Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 15 februari 2001
gepubliceerd op 28 februari 2001

Ministerieel besluit tot uitvoering van artikelen 18 en 21, § 1, van het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2001000043
pub.
28/02/2001
prom.
15/02/2001
ELI
eli/besluit/2001/02/15/2001000043/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 FEBRUARI 2001. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikelen 18 en 21, § 1, van het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding


De Minister van Binnenlandse Zaken, Gelet op de provinciewet, inzonderheid op artikel 66, § 1, gewijzigd bij de wet van 25 juni 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding, inzonderheid op artikelen 18 en 21, § 1;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 13 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat voor een goede werking van de provincie de provinciale overheden reeds vanaf het begin van 2001 moeten kunnen beschikken over de documenten bedoeld bij artikelen 18 en 21, § 1, van het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit reglement moet worden verstaan onder : 1° « jaarrekening » : een jaarrekening bestaat uit een balans, een resultatenrekening en een toelichting;2° « toelichting » : een toelichting vermeldt alle informatie die nodig geacht wordt om derden behoorlijk in te lichten over de vermogenstoestand, de financiële positie of het resultaat van de provincie en die niet onmiddellijk uit de balans of resultatenrekening afleidbaar is;3° « het koninklijk besluit » : het koninklijk besluit van 2 juni 1999 houdende de algemene regeling van de provinciale boekhouding;4° « experten » : het betreft deskundige ambtenaren of derden, indien men voor bepaalde activa geen deskundige ambtenaren ter beschikking heeft, die op basis van objectieve maatstaven de waarde van de betreffende activa en passiva kunnen bepalen.

Art. 2.De jaarrekening moet een getrouw beeld geven van het vermogen, de financiële situatie en het resultaat van de provincie.

Art. 3.Onder « afschrijvingen » verstaat men de bedragen ten laste van de resultatenrekening genomen, met betrekking tot oprichtingskosten en tot immateriële en materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is teneinde hetzij het bedrag van deze oprichtingskosten en van de eventueel geherwaardeerde aanschaffingskosten van deze vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, hetzij deze kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop zij worden aangegaan.

Onder « waardeverminderingen » verstaat men correcties op de aanschaffingswaarde van de actiefbestanddelen, andere dan die vermeld in het vorige lid, om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het boekjaar.

De gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen worden afgetrokken van de actiefposten waarop ze betrekking hebben. HOOFDSTUK 2. - Beginbalans

Art. 4.Iedere provincie moet een beginbalans opstellen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit; ze wordt opgemaakt volgens het schema zoals bepaald voor de balans in bijlage 2 bij dit besluit. Deze beginbalans geeft de toestand weer van de provincie bij het begin van het boekjaar bepaald in artikel 94 van het koninklijk besluit; het betreft de financiële situatie op 1 januari van dat boekjaar.

Voor de waardering van de verschillende posten van de beginbalans verwijzen we naar bijlage 1 bij dit besluit. In de waarderingsregels dient omstandig te worden toegelicht hoe men de waarde van de verschillende posten heeft bepaald. HOOFDSTUK 3. - Waarderingsregels Deel I. - Algemene principes

Art. 5.Elke provincie bepaalt de regels die, met nakoming van de bepalingen van dit hoofdstuk, doch rekening gehouden met haar eigen kenmerken, gelden voor de waardering van de inventaris bedoeld in artikel 18, eerste lid van het koninklijk besluit, en, onder meer, voor de vorming en de aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten. Deze regels worden bepaald door de provincieraad en vastgelegd in registers en bescheiden bedoeld in artikel 36, van het koninklijk besluit.

Ze worden samengevat in de toelichting; overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 2 moet deze samenvatting voldoende nauwkeurig zijn zodat inzicht wordt verkregen in de toegepaste waarderingsmethoden.

De regels met betrekking tot de herwaarderingen worden geregeld in artikel 20 van het koninklijk besluit. Met betrekking tot de afschrijvingen worden in bijlage 1 bij dit besluit aantallen jaren vooropgesteld die op de verschillende activa worden toegepast. Er bestaat evenwel de mogelijkheid om van deze aantallen jaren af te wijken omwille van de economische realiteit mits de afwijking wordt gemotiveerd in de toelichting.

De in het derde lid bepaalde aantallen jaren worden maxima indien ze betrekking hebben op activa die in de beginbalans worden opgenomen.

Art. 6.Indien in uitzonderingsgevallen blijkt dat de toepassing van een in dit hoofdstuk bedoelde waarderingsregel niet leidt tot nakoming van het bepaalde in artikel 2, moet daarvan worden afgeweken ten einde te voldoen aan de in artikel 2 bedoelde verplichting.

Dergelijke afwijking wordt in de toelichting vermeld en verantwoord.

De geraamde invloed ervan op het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de provincie wordt vermeld in de toelichting bij de jaarrekening over het boekjaar waarin de afwijkende waarderingsregel voor het eerst wordt toegepast.

Art. 7.De waarderingsregels bedoeld in artikel 5, eerste lid, moeten van het ene boekjaar op het andere identiek blijven en stelselmatig worden toegepast.

Ze worden evenwel gewijzigd door de provincieraad wanneer, onder meer uit hoofde van belangrijke veranderingen in de activiteiten van de provincie, in de structuur van haar vermogen of in de economische dan wel technologische omstandigheden de vroeger gevolgde waarderingsregels niet langer aan het voorschrift van artikel 2 beantwoorden.

Het tweede en het derde lid van artikel 6 zijn van toepassing op deze wijzigingen.

Art. 8.Elk bestanddeel van het vermogen wordt afzonderlijk gewaardeerd.

De afschrijvingen, waardeverminderin-gen en herwaarderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale afschrijvingen, waardeverminderingen of herwaarderingen geacteerd worden.

De voorzieningen voor risico's en kosten worden geïndividualiseerd naar gelang van de risico's en kosten met dezelfde aard die ze moeten dekken. Onder de risico's en kosten met dezelfde aard moeten de soorten van risico's en kosten worden verstaan die bij wijze van voorbeeld in artikel 9, vijfde lid, zijn vermeld.

Art. 9.De waarderingen, de afschrijvingen, de waardeverminderingen en de voorzieningen voor risico's en kosten moeten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.

De afschrijvingen, de waardevermin-deringen en de voorzieningen voor risico's en kosten moeten stelselmatig worden gevormd volgens de door de provincie overeenkomstig artikel 5 vastgelegde methoden. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.

Er moet rekening worden gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en ontwaardingen, ontstaan tijdens het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of tijdens voorgaande boekjaren, zelfs indien deze risico's, verliezen of ontwaardingen slechts gekend zijn tussen de balansdatum en het ogenblik waarop de jaarrekening door de provincieraad wordt vastgesteld. In de gevallen waarin, bij gebreke aan objectieve beoordelingscriteria, de waardering van de voorzienbare risico's, de mogelijke verliezen en de ontwaardingen onvermijdelijk aleatoir is, wordt hiervan melding gemaakt in de toelichting, wanneer de betrokken bedragen, rekening houdend met de doelstelling van artikel 2, belangrijk zijn.

Er moet rekening worden gehouden met de kosten en de opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar of op voorgaande boekjaren, ongeacht de dag waarop deze kosten en opbrengsten worden betaald of geïnd, behalve indien de effectieve inning van deze opbrengsten onzeker is.

Ten laste van het boekjaar moeten inzonderheid worden geboekt : de bezoldigingen, uitkeringen en andere sociale voordelen die in de loop van een volgend boekjaar zullen worden betaald voor diensten die tijdens het boekjaar of tijdens vorige boekjaren zijn verricht.

Wanneer de opbrengsten of de kosten in belangrijke mate worden beïnvloed door opbrengsten of kosten die aan een ander boekjaar moeten worden toegerekend, wordt daarvan melding gemaakt in de toelichting.

Voorzieningen moeten, onder meer, gevormd worden met het oog op : a) de verplichtingen die op de provincie rusten inzake rust- en overlevingspensioenen, brugpensioenen en andere gelijkaardige pensioenen of renten;b) de kosten van grote herstellings- of onderhoudswerken;c) de kosten met betrekking tot achterstallige bezoldigingen;d) de verlies- of kostenrisico's die voortvloeien uit persoonlijke of zakelijke zekerheden, verstrekt tot waarborg van schulden of verbintenissen van derden, uit verbintenissen tot aan- of verkoop van vaste activa, uit de uitvoering van gedane of ontvangen bestellingen, uit termijnposities of Bovereenkomsten in deviezen, termijnposities of -overeenkomsten op goederen, uit technische waarborgen verbonden aan reeds door de provincie verrichtte verkopen of diensten, uit hangende geschillen. De waardeverminderingen die in toepassing van artikel 18, § 3, van artikel 19, § 2 en van artikel 21 werden toegepast, evenals de voorzieningen voor risico's en kosten, mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in het eerste lid, van de minderwaarden, risico's en kosten waarvoor ze werden gevormd.

Art. 9bis.De meer- of minderwaarde die wordt vastgesteld bij de overdracht van een afschrijfbaar materieel vast actief met afsluiting door de cedent van een leasingovereenkomst die op dat zelfde goed slaat, wordt opgenomen in de overlopende rekeningen en wordt elk jaar in resultaat genomen naar verhouding van de afschrijving van dit geleaste vast actief voor het betrokken boekjaar.

Art. 10.Onverminderd de toepassing van de artikelen 4, 6, 17 en 24, wordt elk actiefbestanddeel gewaardeerd overeenkomstig de bepalingen opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit. De actiefbestanddelen worden voor dat bedrag in de balans opgenomen, onder aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen.

Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan : of de aanschaffingsprijs zoals bepaald in artikel 11, of de vervaardigingsprijs zoals bepaald in artikel 12, of de schenkingswaarde zoals bepaald in artikel 13.

Art. 11.De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de bijkomende kosten zoals niet terugbetaalbare belastingen en vervoerkosten.

De aanschaffingsprijs van een door ruil verkregen actiefbestanddeel is de marktwaarde van het (de) in ruil hiervoor overgedragen actiefbestanddeel (-delen); is deze waarde moeilijk vast te stellen, dan is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het door ruil verkregen actiefbestanddeel. Deze waarden worden geschat op de datum van de ruil.

Art. 12.De vervaardigingsprijs omvat naast de aanschaffingskosten der grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de produktiekosten die rechtstreeks aan het individuele produkt of aan de produktengroep toerekenbaar zijn evenals het evenredig deel van de produktiekosten die slechts onrechtstreeks aan het individuele produkt of aan de produktengroep toerekenbaar zijn, voor zover deze kosten op de normale produktieperiode betrekking hebben. Het staat de provincies echter vrij deze onrechtstreekse produktiekosten niet geheel of gedeeltelijk in de vervaardigingsprijs op te nemen; in geval van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt wordt zulks in de toelichting vermeld.

Art. 13.De schenkingswaarde stemt overeen met de bedongen schattingswaarde van de schenking.

De schenkingswaarde mag niet hoger zijn dan de prijs die op het ogenblik van de schenking voor de aankoop van de betrokken goederen op de markt zou moeten worden betaald.

De belastingen en kosten met betrekking tot de schenking zijn niet begrepen in de schenkingswaarde; indien zij niet volledig ten laste worden gebracht van de resultatenrekening van het boekjaar in de loop waarvan de schenking is geschied worden ze opgenomen in de rubriek « Oprichtingskosten ».

Deel II. - Bijzondere regels

Art. 14.De oprichtingskosten worden slechts op het actief geboekt voor zover ze niet ten laste werden genomen gedurende het boekjaar waarin ze werden besteed.

Kosten die worden gemaakt in het kader van een herstructurering worden alleen dan onder de activa opgenomen, wanneer het gaat om welbepaalde kosten die verband houden met een ingrijpende wijziging in de structuur of de organisatie van de provincie en die kosten ertoe strekken een gunstige en duurzame invloed te hebben op de economische rendabiliteit of maatschappelijke performantie van de provincie. In de toelichting moet worden verantwoord dat aan deze voorwaarden is voldaan. De herstructureringskosten die het karakter hebben van werkingskosten of van uitzonderlijke kosten worden geactiveerd door ze op zichtbare wijze in mindering te brengen van het totaal bedrag respectievelijk van de werkingskosten en van de uitzonderlijke kosten.

Art. 15.Andere dan van derden verworven immateriële vaste activa worden slechts tegen vervaardigingsprijs op het actief geboekt voor zover die niet hoger is dan een voorzichtige raming van de gebruikswaarde of van het toekomstig rendement voor de provincie van deze vaste activa.

Art. 16.§ 1. De gebruiksrechten betreffende materiële vaste activa waarover de provincie beschikt op grond van leasing of gelijkaardige overeenkomsten worden onverminderd de toepassing van de artikelen 3 en 18, § 2, onder de activa opgenomen voor het gedeelte van de volgens de overeenkomst te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.

De overeenkomstige verplichtingen aan de passiefzijde worden ieder jaar gewaardeerd ten belope van het gedeelte der in de volgende boekjaren te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft. § 2. Wat de goederen betreft die worden verkregen tegen betaling van een lijfrente : wordt onder aanschaffingswaarde verstaan het kapitaal dat op het ogenblik van de aanschaffing nodig is om de rente te betalen, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag dat bij de aanschaffing werd betaald en met de kosten; wordt een voorziening gevormd ten belope van het bedrag van het hiervoorgenoemde kapitaal; deze voorziening wordt jaarlijks aangepast.

Art. 17.§ 1. De grondstoffen, de diverse leveringen, het gereed product, de handelsgoederen en de voor verkoop bestemde gebouwen worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde of tegen de marktwaarde op balansdatum als die lager is.

De waardering tegen de lagere marktwaarde, met toepassing van het eerste lid, mag niet worden gehandhaafd indien achteraf de marktwaarde hoger is dan de lagere waarde waartegen de voorraad werd gewaardeerd. § 2. De goederen in bewerking worden, onverminderd de toepassing van artikel 21, tweede lid, gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs. § 3. De bestellingen in uitvoering worden gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs vermeerderd, naarmate de productie of de werkzaamheden vorderen, met het verschil tussen de in de overeenkomst bepaalde prijs en de vervaardigingsprijs, wanneer dit verschil met voldoende zekerheid als verworven mag worden beschouwd; een onderneming kan echter ook als regel aannemen de bestellingen in uitvoering of bepaalde soorten daarvan op de balans te blijven boeken tegen hun vervaardigingsprijs.

In de toelichting worden onder de waarderingsregels de methoden en criteria vermeld die voor de waardering van bestellingen in uitvoering zijn toegepast.

Voor de risico's en kosten verbonden aan de verdere uitvoering van deze bestellingen worden, overeenkomstig artikel 9, voorzieningen gevormd, voor zover deze risico's niet zijn gedekt door waardeverminderingen, geboekt met toepassing van artikel 21.

Art. 18.§ 1. Voor de oprichtingskosten worden passende afschrijvingen geboekt, per jaarlijkse tranches van ten minste twintig percent van de werkelijk uitgegeven bedragen. § 2. Voor materiële en immateriële vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot afschrijvingen volgens een overeenkomstig artikel 5 opgesteld plan.

Voor de in het vorige lid bedoelde vaste activa wordt overgegaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen wanneer, ingevolge hun technische ontaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor de provincie.

De afschrijvingen met toepassing van het eerste lid op materiële en immateriële vaste activa met beperkte gebruiksduur mogen slechts worden teruggenomen, wanneer blijkt dat het daarvoren toegepaste afschrijvingsplan, wegens gewijzigde economische of technologische omstandigheden, een te snelle afschrijving tot gevolg heeft gehad. De afschrijvingen met toepassing van het tweede lid, die niet langer verantwoord blijken, moeten worden teruggenomen ten belope van het surplus ten opzichte van de overeenkomstig het eerste lid geplande afschrijvingen. § 3. Voor materiële en immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet is beperkt wordt slechts tot waardeverminderingen overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding.

Art. 19.§ 1. De niet-opgevraagde bedragen op deelnemingen en aandelen worden vermeld in de toelichting per onderrubriek waarin de nog vol te storten deelnemingen en aandelen zijn opgenomen. § 2. Voor de deelnemingen en de aandelen die in de rubriek « Financiële vaste activa » zijn opgenomen wordt tot waardevermindering overgegaan ingeval van duurzame minderwaarde of ontwaarding, verantwoord door de toestand, de rendabiliteit of de vooruitzichten van de vennootschap waarin de deelnemingen of de aandelen worden aangehouden.

Op de vorderingen, inclusief de vastrentende effecten, die in de financiële vaste activa zijn opgenomen, worden waardeverminderingen toegepast, zo er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag. § 3. De bijkomende kosten met betrekking tot het aanschaffen van financiële vaste activa en van geldbeleggingen mogen ten laste worden genomen van de resultatenrekening van het boekjaar in de loop waarvan ze werden aangegaan.

Art. 20.Niet bedrijfsmatige vaste activa, te weten infrastructuur, « heritage » onroerend, « heritage » roerend en overige, worden niet opgenomen en gewaardeerd in de beginbalans, noch afgeschreven. Ze moeten wel kwalitatief opgenomen worden in de toelichting. De waarde van de latere grote onderhoudswerken, alsook verbeterings- en vergrotingswerken, uitgevoerd aan de in dit lid bedoelde vaste activa om het in stand te houden worden daarentegen wel in de balans opgenomen onder de rubriek « Niet bedrijfsmatige vaste activa ». Deze grote onderhouds-, verbeterings- en vergrotingswerken worden jaarlijks lineair afgeschreven volgens de bepalingen van artikel 5.

Voor het roerend kunstpatrimonium, horende onder de bedrijfsmatige vaste activa, laat men aan de provincies de keuze, in functie van aanvaarde beoordelingscriteria, om het al dan niet te laten waarderen.

Indien men tot waardering overgaat moet men de waarderingsregels toelichten. Men kan nochtans bij een gemotiveerde beslissing van de provincieraad beslissen om toch sommige activa niet te waarderen. Als men tot activering overgaat van de in dit lid bedoeld roerend kunstpatrimonium, zal het actief evenwel niet worden afgeschreven.

Indien men niet overgaat tot waardering van het roerend kunstpatrimonium dan moet men het toch minimaal kwalitatief gaan opnemen in de toelichting.

Voor de buiten gebruik gestelde of niet meer duurzaam tot de activiteit van de provinciebijdragende materiële vaste activa, wordt in voorkomend geval tot een uitzonderlijke afschrijving overgegaan om rekening te houden met de waarschijnlijke realisatiewaarde ervan.

Art. 21.Op de activa behorende tot de posten VIII en IX worden waardeverminderingen toegepast wanneer de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan de aanschaffingswaarde.

Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de activa bedoeld in artikel 17 en in het eerste van onderhavig artikel, om rekening te houden hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken produkten of van de gevoerde activiteit.

Op de vorderingen opgenomen onder de posten V en VII worden waardeverminderingen toegepast, zo er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag. Op deze vorderingen mogen eveneens waardeverminderingen worden toegepast wanneer hun realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan hun boekwaarde.

Art. 22.In afwijking van de artikelen 8, 10, 17, 20 en 21 mogen de verschillende materiële vaste activa evenals de grondstoffen en leveringen die bestendig worden hernieuwd en die een zo goed als constante functionaliteit vertegenwoordigen, op het actief worden opgenomen voor een vast bedrag indien de hoeveelheid, de waarde en de samenstelling ervan niet aanmerkelijk veranderen van het ene boekjaar tot het andere. In dit geval wordt de aanschaffingswaarde voor de hernieuwing van deze bestanddelen opgenomen onder de werkingskosten.

Art. 23.De aanschaffingswaarde van activa met identieke technische of juridische kenmerken wordt bepaald hetzij door individualisering van de prijs van elk bestanddeel, hetzij volgens de methode van gewogen gemiddelde prijzen, volgens de methode « Fifo » (eerst in-eerst uit) of volgens de methode « Lifo » (laatst in - eerst uit).

Indien de methode wordt gewijzigd, mag de aanschaffingswaarde van de goederen die geacht worden eerst te zijn ingekomen, niet lager zijn dan de waarde waarvoor ze, voor toepassing van de desbetreffende waardeverminderingen, voorkwamen in de inventaris bij het afsluiten van het boekjaar tevoren.

Wanneer, inzonderheid bij toepassing van de Lifo-methode, de boekwaarde van de voorraden aanzienlijk verschilt van de waarde berekend op basis van de marktwaarde op balansdatum, moet het totale bedrag van dit verschil, per voorraadpost die in de balans voorkomt, in de toelichting worden vermeld. Dit verschil kan door middel van een totaalbedrag voor het geheel van de betrokken posten worden opgegeven.

Art. 24.De provincie mag de materiële vaste activa, de deelnemingen en aandelen die onder de financiële vaste activa voorkomen of bepaalde soorten hiervoorgenoemde vaste activa herwaarderen, wanneer de waarde van deze activa, bepaald in functie van hun nut voor de provincie, op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde. Wanneer de betrokken activa noodzakelijk zijn voor de voortzetting van de activiteiten van de provincie of van een onderdeel daarvan mogen zij slechts worden geherwaardeerd in de mate waarin de aldus uitgedrukte meerwaarde wordt verantwoord door de economische rendabiliteit of de maatschappelijke performantie van de provincie of van het betrokken bedrijfsonderdeel.

De geherwaardeerde waarde die voor deze vaste activa in aanmerking wordt genomen wordt verantwoord in de toelichting bij de jaarrekening waarin de herwaardering voor het eerst werd toegepast.

Heeft de herwaardering betrekking op materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur, dan wordt op basis van de geherwaardeerde waarde afgeschreven volgens een overeenkomstig artikel 5 opgemaakt plan dat ertoe strekt de toerekening van de geherwaardeerde waarde te spreiden over de vermoedelijke residuele gebruiksduur van de betrokken activa.

De geboekte meerwaarden worden rechtstreeks toegerekend aan rubriek III van het passief « Herwaarderingsmeerwaarden » en daar behouden zolang de goederen waarop ze betrekking hebben, niet werden gerealiseerd. HOOFDSTUK 4. - Algemene bepalingen

Art. 25.De nomenclatuur van de inventaris van al de goederen, bezittingen, rechten en vorderingen evenals van de investeringstoelagen en de schuld die ieder provinciebestuur moet bijhouden wordt in de bijlage 1 van dit besluit vastgesteld, rekening houdend met de balansrubrieken waarvan de beginwaarde wordt geschat.

Art. 26.Voor materies die niet uitdrukkelijk in onderhavig besluit geregeld worden, zijn de principes van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen en hun bijbehorende uitvoeringsbesluiten richtinggevend. HOOFDSTUK 5. - Overgangsbepaling

Art. 27.Voor de boekjaren tijdens de implementatie van de boekhoudhervorming is het in de informatieverwerking mogelijk om gebruik te maken van een rekeningenstelsel gebaseerd op de vroegere economische codes of soortgelijke voor zover die codes overeenkomen met de in dit besluit gedefinieerde budgettaire rekeningen.

Brussel, 15 februari 2001.

A. DUQUESNE

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Omschrijving van de rubrieken Deel 1. - Balans Activa I. Oprichtingskosten Onder die post worden vermeld, voor zover zij niet op een andere wijze ten laste van de resultatenrekening van het lopende boekjaar worden gebracht, de kosten verbonden met de oprichting, de verdere ontwikkeling of de herstructurering van de provincie in het bijzonder de kosten van schenkingen en inbreng, de herstructureringskosten en overige oprichtingskosten.

II. Immateriële vaste activa a) de plannen en studies;b) de concessies, octrooien, licenties, software, know-how, merken en andere gelijkaardige rechten;c) de vooruitbetalingen in verband met immateriële vaste activa. Onder plannen en studies moet worden verstaan de plannen van aanleg, urbanisatieplannen en ander studies.

Onder concessies, octrooien, licenties, software, merken en andere gelijkaardige rechten moet worden verstaan enerzijds de octrooien, licenties, software, know-how, merken en andere gelijkaardige rechten waarvan de provincie eigenares is, anderzijds de rechten tot exploitatie van onroerende goederen, octrooien, licenties, merken en andere gelijkaardige rechten die eigendom zijn van derden, evenals de aanschaffingswaarde van het recht van de provincie om van derden dienstverleningen van know-how en software te verkrijgen, wanneer die rechten door de provincie ten bezwarende titel werden verworven.

De vooruitbetalingen in verband met immateriële vaste activa omvatten de voorschotten op de uiteindelijke aanschaffingswaarde van de immateriële vaste activa, betaald voor de verwerving.

III. Materiële vaste activa III.A. Onroerend patrimonium Terreinen, gebouwen en bossen In die rubriek worden opgenomen de bebouwde en onbebouwde terreinen, de bossen, de constructies daarop en de gebouwen evenals de inrichting daarvan zoals wegen, kunstbouwwerken, waterlopen en waterbekkens, waarvan de provincie eigenares is en die duurzaam worden aangewend door de provincie met het oog op het vervullen van bepaalde dienstverleningen.

Worden eveneens onder die rubriek opgenomen, de andere zakelijke rechten die de provincie bezit op een onroerend goed dat zij bestemd heeft om duurzaam te worden gebruikt voor het vervullen van bepaalde dienstverleningen wanneer de vergoedingen bij aanvang van het contract werden vooruitbetaald.

III.B. Roerend patrimonium 1. Installaties, machines, uitrusting en informaticahardware Onder deze rubriek wordt ook de veestapel ondergebracht. III.C. Vaste activa in leasing en soortgelijke rechten.

Onder die post worden opgenomen : 1° de gebruiksrechten op lange termijn op bebouwde onroerende goederen waarover de provincie beschikt op grond van erfpacht, opstal, leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, naast de rente en de kosten van de verrichting, ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het gebouw heeft geïnvesteerd;2° de gebruiksrechten op roerende goederen waarover de provincie beschikt op grond van leasing of soortgelijke overeenkomsten, wanneer de contractueel te storten termijnen, verhoogd met het bedrag dat moet worden betaald bij optielichting indien de nemer een koopoptie bezit, naast de rente en de kosten van de verrichting ook de integrale wedersamenstelling dekken van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd.Het bedrag dat moet worden betaald om een koopoptie te lichten, komt evenwel enkel in aanmerking als het ten hoogste vijftien procent vertegenwoordigt van het kapitaal dat de gever in het goed heeft geïnvesteerd.

Met een prijs voor het lichten van de in 2° bedoelde koopoptie, binnen de voormelde beperking van vijftien procent, wordt de kapitaalfractie gelijkgesteld van de contractueel bedongen vergoeding in geval van gebruik van een mogelijkheid om de verrichting te verlengen.

Met een in het 1° en 2° bedoelde termijn wordt het bedrag gelijkgesteld voor zover bepaald : a) dat de nemer verschuldigd is voor de verwerving van de zakelijke rechten die de gever bezit op het betrokken onroerend of roerend goed wanneer de nemer er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven;b) dat de gever van een derde moet ontvangen voor de overdracht van de zakelijke rechten die hij bezit op het betrokken onroerend of roerend goed wanneer deze derde er zich bij het afsluiten van de verrichting, eventueel ingevolge een verkoopoptie, toe verbonden heeft deze rechten te verwerven. III.D. Materiële vaste activa in aanbouw Zolang de materiële vaste activa in constructie niet bedrijfsklaar zijn, activeert de onderneming hen onder deze rubriek, ongeacht hun aard, tegen de aanschaffingswaarde. Wanneer ze gebruiksklaar zijn, volgt de overboeking naar de definitieve rubriek.

III.F. Niet bedrijfsmatige vaste activa Het gaat hier om een restrubriek van activa die niet kunnen worden onderbracht in de rubrieken III. A, III. B, III.C, III.D en III.E. Deze activa hebben als gemeenschappelijk kenmerk het gegeven dat ze niet direct in relatie staan met een bepaalde dienstverlening vanwege de provincie en dat ze in tegenstelling met de zogenaamde bedrijfsmatige vaste activa gekenmerkt zijn door een onvolledigheid aan economische rechten.

Onder deze post worden opgenomen 1° Infrastructuur Dit omvat wegen, waterwegen, bruggen, communicatienetwerken, nutsvoorzieningen, kunstwerken, constructies, sluizen, verdedigingswerken, begraafplaatsen, .. . . . . Essentieel voor een infrastructuur is dat ze allemaal element zijn van een netwerk; 2° Heritage roerend en onroerend Hieronder worden verstaan activa die onbeperkt worden bewaard wegens historische, culturele, sociale redenen.Een typische karakteristiek is dat ze niet kunnen vervangen worden.

Daarenboven hebben ze niet altijd een economische waarde. De krachtlijn bij « heritage » is niet in eerste instantie de discussie waar het al of niet in de balans thuishoort, maar wel steeds de problematiek van de waardering. Deze kapitaalgoederen hebben een belangrijke artistieke, culturele waarde maar dikwijls geen of een niet-representatieve economische waarde.

Voorbeelden hiervan zijn : historische gebouwen, kerkgebouwen, historische sites zoals ruines en slagvelden, monumenten, parken, landschappen, land publiek domein, bossen, fauna en flora, ...

Normaal dienen ze te worden bestempeld als niet-bedrijfsmatige vaste activa (agency-stewardship). Het komt echter voor dat overheden kunststukken kopen en verkopen om er andere mee te kopen, of verkopen omwille van een overvoorraad en het streven naar middelen voor andere doeleinden, in dit laatste is de erkenning van dergelijke vaste activa als bedrijfsmatige vaste activa duidelijker. 3° In bewaring wegens legaat Betreffen kapitaalgoederen en andere bezittingen die in opdracht van een andere eigenaar worden bewaard. IV. Financiële vaste activa IV.A. Deelnemingen en aandelen Deelnemingen Voor de toepassing van dit besluit worden als deelnemingen beschouwd de maatschappelijke rechten in andere rechtspersonen die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die andere rechtspersonen, de provincie in staat te stellen een invloed uit te oefenen op de oriëntatie van het beleid van deze rechtspersonen.

Behoudens bewijs van het tegendeel, te vermelden in de toelichting, wordt vermoed een deelneming te zijn : 1° het bezit van maatschappelijke rechten die één tiende vertegenwoordigen van het kapitaal, van het maatschappelijk fonds of van een categorie aandelen van een rechtspersoon;2° het bezit van maatschappelijke rechten die een quotum van minder dan tien procent vertegenwoordigen : a) Wanneer ze, samen met de maatschappelijke rechten die in dezelfde rechtspersoon worden aangehouden door de dochters van de provincie, één tiende bereiken van het kapitaal, van het maatschappelijk fonds of van een categorie aandelen van die rechtspersoon;b) Wanneer de daden van beschikking over deze aandelen of de uitoefening van de daaraan verbonden rechten onderworpen zijn aan overeenkomsten of aan eenzijdige verbintenissen die de rechtspersoon heeft aangegaan. Aandelen Deze post omvat de maatschappelijke rechten in andere rechtspersonen die geen deelneming vormen en die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die rechtspersonen de eigen bedrijfsuitoefening te bevorderen.

IV.B. Vorderingen Onder die post worden opgenomen : de vorderingen, al dan niet belichaamd in effecten, bestemd voor een duurzame ondersteuning van de bedrijfsuitoefening van andere rechtspersonen dan die bedoeld onder de post IV.A;

IV.C. Borgtochten betaald in contanten Onder die post worden opgenomen : de borgtochten in contanten gestort als doorlopende waarborg, onder meer aan openbare besturen of nutsbedrijven.

V. Vorderingen op meer dan één jaar Onder die post worden opgenomen de vorderingen met een contractuele looptijd van meer dan één jaar. De vorderingen of het gedeelte van de vorderingen met een looptijd van meer dan één jaar, die binnen twaalf maanden vervallen, worden uit die post gelicht en, al naar het geval, onder post VII.A. of VII.B. opgenomen.

Naast de vorderingen waarvoor een titel bestaat, worden eveneens onder de overeenstemmende posten van deze rubriek opgenomen, de te ontvangen opbrengsten die tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar zijn ontstaan en waarvoor nog geen titel bestaat, indien het bedrag daarvan vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat. De pro rata van opbrengsten worden evenwel onder de overlopende rekeningen geboekt.

De vorderingen die voor de eigenaar of de verhuurder ontstaan uit de onder post III.C. van de activa bedoelde overeenkomsten worden onder post V.C. opgenomen.

VI. Voorraden en bestellingen in uitvoering Grondstoffen - en leveringen Onder die post worden opgenomen de toeleveringen van grond-, hulpstoffen en andere diverse leveringen.

Goederen in bewerking De kosten die moeten worden toegerekend aan bestellingen in uitvoering worden niet onder deze post opgenomen maar wel onder post bestellingen in uitvoering.

Gereed product Omvat de afgewerkte goederen in voorraad Handelsgoederen Die post omvat de goederen ingekocht om zonder bewerking of na een lichte bewerking te worden verkocht.

Vooruitbetalingen op voorraadinkopen Ze omvatten alle vooruitbetalingen op grondstoffen, hulpstoffen, diverse leveringen en handelsgoederen die men heeft moeten doen om van de levering verzekerd te zijn.

Bestellingen in uitvoering Onder die post worden opgenomen : a) het onderhanden werk dat voor rekening van een derde op bestelling wordt uitgevoerd en waarvoor nog geen oplevering is geschied;b) de goederen in bewerking die voor rekening van een derde op bestelling wordt gemaakt en die nog niet werden geleverd, tenzij het gaat om seriewerk;c) dienstprestaties die voor rekening van een derde op bestelling worden uitgevoerd en die nog niet werden geleverd, tenzij het gaat om een standaardtype van dienstprestaties. VII. Vorderingen op ten hoogste één jaar VII.B. Overige vorderingen In deze rubriek worden de vorderingen opgenomen waarvan de oorspronkelijke looptijd ten hoogste één jaar bedraagt, evenals de vorderingen of de gedeelten van vorderingen die oorspronkelijk op langer dan één jaar luidden doch die binnen twaalf maanden vervallen.

Leden 2 en 3 van de omschrijving van rubriek « V. Vorderingen op meer dan één jaar » zijn van overeenkomstige toepassing op de vorderingen op ten hoogste één jaar.

VIII. Geldbeleggingen Onder die post worden opgenomen de vorderingen op kredietinstellingen, uit termijndeposito's, alsmede de met beleggingsdoeleinden verkregen effecten die niet het kenmerk hebben van financiële vaste activa.

IX. Liquide middelen De liquide middelen omvatten, behalve de kasmiddelen en de te incasseren vervallen waarden, alleen de tegoeden op zicht bij kredietinstellingen.

X. Overlopende rekeningen van het actief Worden onder deze post opgenomen : a) de over te dragen kosten, dit wil zeggen de pro rata van kosten die werden gemaakt tijdens het boekjaar of tijdens een vorig boekjaar maar die ten laste van een of meerdere volgende boekjaren moeten worden gebracht;b) de verworven opbrengsten, dit wil zeggen de pro rata van opbrengsten die slechts in de loop van een volgend boekjaar zullen worden geïnd maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar. Passiva I. Kapitaal In de beginbalans bestaat het aanvangskapitaal uit het verschil tussen het actief en het totaal van de schulden, het permanent vermogen door giften, de herwaarderingsmeerwaarden, de reservefondsen, de overgedragen resultaten van vorige dienstjaren, de ontvangen investeringssubsidies en de voorzieningen voor risico's en kosten.

II. Permanent vermogen door giften Deze rubriek omvat giften om niet die een periode bestrijken van meer dan één jaar.

III. Herwaarderingsmeerwaarden Onder herwaarderingsmeerwaarden moeten worden verstaan de in de rekeningen bijgeschreven, niet gerealiseerde meerwaarden op vaste activa overeenkomstig artikel 24. Worden eveneens onder deze post opgenomen, de terugnemingen van waardeverminderingen, geboekt op immateriële vaste activa en op materiële vaste activa zonder beperkte gebruiksduur.

IV. Reservefondsen Deze post omvat budgettaire reserves afkomstig uit de gewone of buitengewone dienst waarmee later budgettair uitgaven kunnen gefinancierd worden. Het zijn in feite budgettaire reservekredieten.

Deze reservefondsen mogen niet worden verward met « reserves » uit de algemene boekhouding die enkel een bestemming van winsten betreffen.

V. Overgedragen resultaten Deze post omvat de som van de overgedragen overschotten (+) en tekorten (-) uit de resultatenrekeningen van de vorige boekjaren en de overgedragen overschotten (+) en tekorten (-) uit de resultatenrekening van het huidige boekjaar.

VI. Investeringssubsidies Deze post omvat de investeringssubsidies die van overheidswege werden verkregen voor investeringen in vaste activa.

Deze subsidies worden geleidelijk afgeboekt via overboeking naar post « IV.C. Andere financiële opbrengsten », volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen op de vaste activa voor de verwerving waarvan ze werden verkregen of, in voorkomend geval, ten belope van het saldo, bij realisatie of buitengebruikstelling van de betrokken vaste activa.

De investeringssubsidies die niet afhankelijk zijn van een investering in vaste activa worden bij de verkrijging geboekt onder post « I.D. Andere werkingsopbrengsten » of onder post « IV.C. Andere financiële opbrengsten ».

VII. Voorzieningen voor risico's en kosten De voorzieningen voor risico's en kosten beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, doch waarvan het bedrag niet vaststaat. Voorzieningen mogen niet worden gebruikt voor waardecorrecties op activa.

A. Pensioenen en soortgelijke verplichtingen Onder die post worden opgenomen de voorzieningen die door de provincie werden gevormd om te voldoen aan de verplichtingen inzake rust- en overlevingspensioenen, brugpensioenen en andere pensioenen en renten die zij ten opzichte van haar actuele of gewezen personeels- of directieleden heeft aangegaan.

B. Grote onderhoudswerken Het betreft hier de voorzieningen die worden gevormd om te kunnen voldoen aan het periodiek uit te voeren onderhoud of de periodiek uit te voeren herstellingen.

VIII. Schulden op meer dan één jaar Onder die post worden de schulden opgenomen die een contractuele looptijd hebben van meer dan één jaar. De schulden of de gedeelten van de schulden op meer dan één jaar die binnen de twaalf maanden vervallen worden uit deze rubriek gelicht en overgebracht naar rubriek IX.A. Worden hier onder de overeenkomstige post geboekt de te betalen kosten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar werden gemaakt en waarvoor nog geen titel bestaat maar waarvan het bedrag vaststaat of met nauwkeurigheid kan worden geschat. De pro rata van kosten worden evenwel onder de overlopende rekeningen geboekt.

De verplichtingen die voortvloeien uit leningen en leasing of soortgelijke overeenkomsten, worden vermeld onder de daarvoor bestemde posten, ook al zijn zij aangegaan jegens kredietinstellingen of leveranciers of worden zij door een handelseffect vertegenwoordigd.

Onder de schulden ten aanzien van kredietinstellingen worden onder meer opgenomen de orderbriefjes (promessen) die door de provincie werden onderschreven op naam of aan de order van een kredietinstelling, alsmede de schulden aan kredietinstellingen uit hoofde van bankaccepten die door de provincie in omloop werden gebracht, ook al vinden zij hun oorsprong in de aankoop van goederen en diensten.

IX. Schulden op ten hoogste één jaar De leden 2 tot 4 van de omschrijving van rubriek « VIII. Schulden op meer dan één jaar » zijn van overeenkomstige toepassing.

X. Overlopende rekeningen van het passief Worden onder die post opgenomen : a) de toe te rekenen kosten, dit wil zeggen de pro rata van kosten die pas in een later boekjaar zullen worden betaald maar die betrekking hebben op een verstreken boekjaar;b) de over te dragen opbrengsten, dit wil zeggen de pro rata van opbrengsten die in de loop van het boekjaar of van een vorig boekjaar zijn geïnd, doch die betrekking hebben op een later boekjaar. Deel 2. - ResultatenrekeningI. Werkingsopbrengsten I.A. Opbrengsten uit werking Onder opbrengsten uit werking wordt verstaan het bedrag van geïnde belastingen en de levering van prestaties aan derden, in het kader van de gewone werking van de provincie dit bedrag omvat in voorkomend geval niet de belasting over de toegevoegde waarde, noch enige andere rechtstreeks met de omzet verbonden belasting.

I.D. Andere werkingsopbrengsten Onder die post worden de van derden ontvangen en met de werking van de provincie verbonden opbrengsten opgenomen die : a) niet hun oorsprong vinden in het innen van belastingen of het leveren van prestaties aan derden, binnen het kader van de gewone werking van de provincie, en b) niet als een financiële of uitzonderlijke opbrengst kunnen worden aangemerkt. In het bijzonder worden onder die post opgenomen de subsidies van overheden, concessies, ristorno's, het provinciefonds en speciale fondsen.

II. Werkingskosten II.A. Goederen beheerd als voorraad Na aftrek van de in de handel toegestane kortingen en van de belasting over de toegevoegde waarde, voor zover deze aftrekbaar is, worden onder deze post opgenomen de inkopen van handelsgoederen, grond- en hulpstoffen.

Worden eveneens onder deze post geboekt, de ingekochte diensten, werken en studies, voor zover deze een rechtstreekse invloed hebben op de vervaardigingsprijs van de geproduceerde goederen, de algemene onderaannemingen en de inkopen van onroerende goederen bestemd voor verkoop.

II.B. Exploitatiediensten en -goederen Na aftrek van de in de handel toegestane kortingen en van de belasting over de toegevoegde waarde, voor zover deze aftrekbaar is, worden onder die post opgenomen de kosten verbonden met de dienstverlening of de levering van goederen door derden in het kader van de gewone werking van de provincie, tenzij deze kosten onder rubrieken A of C moeten worden geboekt.

Worden eveneens onder deze post opgenomen, de vergoedingen van uitzendkrachten en aan de provincie ter beschikking gestelde personen.

II.D. Afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen voor risico's en kosten (toevoeging +; bestedingen of terugnemingen -) Onder die post worden opgenomen : a) de afschrijvingen en de waardeverminderingen die werden geboekt op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa, op voorraden en bestellingen in uitvoering of op handelsvorderingen tenzij deze afschrijvingen en waardeverminderingen wegens hun uitzonderlijke aard als een uitzonderlijke kost moeten worden geboekt (post IX.A. en IX.C.). De terugnemingen van afschrijvingen of van waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa en op handelsvorderingen worden niet onder deze post opgenomen maar worden geboekt onder de uitzonderlijke opbrengsten (VIII.C).

De terugnemingen van op voorraden of op werkingsvorderingen geboekte waardeverminderingen worden op deze post aangerekend. Wat de voorraden betreft moet deze aanrekening niet geschieden wanneer de toepassing van één der in artikel 23 bedoelde waarderingsmethoden ertoe leidt dat bij de waardebepaling van de uitgaande voorraden wordt rekening gehouden met tijdens vorige boekjaren geboekte waardeverminderingen. b) - de voorzieningen gevormd door risico's en -verplichtingen die voortvloeien uit de gewone werking van de provincie; - de bestedingen van voorzieningen voor risico's en kosten die vroeger werden gevormd, in zoverre deze risico's en verplichtingen tot werkingskosten aanleiding hebben gegeven; - de terugnemingen van voorzieningen voor risico's en kosten die tijdens een vorig boekjaar werden gevormd voor gewone risico's en Bverplichtingen uit de gewone werking van de provincie en die overtollig zijn gebleken.

II.E. Andere werkingskosten Onder die post worden de aan de derden betaalde of verschuldigde met de gewone werking van de provincie verbonden kosten opgenomen, die a) niet hun oorsprong vinden in een dienstverlening of een levering door derden, binnen het kader van de gewone werking van de provincie en b) niet als een financiële of uitzonderlijke kost kunnen worden aangemerkt. In het bijzonder worden onder die post opgenomen, de toegestane subsidies, de als herstructureringskosten geactiveerde werkingskosten en andere algemene kosten zoals onwaarden op vorderingen.

Onder die post worden eveneens opgenomen de minderwaarden die werden geboekt bij de realisatie van werkingsvorderingen, tenzij deze minderwaarden gelijk zijn aan het disconto; het disconto wordt geboekt onder post « V.D. Andere financiële kosten ».

IV Financiële opbrengsten IV.B. Opbrengsten uit vlottende activa Onder die post worden opgenomen de opbrengsten (interesten, dividenden, enz.) uit activa opgenomen onder posten V, VII, VIII en IX. IV.C. Andere financiële opbrengsten Worden onder die post opgenomen : 1° de meerwaarden verwezenlijkt bij de realisatie van vorderingen, andere dan werkingsvorderingen, van geldbeleggingen en van liquide middelen;2° de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta tenzij deze specifiek verbonden zijn met een andere post van de resultatenrekening;in dit laatste geval mogen ze onder die post worden opgenomen; 3° alle opbrengsten van financiële aard die geen verband houden met welbepaalde activa. IV.D. Verrekenen van ontvangen investeringssubsidies Hieronder worden opgenomen het gedeelte van de onder het passief opgenomen gVI Investeringssubsidies' die jaarlijks in opbrengsten worden genomen volgens hetzelfde ritme als de afschrijvingen op de vaste activa voor de verwerving waarvan ze werden verkregen of, in voorkomend geval, ten belope van het saldo, bij realisatie of buitengebruikstelling van de betrokken vaste activa V. Financiële kosten V.A. Kosten van schulden Worden onder die post opgenomen : 1° De financiële kosten van leningen ten laste van de provincie en de hogere overheden; 2° De debetintresten op diverse bankrekeningen V.B. Waardeverminderingen op vlottende activa andere dan bedoeld onder II.D. (toevoegingen +, terugnemingen -) Onder die post worden opgenomen de waardeverminderingen geboekt op vorderingen andere dan werkingsvorderingen, op geldbeleggingen en op liquide middelen. De terugnemingen van waardeverminderingen op deze vlottende activa worden eveneens onder deze post geboekt.

V.D. Andere financiële kosten Onder die post worden opgenomen alle kosten van financiële aard die niet werden geboekt onder de posten V.A., V.B. of V.C. en in het bijzonder : 1 ° het disconto ten laste van de provinciebij het verhandelen van vorderingen (een wissel, een warrant, een factuur, enz.); 2 ° de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta tenzij deze specifiek verbonden zijn met een andere post van de resultatenrekening; in dit laatste geval mogen ze onder die post worden opgenomen; 3 ° de kosten betreffende posten van het eigen vermogen (kosten bij inbreng niet opgenomen onder de oprichtingskosten, de taks op ter beurze genoteerde effecten, enz...); 4 ° de commissies en financiële kosten; 5° geactiveerde intercalaire intresten (-). VIII. Uitzonderlijke opbrengsten IX. Uitzonderlijke kosten Onder deze posten worden respectievelijk de opbrengsten en de kosten opgenomen die geen verband houden met de gewone werking van de provincie.

VIII.A. Meerwaarden bij de realisatie van vaste activa Onder die post worden de meerwaarden opgenomen die worden verwezenlijkt bij de realisering van vaste activa. Gaat het om materiële vaste activa dan mogen deze meerwaarden onder post « I.D. Andere werkingsopbrengsten » worden opgenomen wanneer de realisering kadert in de gewone werking van de provincie; dit laatste zal blijken uit de regelmaat waarmee dergelijke activa worden gerealiseerd en het normale karakter daarvan.

VIII.C. Terugneming van afschrijvingen, waardeverminderingen en voorzieningen Onder die post worden opgenomen : a) Terugneming van afschrijvingen en van waardeverminderingen op immateriële materiële vaste activa Dit omvat : 1° de met toepassing van artikel 18, § 2, derde lid, verrichte terugnemingen van afschrijvingen die tijdens een vorig boekjaar werden geboekt;2° de terugnemingen van waardeverminderingen die tijdens een vorig boekjaar werden geboekt op immateriële en materiële vaste activa en die te hoog zijn gebleken.b) Terugneming van voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en kosten Hieronder wordt verstaan de terugnemingen van voorzieningen voor risico's en kosten die tijdens een vorig boekjaar werden gevormd en die te hoog zijn gebleken, tenzij het gaat om voorzieningen die werden gevormd voor risico's en kosten die verband houden met de gewone werking van de provincie. IX.A. Minderwaarden bij de realisatie van vaste activa Onder die post worden de minderwaarden opgenomen die worden geboekt bij de realisering van vaste activa. Gaat het om immateriële of materiële vaste activa dan mogen deze minderwaarden onder de post « II.E. Andere werkingskosten » worden opgenomen wanneer de realisering kadert in de gewone werking van de provincie; dit laatste zal blijken uit de regelmaat waarmee dergelijke activa worden gerealiseerd en het normale karakter daarvan.

IX. C. Andere uitzonderlijke kosten 1° Uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen op oprichtingskosten, op immateriële en materiële vaste activa Voor zover ze van uitzonderlijke aard zijn, verstaat men hieronder de afschrijvingen en waardeverminderingen bedoeld in artikel 18, § 2, tweede lid, en § 3.2° Voorzieningen voor uitzonderlijke risico's en kosten Hieronder moet worden verstaan de voorzieningen die werden gevormd voor risico's en kosten die geen verband houden met het gewone werking van de provincie. XIII. Overboekingen (naar) en onttrekkingen aan de reservefondsen Het betreft hier bedragen uit (naar) de gewone of buitengewone dienst die worden overgeboekt (onttrokken) naar (aan) de rubriek « IV Reservefondsen » van het passief of om bedragen die worden overgeboekt van de gewone naar de buitengewone dienst.

Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 15 februari 2001.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^