gepubliceerd op 24 februari 1999
Ministerieel besluit tot bepaling van de opdrachten door de gerechtelijke politie bij de parketten uit te voeren met toepassing van artikel 126, § 2, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus
23 FEBRUARI 1999. - Ministerieel besluit tot bepaling van de opdrachten door de gerechtelijke politie bij de parketten uit te voeren met toepassing van artikel 126, § 2, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus
De Minister van Justitie, Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 126 en 260, derde lid, 2°;
Gelet op het protocol nr. 1 van 22 februari 1999 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;
Gelet op het advies van de raad van overleg van de gerechtelijke politie bij de parketten, gegeven op 16 februari 1999;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 6 april 1995 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het ingevolge de inwerkingtreding op 5 januari 1999 van artikel 126 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, dat de personeelsleden van de gerechtelijke politie stakingsrecht verleent, noodzakelijk is om onmiddellijk de opdrachten te bepalen waarvoor de Minister van Justitie een bevel tot voortzetting of hervatting van het werk kan geven met toepassing van artikel 260, derde lid, 2°, van dezelfde wet, Besluit :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de officieren en agenten van de gerechtelijke politie bij de parketten, het hulppersoneel van de gerechtelijke politie bij de parketten en het statutair en contractueel personeel van de parketten, dat is aangesteld bij de gerechtelijke politie bij de parketten.
Art. 2.Worden beschouwd als opdrachten bedoeld in artikel 126, § 2, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, de opdrachten die kaderen in de uitvoering van : 1° de operaties die, bij het indienen van de stakingsaanzegging, aan de gang zijn of die gepland zijn. Als operaties worden beschouwd elk geheel van activiteiten van gerechtelijke politie die worden georganiseerd in tijd en ruimte en die de gecoördineerde inzet van personele en materiële middelen impliceren; 2° de dringende opdrachten en tussenkomsten inzake gerechtelijke en politionele internationale samenwerking;3° de bevelen tot medebrenging en de bevelen tot aanhouding;4° de vorderingen van de gerechtelijke autoriteiten die, omwille van de ernstige en dringende omstandigheden die er in zijn geformuleerd, onmiddellijk dienen te worden uitgevoerd;5° de ambtsplichten ingeval van ontdekking van een misdrijf op heterdaad of daarmede gelijkgesteld misdrijf;6° de maatregelen vereist voor het eerbiedigen van de termijnen en de modaliteiten, voorzien bij de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis;7° de dringende seiningen en ontseiningen, in het bijzonder inzake verdwijningen;8° de maatregelen voorzien in geval van politiealarm.
Art. 3.Worden eveneens beschouwd als opdrachten bedoeld in artikel 126, § 2, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus : 1° het beheer van de staking door het aanknopen van contacten, onderhandeling en overleg met de syndicale organisaties;2° het oproepen van de personeelsleden voorzien in artikel 4;3° de encadrering van de aanwezige personeelsleden.
Art. 4.De in artikel 2, 1° bedoelde opdrachten worden met het daartoe bepaalde personeel uitgevoerd.
De andere opdrachten bedoeld in de artikelen 2 en 3 worden met de hiernavermelde minimale personeelsbezetting uitgevoerd. Ingeval dit personeel niet volstaat om de goede uitvoering van deze opdrachten te garanderen, voorziet de commissaris-generaal voor wat het commissariaat-generaal betreft en de hoofdcommissaris voor wat de arrondissementele brigades en de laboratoria voor technische en wetenschappelijke politie betreft, in bijkomend personeel.
De minimale personeelsbezetting : 1° op het commissariaat-generaal : - de commissaris-generaal en zijn adjuncten; - een secretariaat van wacht; - een centrale telefonische wachtdienst; - een ondersteunende wachtdienst inzake telematica; - de operationele permanenties, voorzien door de dienstorders; 2° in de arrondissementele brigades : - de hoofdcommissaris of zijn plaatsvervanger; - een secretariaat van wacht; - een wachtdienst van technische en wetenschappelijke politie; - de operationele permanenties, voorzien door de dienstorders.
Art. 5.Onverminderd het bepaalde in de artikelen 1 tot en met 4, kan de minister van Justitie andere opdrachten aanwijzen zoals bedoeld in artikel 126, § 2, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
Art. 6.Wanneer een bevel wordt gegeven met toepassing van artikel 260, derde lid, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, gebeurt de nominatieve aanwijzing van de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten ter uitvoering van de in het bevel bepaalde opdrachten, door de commissaris-generaal of zijn plaatsvervanger.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 23 februari 1999.
T. VAN PARYS