30 SEPTEMBER 2003. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het basisaanbod van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen

De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende de oprichting van de instelling Kind en Gezin, gewijzigd bij de decreten van 3 mei 1989, 23 februari 1994, 24 juni 1997, 15 juli 1997, 7 juli 1998 en 9 maart 2001;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 10 juli 2001, 14 december 2001, 1 februari 2002, 13 december 2002 en 28 maart 2003;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 10 juni 2003 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;

Gelet op het ministerieel besluit van 9 juli 2001 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het basisaanbod van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 13 september 2001, 7 november 2002 en 1 april 2003;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 9 juli 2003;

Gelet op het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de non-profitsector van 2 april 2000;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 9 september 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen naar aanleiding van een evaluatie van het Vlaams Intersectoraal Akkoord een aanvullende dotatie vastlegt, die het mogelijk maakt om vanaf 1 januari 2004 een aanvullende subsidiëring te doen, enerzijds voor de directiefuncties in kinderdagverblijven, en anderzijds voor crèches in het algemeen, namelijk een aanvullend bedrag per plaats dat gebaseerd is op de subsidiabele capaciteit, Besluit :

Artikel 1.In artikel 2 van het ministerieel besluit van 9 juli 2001 betreffende de bepaling van de forfaitaire subsidiebedragen voor het basisaanbod van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 13 september 2001, 7 november 2002 en 1 april 2003, wordt § 4 vervangen door wat volgt : « § 4. Kinderdagverblijven ontvangen met ingang van 1 januari 2004 per voltijdse directiefunctie een forfaitair bedrag van 56.181,50 euro per jaar. »

Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt een § 6 toegevoegd die luidt als volgt : « § 6. Crèches ontvangen met ingang van 1 januari 2004 een forfaitair bedrag per plaats, gebaseerd op hun subsidiabele capaciteit.

Per schijf van opeenvolgende capaciteiten gelden de volgende bedragen : 1o eerste schijf : 23-35 plaatsen : 34 euro per plaats; 2o tweede schijf : 36-47 plaatsen : 34 euro per plaats; 3o derde schijf : 48-59 plaatsen : 42,50 euro per plaats; 4o vierde schijf : 60-71 plaatsen : 34 euro per plaats; 5o vijfde schijf : 72-83 plaatsen : 42,50 euro per plaats; 6o zesde schijf : 84-95 plaatsen : 34 euro per plaats; 7o zevende schijf : 96-107 plaatsen : 42,50 euro per plaats; 8o achtste schijf : 108-119 plaatsen : 34 euro per plaats; 9o negende schijf : 120-131 plaatsen : 42,50 euro per plaats; 10o tiende schijf : 132-143 plaatsen : 34 euro per plaats; 11o elfde schijf : 144-155 plaatsen : 42,50 euro per plaats; 12o twaalfde schijf : 156-167 plaatsen : 34 euro per plaats; 13o dertiende schijf : 168-179 plaatsen : 42,50 euro per plaats.

Het forfaitaire bedrag, bepaald in het tweede lid, wordt verhoogd met een bepaald percentage, naargelang hun positie in de schijf. Elke schijf wordt onderverdeeld in twaalf categorieën. De eerste categorie krijgt 150 % van het forfaitaire bedrag, de volgende categorieën krijgen respectievelijk 140 %, 130 %, 120 %, 100 %, 80 %, 65 %, 50 %, 35 %, 25 %, 20 % en 16 %. De eerste schijf wordt evenwel onderverdeeld in dertien categorieën, waarbij de dertiende categorie eveneens verhoogd wordt met 16 %.

Art. 2.Aan artikel 4 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. Er is evenwel geen indexering op 1 januari 2004 voor wat betreft artikel 2, § 4, meer bepaald voor het verschil tussen het forfaitaire bedrag per jaar geldend voor het jaar 2004 en het forfaitaire bedrag per jaar geldend voor het jaar 2003. »

Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Brussel, 30 september 2003.

De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, A. BYTTEBIER