Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 16 juli 1997
gepubliceerd op 31 juli 1997

Ministerieel besluit tot wijziging van het ministe-rieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1997014170
pub.
31/07/1997
prom.
16/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/16/1997014170/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JULI 1997. Ministerieel besluit tot wijziging van het ministe-rieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald


De Staatssecretaris voor Veiligheid, Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 20 juli 1991;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975, houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, inzonderheid op artikel 60.2;

Gelet op het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 8 december 1977, 23 juni 1978, 14 december 1979, 25 november 1980, 11 april 1983, 1 juni 1984, 17 september 1988, 20 juli 1990, 1 februari 1991, 11 maart 1991, 27 juni 1991, 19 december 1991 en 11 maart 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Binnenlandse Zaken;

Overwegende dat de Gewestregeringen zijn betrokken bij het ontwerpen van dit besluit;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 25 april 1997 over de adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 juni 1997 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :

Artikel 1.Een artikel 3ter, luidend als volgt, wordt in het ministerieel besluit van 11 oktober 1976 waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald, ingevoegd : «

Artikel 3ter.Bijzondere verkeerslichten voor het regelen van het verkeer van voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer (artikel 62ter van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer).

De bijzondere verkeerslichten voor het regelen van het verkeer van voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer komen voor op een matte zwarte cirkelvormige oppervlakte met een diameter van ten minste 0,18 m, overeenkomstig plaat 5 van bijlage 1 tot dit besluit.

Zij mogen slechts gebruikt worden voor de regeling van het verkeer van voertuigen op een eigen bedding of op een bijzondere overrijdbare bedding bestemd voor geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer. ».

Art. 2.In artikel 12 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 juni 1978, 11 april 1983, 17 september 1988,20 juli 1990, 1 februari 1991 en 19 december 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Artikel 12.5 wordt aangevuld met het volgend lid : « Dit verkeersbord moet als minimumafmetingen 0,60 m x 0,40 m hebben. ». 2° Een artikel 12.5bis, luidend als volgt, wordt ingevoegd : « 12.5bis. Verkeersbord F18. Aanduiding van een bijzondere overrijdbare bedding, voorbehouden voor voertuigen van geregelde openbare diensten voor gemeenschappelijk vervoer.

Dit verkeersbord wordt geplaatst bij het begin van de bijzondere overrijdbare bedding. Het mag na elk kruispunt herhaald worden.

Dit verkeersbord moet als minimumafmetingen 0,60 m x 0,40 m hebben. ».

Art. 3.Artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 oktober 1980, wordt aangevuld met de volgende bepaling : « 14.6. Afbakening van de bijzondere overrijdbare bedding, voorbehouden aan de voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer.

De breedte van de witte doorlopende streep die de bijzondere overrijdbare bedding afbakent, bedraagt ongeveer 0,20 m.

Ze wordt aangebracht over gans de lengte van de bedding, behalve op de plaatsen waar gebruik is gemaakt van de markeringen, bepaald bij artikel 19.7.

Opschriften, overeenkomstig plaat 11 van bijlage 4 tot dit besluit, kunnen op de bijzondere overrijdbare bedding worden geplaatst. ».

Art. 4.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 15.Overlangse voorlopige markeringen die de rijstroken aanduiden 1° De doorlopende streep wordt als volgt aangegeven : - ofwel door twee overhoeks geplaatste reeksen oranje spijkers.Tussen een spijker van één reeks en de dichtstbijgelegen spijkers van de andere reeks is er ongeveer 0,60 m tussenafstand, overeenkomstigplaat 2 van bijlage 4 tot dit besluit; - ofwel door een oranje doorlopende streep van ongeveer 0,20 m breedte op de autosnelwegen en 0,15 m op de andere wegen. 2° De onderbroken streep wordt als volgt aangegeven : - ofwel door groepen van vijf oranje spijkers.Tussen de spijkers is er ongeveer 0,60 m tussenafstand, tussen de groepen ongeveer 10 m, overeenkomstig plaat 2 van bijlage 4 tot dit besluit; ofwel door een oranje onderbroken streep van ongeveer 0,20 m breedte op de autosnelwegen en 0,15 m op de andere wegen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 14.3. ».

Art. 5.In artikel 19 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 december 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het opschrift van artikel 19.3. worden de woorden "en verdrijvingsvlakken" ingevoegd tussen de woorden "verkeersgeleiders" en "op"; 2° In artikel 19.3. 1° en 2° worden de woorden "en verdrijvingsvlakken" ingevoegd tussen de woorden "geleiders" en "op"; 3° De volgende bepaling wordt toegevoegd : « 19.7. Dambordmarkeringen Deze markeringen bestaan uit witte vierkanten met een zijde van ongeveer 0,50 m.

Zij mogen slechts gebruikt worden om de plaats af te bakenen voorbehouden aan voertuigen voor geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer op een bijzondere overrijdbare bedding of om eigen beddingen en bijzondere overrijdbare beddingen met elkaar te verbinden.

Zij mogen niet gebruikt worden wanneer de markeringen bepaald in artikel 14.6. aangebracht zijn. ».

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 1997.

Brussel, 16 juli 1997.

De Staatssecretaris voor Veiligheid, J. PEETERS Bijlage 1 tot het ministerieel besluit waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald.

Plaat 5 : Bijzondere verkeerslichten voor het regelen van het verkeer van voertuigen van geregelde diensten voor het gemeenschappelijk vervoer Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 16 juli 1997.

Brussel, 16 juli 1997.

De Staatssecretaris voor Veiligheid, J. PEETERS. Bijlage 4 tot het ministerieel besluit waarbij de minimumafmetingen en de bijzondere plaatsingsvoorwaarden van de verkeerstekens worden bepaald.

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 16 juli 1997.

Brussel, 16 juli 1997.

De Staatssecretaris voor Veiligheid, J. PEETERS.

^