gepubliceerd op 29 december 1999
Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 253 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 en van artikel 30 van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart
20 DECEMBER 1999. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 253 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 en van artikel 30 van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 118, de artikelen 121 tot 125, gewijzigd bij de wet van 25 april 1997 en op artikel 126;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een sociale identiteitskaart ten behoeve van alle sociaal verzekerden, met toepassing van de artikelen 38, 40, 41 en 49 van de wet van 26 juli 1996 houdende de modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 26 juni 1997;
Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 253, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 februari 1998 en 10 november 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart, inzonderheid op artikel 30;
Gelet op het advies van het Comité van de Dienst voor administratieve controle, uitgebracht op 28 september 1999;
Gelet op op de wetten van de Raad van State; gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996, en § 2, vervangen bij de wet van 9 augustus 1980 en gewijzigd bij de wetten van 16 juni 1989 en 6 april 1995;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat met betrekking tot de vermeldingen aangaande het recht op de geneeskundige verstrekkingen in het jaar 2000, de procedure tot bijwerking van de sociale identiteitskaart waarbij ook de gevallen worden omschreven waarin de verzekeringsinstellingen niet moeten overgaan tot bijwerking, voor het jaar 2000 moet vastgesteld zijn en uitgevoerd moet kunnen worden door de verzekeringsinstellingen; dat de verzekeringsinstellingen daarenboven over de nodige tijd moeten beschikken om de sociaal verzekerde tijdig op de hoogte te brengen van de wijze waarop de sociale identiteitskaart wordt bijgewerkt; dat dit besluit derhalve zo spoedig mogelijk moet worden genomen en bekendgemaakt, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van artikel 253, 3e lid, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 gelden volgende bepalingen : 1. Voor de sociaal verzekerden van wie de sociale identiteitskaart een verzekerbaarheidsperiode vermeldt die loopt tot 31 december 1999 en voor wie de in de elektronische microchip vermelde rechten niet wijzigen in het jaar 2000, moet de verzekerbaarheidsperiode in de elektronische microchip niet worden bijgewerkt voor dat jaar. In dat geval zal door de software, zoals omschreven krachtens het koninklijk besluit van 13 januari 1998 houdende specificaties van de leesapparatuur voor de sociale identiteitskaart inzonderheid artikel 6, 2e lid, de datum van 31 december 1999 worden geïnterpreteerd als 31 december 2000.
Wanneer die rechten evenwel wijzigen vanaf 1 januari 2000 of in de loop van het jaar 2000 dan zal de sociale identiteitskaart wel worden aangepast. 2. Indien er op de sociale identiteitskaart geen rechten zijn vermeld tot 31 december 1999 dan zal de sociaal verzekerde voor het jaar 2000 enkel rechten kunnen laten gelden indien er voor het jaar 2000 een verzekeringsperiode is vermeld en dat voor de rechten vermeld tijdens de betrokken periode van het jaar 2000.3. Zijn uitgesloten van de toepassing van voormelde bepalingen de sociaal verzekerden waarvan de rechten op terugbetaling van geneeskundige verstrekkingen steunen op internationale overeenkomsten en de sociaal verzekerden die, in het kader van de vrije verzekering, recht hebben op terugbetaling voor de verstrekkingen omschreven in artikel 34 van de Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994 en die niet zijn opgesomd in artikel 1 van het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd. Voor die sociaal verzekerden zal de bijwerking van de gegevens in de elektronische microchip van de sociale identiteitskaart geschieden overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart.
Art. 2.Wanneer het bedrag van de terugbetaling van geneeskundige verstrekkingen, zoals het voortvloeit uit gegevens bedoeld in artikel 2, 4e lid, van het koninklijk besluit van 18 december 1996 houdende maatregelen met het oog op de invoering van een sociale identiteitskaart ten behoeve van alle sociaal verzekerden, met toepassing van de artikelen 38, 40, 41 en 49 van de wet van 26 juli 1996 houdende de modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de wettelijke pensioenstelsels en in artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart moet worden gewijzigd dan moet volgende procedure in acht worden genomen.
De verzekeringsinstelling dient de sociaal verzekerde schriftelijk kennis te geven van de wijziging.
Die mededeling moet geschieden binnen de veertien dagen na de datum waarop de verzekeringsinstelling kennis heeft van de wijziging en verduidelijkt inzonderheid de nieuwe rechten en gegevens, de plaats waar de sociaal verzekerde zijn sociale identiteitskaart dient voor te leggen met het oog op de bijwerking ervan en de termijn zoals bepaald in artikel 30, lid 4, van het koninklijk besluit van 22 februari 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen inzake de sociale identiteitskaart.
Wanneer de sociaal verzekerde zijn sociale identiteitskaart niet aan zijn verzekeringsinstelling heeft voorgelegd binnen de vastgestelde termijn dan moet die verzekeringsinstelling een herinneringsschrijven sturen. Die herinnering moet worden verstuurd binnen de veertien dagen na afloop van voormelde termijn.
Wanneer de wijziging het bedrag van de ver-zekeringstegemoetkoming, zoals het voortvloeit uit de gegevens in de elektronische microchip van de sociale identiteitskaart, vermindert dan moet de herinnering aangetekend worden verstuurd. Daarbij dient eveneens uitdrukkelijk te worden vermeld vanaf welke datum de in de elektronische microchip op de sociale identiteitskaart vermelde gegevens niet meer mogen worden gebruikt en dient er ook gewezen op de mogelijke gevolgen van een frauduleus gebruik van de niet gewijzigde gegevens.
De termijn voor het versturen van het herinneringsschrijven kan worden verlengd met maximum 45 dagen wanneer hoger bedoelde wijziging geen onmiddellijke uitwerking heeft maar dient alleszins te geschieden veertien dagen voor de wijziging effectief ingaat.
Art. 3.De verzekeringsinstellingen dienen bij wijziging van de sociale identiteitskaart volgende gegevens te bewaren : - de identificatie van de sociaal verzekerde; - de data, referenties en inhoud van de brieven aan de sociaal verzekerde; - de datum van het aanbrengen van elke wijziging op de sociale identiteitskaart en de aard ervan.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 20 december 1999.
F. VANDENBROUCKE