gepubliceerd op 18 januari 2017
Ministerieel besluit tot uitvoering van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013
VLAAMSE OVERHEID
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
25 NOVEMBER 2016. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Gelet op het
decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
20/04/2012
pub.
15/06/2012
numac
2012035637
bron
vlaamse overheid
Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters
sluiten houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 6, § 5;
Gelet op het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, artikel 8, 1° en 2°, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 april 2014 en 9 oktober 2015, artikel 11, artikel 20, tweede lid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 09/10/2015 pub. 26/11/2015 numac 2015036400 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, het Subsidiebesluit van 22 november 2013 en het Procedurebesluit van 9 mei 2014 sluiten, artikel 23, tweede lid en 24, § 2, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 09/10/2015 pub. 26/11/2015 numac 2015036400 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, het Subsidiebesluit van 22 november 2013 en het Procedurebesluit van 9 mei 2014 sluiten, artikel 40, § 2, eerste lid, 2°, a) en b), 3°, 4° en 5°, artikel 43, § 2, eerste lid, 2°, a) en b), 3° en 4°, en § 3, artikel 45, eerste lid, 2°, a) en b), vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 09/10/2015 pub. 26/11/2015 numac 2015036400 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, het Subsidiebesluit van 22 november 2013 en het Procedurebesluit van 9 mei 2014 sluiten, en artikel 73, tweede lid, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 09/10/2015 pub. 26/11/2015 numac 2015036400 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, het Subsidiebesluit van 22 november 2013 en het Procedurebesluit van 9 mei 2014 sluiten;
Gelet op het ministerieel besluit van 27 februari 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 27/02/2014 pub. 17/04/2014 numac 2014201948 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten sluiten ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 juni 2016;
Gelet op advies 59.291/3 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op advies 60.032/3 van de Raad van State, gegeven op 19 oktober 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat de Europese Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, zoals gewijzigd door richtlijn 2013/55/EU en verordening (EU) nr. 1024/2012 betreffende de administratieve samenwerking via het Informatiesysteem interne markt, de regels vaststelt volgens welke een lidstaat die de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep op zijn grondgebied afhankelijk stelt van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, de in een andere lidstaat of andere lidstaten verworven beroepskwalificaties die de houder van die kwalificaties het recht verlenen er hetzelfde beroep uit te oefenen, erkent voor de toegang tot en de uitoefening van dat beroep;
Overwegende dat kinderopvang een gereglementeerd beroep is sinds de inwerkingtreding van het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten en vanaf dan onder de toepassing van de richtlijn valt;
Overwegende dat overeenkomstig artikel 60 van de richtlijn de lidstaten een verslag moeten voorleggen aan de Commissie over de toepassing van de richtlijn, en dat het verslag vanaf 18 januari 2016 gedetailleerde informatie moet bevatten, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° beroepskwalificatie : een kwalificatie die wordt gestaafd door een opleidingstitel, een bekwaamheidsattest als vermeld in punt 1.1 van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, of beroepservaring; 2° beroepservaring : de daadwerkelijke en geoorloofde voltijdse of gelijkwaardige deeltijdse uitoefening van het betrokken beroep in een lidstaat;3° lidstaat : een lidstaat van de Europese Unie;4° opleidingstitel : een diploma, een certificaat of een andere titel die door een volgens de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat aangewezen autoriteit, is afgegeven ter afsluiting van een overwegend in de Gemeenschap gevolgde beroepsopleiding.Als dat niet van toepassing is, wordt de volgende opleidingstitel met een opleidingstitel gelijkgesteld : elke in een derde land afgegeven opleidingstitel, wanneer de houder ervan in het betrokken beroep een beroepservaring van drie jaar heeft op het grondgebied van de lidstaat die de betrokken opleidingstitel heeft erkend en indien die lidstaat deze beroepservaring bevestigt. HOOFDSTUK 2. - Beroepskwalificatie Afdeling 1. - Bekwaamheidsattest
Onderafdeling 1. - Attest kennismaken met de gezinsopvang
Art. 2.Het attest van het volgen van de module "kennismaken met de gezinsopvang", vermeld in artikel 11 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, toont aan dat de houder ervan de volgende leerinhouden gevolgd heeft : 1° de specifieke aspecten van de gezinsopvang : de impact op de gezinssituatie, het financiële aspect, de organisatie en de taken van een kinderbegeleider, en de competenties;2° de belastende en faciliterende factoren voor de job van kinderbegeleider gezinsopvang. Een instantie die een attest uitreikt, voldoet aan de volgende criteria : 1° duurzaam zijn;2° opleiders met voldoende kennis en ervaring hebben;3° toegankelijk zijn zodat een opleiding gecombineerd kan worden met werk;4° geografisch voldoende verspreid zijn;5° betaalbaar zijn;6° een beleid rond de erkenning van verworven competenties realiseren;7° een interne controle-instantie hebben;8° een externe controle-instantie hebben. De instanties die een attest als vermeld in het eerste lid, kunnen uitreiken, zijn de instanties opgenomen in punt 1 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Onderafdeling 2. - Attest werken in de kinderopvang
Art. 3.Het attest van het volgen van de module "werken in de kinderopvang", vermeld in artikel 73, tweede lid, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, toont aan dat de houder ervan de volgende leerinhouden gevolgd heeft : 1° professioneel opvoeden van kinderen : basisbehoeften van jonge kinderen, begeleidersstijl;2° samenwerken met gezinnen, het gezin als partner in de opvoeding;3° verzorgende aspecten : gezonde voeding, veiligheid, verzorging, levensreddend handelen. Een instantie die een attest uitreikt, voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 2, tweede lid.
De instanties die een attest als vermeld in het eerste lid, kunnen uitreiken, zijn de instanties opgenomen in punt 1 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Onderafdeling 3. - Attest kennis van levensreddend handelen
Art. 4.In dit artikel wordt verstaan onder richtlijnen van de Europese Reanimatieraad : de richtlijnen van de European Resuscitation Council, gepubliceerd op de website van de European Resuscitation Council.
Het attest van kennis van levensreddend handelen bij kinderen, vermeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 4°, en artikel 43, § 2, eerste lid, 3°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, toont aan dat de houder ervan een opleiding van minstens drie uur met de volgende leerinhouden gevolgd heeft : 1° een theoretisch deel, waarbij de typische gevaren voor baby's en peuters, de basisprincipes van de eerste hulp, het stappenplan van reanimatie volgens de geldende richtlijnen van de Europese Reanimatieraad en het bewustzijn, de ademhaling en de bloedcirculatie van baby's en peuters aan bod komen;2° een praktisch deel, waarbij ruim de tijd gegeven wordt om te oefenen en waarbij het inoefenen van reanimatie van baby's en peuters op baby- en peuterreanimatiepoppen, de handelingen bij verslikken en stikken, en de veiligheidshouding aan bod komen. Een instantie die een attest van levensreddend handelen uitreikt, zorgt ervoor dat de opleiding wordt gegeven door een persoon die : 1° een van de volgende opleidingstitels of bekwaamheidsattesten heeft : a) een masterdiploma of een diploma van universitair onderwijs Geneeskunde;b) een bachelordiploma of een diploma hoger onderwijs van één cyclus Verpleegkunde, of een diploma van gegradueerde in de verpleegkunde of een diploma van het derde jaar van de vierde graad van de studierichting Verpleegkunde, of een bachelordiploma of een diploma hoger onderwijs van één cyclus Vroedkunde, of een diploma van gegradueerde in de vroedkunde;c) een geldig brevet Hulpverlener-Ambulancier.De hulpverlener-ambulancier is bovendien drager van een onderscheidingsteken, uitgereikt door de FOD Volksgezondheid, en heeft drie jaar ervaring in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening; d) een opleidingstitel die ten opzichte van de opleidingstitel, vermeld in punt a) en b), als gelijkwaardig erkend is als vermeld in de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015;2° theoretische en praktische kennis van levensreddend handelen bij kinderen heeft volgens de actueel geldende richtlijnen van de Europese Reanimatieraad;3° ervaring in het aanleren van levensreddend handelen heeft volgens de actueel geldende richtlijnen van de Europese Reanimatieraad. De instanties die een attest als vermeld in het tweede lid, kunnen uitreiken, zijn de instanties opgenomen in punt 2 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Onderafdeling 4. - Attest kennis organisatorisch beheer
Art. 5.Het attest van de kennis om een kinderopvanglocatie organisatorisch te beheren, vermeld in artikel 8, 1°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, toont aan dat de houder ervan de volgende leerinhouden, die specifiek gericht zijn op de kinderopvang, gevolgd heeft voor het volgende aantal uren, hetzij lesuren, hetzij uren die de cursist geacht wordt aan de studie te spenderen : 1° de principes en de opmaak van een ondernemingsplan met de essentiële onderdelen ervan, zoals aangegeven in het Startkompas van het Agentschap Ondernemen, voor minstens zestien uur;2° de basisprincipes voor het voeren van een boekhouding, van fiscaliteit en van steun- en financieringsmaatregelen, de principes van kasplanning en de toepassing ervan in het kasboek, voor minstens twaalf uur;3° de basiskennis van de verschillende ondernemingsvormen, voor minstens vier uur;4° de basiskennis van de verschillende sociaalrechtelijke statuten en van het arbeidsrecht, voor minstens vier uur;5° de kennis van de verschillende prijssettings, voor minstens vier uur. Een instantie die een attest uitreikt, voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 2, tweede lid.
De instanties die een attest als vermeld in het eerste lid, kunnen uitreiken, zijn de instanties opgenomen in punt 3 van bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
Het kwalificatiebewijs, vermeld in artikel 8, 2°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, is een van de attesten, vermeld in de lijst van bekwaamheidsattesten en opleidingstitels, opgenomen in punt 5 van bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.
Onderafdeling 5. - Attest kennis Nederlands
Art. 6.De attesten, vermeld in de lijst van opleidingstitels en bekwaamheidsattesten opgenomen in punt 6 van bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd, kunnen beschouwd worden als een attest van actieve kennis van het Nederlands als vermeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 3° en artikel 43, § 3 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013. Afdeling 2. - Opleidingstitel
Art. 7.Het kwalificatiebewijs voor de verantwoordelijke, vermeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 5°, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, is een van de opleidingstitels, vermeld in punt 1, 2 of 4 van bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd. Het kwalificatiebewijs voor de kinderbegeleider, vermeld in artikel 43, § 2, eerste lid, 4°, a), van het voormelde besluit, is een van de opleidingstitels, vermeld in punt 3 of 4 van bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.
Er zijn verschillende mogelijke opleidingstitels naargelang het gaat om een verantwoordelijke voor maximaal achttien kinderopvangplaatsen of een verantwoordelijke voor meer dan achttien kinderopvangplaatsen.
Art. 8.Het bewijs van een kwalificerend traject, vermeld in artikel 43, § 2, eerste lid, 4°, b), van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, is een inschrijvingsbewijs van maximaal drie jaar oud voor een opleiding die leidt tot het behalen van een opleidingstitel als vermeld in punt 3 van bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd. Afdeling 3. - Schriftelijke verklaring en erkenning van
beroepskwalificatie Onderafdeling 1. - Toepassing
Art. 9.Voor de personen die onderdaan zijn van een andere lidstaat komen de volgende documenten in aanmerking als een bekwaamheidsattest als vermeld in artikel 2, 3, 4, 5 en 6, of als een opleidingstitel als vermeld in artikel 7 : 1° voor wie op wettige wijze gevestigd is in een andere lidstaat en tijdelijk en incidenteel als kinderbegeleider of als verantwoordelijke wil werken : een schriftelijke verklaring van de betrokken persoon;2° voor wie houder is van een opleidingstitel of een bekwaamheidsattest dat op een wettige wijze is uitgereikt in een andere lidstaat, en voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid : een erkenning van de beroepskwalificatie door Kind en Gezin. Voor een erkenning van de beroepskwalificatie voldoet de persoon aan de volgende voorwaarden : 1° als het beroep in de lidstaat van oorsprong gereglementeerd is : de opleidingstitel of het bekwaamheidsattest geeft blijk van een beroepskwalificatieniveau als vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, dat vereist is voor toegang tot het beroep in de lidstaat van oorsprong;2° als het beroep in de lidstaat van oorsprong niet gereglementeerd is : de persoon heeft in de voorafgaande tien jaar gedurende een jaar voltijds, of gedurende een periode op deeltijdbasis die in totaal daarmee overeenkomt, beroepservaring in het beroep in kwestie en beschikt over een opleidingstitel of bekwaamheidsattest, afgegeven door een autoriteit die bevoegd is in de lidstaat, dat aantoont dat de persoon voorbereid is op de uitoefening van het beroep. Onderafdeling 2. - Schriftelijke verklaring
Art. 10.De schriftelijke verklaring, vermeld in artikel 9, eerste lid, 1°, bevat de volgende gegevens over de betrokken persoon : 1° de voornaam, de achternaam en de contactgegevens;2° de nationaliteit;3° het beroep waarvoor hij in de lidstaat van vestiging op een wettige wijze gevestigd is en het beroep dat hij wil uitoefenen;4° informatie over de professionele aansprakelijkheidsverzekering, meer bepaald de verzekeringsmaatschappij en het polisnummer;5° de vermelding of het een eerste schriftelijke verklaring in België betreft, of er al een schriftelijke verklaring in België is, het een jaarlijkse vernieuwing van de schriftelijke verklaring is of een schriftelijke verklaring naar aanleiding van wezenlijke veranderingen ten opzichte van een vorige schriftelijke verklaring is. Bij de schriftelijke verklaring worden de volgende documenten over de betrokken persoon toegevoegd : 1° het bewijs van nationaliteit;2° het bewijs van beroepskwalificaties;3° als het beroep in het land van vestiging niet gereglementeerd is, een bewijs dat de persoon het beroep in de tien voorafgaande jaren gedurende ten minste één jaar heeft uitgeoefend op het grondgebied van een of meer lidstaten;4° een attest waarin wordt bevestigd dat de persoon geen tijdelijk of permanent beroepsverbod heeft of niet strafrechtelijk is veroordeeld;5° een attest dat de persoon in de lidstaat van vestiging op wettige wijze gevestigd is om er als verantwoordelijke of als kinderbegeleider te werken.
Art. 11.Uiterlijk een maand na de ontvangst van de schriftelijke verklaring en de documenten, vermeld in artikel 10, deelt Kind en Gezin aan de betrokken persoon een van de volgende zaken mee : 1° de beroepskwalificatie wordt niet gecontroleerd;2° Kind en Gezin neemt na controle een van de volgende beslissingen : a) de betrokken persoon moet een proeve van bekwaamheid afleggen;b) de betrokken persoon kan de diensten verrichten;3° er is vertraging en de reden ervan wordt gegeven.In dat geval neemt Kind en Gezin een beslissing uiterlijk twee maanden na de verwittiging van de vertraging; 4° de persoon valt niet onder het toepassingsgebied van de richtlijn. Onderafdeling 3. - Erkenning van de beroepskwalificatie
Art. 12.Bij de aanvraag van de erkenning, vermeld in artikel 9, eerste lid, 2°, worden de volgende documenten over de betrokken persoon toegevoegd : 1° het bewijs van nationaliteit;2° het bewijs van beroepskwalificaties;3° als dat van toepassing is, de documenten die relevante beroepservaring kunnen aantonen;4° een attest waarin wordt bevestigd dat de persoon geen tijdelijk of permanent beroepsverbod heeft of niet strafrechtelijk is veroordeeld.
Art. 13.Kind en Gezin kan de afgifte van de erkenning van de beroepskwalificatie afhankelijk stellen van het voldoen aan compenserende maatregelen als de volgende vaststellingen worden gedaan : 1° de opleiding die de aanvrager heeft gevolgd, heeft betrekking op vakken die wezenlijk verschillen van die welke vereist zijn voor de bekwaamheidsattesten en de opleidingstitels, vermeld in artikel 2 tot en met 7;2° het beroep van kinderbegeleider of van verantwoordelijke omvat een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden die niet bestaan in het overeenkomstige beroep in de lidstaat van oorsprong van de aanvrager, en er is een opleiding voor vereist die betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke vallen onder het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel die de aanvrager voorlegt. De compenserende maatregelen worden nader uitgewerkt door Kind en Gezin, en bestaan uit hetzij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar, hetzij een proeve van bekwaamheid, volgens de keuze van de aanvrager.
In afwijking van het tweede lid, kan Kind en Gezin bepalen welke compenserende maatregel wordt opgelegd in de volgende gevallen : 1° de aanvrager beschikt over een bekwaamheidsattest van het niveau, vermeld in punt 1 van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, terwijl dit besluit een beroepskwalificatie van het niveau, vermeld in punt 3 van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, oplegt;2° de aanvrager beschikt over een certificaat ter afsluiting van een cyclus secundair onderwijs als vermeld in punt 2 van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, terwijl dit besluit een beroepskwalificatie van het niveau, vermeld in punt 4 of 5 van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, oplegt. Als de aanvrager beschikt over een bekwaamheidsattest van het niveau, vermeld in punt 1 van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, terwijl dit besluit een diploma als vermeld in punt 4 van bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, oplegt, kan Kind en Gezin beslissen om beide compenserende maatregelen gecombineerd op te leggen.
Art. 14.Kind en Gezin bezorgt uiterlijk een maand na de ontvangst van de aanvraag van de erkenning van de beroepskwalificatie een ontvangstmelding aan de aanvrager.
Kind en Gezin kan het volgende vragen : 1° aan de aanvrager of aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat in kwestie : aanvullende informatie of documenten;2° als de relevante documenten niet in het Nederlands zijn opgesteld, een vertaling van die documenten door een beëdigde vertaler die gevestigd is in een lidstaat.
Art. 15.Kind en Gezin neemt uiterlijk vier maanden na de ontvangst van de volledige aanvraag van de erkenning van de beroepskwalificatie een van de volgende beslissingen : 1° een beslissing tot goedkeuring van de aanvraag, zijnde een beslissing tot erkenning van de beroepskwalificatie;2° een beslissing tot weigering van de aanvraag om een van de volgende redenen : a) de toepassingsvoorwaarden, vermeld in artikel 9, zijn niet vervuld;b) de aanvrager moet nog aangeduide tekorten wegwerken via de compenserende maatregelen, vermeld in artikel 13. De beslissing tot erkenning van de beroepskwalificatie bevat de volgende gegevens over de betrokken persoon : 1° de voornaam, de achternaam, de geboorteplaats en de geboortedatum;2° de redenen waarom de aanvrager al dan niet voldoet aan de voorwaarden van de richtlijn. Kind en Gezin informeert de aanvrager.
Als Kind en Gezin geen beslissing heeft genomen of de aanvrager daarvan niet op de hoogte heeft gebracht binnen de termijnen die van toepassing zijn, wordt de aanvraag van een erkenning van beroepskwalificaties geacht toegekend te zijn, op voorwaarde dat de aanvrager een ontvangstmelding van Kind en Gezin heeft ontvangen.
Art. 16.De beslissing tot erkenning van de beroepskwalificatie kan ingetrokken worden als Kind en Gezin vaststelt dat de beslissing is afgeleverd op basis van foute of onvolledige gegevens of documenten. HOOFDSTUK 4. - Voorwaarden voor een veilig bed
Art. 17.Een veilig bed als vermeld in artikel 20 van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, voldoet aan een van de volgende voorwaarden : 1° het bed is gemarkeerd met vermelding van de EN-Europese norm 716 of de wieg is gemarkeerd met vermelding van de EN-Europese norm 1130;2° het bed of de wieg voldoet aan een gelijkwaardig veiligheidsniveau als nagestreefd door de norm, vermeld in punt 1°, waarvan de voorschriften opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 5. - Modellen voor brandveiligheid, slaaphouding en medische geschiktheid
Art. 18.De brandveiligheidsattesten A, B en C, vermeld in artikel 23, tweede lid, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, worden opgemaakt volgens de modellen, opgenomen in bijlage 5, 6 en 7, die bij dit besluit zijn gevoegd.
Art. 19.Het attest over de slaaphouding, vermeld in artikel 24, § 2, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wordt opgemaakt volgens het model, opgenomen in bijlage 8, die bij dit besluit is gevoegd.
Art. 20.De attesten A en B van medische geschiktheid, vermeld in artikel 40, § 2, eerste lid, 2°, a) en b), artikel 43, § 2, eerste lid, 2°, a) en b), en artikel 45, eerste lid, 2°, a) en b), van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, worden opgemaakt volgens de modellen, opgenomen in bijlage 9 en 10, die bij dit besluit zijn gevoegd. HOOFDSTUK 6. - Slotbepaling
Art. 21.Het ministerieel besluit van 27 februari 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 27/02/2014 pub. 17/04/2014 numac 2014201948 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten sluiten ter uitvoering van artikel 8, 11, 40, 43 en 73, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013, wat betreft de kwalificatiebewijzen en attesten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 mei 2014 en 24 april 2015, wordt opgeheven.
Brussel, 25 november 2016.
De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld