gepubliceerd op 03 mei 2001
Ministerieel besluit betreffende de toekenning van toelagen aan de bedrijfsleidingsdiensten
28 MAART 2001. - Ministerieel besluit betreffende de toekenning van toelagen aan de bedrijfsleidingsdiensten
De Minister van Landbouw en Middenstand, Gelet op de wet van 29 juli 1955 tot oprichting van een Landbouwfonds, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 mei 1999;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en intrekking van een aantal verordeningen;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 1750/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL);
Gelet op de beschikking nr. C(2000) 2967 van de Commissie van 6 oktober 2000, tot goedkeuring van het programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor het Federale België met betrekking tot de programmeringsperiode 2000-2006;
Gelet op het koninklijk besluit van 1 september 1955 houdende opdracht, aan de Minister van Landbouw, van de bevoegdheid om het bedrag en de voorwaarden van de bijdragen van het Landbouwfonds te bepalen;
Gelet op het koninklijk besluit van 21 maart 1986 betreffende de toekenning van toelagen om het houden van land- of tuinbouwbedrijfseconomische boekhoudingen aan te moedigen en de ontwikkeling van bedrijfsleidingsgroepen te bevorderen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 september 1996;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1994 houdende oprichting, organisatie en vastlegging van de personeelsformatie van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;
Gelet op het ministerieel besluit van 5 september 1996 betreffende de toekenning van toelagen aan de land- of tuinbouwbedrijfshoofden die beroep doen op een bedrijfsleidingsdienst;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 14 november 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 30 januari 2001;
Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat zonder verwijl de onontbeerlijke maatregelen moeten genomen worden teneinde de bovenvermelde Verordening (EG) nr. 1257/1999 uit te voeren, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Land- of tuinbouwbedrijfshoofd : de natuurlijke of rechtspersoon die een landbouw- of tuinbouwbedrijf uitbaat en die activiteit in hoofdberoep uitoefent.2° De natuurlijke persoon, land- of tuinbouwbedrijfshoofd in hoofdberoep : de natuurlijke persoon die zelf het landbouw- of tuinbouwbedrijf uitbaat, die uit zijn bedrijf een inkomen verwerft dat 50 % of meer bedraagt van zijn globaal inkomen en die aan werkzaamheden buiten het bedrijf minder dan 50 % van zijn totale arbeidsduur besteedt.3° De rechtspersoon, land- of tuinbouwbedrijfshoofd in hoofdberoep : de rechtspersoon waarvan de statuten de uitbating van een landbouw- of tuinbouwbedrijf tot voorwerp hebben en producten verhandelt die in hoofdzaak voortgebracht werden op dit bedrijf.
Art. 2.Voor zover de acties als bedoeld in artikel 33, 2e alinea, 5e streepje, van de Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad van 17 mei 1999 in aanmerking komen voor medefinanciering uit het Europees Orientatië- en Garantiefonds voor de Landbouw, en binnen de grenzen van de beschikbare kredieten, kan, volgens de voorwaarden vastgesteld bij dit besluit, een toelage verleend worden aan de door de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft erkende bedrijfsleidingsdiensten voor de bijstand voor het beheer van bedrijven van natuurlijke of rechtspersonen, land- of tuinbouwbedrijfshoofden in hoofdberoep.
Art. 3.Om erkend te worden moet de bedrijfsleidingsdienst : - opgericht zijn voor een minimum duur van 10 jaar onder de vorm van een handelsvennootschap, bedoeld in Boek I, Titel IX, van het Wetboek van Koophandel, of van een vereniging zonder winstgevend doel; - zodanig gestructureerd zijn dat een voldoend aantal land- of tuinbouwtechnici met een gepaste beroepskwalificatie worden tewerkgesteld en hoofdzakelijk belast met het geven van bedrijfsleidingsadviezen en groepsvoorlichting; - minstens 50 aangesloten landbouwers en/of tuinders hebben.
De in het eerste lid bedoelde beroepskwalificatie houdt in dat de land- en tuinbouwtechnici ten minste houder zijn van een diploma A2 afgeleverd door een inrichting van het secundair land- of tuinbouwonderwijs of een evenwaardige vorming met passende beroepservaring genoten hebben.
Bovendien dienen zij geleid te worden door een landbouwkundig ingenieur of door een deskundige met een scholing of ervaring inzake land- of tuinbouwbedrijfsleiding waarvan de evenwaardigheid wordt erkend door de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft.
Eén ingenieur mag hoogstens vijf technici onder zijn leiding hebben; een hiervoor bedoelde land- of tuinbouwtechnieker kan ten hoogste honderd bedrijfsleiders adviseren.
De erkenningen verleend bij toepassing van het voornoemde ministerieel besluit van 5 september 1996 blijven geldig voor de toepassing van dit besluit.
Art. 4.Het bedrijfsleidingsadvies is een schriftelijk omstandig advies, gegeven door de bedrijfsleidingsdienst. Het is het gevolg van een gedetailleerde ontleding van de economische toestand van het bedrijf na onderzoek van de gegevens vermeld in bijlage II van dit besluit. Het duidt voor de verschillende speculaties van het bedrijf de in werking te stellen middelen aan om te streven naar de optimale rendabiliteit, rekening gehouden met de beschikbare productiefactoren.
De land- of tuinbouwtechnicus dient gedurende de jaren waarin een bedrijfsleidingsadvies voor het bedrijf wordt gegeven per jaar minstens één bezoek te brengen aan het bedrijf.
Het advies omvat ten minste de gegevens vermeld in bijlage III van dit besluit. Een exemplaar van deze documenten wordt binnen de drie maanden na het einde van het gevolgde jaar aan het bedrijfshoofd overhandigd.
Art. 5.De toelage bedoeld in artikel 2 wordt voor maximum vijf opeenvolgende jaren verleend.
Zij wordt niet toegekend voor het land- of tuinbouwbedrijfshoofd dat reeds genoten heeft van een toelage in het kader van voormeld ministerieel besluit van 5 september 1996.
De toelage bedraagt 400 EUR per jaar per land- of tuinbouwbedrijfshoofd dat de bijstand voor het beheer van zijn bedrijf genoten heeft overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.
Zij bedraagt respectievelijk 350 EUR, 300 EUR, 250 EUR, 200 EUR en 150 EUR per jaar voor het land- of tuinbouwbedrijfshoofd dat, vóór de inwerkingtreding van dit besluit reeds gedurende respectievelijk één, twee, drie, vier of vijf jaar genoten heeft van de toelage in het kader van voormeld koninklijk besluit van 21 maart 1986, gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 september 1996.
De toelage is betaalbaar na voorlegging aan de dienst Begeleidende maatregelen van het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer van het Ministerie van Middenstand en Landbouw, binnen de zes maanden na het einde van het gevolgde jaar, van de volgende documenten : - de lijst met de aangesloten leden; - de lijst met de leden waarvoor de toelage aangevraagd wordt en waarvoor een exemplaar van de overeenkomst inzake bedrijfsleiding, opgesteld volgens het model bedoeld in bijlage I van dit besluit, door de bedrijfsleidingsdienst overgemaakt werd aan de dienst Begeleidende Maatregelen van het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer van het Ministerie van Middenstand en Landbouw binnen de dertig dagen na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst. - een kopie van de documenten bedoeld in artikel 4.
Art. 6.§ 1. Onverminderd de strafbepalingen vervat in het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste van de Staat zijn, gewijzigd door de wet van 7 juni 1994, worden de toelagen bedoeld in dit besluit geweigerd voor de personen die een verklaring hebben gedaan die, na onderzoek, geheel of gedeeltelijk vals blijkt te zijn.
In de gevallen van terugvordering van de toelage, zal het te kwader trouw ontvangen bedrag verhoogd worden met de wettelijke interest vanaf de datum van uitbetaling. § 2. De erkende bedrijfsleidingsdienst die niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 3, die een verklaring heeft afgelegd die, na onderzoek, geheel of gedeeltelijk vals blijkt te zijn, of die de bijstand inzake bedrijfsbeheer niet uitvoert overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, verliest zijn erkenning.
Indien de bedrijfsleidingsdienst zijn erkenning verliest wordt de overeenkomst bedoeld in bijlage I van rechtswege ontbonden.
Art. 7.Het artikel en de onderdelen ervan die in de eerste rij en de eerste en vierde kolom van de volgende rijen van onderstaande tabel worden vermeld, hebben betrekking op dit besluit. Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van dit besluit tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 8.
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.
Brussel, 28 maart 2001.
J. GABRIELS