Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 21 maart 2003
gepubliceerd op 30 april 2003

Ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 20 maart 2003 tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, wetenschappelijke instelling die ressorteert onder de Minister van Landsverdediging, als staatsdienst met afzonderlijk beheer

bron
ministerie van landsverdediging
numac
2003007094
pub.
30/04/2003
prom.
21/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/21/2003007094/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 MAART 2003. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 20 maart 2003 tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, wetenschappelijke instelling die ressorteert onder de Minister van Landsverdediging, als staatsdienst met afzonderlijk beheer


De Minister van Landsverdediging, Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 140;

Gelet op de Programmawet van 30 december 2001, inzonderheid op artikel 95;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 maart 2003 tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, wetenschappelijke instelling die ressorteert onder de Minister van Landsverdediging, als Staatsdienst met afzonderlijk beheer;

Gelet op het Ministerieel besluit van 18 januari 2002 houdende overdracht van bevoegdheid door de Minister van Landsverdediging inzake het gunnen en uitvoeren van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake diverse uitgaven;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 december 2002;

Gelet op het advies van de Minister van Financiën, gegeven op 26 december 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 4 februari 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat dit besluit bepalingen bevat met betrekking tot het begrotings- en boekhoudkundig beheer waarvan de inwerkingtreding moet overeenstemmen met de aanvang van een begrotingsjaar, en dus met de aanvang van een burgerlijk jaar, zijnde in dit geval 1 januari 2003;

Overwegende dat de begroting van de dienst gepubliceerd werd en van toepassing is vanaf 1 januari 2003;

Overwegende dat, opdat het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis de budgettaire en boekhoudkundige bepalingen kan uitvoeren, zijn beheersorganen aangewezen dienen te worden en dat het bijgevolg noodzakelijk is onderhavig besluit binnen de kortste termijnen te publiceren teneinde hun installatie mogelijk te maken, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° « koninklijk besluit » koninklijk besluit van 20 maart 2003 tot vaststelling van de organieke voorschriften voor het financieel en materieel beheer van het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, wetenschappelijke instelling die ressorteert onder de Minister van Landsverdediging, als Staatsdienst met afzonderlijk beheer;2° « De Minister » : de Minister van Landsverdediging;3° « museum » : het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, wetenschappelijke instelling van de Staat die ressorteert onder de Minister van Landsverdediging en die, krachtens de programmawet van 30 december 2001, artikel 95, een staatsdienst met afzonderlijk beheer vormt. HOOFDSTUK II. - De beheerscommissie

Art. 2.De beheerscommissie vergadert zoveel maal als zij nodig acht en minstens viermaal per jaar. Zij komt bijeen in het museum.

De voorzitter roept schriftelijk minstens vijf werkdagen vooraf de leden van de commissie samen en dit ambtshalve of op gemotiveerd verzoek van een derde van de stemgerechtigde leden van de commissie of van de helft van de personeelsleden van het museum die titularis zijn van een leidinggevende functie.

De uitnodiging vermeldt nauwkeurig de agenda, die met name ieder punt moet bevatten voorgesteld door een lid en dat de voorzitter minstens tien werkdagen vóór de vergadering bereikt moet hebben

Art. 3.De beheerscommissie kan slechts geldig beraadslagen indien de meerderheid van haar stemgerechtigde leden aanwezig is.

Indien dit quorum niet bereikt wordt, beraadslaagt de commissie onder voorbehoud van formele goedkeuring van haar beslissingen tijdens de volgende vergadering. Voor deze goedkeuring is het quorum niet vereist, voor zover de tijdens de vorige vergadering genomen beslissingen expliciet op de agenda geplaatst zijn van de nieuwe vergadering.

Art. 4.De beslissingen van de commissie worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen, wordt het in stemming gebrachte voorstel verworpen.

Art. 5.De beheerscommissie legt haar huishoudelijk reglement vast.

Art. 6.De beraadslagingen en de beslissingen van de beheerscommissie worden opgetekend in een ontwerp van notulen opgesteld in de twee landstalen.

Dit wordt binnen de vijf werkdagen na de vergadering aan de Minister en aan de leden van de beheerscommissie gestuurd. Deze laatste beschikken over tien werkdagen om hun opmerkingen aan de voorzitter kenbaar te maken.

Indien er na het verstrijken van deze termijn geen opmerkingen zijn, wordt het ontwerp van notulen beschouwd als goedgekeurd en door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Indien een lid van de commissie binnen de gestelde termijn een opmerking heeft geformuleerd, wordt het ontwerp van notulen samen met deze opmerking aan de volgende vergadering van de beheerscommissie voorgelegd, die zich over de goedkeuring ervan uitspreekt.

Een kopie van de goedgekeurde notulen, opgesteld in het Nederlands en in het Frans, wordt aan de leden van de beheerscommissie gezonden alsmede aan de Minister.

De goedgekeurde notulen worden ingeschreven in een speciaal register.

Kopieën of uittreksels die aan gelijk welke instantie voorgelegd moeten worden, worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

Art. 7.De beheerscommissie kan, uit eigen beweging of op verzoek van de Minister, samen met de Wetenschappelijke Raad van het museum vergaderen om een specifiek probleem van het museum te onderzoeken. HOOFDSTUK III. - De gedelegeerde ordonnateur

Art. 8.De gedelegeerde ordonnateur is belast met : 1° het voorbereiden van de vergaderingen en het uitvoeren van de beslissingen van de beheerscommissie;2° het vaststellen van de rechten ten bate van het museum;3° het bepalen van de wijze waarop de opdracht gegund wordt, het vaststellen van het bijzonder bestek of de als zodanig geldende bescheiden, het opstarten van de procedure, het gunnen van de opdracht en het eventueel beslissen om sommige elementen van de opdracht te wijzigen en de uitvoeringsbeslissingen te nemen, binnen de perken van de kredieten die daartoe in de begroting voor het begrotingsjaar werden ingeschreven en conform de bepalingen hernomen in de tabellen 1 en 2 gevoegd bij dit besluit en de bepalingen van artikel 27 van het koninklijk besluit.

Art. 9.De beheerscommissie draagt het dagelijks beheer van het museum over aan haar ordonnateur. Het voorwerp en de grenzen van deze delegatie, die nooit betrekking kan hebben op de taken bedoeld in artikel 3, 1° tot 8° van het koninklijk besluit, zijn opgenomen in het huishoudelijk reglement van de beheerscommissie.

De handelingen verricht door de ordonnateur in het kader van deze delegatie worden ter kennis gebracht van de beheerscommissie op haar eerstvolgende vergadering.

Art. 10.De gedelegeerde ordonnateur is gemachtigd, ongeacht het bedrag, de diverse uitgaven te doen en dit binnen de perken van de daartoe in de begroting ingeschreven kredieten. Onder diverse uitgaven worden uitgaven verstaan die geen betrekking hebben op overheidsopdrachten maar die noodzakelijk zijn voor het in werking stellen van de instelling zoals uitgaven van internationale aard, cursuskosten, kosten ter gelegenheid van zendingen in het buitenland in het kader van de richtlijnen van de minister, medische en farmaceutische onkosten, representatiekosten en huurkosten voor onroerende goederen.

De Minister kan, op advies van de beheerscommissie, de lijst wijzigen van de dagelijkse uitgaven bedoeld in voorgaand lid.

Art. 11.De gedelegeerde ordonnateur wordt in zijn taak bijgestaan door de verantwoordelijke voor de algemene diensten van het museum.

Art. 12.De overgedragen bevoegdheid mag niet verder worden overgedragen. De vervanger bij afwezigheid van de hoofdconservator van het museum is de adjunct directeur. HOOFDSTUK IV.- Algemene en slotbepalingen

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Brussel, 21 maart 2003.

A. FLAHAUT

Bijlage aan het ministerieel besluit van 21 maart 2003 TABEL 1 OVERDRACHT VAN BEVOEGDHEID IN HET STADIUM VOORBEREIDING EN GUNNING (in EUR) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

TABEL 2 OVERDRACHT VAN BEVOEGDHEID VOOR TERUGGAVE VAN BOETEN (in EUR) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^