Etaamb.openjustice.be
Omzendbrief van 08 juni 2000
gepubliceerd op 14 juni 2000

Omzendbrief nr. 492. - Indienstneming van studenten ter vervanging van personeelsleden die met jaarlijks vakantieverlof zijn

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
2000002041
pub.
14/06/2000
prom.
08/06/2000
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN AMBTENARENZAKEN


8 JUNI 2000. - Omzendbrief nr. 492. - Indienstneming van studenten ter vervanging van personeelsleden die met jaarlijks vakantieverlof zijn


Aan de besturen en andere diensten van de federale ministeries en aan de instellingen van openbaar nut die onder het gezag, de controle of het toezicht van de Staat vallen.

Mevrouw de Minister, Mijnheer de Minister, Mijnheer de Staatssecretaris, De overheidsdiensten waar de activiteiten niet afnemen gedurende de maanden juni, juli, augustus en september en waar de behoefte aan bijkomend personeel reëel is als gevolg van de afwezigheid van leden van hun personeel (statutair en contractueel) die met jaarlijks vakantieverlof zijn kunnen een beroep doen op seizoenpersoneel.

De juridische basis voor de indienstneming van dit personeel is artikel 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1993 tot bepaling van de bijkomende of specifieke opdrachten in de besturen en andere diensten van de ministeries en in sommige instellingen van openbaar nut.

Dit personeel kan worden in dienst genomen met een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten (van ten minste vijftien jaar oud) zoals bedoeld in titel VII van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Het spreekt vanzelf dat slechts een beroep kan worden gedaan op studenten op voorwaarde dat deze jongeren productief tewerkgesteld worden in een objectief van continuïteit van de dienst.

Volgens artikel 121 van voornoemde wet van 3 juli 1978 worden de studentenovereenkomsten vermoed « arbeidsovereenkomsten » te zijn.

Bijgevolg vallen de studenten onder de toepassing van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de ministeries.

Er dient op gewezen dat zij niet onderworpen zijn aan de algemene sociale zekerheidsregeling der werknemers indien ze in de loop van juli, augustus en september niet langer dan één maand werken bij een of meerdere werkgevers en niet onderworpen zijn geweest aan voornoemde regeling ingevolge een activiteit uitgeoefend tijdens het school- of academiejaar dat de zomervakantie voorafgaat bij dezelfde werkgever(s). Op hun loon is wel een solidariteitsbijdrage verschuldigd van 5 % ten laste van de werkgever en van 2,5 % ten laste van de werknemer (zie het koninklijk besluit van 23 december 1996 verschenen in het Belgisch Staatsblad van 31 december 1996).

Ook is er geen enkele bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de bezoldigingen betaald aan de studenten van wie de tewerkstelling tijdens de maanden juli, augustus en september geen maand overschrijdt. « Ingeval van een overeenkomst voor tewerkstelling van studenten zal bij voorkeur een beroep gedaan worden op jongeren die zich in een moeilijke sociale toestand bevinden. » Het komt de administraties toe te beslissen of deze contractuelen tewerkgesteld kunnen worden in diensten waarvan de dossiers confidentieel zijn. In bevestigend geval is het noodzakelijk in de arbeidsovereenkomst van deze contractuelen een bepaling op te nemen die hen verbiedt vertrouwelijke informatie bekend te maken waarvan ze kennis hebben uit hoofde van hun functie.

De inspecteur van Financiën, de regeringscommissaris of de afgevaardigde van de Minister van Financiën zal vóór de indienstneming zijn machtiging geven.

Het spreekt vanzelf dat de overeenkomsten inzake seizoenpersoneel slechts binnen de perken van de bestaande personeelskredieten kunnen worden gesloten.

De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. Van Den Bossche.

^