gepubliceerd op 02 september 2003
Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 14 november 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader
20 AUGUSTUS 2003. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 14 november 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader
De Minister van Landsverdediging, Gelet op de wet van 27 december 1961 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 38, en 39, gewijzigd bij de wetten van 20 mei 1994 en van 22 maart 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 15, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 september 1966, van 27 mei 1975, van 9 februari 1988, van 13 januari 2003, van 27 maart 2003 en van 20 augustus 2003, 16, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 december 1999, van 13 januari 2003, van 27 maart 2003 en van 20 augustus 2003, en 17, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 mei 1975, van 13 januari 2003, van 27 maart 2003 en van 20 augustus 2003;
Gelet op het ministerieel besluit van 14 november 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, inzonderheid op de artikelen 22, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 december 1999 en van 8 april 2003, 23bis, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 9 oktober 1978 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 8 april 2003, en 24, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 27 mei 1975, van 9 oktober 1978, van 30 september 1981, van 22 juni 1987, van 8 januari 1998, van 16 april 1998 en van 8 april 2003;
Gelet op het protocol van het Onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht, afgesloten op 29 april 2003;
Gelet op het advies nr. 35.488/4 van de Raad van State, gegeven op 2 juli 2003, Besluit :
Artikel 1.Artikel 22 van het ministerieel besluit van 14 november 1963 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader van de krijgsmacht, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 december 1999 en van 8 april 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 22.§ 1. Het examen voor bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor wordt voorafgegaan door opleidingscursussen van gespecialiseerde, professionele en militaire aard of door geleide stages. De kandidaten mogen zich slechts voor het examen aanmelden wanneer ze deze cursussen of stages hebben gevolgd.
De kandidaat die zich zonder geldige reden niet aanmeldt voor de opleidingscursussen wordt gelijkgesteld met de onderofficieren die uitstel hebben gekregen.
Op zijn aanvraag of, in voorkomend geval van ambtswege, kan de kandidaat die één of meerdere opleidingscursussen van gespecialiseerde, professionele en militaire aard of geleide stages met succes gevolgd heeft evenwel vrijgesteld worden van het opnieuw volgen van inhoudelijk dezelfde cursussen of stages en van het afleggen van de eraan verbonden examens. De kandidaat bekomt als uitslag voor een examen verbonden aan de cursus of stage waarvan hij vrijgesteld was het vroegere resultaat, in voorkomend geval, mits een omrekening in functie van het puntentotaal van de cursus of van de stage in het examen voor bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor. § 2. De leerstof en de duur van deze cursussen of stages kan verschillen naargelang de korpsen, specialiteiten, ambten, of eventueel, binnen eenzelfde ambt. Ze zijn, het voorwerp van een reglement vastgesteld door de Minister. De cursussen of stages mogen in verschillende fases worden gesplitst, die elk met een gedeelte van het examen voor bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor kunnen worden beëindigd. Die fases mogen in verschillende modules worden gesplitst, die elk met een gedeelte van het examen voor bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor kunnen worden beëindigd.
De totale effectieve duur van de cursussen en stages bedraagt niet meer dan driehonderd vijfenzestig dagen.
De onderofficier die niet effectief een functie uitoefent binnen het korps, de specialiteit, of eventueel het ambt waarin de cursussen of stages waaraan hij zal deelnemen worden gehouden, wordt op zijn aanvraag en ten vroegste drie jaar voor de aanvang van de eerste cursus of stage, gedurende minstens een jaar tewerkgesteld in een functie binnen dit korps, deze specialiteit, of eventueel dit ambt. »
Art. 2.Artikel 23 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het ministerieel besluit van 14 maart 2002, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 23.§ 1. Om te slagen, moet de kandidaat : 1° deelnemen aan de volledige cursussen en stages waarvan hij niet werd vrijgesteld op basis van artikel 22, § 1, derde lid;2° de helft van de punten behalen voor de verschillende fases van de vorming, die fases worden per korps, specialiteit, ambt, of eventueel binnen het ambt bepaald in een reglement vastgesteld door de Minister;3° de helft van de punten behalen voor de modules van de vorming, hierna "uitsluitingsmodules" te noemen, die per korps, specialiteit, ambt, of eventueel binnen het ambt in een reglement vastgesteld door de Minister worden bepaald. Indien er omwille van internationale samenwerkingsverdragen of van specifieke veiligheidsregels andere slaagdrempels worden voorzien, moeten die in een reglement vastgesteld door de Minister worden hernomen. § 2. Wanneer een kandidaat niet voldoet aan minstens één van de voorwaarden bedoeld in § 1, worden zijn uitslagen voorgelegd aan een deliberatiecommissie.
Deze commissie bestaat uit de volgende personen : 1° de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in de militaire instelling waar de kandidaat zijn vorming volgt, voorzitter;2° de eenheidscommandant of de officier-dienstoverste verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat;3° ten minste twee van de voornaamste onderrichters die betrokken waren bij de vorming van de kandidaat;4° de geneesheer van de eenheid van de militaire instelling waar de kandidaat zijn vorming volgt in de gevallen bedoeld in § 5, vierde lid, en in § 6, tweede lid, of wanneer de voorzitter dit nodig acht. Naast de leden, bestaat de commissie uit een of meerdere secretarissen aangewezen door de voorzitter. § 3. Wanneer de korpscommandant, de verantwoordelijke officier van het vormingsorganisme of de bevoegde functionele autoriteit kennis heeft van uitslagen die niet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in § 1, vat hij de deliberatiecommissie.
De bijeenroeping van de deliberatiecommissie wordt aan de kandidaat betekend, evenals de onvoldoende uitslagen of de nuttige vaststellingen met betrekking tot de niet deelneming aan één of meerdere examens of te volgen vormingen.
De kandidaat kan een verweerschrift indienen met betrekking tot de onvoldoende uitslagen die hij heeft bekomen.
Dit verweerschrift wordt ingediend uiterlijk binnen vijf werkdagen nadat hem de dag van de zitting van de deliberatiecommissie ter kennis is gebracht. In geval van hoogdringendheid kan de voorzitter van de deliberatiecommissie deze termijn beperken tot twee werkdagen.
Het verweerschrift wordt gevoegd bij het dossier dat aan de deliberatiecommissie wordt voorgelegd. § 4. Wanneer hij er gemotiveerd en schriftelijk om verzoekt, wordt de kandidaat ter zitting van de deliberatiecommissie gehoord. In dit geval, mag hij zich ter zitting laten bijstaan door een raadsman die een militair in werkelijke dienst van zijn keuze of een advocaat kan zijn.
Hij richt zijn aanvraag om te worden gehoord tot de voorzitter uiterlijk binnen twee werkdagen nadat hem de dag van de zitting ter kennis is gebracht.
Het dossier staat ter beschikking van de kandidaat en diens raadsman gedurende ten minste vijf werkdagen vóór de zitting, op uur en plaats bepaald door de voorzitter. De zitting kan niet op vraag van de kandidaat of zijn raadsman, of wegens hun afwezigheid worden uitgesteld.
Ter zitting, in voorkomend geval, in aanwezigheid van de kandidaat die gehoord wordt, alsmede van zijn eventuele raadsman, zet de voorzitter de reden van de oproeping uiteen, waarna de eenheidscommandant van de kandidaat of de officier-dienstoverste die verantwoordelijk is voor diens vorming, een overzicht geeft van de bekomen uitslagen.
In voorkomend geval, de voorzitter, ondervraagt de verschijnende kandidaat over de onvoldoende resultaten. Hij ondervraagt ook ieder persoon die de commissie nodig acht te horen. Het woord wordt vervolgens verleend aan de kandidaat en aan zijn raadsman, die vragen mogen stellen aan de gehoorde personen.
De verklaringen van de kandidaat en van de gehoorde personen worden opgetekend door de secretaris in een proces-verbaal en ondertekend door de kandidaat en, in voorkomend geval, door de gehoorde personen.
Indien een opgeroepen persoon of de kandidaat weigert of verzuimt te verschijnen, op vragen te antwoorden of zijn verklaringen te ondertekenen, wordt dit in het proces-verbaal vermeld. § 5. De deliberatiecommissie spreekt zich uit op grond van de aan de kandidaat toegekende cijfers en op basis van de gemelde vaststellingen.
De commissie beslist bij meerderheid van stemmen. De leden kunnen zich niet onthouden. Bij gelijkheid van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. De secretaris is niet stemgerechtigd.
De deliberatiecommissie neemt één van de volgende beslissingen : 1° de kandidaat beschikt over de vereiste professionele hoedanigheden en is geslaagd voor de fase, de uitsluitingsmodule of het examen voor bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor;2° de kandidaat mag een herkansingsexamen afleggen op de datum die zij vastlegt, dit herkansingsexamen moet plaats vinden ten vroegste twee weken en ten laatste twee maanden na de datum van ondertekening door de kandidaat van het proces-verbaal van de zitting van de deliberatiecommissie;3° de kandidaat is definitief mislukt, omdat hij over onvoldoende professionele hoedanigheden beschikt. Wanneer een kandidaat omwille van gezondheidsredenen, zwangerschap of andere ernstige redenen niet in staat is een examen van einde fase of module af te leggen kan de deliberatiecommissie de kandidaat toelaten zijn examen op een latere tijdstip af te leggen. Wanneer een gezondheidsreden of zwangerschap door de kandidaat wordt ingeroepen, bestaat de deliberatiecommissie eveneens uit de geneesheer bedoeld in § 2, tweede lid, 4°. Indien de kandidaat over geen geldige reden beschikt kan de deliberatiecommissie de kandidaat gelijkstellen met de onderofficier die uitstel heeft gekregen. § 6. Wanneer een kandidaat de helft van de punten niet behaalt voor een herkansingsexamen, worden zijn uitslagen voorgelegd aan de deliberatiecommissie die één van de volgende beslissingen neemt : 1° de kandidaat beschikt over de vereiste professionele hoedanigheden en is geslaagd voor de fase, de uitsluitingsmodule of het examen voor bevordering tot de graad van eerste sergeant-majoor;2° de kandidaat is definitief mislukt, omdat hij over onvoldoende professionele hoedanigheden beschikt. Wanneer een kandidaat omwille van gezondheidsredenen, zwangerschap of andere ernstige redenen niet in staat is een herkansingsexamen af te leggen kan de deliberatiecommissie de kandidaat toelaten zijn herkansingsexamen op een latere tijdstip af te leggen. Wanneer een gezondheidsreden of zwangerschap door de kandidaat wordt ingeroepen, bestaat de deliberatiecommissie eveneens uit de geneesheer bedoeld in § 2, tweede lid, 4°. »
Art. 3.Artikel 23bis van hetzelfde besluit ingevoegd bij het ministerieel besluit van 9 oktober 1978 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 8 april 2003, wordt opgeheven.
Art. 4.Artikel 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 27 mei 1975, van 9 oktober 1978, van 30 september 1981, van 22 juni 1987, van 8 januari 1998, van 16 april 1998 en van 8 april 2003, wordt vervangen als volgt : «
Art. 24.§ 1. Het kwalificatie-examen voor de benoeming tot de graad van adjudant-chef wordt voorafgegaan door opleidingscursussen van algemene, professionele of militaire aard of door geleide stages. De kandidaten mogen zich slechts voor het examen aanmelden wanneer ze deze cursussen of stages hebben gevolgd.
De kandidaat die zich zonder geldige reden niet aanmeldt voor de opleidingscursussen wordt gelijkgesteld met de onderofficieren die uitstel hebben gekregen.
Op zijn aanvraag of, in voorkomend geval van ambtswege, kan de kandidaat die één of meerdere opleidingscursussen van algemene, professionele of militaire aard of geleide stages met succes gevolgd heeft evenwel vrijgesteld worden van het opnieuw volgen van inhoudelijk dezelfde cursussen of stages en van het afleggen van de eraan verbonden examens. De kandidaat bekomt als uitslag voor een examen verbonden aan de cursus of stage waarvan hij vrijgesteld was het vroegere resultaat, in voorkomend geval, mits een omrekening in functie van het puntentotaal van de cursus of van de stage in het kwalificatie-examen voor de benoeming tot de graad van adjudant-chef. § 2. De leerstof en de duur van deze cursussen of stages kan, in voorkomend geval, verschillen naargelang de korpsen of de specialiteiten. Ze zijn het voorwerp van een reglement vastgesteld door de Minister. De cursussen of stages mogen in verschillende fases worden gesplitst, die elk met een gedeelte van het kwalificatie-examen voor de benoeming tot de graad van adjudant-chef kunnen worden beëindigd. Die fases mogen in verschillende modules worden gesplitst, die elk met een gedeelte van het kwalificatie-examen voor de benoeming tot de graad van adjudant-chef kunnen worden beëindigd. »
Art. 5.Artikel 25 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het ministerieel besluit van 14 maart 2002, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Art. 25.§ 1. Om te slagen, moet de kandidaat : 1° deelnemen aan de volledige cursussen en stages waarvan hij niet werd vrijgesteld op basis van artikel 24, § 1, derde lid;2° de helft van de punten behalen voor de verschillende fases van de vorming, die fases worden, in voorkomend geval, per korps of specialiteit bepaald in een reglement vastgesteld door de Minister. Indien er omwille van internationale samenwerkingsverdragen of van specifieke veiligheidsregels andere slaagdrempels worden voorzien, moeten die in een reglement vastgesteld door de Minister worden hernomen. § 2. Wanneer een kandidaat niet voldoet aan minstens één van de voorwaarden bedoeld in § 1, worden zijn uitslagen voorgelegd aan een deliberatiecommissie.
Deze commissie bestaat uit de volgende personen : 1° de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in de militaire instelling waar de kandidaat zijn vorming volgt, voorzitter;2° de eenheidscommandant verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat;3° twee leden van de examencommissie waarvoor de kandidaat zijn examen heeft afgelegd;4° één van de voornaamste onderrichters die betrokken was bij de vorming van de kandidaat;5° de hoofdonderofficier raadgever van de examencommissie, behorende tot het taalstelsel van de kandidaat;6° de geneesheer van de eenheid van de militaire instelling waar de kandidaat zijn vorming volgt in de gevallen bedoeld in § 5, vierde lid, en in § 6, tweede lid, of wanneer de voorzitter dit nodig acht. Naast de leden, bestaat de commissie uit één of meerdere secretarissen aangewezen door de voorzitter. § 3. Wanneer de voorzitter van de examencommissie kennis heeft van uitslagen die niet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in § 1, vat hij de deliberatiecommissie.
Hij betekent aan de kandidaat, de bijeenroeping van de deliberatiecommissie en de onvoldoende uitslagen of de nuttige vaststellingen met betrekking tot de niet deelneming aan één of meerdere examens of te volgen vormingen.
De kandidaat kan een verweerschrift indienen met betrekking tot de onvoldoende uitslagen die hij heeft bekomen.
Dit verweerschrift wordt ingediend uiterlijk binnen vijf werkdagen nadat hem de dag van de zitting van de deliberatiecommissie ter kennis is gebracht.
Het verweerschrift wordt gevoegd bij het dossier dat aan de deliberatiecommissie wordt voorgelegd. § 4. Wanneer hij er gemotiveerd en schriftelijk om verzoekt, wordt de kandidaat ter zitting van de deliberatiecommissie gehoord. In dit geval, mag hij zich ter zitting laten bijstaan door een raadsman die een militair in werkelijke dienst van zijn keuze of een advocaat kan zijn.
Hij richt zijn aanvraag om te worden gehoord tot de voorzitter uiterlijk binnen twee werkdagen nadat hem de dag van de zitting ter kennis is gebracht.
Het dossier staat ter beschikking van de kandidaat en diens raadsman gedurende ten minste vijf werkdagen vóór de zitting, op uur en plaats bepaald door de voorzitter. De zitting kan niet op vraag van de kandidaat of zijn raadsman, of wegens hun afwezigheid worden uitgesteld.
Ter zitting, in voorkomend geval, in aanwezigheid van de kandidaat die gehoord wordt, alsmede van zijn eventuele raadsman, zet de voorzitter de reden van de oproeping uiteen. Het woord wordt vervolgens verleend aan de kandidaat en aan zijn raadsman.
De verklaringen van de kandidaat en, in voorkomend geval, die van zijn raadsman, worden opgetekend door de secretaris in een proces-verbaal en ondertekend door de kandidaat en, in voorkomend geval, door zijn raadsman. Indien de kandidaat of zijn raadsman weigert of verzuimt te verschijnen, op vragen te antwoorden of zijn verklaringen te ondertekenen, wordt dit in het proces-verbaal vermeld. § 5. De deliberatiecommissie spreekt zich uit op grond van de aan de kandidaat toegekende cijfers en op basis van de gemelde vaststellingen.
De commissie beslist bij meerderheid van stemmen. De leden kunnen zich niet onthouden. Bij gelijkheid van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. De secretaris is niet stemgerechtigd.
De deliberatiecommissie neemt één van de volgende beslissingen : 1° de kandidaat beschikt over de vereiste professionele hoedanigheden en is geslaagd voor de fase of het kwalificatie-examen voor de benoeming tot de graad van adjudant-chef;2° de kandidaat mag een herkansingsexamen afleggen op de datum die zij vastlegt, dit herkansingsexamen moet plaatsvinden ten vroegste twee weken en ten laatste twee maanden na de datum van ondertekening door de kandidaat van het proces-verbaal van de zitting van de deliberatiecommissie;3° de kandidaat is definitief mislukt, omdat hij over onvoldoende professionele hoedanigheden beschikt. Wanneer een kandidaat omwille van gezondheidsredenen, zwangerschap of andere ernstige redenen niet in staat is een examen van einde fase of module af te leggen kan de deliberatiecommissie de kandidaat toelaten zijn examen op een latere tijdstip af te leggen. Wanneer een gezondheidsreden of zwangerschap door de kandidaat wordt ingeroepen, bestaat de deliberatiecommissie eveneens uit de geneesheer bedoeld in § 2, tweede lid, 6°. Indien de kandidaat over geen geldige reden beschikt kan de deliberatiecommissie de kandidaat gelijkstellen met de onderofficier die uitstel heeft gekregen. § 6. Wanneer een kandidaat de helft van de punten niet behaalt voor een herkansingsexamen, worden zijn uitslagen voorgelegd aan de deliberatiecommissie die één van de volgende beslissingen neemt : 1° de kandidaat beschikt over de vereiste professionele hoedanigheden en is geslaagd voor de fase of het kwalificatie-examen voor de benoeming tot de graad van adjudant-chef;2° de kandidaat is definitief mislukt, omdat hij over onvoldoende professionele hoedanigheden beschikt. Wanneer een kandidaat omwille van gezondheidsredenen, zwangerschap of andere ernstige redenen niet in staat is een herkansingsexamen af te leggen kan de deliberatiecommissie de kandidaat toelaten zijn herkansingsexamen op een latere tijdstip af te leggen. Wanneer een gezondheidsreden of zwangerschap door de kandidaat wordt ingeroepen, bestaat de deliberatiecommissie eveneens uit de geneesheer bedoeld in § 2, tweede lid, 6°. »
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2003.
Brussel, 20 augustus 2003.
A. FLAHAUT