gepubliceerd op 31 december 1999
Ministerieel besluit houdende reglementering van het transport, de verkoop, de verdeling en het verbruik van aardgas
16 DECEMBER 1999. - Ministerieel besluit houdende reglementering van het transport, de verkoop, de verdeling en het verbruik van aardgas
De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, de Minister van Economie en de Staatssecretaris voor Energie, Gelet op de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen, inzonderheid op artikel 3;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de aardgasbevoorrading van België volledig afhangt van productiecentra gelegen buiten haar grenzen;
Overwegende derhalve dat, onder andere in het kader van de problematiek van de millenniumovergang, de Belgische operatoren niet volledig meester zijn van de situatie en dus geen formele garantie kunnen verschaffen inzake de continuïteit van de leveringen;
Overwegende dat het bovendien niet kan worden uitgesloten dat in bepaalde extreme omstandigheden de continuïteit van de aardgasbevoorrading van België tijdelijk in het gedrang kan komen;
Overwegende dat het noodzakelijk is, in geval van een tijdelijk tekort aan aardgas, de levering van aardgas te waarborgen, nodig voor de allernoodzakelijkste behoeften van het land en, in de eerste plaats, voor deze behoeften die onontbeerlijk zijn voor het levensonderhoud van de bevolking, aangezien het daarenboven past, in dit geval, het tekort aan aardgas in de mate van het mogelijke op oordeelkundige en rechtmatige wijze over de verschillende verbruikers te verdelen;
Overwegende dat dit besluit derhalve in de kortst mogelijke tijd moet worden genomen, Besluiten :
Artikel 1.Wanneer in sommige delen van het land, de levering van aardgas aan de verbruikers in gevaar verkeert, kan de Minister van Economie, in samenspraak met de Staatssecretaris voor Energie, het in werking treden van maatregelen uitvaardigen, die geschikt zijn, enerzijds, om de levering van aardgas, nodig voor de allernoodzakelijkste behoeften van het land, te waarborgen, en anderzijds om, in de mate van het mogelijke, een oordeelkundige en billijke verdeling van het tekort aan aardgas over de verschillende verbruikers te verwezenlijken; dit kan bestaan in het opleggen van beperkingen inzake levering en verbruik van aardgas in België.
Art. 2.De beperkingsmaatregelen kunnen omvatten : 1° de verplichting voor de verkopers, vervoerders en/of verdelers van aardgas, hierna : « Aardgasondernemingen », van gans het land of van sommige delen ervan, het ter beschikking van de verbruikers of van sommige categorieën van verbruikers gestelde aardgasdebiet volgens bepaalde regels te beperken;2° de verplichting voor de verbruikers of voor sommige categorieën van verbruikers, uit gans het land of uit sommige delen ervan het aardgas dat ze aan het net ontnemen binnen bepaalde grenzen te beperken;3° het verbod aardgas te verbruiken voor bepaalde doeleinden of de beperking van het debiet en/of volume dat voor deze doeleinden mag aangewend worden. In samenspraak met de Staatssecretaris voor Energie, bepaalt de Minister van Economie, voor ieder geval de wijze van toepassing van de maatregelen, voorzien bij dit artikel.
Art. 3.§ 1. In geval de in artikel 1 en 2 bedoelde maatregelen niet te gepasten tijde toepasselijk konden worden gemaakt, legt de Minister van Economie, in samenspraak met de Staatssecretaris voor Energie, aan de Aardgasondernemingen op, in geval van bevoorradings- en/of transport- en/of verdeelproblemen van aardgas, om voorlopige maatregelen te nemen die onder andere het afsluiten van de gastoevoer naar sommige verbruikers kunnen omvatten, met dien verstande dat de Aardgasondernemingen zullen trachten, rekening houdend met de exploitatieomstandigheden, slechts in geval van volstrekte noodzakelijkheid en gedurende een minimum van tijd, de levering van aardgas, nodig voor de allernoodzakelijkste behoeften van het land, te beperken of te onderbreken.
Deze voorlopige maatregelen moeten, hetzij in geheel het land, hetzij in een deel ervan, toegepast worden volgens de volgende criteria : 1° mate van invloed van de genomen maatregelen;2° lokalisatie van het probleem;3° mate van preventie en vrijwaring;4° behoud van de integriteit van het net. De verbruikers gedragen zich naar de aanwijzingen van de Aardgasondernemingen inzake de toepassingen van deze maatregelen.
Hiertoe kunnen de Aardgasondernemingen beroep doen op de beëdigde agenten belast met de gemeentelijke politie en op de rijkswacht met het oog op bijstand voor het verzekeren of het controleren van de uitvoering van de voorlopige maatregelen. § 2. Bij het van kracht worden van de maatregelen bedoeld in § 1, waarschuwen de Aardgasondernemingen onmiddellijk de Minister van Economie en de Staatssecretaris voor Energie, die in samenspraak de genomen maatregelen bekrachtigen of wijzigen, ofwel een einde stellen aan hun toepassing.
Art. 4.Met het oog op de toepassing van dit besluit, zal de volgende rangschikking worden gerespecteerd met betrekking tot de allernoodzakelijkste behoeften van het land die aardgas vergen, in volgorde van voorrang, onverminderd artikel 3, § 1, alinea 2 : 1° de ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen;2° de afnemers van de openbare distributie, voor zover hun huishoudelijk en niet-huishoudelijk verbruik onderworpen is aan het ministerieel besluit van 6 september 1994 houdende reglementering van de aardgasprijzen;3° de industriële verbruikers met inbegrip van de elektrische centrales, voor zover het stilleggen van hun installaties, die in continu werken, tot een gevaar voor de veiligheid van personen of tot averij aan hun installaties zou leiden, doch slechts uitsluitend in de mate dat het noodzakelijk is deze te vermijden;4° de overige industriële afnemers en overige elektrische centrales. In samenspraak met de Staatssecretaris voor Energie, kan de Minister van Economie, de lijst van allernoodzakelijkste behoeften wijzigen en vervolledigen.
Art. 5.De Aardgasondernemingen zijn tegenover hun afnemers en de vergunning en toelating verlenende overheden, ontslagen van hun transport- en leveringsverplichtingen in de mate waarin de toepassing van de beschikkingen van dit besluit voor gevolg zou hebben hen in de onmogelijkheid te stellen deze verplichtingen na te komen.
Art. 6.De, in toepassing van de artikels 1 en 2 van dit besluit door de Minister van Economie, in samenspraak met de Staatssecretaris voor Energie, genomen beperkingsmaatregelen worden, langs de kortste weg, ter kennis gebracht van de betrokken Aardgasondernemingen.
Zij worden terzelfder tijd, door alle middelen, onder andere namelijk langs de radio, de televisie en de dagbladen ter kennis van het publiek gebracht.
In samenspraak met de Staatssecretaris voor Energie, treft de Minister van Economie anderzijds alle nuttige bepalingen voor de officiële betekening der getroffen beperkingsmaatregelen, binnen de kortst mogelijke tijd en door bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, zonder dat evenwel de termijn vereist door deze bekendmaking, voor gevolg mag hebben de toepassing van deze maatregelen te schorsen of te vertragen.
Art. 7.De controle op de toepassing der maatregelen die van kracht zijn geworden bij toepassing van dit besluit zal uitgeoefend worden door naar behoren gevolmachtigde beambten van de Besturen Energie, Kwaliteit en Veiligheid en Economische Inspectie van het Ministerie van Economische Zaken.
Art. 8.De verbruikers zijn verplicht, de Aardgasondernemingen of de beambte, belast met de controle op de uitvoering van dit besluit, op elk ogenblik toe te laten het verbruik van aardgas, in hun inrichtingen, op te nemen; zij zijn gehouden, op eenvoudig mondelinge vraag vanwege de Aardgasondernemingen of deze beambten, elk element dat van aard is inlichtingen te verschaffen aangaande hun aardgasverbruik, aan de voornoemden voor te leggen.
Art. 9.De inbreuken op de schikkingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft volgens de bepalingen van de hoofdstukken II en III van de wet van 22 januari 1945, betreffende de economische reglementering en de prijzen.
Brussel, 16 december 1999.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Economie, R. DEMOTTE De Staatssecretaris voor Energie, O. DELEUZE