gepubliceerd op 26 januari 2001
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën en het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 tot toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën
22 DECEMBER 2000. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën en het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 tot toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën
De Minister van Financiën, Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries, inzonderheid op artikel 7;
Gelet op het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 1967 en de ministeriële besluiten van 19 juli 1967, 25 oktober 1974, 4 juni 1980 en 22 oktober 1998;
Gelet op het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende de toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen, van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 10 mei 1966,13 juni 1966, het koninklijk besluit van 27 april 1967 en de ministeriële besluiten van 19 juli 1967,18 februari 1975,17 februari 1978, 4 juni 1980 en 24 juli 1990;
Gelet op het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 tot toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën;
Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën, gegeven op 28 juli 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 25 oktober 2000 en 21 november2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 4 december 2000;
Gelet op het onderhandelingsprotocol van 7 december 2000 van het Sectorcomité II - Financiën;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de betrokken personeelsleden reeds geruime tijd een financieel nadeel ondergaan dat onmiddellijk dient te worden hersteld om alzo de ambtenaren te behouden die over de nodige competenties beschikken bij de kabinetten en de cel van de Regeringscommissaris bevoegd voor de Financiën, de Begroting of de Pensioenen; dat het derhalve past dit besluit zonder verwijl te nemen, Besluit :
Artikel 1.Artikel 5 van het ministerieel besluit van 10 juni 1964 betreffende de toekenning van een vergoeding wegens verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, wordt vervangen als volgt : «
Art. 5.- De vergoeding blijft behouden tijdens : 1° de afwezigheidsperioden die gedurende eenzelfde maand niet meer dan vijf achtereenvolgende dag duren;2° het vakantieverlof;: 3° het verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet dat ressorteert onder een federaal Minister of federaal Staatssecretaris die de Financiën, de Begroting of de Pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft;4° het verlof om een ambt uit te oefenen in de cel van een Regeringscommissaris, toegevoegd aan een federaal Minister die de Financiën, de Begroting of de Pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft. »
Art. 2.Artikel 14 van het ministerieel besluit van 12 april 1965 betreffende toekenning van een vergoeding voor kosten wegens rondreizen, van een vergoeding voor het gebruik van een fiets en van bijzondere vergoedingen tot dekking der verplaatsingskosten aan sommige personeelsleden van het Ministerie van Financiën, wordt vervangen als volgt : «
Art. 14.- De in artikel 13 bedoelde vergoedingen blijven behouden tijdens : 1° de afwezigheidsperioden die in de loop van eenzelfde maand niet langer dan vijf achtereenvolgende dagen duren;2° het vakantieverlof;3° het verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet dat ressorteert onder een federaal Minister of federaal Staatssecretaris die de Financiën, de Begroting of de Pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft;4° het verlof om een ambt uit te oefenen in de cel van een Regeringscommissaris, toegevoegd aan een federaal Minister die de Financiën, de Begroting of de Pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft. »
Art. 3.Artikel 7, tweede lid, van het ministerieel besluit van 22 oktober 1998 tot toekenning van een vergoeding voor verblijf- en omreiskosten aan sommige personeelsleden van de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van het Ministerie van Financiën, wordt vervangen als volgt : « Zij blijft behouden tijdens : 1° het vakantieverlof;2° de dagen waarop de ambtenaar cursussen georganiseerd door het Departement volgt;3° de dagen waarop de ambtenaar afwezig is ingevolge deeltijdse arbeid;4° het verlof om een ambt uit te oefenen bij een kabinet dat ressorteert onder een federaal Minister of federaal Staatssecretaris die de Financiën, de Begroting of de Pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft;5° het verlof om een ambt uit te oefenen in de cel van een Regeringscommissaris, toegevoegd aan een federaal Minister die de Financiën, de Begroting of de Pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft. »
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 12 juli 1999.
Brussel, 22 december 2000.
D. REYNDERS