Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 18 februari 2008
gepubliceerd op 25 april 2008

Ministerieel besluit houdende overgangsbepalingen betreffende de Beschikking C 6643 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 waarbij een door België voor het Waalse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008027059
pub.
25/04/2008
prom.
18/02/2008
ELI
eli/besluit/2008/02/18/2008027059/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 FEBRUARI 2008. - Ministerieel besluit houdende overgangsbepalingen betreffende de Beschikking C(2007) 6643 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 waarbij een door België voor het Waalse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan


De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, Gelet op Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, inzonderheid op artikel R.220;

Gelet op de Europese Richtlijn 91/676/EEG van 12 december 1991 betreffende de bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

Gelet op Beschikking C(2007) 6643 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 waarbij een door België voor het Waalse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen en doelstelling

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° « bestuur » : het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu; 2° « afwijking » : afwijking van artikel R.213, § 1, van het Waterwetboek, toegestaan overeenkomstig artikel R.220 van hetzelfde Wetboek; 3° « veehouderij » of « veebedrijf » : landbouwbedrijf dat meer dan drie stuks vee telt en waarin de runderen minstens twee derde van het veebestand vertegenwoordigen, waarbij die verhouding berekend wordt in termen van de hoeveelheid organische stikstof die in het bedrijf gevaloriseerd wordt; 4° « erkend laboratorium » : laboratorium dat voldoet aan de vereisten verwoord in het besluit van de Waalse Regering van 14 februari 2008 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de laboratoria belast met de bodemanalyses voor de kwantificatie van de potentieel uitspoelbare stikstof in het kader van de uitvoering van artikel R.220 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, voor wat betreft het duurzame beheer van stikstof in de landbouw, zoals gewijzigd op 15 februari 2007, en in het kader van de uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 14 februari 2008 betreffende de opvolging, door metingen van de potentieel uitspoelbare stikstof, van de conformiteit van de landbouwbedrijven in kwetsbare gebieden met de goede praktijken nodig voor de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen; 5° « Minister » : de Minister die het Waterbeleid onder zijn bevoegdheid heeft;6° « perceel » of « landbouwperceel » : elk akker- of weideland bestaande uit één aaneengesloten deel dat homogeen beheerd wordt tijdens één teeltcyclus; 7° « begeleidingsstructuur » : de organismen waaraan bij overeenkomst coördinatie- en begeleidingsopdrachten worden toevertrouwd overeenkomstig artikel R.224 van het Waterwetboek; 8° « survey surfaces agricoles » (survey landbouwoppervlakten) : netwerk van representatieve punten waarmee jaarlijkse referentiewaarden worden vastgesteld voor potentieel uitspoelbare stikstof.

Art. 2.Dit besluit strekt ertoe de voorwaarden vast te stellen voor de toekenning van een afwijking van artikel 213 van het Waterwetboek overeenkomstig artikel R.220 van dat Wetboek. HOOFDSTUK II. - Afwijking en procedure voor het verkrijgen ervan

Art. 3.§ 1. Onverminderd de inachtneming van artikel R.209 van het Waterwetboek en onder voorbehoud dat de afwijkingsaanvraag, waarvan de voorwaarden in dit besluit zijn bepaald, aanvaard wordt, wijken de in aanmerking komende bedrijven af van artikel R.213 van datzelfde Wetboek. § 2. Voor de afwijking komt de veehouderij in aanmerking die beantwoordt aan alle volgende voorwaarden : - het bedrijf werkt met minstens één perceel in een kwetsbaar gebied; - minstens 48 percent van de aangegeven landbouwoppervlakte van het bedrijf dat in kwetsbaar gebied ligt, bestaat uit weideland; - het globale grondgebondenheidscijfer van het bedrijf voor het jaar dat voorafgaat aan de toekenning van de afwijking is kleiner dan of gelijk aan de eenheid, of het bedrijf krijgt geen grondgebondenheidscijfer voor het jaar dat voorafgaat aan de toekenning van de afwijking; - het globale grondgebondenheidscijfer van het bedrijf is kleiner dan of gelijk aan zijn intern grondgebondenheidscijfer voor het jaar dat voorafgaat aan de toekenning van de afwijking; - in de voorgaande jaren kreeg het bedrijf geen ongunstig rapport van de begeleidingsstructuur in het kader van de opdrachten die laatstgenoemde van de Regering toegewezen kreeg.

Art. 4.§ 1. De landbouwer die wenst in aanmerking te komen voor de afwijking vraagt die jaarlijks aan aan de hand van het formulier in bijlage I. Die aanvraag, met de goedkeuring van de begeleidingsstructuur, wordt naar het bestuur verstuurd met een aangetekend schrijven of op elke wijze waarop de zending een vaste dagtekening krijgt, vanaf 1 januari en uiterlijk 31 maart van het jaar waarvoor de afwijking wordt aangevraagd. § 2. Op grond van de criteria, omstandig omschreven in artikel 3, § 2, en van de meest recente gegevens waarover het beschikt gaat het bestuur na of de voorwaarden voor het verkrijgen van de afwijking, zoals nader aangegeven in dit besluit, vervuld zijn. Bij verlenging van de afwijking houdt het bestuur voor elke landbouwer rekening met het jaarlijks rapport dat de begeleidingsstructuur hem overmaakt, overeenkomstig artikel 11. Het bestuur spreekt zich uit over de aanvraag en licht er de landbouwer over in voor 31 mei met motivering van zijn beslissing. Als die termijn eenmaal verstreken is, wordt de aanvraag aanvaard geacht. HOOFDSTUK III. - Verplichtende regels op landbouwgebied in verband met de afwijking

Art. 5.De landbouwer die voor de afwijking in aanmerking komt, stelt een bemestingsplan op voor de stikstof- en fosforhoudende meststoffen voor het lopende kalenderjaar. Dat plan ligt ter inzage op het bedrijf zodat het uiterlijk 31 maart van elk kalenderjaar door het bestuur of de begeleidingsstructuur nagekeken kan worden.

Dat plan bevat volgende gegevens : - het aantal stuks vee per soort op het tijdstip van opstelling van het document, de omschrijving van de behuizing, de omschrijving van het opslagsysteem voor de dierlijke meststoffen en het beschikbare opslagvolume; - de hoeveelheid stikstof en fosfor in de voortgebrachte dierlijke meststoffen. Wat betreft de hoeveelheid voortgebrachte stikstof, mag de landbouwer gebruik maken van de gegevens die het bestuur verstrekt bij het mededelen van zijn grondgebondenheidscijfer; - de gebruikte wisselbouw. De landbouwer mag daarvoor gebruik maken van de laatste oppervlakteaangifte in zijn bezit; - voor elk landbouwperceel van het bedrijf, de vermoedelijke behoeften aan stikstof en fosfor en, voor beide gegevens, de voorziene toevoer van chemische en organische meststoffen, alsook de periode waarvoor in die toevoer voorzien wordt.

Als er een verandering optreedt in de landbouwpraktijk, wordt het plan door de landbouwer bijgesteld in de zeven dagen na die verandering zodat het plan overeenstemt met de werkelijke landbouwpraktijk.

Art. 6.De landbouwer die voor de afwijking in aanmerking komt, houdt voor elk kalenderjaar een bemestingsregister ter beschikking van het bestuur en de begeleidingsstructuur, waarin per perceel elke verspreiding van stikstof- en fosforhoudende meststoffen bijgehouden wordt, alsook de aard van de verspreide meststof, het stikstof- en fosforgehalte ervan, de totale verspreide hoeveelheid, de oppervlakte van het perceel, de per hectare verspreide hoeveelheid in termen van stikstof en fosforpentoxide (P2O5) en de datum van de verspreiding.

Art. 7.De landbouwer die voor de afwijking in aanmerking komt, laat minstens één keer per vier jaar door het erkende laboratorium van zijn keuze een analyse uitvoeren van de concentratie aan fosfor voor elk grondstuk dat eenvorming bewerkt wordt wat betreft wisselbouw en bodemkenmerken. Er is minstens één analyse voor vijf hectare aangegeven landbouwoppervlakte vereist. De uitslagen van die analyses worden gebruikt voor het uitwerken van het bemestingsplan.

Art. 8.§ 1. Jaarlijks in de herfst worden vijf bodemmonsters genomen uit een verzameling percelen van het bedrijf van de landbouwer die voor de afwijking in aanmerking komt, met het oog op de analyse van de potentieel uitspoelbare stikstof en de verificatie van de conformiteit ervan met de goede landbouwpraktijken nodig voor de bescherming van water tegen nitraten uit agrarische bronnen, hierna « de conformiteit » genoemd. § 2. De verzameling percelen waarop de monsters genomen moeten worden, wordt jaarlijks overeenkomstig bijlage II vastgesteld door de begeleidingsstructuur.

Indien het landbouwbedrijf evenwel geselecteerd wordt krachtens het besluit van de Waalse Regering van 14 februari 2008 betreffende de opvolging, door metingen van de potentieel uitspoelbare stikstof, van de conformiteit van de landbouwbedrijven in kwetsbare gebieden met de goede landbouwpraktijken nodig voor de bescherming van water tegen nitraten uit agrarische bronnen, ziet de begeleidingsstructuur erop toe dat overeenkomstig bijlage II enkel het aantal bijkomende percelen geselecteerd wordt om vijf bodemmonsters te bereiken. § 3. De bodemmonsters worden genomen, verpakt en geanalyseerd overeenkomstig het ministerieel besluit van 18 februari 2008 houdende sommige uitvoeringsbepalingen betreffende de technieken voor de meting van potentieel uitspoelbare stikstof en de « survey surfaces agricoles » (survey landbouwoppervlakten) overeenkomstig hoofdstuk IV van het regelgevend deel van het Waterwetboek. De begeleidingsstructuur beoordeelt de conformiteit van elk perceel overeenkomstig datzelfde besluit.

Voor een gegeven jaar wordt een landbouwbedrijf conform verklaard indien de meerderheid van de bemonsterde percelen van dat bedrijf een uitslag vertonen die met die vereisten overeenstemt. Anders wordt het betrokken bedrijf niet conform verklaard met de goede landbouwpraktijken nodig voor de bescherming van water tegen nitraten uit agrarische bronnen. § 4. De landbouwer kiest een erkend laboratorium voor de uitvoering van de verrichtingen omschreven in dit besluit. Hij licht er de begeleidingsstructuur over in op het tijdstip van de aanvraag, nader aangegeven in artikel 4.

Het erkende laboratorium dat de analyse uitvoert, deelt de uitslag ervan aan de landbouwer en aan de begeleidingsstructuur mee in de tien werkdagen na de bemonstering.

Art. 9.Voor de landbouwbedrijven die de afwijking gekregen hebben, wordt de verspreiding van organische meststoffen op weidelanden die bewerkt zullen worden overeenkomstig artikel R.216 van het Waterwetboek verboden vanaf 1 september van het jaar voorafgaand aan de bewerking.

Art. 10.Het weideland van de landbouwbedrijven die de afwijking gekregen hebben, bevat minder dan 50 percent peulgewassen. HOOFDSTUK IV. - Bijstand en evaluatie

Art. 11.De begeleidingsstructuur staat de landbouwers die de afwijking krijgen bij in alle taken die zij krachtens dit besluit dienen uit te voeren. Zij gaat na of ze zorgvuldig worden uitgevoerd, waarbij meer bepaald de nadruk gelegd wordt op de afstemming van het bemestingsplan op het beginsel van redelijke bemesting van de teelten en de weiden en waarbij de uitslagen van de metingen van de potentieel uitspoelbare stikstoffen naar best vermogen worden benut. Voor elke landbouwer stelt ze ten behoeve van het bestuur een kort jaarlijks rapport op over de toepassing van dit besluit. Met dat rapport wordt overeenkomstig artikel 4 rekening gehouden bij een aanvraag tot verlenging van de afwijking.

Art. 12.§ 1. Het voldoende karakter en de duurzaamheid van de potentieel uitspoelbare stikstoffen worden beoordeeld na afloop van het vierde jaar waarvoor de landbouwer de afwijking kreeg en de daarop volgende jaren. Als het landbouwbedrijf conform wordt verklaard voor het lopende jaar of voor elk van de twee voorgaande jaren, worden de uitslagen van de potentieel uitspoelbare stikstoffen voldoende en duurzaam geacht. § 2. Zoniet wordt de landbouwer het voordeel van de afwijking ontzegd tijdens een periode van vier jaar. § 3. De landbouwer die de basisbewoordingen van de samenwerking met de begeleidingsstructuur, zoals nader aangegeven in artikel 15, niet naleeft, wordt het voordeel van de afwijking eveneens ontzegd voor een periode van vier jaar. HOOFDSTUK V. - Rapportage

Art. 13.Er worden jaarlijks door het bestuur kaarten opgesteld ten behoeve van de Minister, die ze doorzendt naar de bevoegde diensten van de Europese Commissie. Die kaarten worden per landbouwstreek opgesteld en wijzen minstens het percentage bedrijven, het percentage dieren en het percentage nuttige landbouwoppervlakte aan waarop de afwijking slaat. Die kaarten worden opgenomen in het rapport bedoeld in artikel 14.

Art. 14.Er wordt door het bestuur een jaarverslag opgesteld ten behoeve van de Minister, die het doorzendt naar de bevoegde diensten van de Europese Commissie. Dat samenvattend verslag bevat minstens de gegevens over de evolutie van de kwaliteit van het oppervlakte- en het bodemwater, over de uitslagen van de metingen van de potentieel uitspoelbare stikstoffen van het voorgaande jaar voor de bedrijven die een afwijking kregen, en over de uitslagen van de evaluatie van de bedrijven die het voordeel van de afwijking genieten. HOOFDSTUK VI. - Overige bepalingen

Art. 15.De landbouwer die het voordeel van de afwijking geniet leeft de basisbewoordingen na van een samenwerking met de begeleidingsstructuur bedoeld in artikel R.224, §§ 2 en 3.

Daartoe verbindt hij ze zich ertoe : 1° volledig mee te werken met de begeleidingsstructuur;2° de volledige doorzichtigheid van de stikstof- en fosforbewegingen van het bedrijf te garanderen, hetgeen inhoudt dat de oppervlakte-opnames, de valoriseringscontracten van het plan en van het bemestingsregister, de veebestandsopnames, de resultaten van de opbrengst van de gewassen, de etiketten op de voeder- en mestzakken, de facturen en leveringsbewijzen met betrekking tot de aan- en verkoop van producten die stikstof of fosfor bevatten, evenals enige andere informatie met betrekking tot andere transacties die betrekking hebben op stikstof of het stikstofbeheer in ruime zin, voor inzage door de begeleidingsstructuur ter beschikking worden gesteld;3° alle documenten met betrekking tot de resultaten van de potentieel uitspoelbare stikstoffen, het grondgebondenheidscijfer en de valorsieringscontracten, elke briefwisseling met het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu daaromtrent, evenals elke andere nuttige informatie voor het vervullen van de opdrachten van de begeleidingsstructuur ter beschikking te stellen;4° te aanvaarden dat de gegevens die in het bedrijf zijn ingezameld, na anoniem te zijn gemaakt, ingevoerd worden in een gegevensbank voor het onderzoek naar, de communicatie over en de evaluatie van het programma voor het duurzame beheer van stikstof in de landbouw.

Art. 16.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2008.

Namen, 18 februari 2008.

B. LUTGEN

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^