Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 31 maart 2009
gepubliceerd op 14 april 2009

Ministerieel besluit tot vaststelling van de wijze van financiering van onderzoeksacties in de federale wetenschappelijke instellingen die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister van Wetenschapsbeleid

bron
programmatorische federale overheidsdienst wetenschapsbeleid
numac
2009021043
pub.
14/04/2009
prom.
31/03/2009
ELI
eli/besluit/2009/03/31/2009021043/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 MAART 2009. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de wijze van financiering van onderzoeksacties in de federale wetenschappelijke instellingen die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister van Wetenschapsbeleid


De Minister van Wetenschapsbeleid, Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1965 betreffende het statuut van de federale wetenschappelijke instellingen, inzonderheid op artikel 10, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 2008;

Gelet op het ministerieel besluit van 3 juni 1999 tot vaststelling van de wijze van financiering van de onderzoeksprogramma's en -acties in de federale wetenschappelijke instellingen die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister van Wetenschapsbeleid;

Overwegende dat de nodige instrumenten moeten worden behouden om in de federale wetenschappelijke instellingen die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister van Wetenschapsbeleid een coherent onderzoeksbeleid te ontwikkelen met als doel de kwaliteit van de projecten op te trekken, de banden met de universiteiten aan te halen en nieuwe technologieën in die instellingen in te voeren;

Overwegende dat de Wetenschappelijke raad betrokken dient te worden bij het vastleggen van de onderzoeksprioriteiten van de betrokken instelling en dat een beroep moet worden gedaan op experts van buitenuit om de wetenschappelijke kwaliteit van de voorgestelde projecten aan te tonen;

Gelet op het advies van het directiecomité van de Programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid, gegeven op 13 februari 2009;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 maart 2009;

Op voorstel van de voorzitter van de Programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : « Minister » : de Minister die bevoegd is voor het Wetenschapsbeleid; « Instelling » : een van de federale wetenschappelijke instellingen die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister van Wetenschapsbeleid; « POD » : de Programmatorische federale overheidsdienst Wetenschapsbeleid; « Voorzitter » : de voorzitter van de POD Wetenschapsbeleid.

Art. 2.§ 1. Tegen de bij dit besluit vastgelegde voorwaarden en voor zover daartoe begrotingskredieten zijn ingeschreven in de wet houdende de algemene uitgavenbegroting, kan de Minister de hierna beschreven acties in de instellingen financieren : Actie 1 : meerjarige onderzoeksprojecten.

Actie 2 : doctoraatsprojecten.

Actie 3 : deelname, via cofinanciering, aan internationale onderzoeksactiviteiten. § 2. De verdeling van de begroting over de drie in dit besluit beschreven acties is als volgt : Actie 1 : minimum 70 %.

Actie 2 : maximum 25 %.

Actie 3 : maximum 5 %.

Art. 3.De POD is belast met de procedure voor de selectie van de acties als bedoeld in artikel 2 en met de controle van de besteding van de in het kader van dit besluit aan de instelling toegekende financiële middelen.

Art. 4.Er wordt bij de POD een begeleidingscomité opgericht, met als titel « Begeleidingscomité voor de onderzoeksacties in de federale wetenschappelijke instellingen » en hierna te noemen het « Comité ».

Dat comité adviseert de POD bij de selectie van de acties als bedoeld in artikel 2.

Art. 5.Maken deel uit van het Comité : 1° de Voorzitter, die het voorzitterschap ervan waarneemt;2° een personeelslid van niveau A van de POD, verslaggever, aangewezen door de Voorzitter : bij afwezigheid van de Voorzitter neemt hij het voorzitterschap van het Comité waar;3° acht experts, vier Nederlandstaligen en vier Franstaligen.Zij worden door de Minister aangewezen onder prominenten uit de wetenschappelijke wereld op grond van een door het directiecomité van de POD opgemaakt dubbeltal; voor elk van die acht leden wordt een plaatsvervanger aangewezen op dezelfde manier; 4° een ander personeelslid van niveau A van de POD, aangewezen door de Voorzitter, dat het secretariaat van het Comité verzorgt.

Art. 6.Het mandaat van de in artikel 5, 3° vermelde leden duurt vier jaar en is vernieuwbaar.

Art. 7.De hoedanigheid van lid van het Comité als bedoeld in artikel 5, 3° is onverenigbaar met die van personeelslid of van gewezen personeelslid van de instellingen, alsook met die van lid van de Wetenschappelijke raad van een van de instellingen.

Art. 8.Het Comité beraadslaagt geldig voor zover de meerderheid van de in artikel 5, 3° vermelde leden aanwezig is : enkel deze laatsten zijn stemgerechtigd. HOOFDSTUK 2. - Bepalingen betreffende de uitvoering van de acties

Art. 9.Acties 1 moeten aan de volgende voorwaarden beantwoorden : 1° voorwerp : specifiek onderzoeksproject van bepaalde duur;2° de projecten moeten een looptijd hebben van vier jaar of, in voorkomend geval, van twee jaar die eenmaal verlengd kan worden;3° zij moeten zijn aanvaard door de Wetenschappelijke raad van de instelling en beantwoorden aan beide volgende criteria : - bijdragen aan de ontwikkeling van de noodzakelijke wetenschappelijke en technische expertise voor de opdrachten van de instelling, met inbegrip van de ontwikkeling van passende methodologieën en instrumenten; - bevorderen van de samenwerking van de instelling met andere wetenschappelijke instellingen. Onder die laatste moeten worden verstaan de universiteiten en de ermee gelijkgestelde onderwijsinstellingen, hierna te noemen « universitaire instellingen » alsook de zowel Belgische als buitenlandse onderzoekscentra.

Art. 10.Acties 2 moeten aan de volgende voorwaarden beantwoorden : 1° voorwerp : onderzoeksproject verricht in een instelling onder leiding van een lid van het academisch personeel van een universitaire instelling en van een lid van het statutaire wetenschappelijk personeel van de instelling met als doel het maken van een doctoraalscriptie in een Belgische universiteit;2° de doctoraatsprojecten kunnen maximaal vier jaar duren;3° voor de uitvoering van die actie, neemt de instelling de onderzoeker in dienst bij een arbeidsovereenkomst conform de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;4° de onderzoeker moet minstens 4/5 van zijn tijd besteden aan de doctoraalscriptie;die verplichting moet uitdrukkelijk worden vermeld in de overeenkomst die hem met de instelling verbindt. Op grond van een gunstig advies van de Wetenschappelijke raad, mag hij niettemin 1/5 van zijn tijd bijdragen aan andere wetenschappelijke activiteiten van de instelling; 5° de doctoraatsprojecten moeten zijn aanvaard door de Wetenschappelijke raad van de instelling in overleg met het lid van het academisch personeel als bedoeld in 1°.

Art. 11.Acties 3 moeten aan volgende voorwaarden voldoen : 1° voorwerp : aanvullende financiering toegekend aan een wetenschappelijk onderzoeksproject dat wordt geselecteerd en gefinancierd in het kader van een internationaal programma;2° de aanvullende financiering mag in geen geval hoger liggen dan de al elders toegekende financiering;3° de betrokken projecten moeten door de Wetenschappelijke raad van de instelling zijn aanvaard. HOOFDSTUK 3. - Bepalingen met betrekking tot de selectie van de acties.

Art. 12.§ 1. De algemeen directeurs van de instellingen dienen de voorstellen in op uitnodiging van de POD. § 2. De indiening gaat gepaard met de door de Wetenschappelijke raad van de instelling vastgelegde rangschikkingen van de ingediende voorstellen, op grond van hun wetenschappelijke kwaliteit en van hun belang voor de instelling. De rangschikkingen worden vastgelegd per type van actie.

Art. 13.§ 1. De POD doet een beroep op externe Belgische of buitenlandse experts voor de wetenschappelijke evaluatie van de voorstellen teneinde een algemene rangschikking van de voorstellen op te stellen. § 2. Het resultaat van die evaluatie wordt meegedeeld aan de betrokken Wetenschappelijke raad voor wat de door zijn instelling ingediende voorstellen betreft.

Art. 14.§ 1. Het Comité stelt een selectievoorstel op uitgaande van de adviezen als bedoeld in artikelen 12. § 2 en 13. § 2. Als de door de Wetenschappelijke raad van de instellingen vastgelegde rangschikkingen niet die zijn welke voortvloeien uit de in artikel 13. § 1 vermelde evaluatie, mag de Wetenschappelijke raad van de instelling zich, op zijn verzoek, op een vergadering van het Comité laten vertegenwoordigen door zijn voorzitter om overleg te plegen over het resultaat van de evaluatie van de voorstellen van zijn instelling : hij neemt niet deel aan de eindbeslissing. Als de voorzitter niet beschikbaar is, wijst hij een ander lid van de Wetenschappelijke raad aan om hem te vertegenwoordigen. § 3. Het selectievoorstel van het Comité vermeldt de hoogte van de voorgestelde financieringen.

Art. 15.De Voorzitter stelt het definitieve selectievoorstel op dat hij motiveert en aan de Minister voorlegt.

Art. 16.De Minister legt de te financieren projecten vast op grond van het selectievoorstel als bedoeld in artikel 15. HOOFDSTUK 4. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 17.Het ministerieel besluit van 3 juni 1999 tot vaststelling van de wijze van financiering van de onderzoeksprogramma's en -acties in de wetenschappelijke instellingen van de Staat die onderworpen zijn aan het gezag van de Minister van Wetenschapsbeleid wordt opgeheven.

Art. 18.De acties die aan de gang zijn op het ogenblik van de publicatie van dit besluit blijven onderworpen aan de regels die vóór die datum van toepassing waren.

Art. 19.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.

Art. 20.De Voorzitter is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 31 maart 2009.

Mevr. S. LARUELLE

^