gepubliceerd op 03 mei 2001
Ministerieel besluit tot bepaling van de wijze van uitoefening van controle op de aanwending van de subsidie bedoeld in artikel 17 van het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot bepaling van de nadere regels inzake erkenning van de organisaties voor juridische bijstand, alsook betreffende de samenstelling en de werking van de commissie voor juridische bijstand en tot vaststelling van de objectieve criteria van subsidiëring van de commissies voor juridische bijstand, overeenkomstig de artikelen 508/2, § 3, tweede lid, en 508/4, van het Gerechtelijk Wetboek
19 APRIL 2001. - Ministerieel besluit tot bepaling van de wijze van uitoefening van controle op de aanwending van de subsidie bedoeld in artikel 17 van het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot bepaling van de nadere regels inzake erkenning van de organisaties voor juridische bijstand, alsook betreffende de samenstelling en de werking van de commissie voor juridische bijstand en tot vaststelling van de objectieve criteria van subsidiëring van de commissies voor juridische bijstand, overeenkomstig de artikelen 508/2, § 3, tweede lid, en 508/4, van het Gerechtelijk Wetboek
De Minister van Justitie, Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 508/4, ingevoegd bij de wet van 23 november 1998 betreffende de juridische bijstand;
Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd in het koninklijk besluit van 17 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 55 tot 58;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1999 tot bepaling van de nadere regels inzake erkenning van de organisaties voor juridische bijstand, alsook betreffende de samenstelling en de werking van de commissie voor juridische bijstand en tot vaststelling van de objectieve criteria van subsidiëring van de commissies voor juridische bijstand, overeenkomstig de artikelen 508/2, § 3, tweede lid, en 508/4, van het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op de artikelen 17, 18 en 19;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat artikel 19, derde lid, van voornoemd koninklijk besluit van 20 december 1999 dringend moet worden toegepast opdat het saldo van de subsidie kan worden gestort aan de commissies voor juridische bijstand, zodat zij het hoofd kunnen bieden aan de kosten die zij dragen in het kader van hun opdrachten bedoeld in artikel 508/3, 1° tot 4° van het Gerechtelijk Wetboek en inzonderheid de advocaten die juridische eerstelijnsbijstand hebben verleend, volledig en binnen een redelijke termijn kunnen vergoeden;
Overwegende dat dit besluit bijgevolg zeer spoedig moet worden genomen, Besluit :
Artikel 1.De documenten tot staving van de vergoeding van de advocaten die juridische eerstelijnsbijstand hebben verleend omvatten : 1° de lijst met de namen van de advocaten die juridische eerstelijnsbijstand hebben verleend;2° de data waarop en het aantal uren die door iedere betrokkene is gepresteerd;3° het bedrag dat aan ieder van hen wordt uitgekeerd;4° de betalingsbewijzen.
Art. 2.De documenten tot staving van de andere kosten van juridische eerstelijnsbijstand gedragen door de commissie voor juridische bijstand in het kader van artikel 508/3, 1° of 508/3, 2°, 3° en 4°, omvatten : 1° de facturen;2° de betalingsbewijzen.
Art. 3.De kosten betreffende het presentiegeld van de commissieleden worden niet gesubsidieerd.
Art. 4.Bovenvermelde documenten ter staving moeten uiterlijk 31 december van het jaar na het betrokken gerechtelijk jaar worden toegezonden. Documenten met betrekking tot het gerechtelijk jaar 1999-2000 moeten uiterlijk 1 juni 2001 worden toegezonden.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Brussel, 19 april 2001.
M. VERWILGHEN