Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 21 juni 1999
gepubliceerd op 21 september 1999

Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999036175
pub.
21/09/1999
prom.
21/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/21/1999036175/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 JUNI 1999. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen


De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Gelet op het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;

Gelet op artikel 1, § 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 28 september 1998;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 oktober 1992 tot delegatie van beslissingsbevoegdheden aan de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 1993, Besluit :

Artikel 1.In toepassing van artikel 5, § 2, derde lid van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen en van artikel 2, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, worden voor de tewerkstelling van gesubsidieerde contractuelen, met uitzondering van deze tewerkgesteld op grond van artikelen 6bis en 7bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, de volgende periodes gelijkgesteld met een periode van vergoede volledige werkloosheid of met een periode van inschrijving als werkzoekende : - de periode gedurende dewelke de werkloze genoten heeft van wachtuitkeringen; - de periode van vrijstelling van stempelcontrole om sociale en familiale redenen zoals bepaald in artikel 90 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de periode van beroepsopleiding tijdens een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid of tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periode van tewerkstelling in een beschutte werkplaats; - de periode van administratieve sanctie of uitsluiting op grond van artikelen 51 tot 52 en 153 tot 156 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende werkloosheidsreglementering; - de periode van militaire dienst en dienst als gewetensbezwaarde tijdens een periode van volledige werkloosheid of tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering, gelegen tijdens een periode van volledige werkloosheid of tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periode van onderbreking van werkloosheid, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, kleiner dan 3 maanden; - de periode van onderbreking van inschrijving als werkzoekende, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, kleiner dan 3 maanden; - de periode van gevangenzetting tijdens een periode van volledige werkloosheid of tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid op grond van artikel 103 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende werkloosheidsreglementering; - de periode gedurende dewelke de uitkeringsgerechtigde werkloze in toepassing van artikel 42, § 2, 9° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 vrijwillig verzaakt aan werkloosheidsuitkeringen; - de periodes van verblijf in het buitenland van een werknemer die samenwoont met een Belg, die werkzaam is in het kader van de stationering van de Belgische strijdkrachten; - de periode van deeltijdse arbeid die aanleiding gaf tot een inkomensgarantie-uitkering in toepassing van artikel 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en de periode van deeltijdse arbeid met behoud van rechten in toepassing van artikel 29, § 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de tewerkstellingsduur van de werknemer tewerkgesteld als tewerkgestelde werkloze, in het Bijzonder Tijdelijk Kader, in het Derde Arbeidscircuit, in het Interdepartementaal Begrotingsfonds, in het Programma ter bevordering van de Werkgelegenheid in de niet-commerciële sector of als gesubsidieerde contractueel; - de tewerkstellingsduur als stagiair, zoals bepaald in het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces; - de tewerkstellingsduur als tewerkgestelde krachtens artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; - de periode waarin de werkzoekende het bestaansminimum heeft genoten; - de periode waarin de werkzoekende begunstigde van de sociale bijstand was; - de wachttijd, zoals bepaald in artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de wachttijd, zoals bepaald in artikel 35, §§ 1 en 3 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, in het geval zoals bedoeld in artikel 39 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de werkloosheidsperiode die niet vergoed werd ingevolge de toepassing van de artikelen 80 tot 88 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de periode van tewerkstelling op grond van artikel 7bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 ter veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen, op grond van artikel 7bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen en op grond van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten; - de periode van tewerkstelling op basis van artikel 63 tot en met 69 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding; - de periodes van tewerkstelling in het kader van een erkende arbeidspost gedurende dewelke de werknemer de uitkering genoot bedoeld in artikel 8, § 1 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, in zoverre deze periodes van tewerkstelling samengevoegd niet meer dan 12 maanden bedragen; - de periode van tewerkstelling als gemeentelijke mina-werker in het kader van optie 8 van de gemeentelijke milieuconvenant.

Art. 2.In toepassing van artikel 5, § 2, derde lid van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen en van artikel 2, § 2, van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, worden voor de tewerkstelling van gesubsidieerde contractuelen zoals bepaald in artikel 7bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen de volgende periodes gelijkgesteld met een periode van vergoede volledige werkloosheid of met een periode van inschrijving als werkzoekende : - de periode gedurende dewelke de werkloze genoten heeft van wachtuitkeringen; - de periode van vrijstelling van stempelcontrole om sociale en familiale redenen zoals bepaald in artikel 90 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de periode van beroepsopleiding tijdens een periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid of tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periode van tewerkstelling in een beschutte werkplaats; - de periode van administratieve sanctie of uitsluiting op grond van artikelen 51 tot 52 en 153 tot 156 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende werkloosheidsreglementering; - de periode van militaire dienst en dienst als gewetensbezwaarde tijdens een periode van volledige werkloosheid of tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering, gelegen tijdens een periode van volledige werkloosheid of tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periode van onderbreking van werkloosheid, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, kleiner dan 3 maanden; - de periode van onderbreking van inschrijving als werkzoekende, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, kleiner dan 3 maanden; - de periode van gevangenzetting tijdens een periode van volledige werkloosheid of tijdens een periode van inschrijving als werkzoekende; - de periode van uitkeringsgerechtigde volledige werkloosheid op grond van artikel 103 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende werkloosheidsreglementering; - de periode gedurende dewelke de uitkeringsgerechtigde werkloze in toepassing van artikel 42, § 2, 9° van het koninklijk besluit van 25 november 1991 vrijwillig verzaakt aan werkloosheidsuitkeringen; - de periode waarin de werkzoekende het bestaansminimum heeft genoten; - de periode waarin de werkzoekende begunstigde van de sociale bijstand was; - de periodes van wachttijd in de zin van artikel 36, § 1, eerste lid, 4° van het besluit van 25 november 1991, tijdens dewelke de werkzoekende niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst, onderworpen aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of door een stageovereenkomst bedoeld in het koninklijk besluit nr.230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces; - de werkloosheidsperiode die niet vergoed werd ingevolge de toepassing van de artikelen 80 tot 88 van het koninklijk besluit van 25 november houdende de werkloosheidsreglementering; - de periodes van verblijf in het buitenland van een werknemer die samenwoont met een Belg, die werkzaam is in het kader van de stationering van de Belgische strijdkrachten; - de periode van tewerkstelling op grond van artikel 7bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 ter veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen, op grond van artikel 7bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen en op grond van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten, onverminderd de bepaling van artikel 7bis, § 5, derde lid van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen; » - de periode van tewerkstelling krachtens artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; - de periode van tewerkstelling in het kader van een erkende arbeidspost gedurende dewelke de werknemer de uitkering genoot bedoeld in artikel 8, § 1 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, in zoverre deze periodes van tewerkstelling niet meer dan 12 maanden bedragen; - de periode van tewerkstelling op basis van artikelen 63 tot en met 69 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding.

Art. 3.In toepassing van artikel 5, § 2, derde lid van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen en van artikel 1, § 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen worden voor de tewerkstelling van gesubsidieerde contractuelen zoals bepaald in artikel 6bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen de volgende periodes gelijkgesteld met een periode van inactiviteit : - de periode van onderbreking van werkloosheid, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, kleiner dan 3 maanden; - de periode van onderbreking van inschrijving als werkzoekende, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, kleiner dan 3 maanden; - de periode van onderbreking van de wachttijd, zoals bepaald in artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, kleiner dan 3 maanden; - de periode van onderbreking van de wachttijd, zoals bepaald in artikel 35, §§ 1 en 3 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in het geval zoals bedoeld in art. 39 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, kleiner dan 3 maanden; - de periode van tewerkstelling in een beschutte werkplaats; - de periode van hechtenis of gevangenzetting; - de periode van tewerkstelling krachtens art. 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; - de periode van tewerkstelling van een doelgroepwerknemer in een door de minister erkende sociale werkplaats; - de periode van tewerkstelling als gesubsidieerde contractueel op grond van de artikelen 6bis, 6ter, 7 en 7bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen; - de periode van tewerkstelling als gesubsidieerde contractueel op grond van de artikelen 6bis, 6ter, 7 en 7bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen; - de periode van tewerkstelling op grond van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten; - de periode van tewerkstelling op basis van artikel 63 tot en met 69 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding; - de periodes van tewerkstelling in het kader van een erkende arbeidspost gedurende dewelke de werknemer de uitkering genoot bedoeld in artikel 8, § 1 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen, in zoverre deze periodes van tewerkstelling samengevoegd niet meer dan 12 maanden bedragen; - de periode van tewerkstelling als gemeentelijke mina-werker in het kader van optie 8 van de gemeentelijke milieuconvenants.

Art. 4.Het ministerieel besluit van 26 mei 1994 tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen wordt opgeheven.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1999.

Brussel, 21 juni 1999.

Th. KELCHTERMANS

^