle en aangrenzende latten van het luik, wat overeenstemt met stroken van 50 tot 60 mm. c) Als de beschikbare koetswerkoppervlakken groot genoeg zijn, kan het in figuur 1 beschreven logo aangebracht worden binnen de contourmarkering en naar voor en naar beneden wijzend.Het totale oppervlak van dit logo houdt rekening met het bij koninklijk besluit van 15 maart 1968 toegestane totale oppervlak (7). 4. Bijkomende identificaties Als de beschikbare oppervlakken groot genoeg zijn, kunnen de naam en het embleem of het logo van de publiekrechtelijke rechtspersoon van wie de openbare brandweerdienst afhangt, binnen de contourmarkering aangebracht worden op de deuren van de cabines van de voertuigen of op andere zijkanten van de koetswerken van de voertuigen, aanhangwagens, opleggers of containers. Bovendien is het toegestaan om de volgende teksten binnen de contourmarkeringen op de zijkanten van de voertuigen, aanhangwagens, opleggers of containers te plaatsen : - De tekst "BRANDWEER (in het Frans SERVICE INCENDIE of in het Duits FEUERWEHR) ". Deze tekst mag eventueel geïntegreerd zijn in het logo of het embleem van de brandweerdienst - Een functionele omschrijving van het voertuig (bv. snelle hulpwagen) - Een volgnummer Deze teksten worden in witte retroreflecterende letters van het lettertype Helvetica van maximum 100 mm hoog weergegeven. 5. Samenvattende tabel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6.Inwerkingtreding Deze omzendbrief is van toepassing op de voertuigen, containers, aanhangwagens en opleggers die vanaf de datum van de publicatie van deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad door de openbare brandweerdiensten besteld worden.

Gelieve deze omzendbrief te verspreiden aan de betrokken overheden.

Met de meeste hoogachting, De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL _______ Nota's (1) Koninklijk besluit van 15 maart 1968, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 2003, houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, in het bijzonder bijlage 18.(De tekst is de vertaling van het Reglement nr. 104 in werking getreden op 13 januari 2000, opgenomen in de toevoeging 103 van de Overeenkomst betreffende het aannemen van eenvormige goedkeuringsvoorwaarden en de wederzijdse erkenning van goedkeuring van uitrustingsstukken en onderdelen van motorrijtuigen, ondertekend op 20 maart 1958 te Genève, Belgisch Staatsblad 24 februari 1961.) (2) Idem.(3) Idem.(4) Idem.(5) Art.8, 8.1 van het ministerieel besluit van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg. (6) Koninklijk besluit van 15 maart 1968, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 maart 2003, houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, in het bijzonder bijlage 18. (7) Idem.

^