gepubliceerd op 13 mei 2009
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
27 APRIL 2009. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten
De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol), de artikelen XI.III.38, XI.IV.3 en XI.IV.42;
Gelet op het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (UBPol);
Gelet op het protocol van onderhandeling Nr 228/1 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op 30 april 2008;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 juli 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 4 november 2008;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 14 januari 2009;
Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;
Gelet op het advies 46.133/2 van de Raad van State, gegeven op 25 maart 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit :
Artikel 1.Voor het vroegere artikel XI.13 van het ministerieel besluit van 28 december 2001 tot uitvoering van sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, dat vernietigd is bij arrest nr. 180.043 van de Raad van State van 25 februari 2008, treedt een nieuw artikel XI.13 in de plaats, luidende : « Art. XI.13. Genieten het bedrag van de vergoeding voor werkelijke onderzoekskosten bedoeld in artikel XI.IV.3 RPPol : 1° de personeelsleden van de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten of van onderzoekscellen, voor zover ze noch een administratieve of secretariaatsbetrekking zoals bedoeld in artikel 29 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, noch een beheersbetrekking waarnemen.Worden gelijkgesteld met beheersbetrekkingen, de door de misdrijfanalisten beklede betrekkingen; 2° de personeelsleden van de dienst van gerechtelijke politie in het militair milieu, voor zover ze noch een administratieve of secretariaatsbetrekking zoals bedoeld in 1°, noch een beheersbetrekking waarnemen.Worden gelijkgesteld met beheersbetrekkingen, de door de misdrijfanalisten beklede betrekkingen; 3° de personeelsleden van de directie van de speciale eenheden bedoeld in artikel XI.5, 1° en 2°, met uitzondering van de directeur van deze directie alsook van de personeelsleden die een beheersbetrekking waarnemen; 4° de personeelsleden van de directie van de bestrijding van de economische en de financiële criminaliteit -centraal bureau voor de bestrijding van de corruptie en de centrale dienst ter bestrijding van de georganiseerde economische en financiële criminaliteit van de federale politie, voor zover ze noch een administratieve of secretariaatsbetrekking zoals bedoeld in 1°, noch een beheersbetrekking waarnemen.Worden gelijkgesteld met beheersbetrekkingen, de door de misdrijfanalisten beklede betrekkingen; 5° de personeelsleden van de opsporings- of onderzoeksdiensten van de lokale politie, voor zover ze noch een administratieve of secretariaatsbetrekking zoals bedoeld in 1°, noch een beheersbetrekking waarnemen.Worden gelijkgesteld met beheersbetrekkingen, de door de misdrijfanalisten beklede betrekkingen; 6° de personeelsleden die behoren tot de onderzoekseenheden die binnen de directie van de politie van de verbindingswegen van de federale politie opgericht worden, voor zover ze noch een administratieve of secretariaatsbetrekking zoals bedoeld in 1°, noch een beheersbetrekking waarnemen.Worden gelijkgesteld met beheersbetrekkingen, de door de misdrijfanalisten beklede betrekkingen. »
Art. 2.Voor het vroegere artikel XI.27 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 180.043 van de Raad van State van 25 februari 2008, treedt een nieuw artikel XI.27 in de plaats, luidende : « Art. XI.27. De nadere regels bedoeld in artikel XI.IV.42 RPPol, zijn de volgende : 1° een forfaitaire vergoeding voor een volle dag wordt toegekend voor elke dag afwezigheid.Indien in de overnachtingskosten het ontbijt is begrepen, wordt de dagvergoeding met 10 % verminderd.
Onder een dag afwezigheid moet worden verstaan een dag gelegen tussen twee nachten dewelke in tijdelijke opdracht worden doorgebracht; 2° voor de dagen van vertrek en terugkeer wordt een halve dagvergoeding toegekend, behalve voor de dag van vertrek wanneer de tijdelijke opdracht begint om of na 20.00 uur en voor de dag van terugkeer wanneer deze zich vóór of ten laatste om 06.00 uur 's morgens voordoet.
Indien de kosten het bedrag bedoeld in het eerste lid overschrijden of indien kleine uitgaven moesten worden gedaan tijdens de sluitingsperiodes bedoeld in ditzelfde lid, worden deze terugbetaald op voorlegging van de betalingsbewijzen en volgens de formule bedoeld in 3°, tweede lid; 3° onder voorbehoud van de bepalingen in artikel XI.IV.13, 4°, vierde lid, RPPol voor de dienstreizen met vertrek en terugkeer binnen hetzelfde etmaal, wordt een volledige forfaitaire dagvergoeding toegekend indien de afwezigheid minstens tien uren bedraagt.
Indien de afwezigheid minder dan tien uren bedraagt en onder hetzelfde voorbehoud dan dat uitgebracht in het eerste lid, geschiedt de terugbetaling op basis van de reële kosten op voorlegging van de bewijsstukken met een maximum van : a) ontbijt : 10 % van de forfaitaire dagvergoeding;b) middagmaal : 30 % van de forfaitaire dagvergoeding;c) avondmaal : 40 % van de forfaitaire dagvergoeding;d) kleine uitgaven : 20 % van de forfaitaire dagvergoeding; 4° in afwijking van 2° en onder voorbehoud van de bepalingen in artikel XI.IV.13, 4°, vierde lid, RPPol, indien de voorlopige opdracht uitgevoerd wordt op twee opeenvolgende kalenderdagen, en indien : a) de afwezigheid minder dan tien uren bedraagt of begrepen is tussen 20.00 uur en 06.00 uur, gebeurt de terugbetaling op basis van de opgelopen reële kosten op voorlegging van betalingsbewijzen en volgens de formule bedoeld in 3°, tweede lid. Indien prestaties worden uitgevoerd tussen 00.00 uur en 02.00 uur en een nachtmaaltijd wordt genuttigd, is de terugbetaling beperkt tot het bedrag voorzien voor een nachtmaaltijd in tabel 1 van bijlage 9 RPPol; b) de afwezigheid minstens tien uren bedraagt waarbij minder dan acht uren buiten de periode tussen 20.00 uur en 06.00 uur vallen, gebeurt de terugbetaling volgens a) ; c) de afwezigheid minstens tien uren bedraagt waarbij meer dan acht uren buiten de periode tussen 20.00 uur en 06.00 uur vallen, wordt een forfaitaire vergoeding die een afwezigheidsdag dekt, toegekend.
Indien de duur van de afwezigheid zo is dat men blootgesteld is aan kosten voor meer dan één ontbijt, één middagmaal of één avondmaal, wordt het dagelijks bedrag van de vergoeding, per betrokken maaltijd, verhoogd volgens de formule bedoeld in 3°, tweede lid.
Indien de prestaties uitgevoerd worden tussen 00.00 uur en 02.00 uur wordt het bedrag van de dagelijkse vergoeding verhoogd met het bedrag voorzien voor een nachtmaaltijd in tabel 1 van bijlage 9 RPPol.
Voor de toepassing van 2°, tweede lid, 3°, tweede lid en 4°, wordt de terugbetaling van iedere maaltijd enkel toegestaan voor zover het personeelslid een tijdelijke opdracht uitvoerde gedurende de overeenstemmende periode bedoeld in artikel XI.18. »
Art. 3.Voor het vroegere artikel XII.16 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 180.043 van de Raad van State van 25 februari 2008, treedt een nieuw artikel XII.16 in de plaats, luidende : « Art. XII.16. Tot de inwerkingtreding van het ministerieel besluit dat de cursussen bepaalt die als van universitair of post-universitair niveau of van hoger niet-universitair niveau worden beschouwd, worden, voor de toepassing van artikel XI.III.38 RPPol beschouwd als van universitair of post-universitair niveau, al de cursussen van algemene vorming of informatie, verstrekt aan kandidaat-officieren in de officierenscholen, met uitzondering van deze bedoeld in het tweede lid, 1°, alsook deze van lichamelijke opvoeding en sport en van beroepsvorming. Zijn ook beschouwd als van universitair of post-universitair niveau, al de cursussen van gespecialiseerde opleiding van gerechtelijke politie en van technische en wetenschappelijke politie, verstrekt in de rechercheschool, met uitzondering van deze bedoeld in het tweede lid, 2°, en deze van lichamelijke opvoeding en sport en de eraan gelijkgestelde cursussen van beroepsvorming.
Worden beschouwd als van hoger niet-universitair niveau : 1° in de nationale school voor officieren en in de erkende scholen waar cursussen worden gegeven aan kandidaatofficieren : de volgende cursussen : a) tweede landstaal;b) Engels of Duits;c) organisatie van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;d) reglementering en techniek van het wegverkeer;e) beroepsinformatie - deontologie - cultuur;f) administratie en logistiek;g) methodologie en didactiek;h) evolutie van België;i) interne relaties;j) informatica;k) veiligheidskunde;2° in de rechercheschool : de volgende cursussen : a) de opleiding basiskader van de gerechtelijke zuil;b) de opleiding middenkader van de gerechtelijke zuil : module 1 : de plaats en de rol van de student in de nationale rechercheschool; module 2 : individuele communicatie en de taakverdeling van de diensten; module 3 : evaluatie van de sleutelactiviteiten en de functionele verantwoordelijkheden; module 4 : technische vaardigheden; module 5 : benadering van courante fenomenen : bevoegdheidscriteria; c) tweede landstaal;d) deontologie;e) informatica;3° in elke politieschool : de opleiding van het lerarenkorps, met inbegrip van de docenten, praktijkmonitoren, opleiders, mentoren en stagecoördinatoren.»
Art. 4.Voor het vroegere artikel XII.18 van hetzelfde besluit, dat vernietigd is bij arrest nr. 180.043 van de Raad van State van 25 februari 2008, treedt een nieuw artikel XII.18 in de plaats, luidende : « Art. XII.18. Voor de toepassing van artikel XI.IV.3 RPPol, tot de datum van de oprichting van een korps van de lokale politie, genieten de personeelsleden van de korpsen van de gemeentepolitie en van de territoriale brigades van de federale politie, die in een pilootpolitiezone van een in het raam van de pilootzone opgerichte gemene opsporings- of onderzoeksdienst deel uitmaken, de vergoeding voor werkelijke onderzoekskosten, onder dezelfde voorwaarden als de personeelsleden bedoeld in artikel XI.14. Hetzelfde geldt voor de korpsen van de gemeentepolitie en de territoriale brigades van de federale politie waarvoor de personeelsformatie of de werkstructuur in het bestaan van een opsporings- of onderzoeksdienst uitdrukkelijk voorzien. »
Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001.
Brussel, 27 april 2009.
G. DE PADT