Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 22 oktober 1998
gepubliceerd op 17 november 1998

Ministerieel besluit tot toekenning van een vergoeding voor verblijfs- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën

bron
ministerie van financien
numac
1998003550
pub.
17/11/1998
prom.
22/10/1998
ELI
eli/besluit/1998/10/22/1998003550/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 OKTOBER 1998. - Ministerieel besluit tot toekenning van een vergoeding voor verblijfs- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën


De Minister van Financiën, Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries, inzonderheid op artikel 5, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 december 1970 en 4 december 1990 en de wet van 22 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries, inzonderheid op artikel 7;

Gelet op het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 1967 en de ministeriële besluiten van 19 juli 1967, 25 oktober 1974 en 4 juni 1980;

Gelet op het advies van de Inspectie van financiën, gegeven op 26 februari 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 september 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 24 september 1998;

Gelet op het protocol van 28 september 1998 van het Sectorcomité II - Financiën;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augusutus 1196;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat er vanaf 1 november 1997 personeelsleden terbeschikking zijn gesteld van de buitendiensten van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit;

Overwegende dat dit besluit maatregelen bevat die, in uitvoering van het sectorieel akkoord gesloten binnen het Sectorcomité II - Financiën, moeten ingaan op 1 november 1997 en dat het omwille van de sociale aard van deze maatregelen van belang is dat ze zo snel mogelijk worden genomen;

Overwegende dat, wil men de continuïteit van de openbare dienst niet in het gedrang brengen, het derhalve vereist is dat dit besluit zonder verwijl wordt genomen, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan de ambtenaren die terbeschikkinggesteld zijn van de polyvalente controlecentra van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit

Artikel 1.Dit hoofdstuk is van toepassing op de vastbenoemde ambtenaren van de niveaus 1 en 2+ die terbeschikkinggesteld zijn van polyvalente controlecentra van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit.

Art. 2.Voor de toepassing van dit hoofdstuk moeten de hierna volgende termen aldus worden verstaan : « vergoeding » : de forfaitaire jaarlijkse vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten; « referentieperiode » : de periode van 12 opeenvolgende maanden van 1 oktober tot 30 september; « jaarlijks quotum » : de minimumduur van de te verrichten verplaatsingen door de controleurs van het polyvalent controlecentrum; « dienst » : één van de polyvalente controlecentra; « controleur » : de ambtenaar van rang 10 of van het niveau 2+ die bij zijn terbeschikkingstelling van de dienst aangesteld werd door de gewestelijk directeur als lid van de afdeling II, III of IV. Een afschrift van deze aanstelling wordt gezonden aan de personeelsdienst bevoegd voor het toekennen van de vergoeding; « prestaties verrichten » : werkzaamheden en opdrachten vervullen ten behoeve van de dienst; « dienstverplaatsing » : de verplaatsing naar een belastingplichtige of een andere dienst voor het ophalen van documentatie of voor het inwinnen van inlichtingen.

Art. 3.§ 1. De vergoeding wordt voor de periode van 12 opeenvolgende kalendermaanden volgend op het einde van de referentieperiode toegekend aan alle ambtenaren van niveau 1 en 2+ van de dienst op voorwaarde dat de dienst het jaarlijks quotum tijdens de referentieperiode heeft bereikt. § 2. Het jaarlijks quotum wordt berekend op de volgende wijze : 1. elke kalendermaand wordt het aantal controleurs geteld die er in de dienst aanwezig zijn.Alle controleurs die in de loop van de maand ter beschikking van de dienst zijn gesteld en die in de loop van deze maand gedurende minimum zes dagen prestaties hebben verricht worden als één eenheid geteld; 2. vervolgens wordt het aantal eenheden berekend volgens punt 1 voor alle kalendermaanden van de referentieperiode samengeteld;3. vervolgens wordt het in punt 2 bekomen totaal gedeeld door 12 en naar beneden afgerond op twee cijfers na de komma;4. vervolgens wordt het in punt 3 bekomen getal vermenigvuldigd met 198 en afgerond naar de onderliggende eenheid.Het aldus bekomen getal is het jaarlijks quotum voor de betrokken dienst. § 3. In afwijking van § 1 wordt de vergoeding aan de in artikel 1 bedoelde ambtenaren tot 1 oktober 2000 toegekend zonder dat het jaarlijks quotum moet worden bereikt. § 4. De toekenning van deze vergoeding sluit de toekenning van elke andere soortgelijke vergoeding uit.

Art. 4.Het jaarlijks bedrag van de vergoeding is vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 5.§ 1. De vergoeding is per maand en na vervallen termijn verschuldigd. § 2. Een staat met een maandelijkse opgave van de duur van de verrichte dienstverplaatsingen wordt door elke controleur op het einde van elke kalendermaand, na goedkeuring door de gewestelijk directeur, toegezonden aan de personeelsdienst bevoegd voor het toekennen van de vergoeding.

Art. 6.De vergoeding wordt slechts toegekend wanneer de ambtenaar bedoeld in artikel 1 in de loop van de kalendermaand gedurende een periode van meer dan vijf werkdagen prestaties heeft verricht in de dienst.

Art. 7.De vergoeding blijft behouden wanneer de ambtenaar in de loop van eenzelfde maand gedurende een periode van niet meer dan vijf achtereenvolgende werkdagen afwezig is.

Zij blijft behouden tijdens het vakantieverlof, de dagen waarop de ambtenaar cursussen georganiseerd door het Departement volgt en de dagen waarop de ambtenaar afwezig is ingevolge deeltijdse arbeid.

Art. 8.Wanneer de vergoeding niet voor een ganse kalendermaand verschuldigd is, wordt zij uitgekeerd op basis van volgende formule : bedrag van de maandelijkse vergoeding x aantal gepresteerde werkdagen/totaal aantal werkdagen van de kalendermaand

Art. 9.De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de ministeries is van toepassing op de in artikel 4 bedoelde bedragen.

Zij worden aan de spilindex 138,01 gekoppeld. HOOFDSTUK II. - Wijzigende bepaling

Art. 10.Artikel 2, § 1, van het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 25 oktober 1974 en 4 juni 1980, wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. De vergoeding bedoeld bij artikel 1 wordt toegekend aan de ambtenaren - ter beschikking gesteld van de buitendiensten van de Administratie van de bijzondere belastinginspectie; - ter beschikking gesteld van de afdeling « nationale en internationale opsporing » of van de afdeling « plaatselijke opsporingen » van de buitendiensten van de Administratie van de ondernemings- en inkomens-fiscaliteit; - van de Dienst « Buitenland » bij de Administratie der directe belastingen; - van de Dienst van Algemene Controle en Organisatie der douane en accijnzen en van de Opsporingsdiensten van Brussel en Antwerpen bij de Administratie der douane en accijnzen; - van het Centraal BTW-kantoor voor buitenlandse belastingplichtigen bij de Administratie van de BTW, registratie en domeinen, en die er een betrekking bekleden waarin zij, op beslissing van de administratiechef of zijn gedelegeerde, normaal verplicht zijn gedurende een bestendige periode veelvuldige verplaatsingen te doen uit hoofde van verificaties of bezoeken ter plaatse. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 1997.

Art. 12.De Secretaris-generaal is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 oktober 1998.

J.-J. VISEUR

^