gepubliceerd op 25 oktober 2002
Ministerieel besluit tot toekenning van een toelage aan de titularissen van sommige functies bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken die onderworpen zijn aan bijzondere dienstverplichtingen waardoor zij kosteloze vrije inwoning genieten, en waarvoor het hun bestuur materieel onmogelijk is ze ter plaatse te huisvesten
18 OKTOBER 2002. - Ministerieel besluit tot toekenning van een toelage aan de titularissen van sommige functies bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken die onderworpen zijn aan bijzondere dienstverplichtingen waardoor zij kosteloze vrije inwoning genieten, en waarvoor het hun bestuur materieel onmogelijk is ze ter plaatse te huisvesten
De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op artikel 107 van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 1950 betreffende de huisvesting van sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel, inzonderheid op artikel 4;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 oktober 2002 tot bepaling van sommige functies bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken waarvan de titularissen onderworpen zijn aan bijzondere dienstverplichtingen waardoor zij kosteloze vrije inwoning genieten, en waarvoor het hun bestuur materieel onmogelijk is ze ter plaatse te huisvesten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 juli 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 25 juni 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken van 15 juli 2002;
Gelet op het protocol nr. 112/25 van 10 september 2002 van het sectorcomité I - Algemeen Bestuur;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat sommige personeelsleden van niveau 1, in dienst in de gesloten centra van het Ministerie van Binnenlandse Zaken wegens hun functies blijvend op de plaats van het werk moeten kunnen aanwezig zijn;
Overwegende dat zij daardoor verplicht zijn een bepaalde woning te betrekken, doch dat het hun bestuur materieel onmogelijk is ze ter plaatse te huisvesten;
Overwegende dat zij dus dringend kosteloze vrije inwoning moeten kunnen genieten, aangezien de verplichting wegens hun functies blijvend op de plaats van het werk aanwezig te moeten zijn, thans reeds bestaat;
Overwegende dat een toelage moet worden verleend;
Overwegende dat er reeds een gelijkaardige maatregel bestaat ten gunste van sommige personeelsleden in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal Strafinrichtingen;
Overwegende dat de gelijke behandeling van dat personeel en het personeel van de gesloten centra vereist dat deze maatregel ook voor deze laatsten wordt ingevoerd, Besluit :
Artikel 1.De personeelsleden van niveau 1 in dienst in de gesloten centra van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, die zijn aangeduid door de directeur-generaal van de Dienst Vreemdelingenzaken als behorende tot de centrumdirectie, wordt een toelage verleend voor het feit dat zij niet het genot hebben van vrije inwoning.
Art. 2.De toelage bedraagt 10 % van het bruto-bedrag van de gemiddelde wedde.
Zij wordt maandelijks en na vervallen termijn uitbetaald. Wanneer zij niet voor een volle maand verschuldigd is, wordt zij afgerekend bij dertigsten.
Zij wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de pensioenen en van de inhoudingen voor pensioenen.
Art. 3.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003.
Dit besluit treedt buiten werking op het ogenblik dat de loopbaanhervorming van de in artikel 1 bedoelde personeelsleden in werking treedt.
Brussel, 18 oktober 2002.
De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE