gepubliceerd op 22 september 2017
Ministerieel besluit betreffende de regeling van de toekenning van waarborgen door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds voor overbruggingskredieten aan door de fipronilcrisis getroffen pluimveebedrijven
VLAAMSE OVERHEID
Landbouw en Visserij
11 SEPTEMBER 2017. - Ministerieel besluit betreffende de regeling van de toekenning van waarborgen door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds voor overbruggingskredieten aan door de fipronilcrisis getroffen pluimveebedrijven
DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW, Gelet op de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, artikel 12, § 3, eerste lid, 5°, ingevoegd bij het decreet van 28 juni 2013;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds sluiten betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, artikel 6;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 augustus 2017;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de fipronilcrisis de continuïteit van de getroffen bedrijven op zeer korte termijn ernstig in het gevaar brengt;
Overwegende dat met de waarborgregeling beoogd wordt de continuïteit van de bedrijfsvoering te verzekeren;
Overwegende dat het dan ook noodzakelijk is dit besluit onmiddellijk goed te keuren en uit te voeren, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° Departement Landbouw en Visserij: het departement, vermeld in artikel 26, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 03/06/2005 pub. 22/09/2005 numac 2005036144 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie sluiten met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;2° fipronilcrisis: het geheel van buitengewone gebeurtenissen verbonden met de infiltratie van fipronil in de pluimveeketen, in België vastgesteld in 2017, en de maatregelen die de overheid ingevolge deze vaststelling heeft genomen om te beletten dat potentieel gecontamineerde, voor menselijke consumptie of vervoedering bestemde producten van dierlijke oorsprong in de handel komen of blijven of om in het belang van de volksgezondheid te zorgen voor de vernietiging van dieren of producten die werden geblokkeerd;3° VLIF: het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, opgericht bij artikel 12 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994;4° gespecialiseerd legkippen-, opfok- of vermeerderingsbedrijf: een bedrijf dat twee derde van de omzet haalt uit die activiteit;5° erkende kredietinstellingen: de erkende kredietinstellingen, vermeld in artikel 1 van het ministerieel besluit van 2 februari 2016Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 02/02/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016035197 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit betreffende de tegemoetkoming door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds bij uitzonderlijke gebeurtenissen sluiten tot erkenning van kredietinstellingen ter uitvoering van artikel 7 betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds en tot opheffing van het ministerieel besluit van 30 september 2005 tot erkenning van kredietinstellingen voor het toekennen van kredieten die in aanmerking komen voor steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds;6° operationele kosten: de kosten, vermeld in de bijlage van het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 betreffende bepalingen en minimumstandaard voor de bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen;7° Verordening (EU) nr.1408/2013: Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie L 352 van 24 december 2013, p. 9-17; 8° e-loket: het elektronische loket om steun aan te vragen, dat ontwikkeld en beheerd wordt door het Departement Landbouw en Visserij. HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de waarborg
Art. 2.De waarborg kan toegekend worden als aan al de volgende voorwaarden voldaan is: 1° de aanvrager is een landbouwer met lopende VLIF-steundossiers of een landbouwer als vermeld in artikel 1, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw, die voldoet aan al de voorwaarden, vermeld in artikel 2 en 3, eerste tot en met vierde lid, van het voormelde besluit;2° de aanvrager exploiteert een gespecialiseerd legkippenbedrijf of een gespecialiseerd opfok- of vermeerderingsbedrijf van pluimvee dat door het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen tijdelijk geblokkeerd werd door de fipronilcrisis;3° het bedrijf is geen onderneming in moeilijkheden conform de definitie in de Communautaire Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01);4° de aanvrager begroot de reële, door de fipronilcrisis veroorzaakte schade.Hij staaft de aanvraag met alle documenten die nuttig zijn voor het vaststellen van de schade, waaronder de documenten over de blokkade, het volume en de normale waarde van de voor vernietiging afgevoerde producten en de kosten voor analyses; 5° de productierisico's zijn ten laste van de aanvrager.Werken met een prijsgarantie-contract wordt aanvaard; 6° de aanvrager verklaart de intentie te hebben het bedrijf voort te blijven exploiteren, minstens voor de looptijd van de toegekende waarborg;7° de aanvrager heeft de de-minimisverklaring, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, ondertekend;8° het tijdelijke liquiditeitstekort dat aanleiding geeft tot het sluiten van een overbruggingskrediet is het gevolg van de door de fipronilcrisis veroorzaakte schade. HOOFDSTUK 3. - Aard van de kredieten en de modaliteiten van de waarborg
Art. 3.Overbruggingskredieten die door erkende kredietinstellingen verleend worden voor de betaling van voorziene bedrijfsuitgaven, zoals operationele kosten en kredietlasten, en die tot doel hebben de continuïteit van het bedrijf te verzekeren, kunnen onder de voorwaarden, vermeld in artikel 2, een VLIF-waarborg genieten.
Art. 4.Het bedrag van het overbruggingskrediet is maximaal gelijk aan het laagste van de volgende bedragen: 1° 140.000 euro; 2° de door de fipronilcrisis veroorzaakte schade. Het kredietbedrag bedraagt minimaal 15.000 euro.
Het overbruggingskrediet heeft een maximale looptijd van zeven jaar.
Art. 5.Het overbruggingskrediet geniet een VLIF-waarborg van maximaal 80% van het aanvaarde kredietbedrag gedurende maximaal vijf jaar. De waarborg wordt jaarlijks met een vijfde afgebouwd.
Art. 6.De steunregeling, vermeld in dit besluit, wordt gegeven in de vorm van de-minimissteun als vermeld in verordening (EU) nr. 1408/2013. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de voormelde verordening ligt het totale bedrag aan de-minimissteun dat wordt verleend, niet hoger dan 15.000 euro over een periode van drie belastingjaren.
De steun wordt overeenkomstig artikel 6, lid 3, van de voormelde verordening pas verleend nadat de begunstigde de de-minimisverklaring opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd, ingevuld en ondertekend bezorgd heeft aan het Departement Landbouw en Visserij.
Art. 7.Gedurende de looptijd van de waarborg kan de aanvrager geen nieuwe VLIF-steun verkrijgen, tenzij aangetoond wordt dat de terugbetaling van het overbruggingskrediet niet in het gedrang komt door de financiering van de verrichtingen waarvoor de steun gevraagd wordt.
Art. 8.De VLIF-waarborg is afhankelijk van het betalen van een bijdrage. De bijdrage wordt binnen dertig dagen na de mededeling aan de kredietinstelling van de toekenning van de waarborg aan het VLIF betaald. Als het VLIF de bijdrage niet binnen die termijn ontvangt, wordt de toekenning van de waarborg van rechtswege ingetrokken. De bijdrage wordt bepaald conform de volgende formule:
Bijdrage = (0,225 % x IB) +
n
, waarbij:
? (0,05% x UBi)
i=0
1° IB = initieel gewaarborgd bedrag;2° UBi = uitstaand gewaarborgd bedrag in jaar i na afbouw van de waarborg in jaar i;3° n = aantal jaar dat de waarborg loopt.
HOOFDSTUK 4. - De procedure van de steunaanvraag
Art. 9.De steunaanvraag wordt ingediend via het e-loket uiterlijk zes maanden na het opheffen van de blokkade van het bedrijf.
Art. 10.Artikel 16, 19, 22, 23, tweede lid, 24 en 26 tot en met 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds sluiten betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds en artikel 5 en 21 tot en met 26 van het ministerieel besluit van 3 februari 2016 betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, zijn van overeenkomstige toepassing op de VLIF-waarborg.
Art. 11.Het overbruggingskrediet komt in rangorde na vroeger toegestane kredieten. In geval van uitwinning worden de opbrengsten pas in laatste instantie aangewend ter delging van het overbruggingskrediet.
Art. 12.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Brussel, 11 september 2017.
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE
Bijlage bij het ministerieel besluit van 11 september 2017 betreffende de regeling van de toekenning van waarborgen door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds voor overbruggingskredieten aan door de fipronilcrisis getroffen pluimveebedrijven Formulier voor de verklaring op eer over de de-minimissteun, vermeld in artikel 2, eerste lid, 7° Inleiding Het door de Vlaamse overheid voorziene steunbedrag is de de-minimissteun, zoals die bepaald is in de de-minimisverordening nr. 1408/2013 (1). Die verordening is van toepassing op steun voor activiteiten die verband houden met de productie van landbouwproducten.
De de-minimisverordening stelt een aantal voorwaarden vast voor de toepassing van de de-minimissteun. De Europese Commissie ziet erop toe dat die worden nageleefd. Een van de voorwaarden is dat het totale bedrag van de de-minimissteun die aan een onderneming is verleend, niet hoger mag zijn dan een bepaald bedrag over een periode van drie jaar. Dat plafond is voor de primaire productie vastgesteld op 15.000 euro. Het is van toepassing ongeacht de vorm van de steun, ongeacht de overheidsinstantie van wie de de-minimissteun wordt verkregen en ongeacht het daarmee beoogde doel. Alle de-minimissteun uit de referentieperiode moet opgeteld worden. VLIF-steun en directe steun uit de toeslagrechten zijn geen vormen van de-minimissteun. Als u in het verleden al de-minimissteun hebt ontvangen, hebt u al een gelijkaardig formulier voor een verklaring op eer ontvangen en ingevuld.
Met dit formulier verklaart u als begunstigde onderneming op eer dat door de toekenning van de beoogde de-minimissteun het plafond van de onderneming niet wordt overschreden. Als uw onderneming dat plafond wel overschrijdt, kan het volledige bedrag van de de-minimissteun worden teruggevorderd, ook het gedeelte van de steun dat het plafond niet overschrijdt.
Verklaring Hierbij verklaart de ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming OFWEL over de periode van 1 januari .... (jaartal 2 jaren gelegen vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot .. /.. /.... (datum van ondertekening van deze verklaring) eerder de-minimissteun (2) is toegekend voor een totaalbedrag van .................. euro.
Een kopie van de gegevens waaruit het verlenen van de de-minimissteun blijkt, wordt toegevoegd aan deze verklaring.
OFWEL over de periode van 1 januari .... (jaartal 2 jaren gelegen vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot .. /.. /.... (datum van ondertekening van deze verklaring) niet eerder de-minimissteun is verleend.
EN - niet reeds voor dezelfde in aanmerking komende kosten staatssteun is verleend op grond van een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Europese Commissie, als door de de-minimissteun het maximum van de op die grond toegestane steun zou worden overschreden.
Volledig en naar waarheid ingevuld door: bedrijfsnaam . . . . . landbouwernummer . . . . . naam en functie . . . . . adres . . . . . postcode en plaatsnaam . . . . . datum handtekening ............................. ........................................
Toelichting bij de verklaring op eer Deze toelichting dient louter als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan deze toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. 1. Het begrip staatssteun Als staatssteun worden beschouwd de steunmaatregelen van de staten of de in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigde steun die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, voor zover die steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.De staatssteun moet voorafgaand aan de toekenning ervan, door de lidstaten aan de Europese Commissie worden gemeld en door de Europese Commissie worden goedgekeurd.
Overheidsmaatregelen die voldoen aan de verordening (EG) nr. 1408/2013 van de Commissie van de Europese Gemeenschap van 18 december 2007 betreffende de toepassing van artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de EU op de-minimissteun in de landbouwsector, worden krachtens die verordening niet beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en zijn vrijgesteld van bovenstaande verplichtingen. 2. Het begrip onderneming Het begrip onderneming wordt in de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap omschreven als 'elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd' (Höfner-arrest van 23 april 1991 in zaak C-41/90, Jur.1991, I-1797). Niet alleen privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen daarom een onderneming vormen. Ook een publiekrechtelijke instelling, met of zonder rechtspersoonlijkheid, kan als een onderneming worden beschouwd. Onder economische activiteit moet worden verstaan 'het aanbieden van goederen en diensten op de markt' (arrest van 16 juni 1987 in zaak C-118/85, Jur. 1987, I-2619).
Voor de bepaling of er sprake is van een onderneming in Europeesrechtelijke zin, zijn de volgende elementen van belang: 1. de aard van de activiteiten en taken en de wijze waarop die mogelijk in regelgeving zijn ingebed (algemeen belang;overheidstaak); 2. het al dan niet aanwezig zijn van een concurrentiële situatie, dat wil zeggen de marktsituatie die wordt aangetroffen of die er zou moeten zijn. Om bepaalde activiteiten als ondernemingsactiviteiten te bestempelen, zijn de aard van de activiteiten, het doel ervan en de regels waaraan ze zijn onderworpen, van belang. Er is een onderscheid tussen het uitoefenen van overheidsgezag en het verrichten van economische activiteiten van industriële of commerciële aard (Diego Cali-arrest van 18 maart 1997 in zaak C-343/95, Jur. 1997, I-1547). Bij het uitoefenen van overheidsgezag is het niet van belang of de staat rechtstreeks via een tot het openbaar bestuur behorend orgaan handelt ofwel via een lichaam waaraan de staat bijzondere of exclusieve rechten heeft verleend. Centraal staat de onderneming die uiteindelijk feitelijk profiteert van de steunverlening, dat wil zeggen de onderneming die een voordeel geniet dat onder normale marktcondities niet zou zijn genoten.
Het is ook van belang of er sprake is van een activiteit in concurrentie met andere ondernemingen. Zo is een orgaan zonder winstoogmerk dat een economische activiteit in concurrentie met andere ondernemingen uitoefent, als onderneming aan te merken (FFSA-arrest van 16 november 1995 in zaak C-244/94, Jur. 1995, I-4013). 3. De periode van de de-minimissteun Voor de periode van de de-minimissteun is een aantal aspecten van belang: 1.de periode van drie jaar is voortschrijdend, zodat bij elke verlening van de-minimissteun, het totale bedrag van de de-minimissteun die gedurende het lopende en de twee voorafgaande jaren is verleend, in aanmerking moet worden genomen; 2. de de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de begunstigde een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dat betekent concreet de datum waarop het besluit tot steunverlening aan de betreffende onderneming is genomen. 4. Het bedrag van de de-minimissteun Het steunplafond van 15.000 euro wordt als bruto-subsidie-equivalent uitgedrukt, dat wil zeggen vóór de aftrek van belastingen of andere heffingen. Voor het bepalen van het bedrag hoeft geen rekening gehouden te worden met eventuele reeds aan de betreffende onderneming toegekende de-minimissteun voor andere activiteiten dan landbouwactiviteiten.
De de-minimisverordening staat niet toe dat ondernemingen voor dezelfde in aanmerking komende kosten ook staatssteun ontvangen die door de Europese Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening valt als daardoor het maximum van de op grond daarvan toegestane steun zou worden overschreden. 5. De gevolgen van de kwalificatie van de subsidie als de-minimissteun Elke overheid moet bij een voornemen tot het verlenen van de-minimissteun de betreffende onderneming schriftelijk op de hoogte brengen van het voorgenomen steunbedrag en van het feit dat het de-minimissteun betreft, met verwijzing naar de van toepassing zijnde verordening en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.Bij een eventueel volgend verzoek om de-minimissteun moet het bedrijf aan de daarvoor bevoegde overheid informatie over die de-minimissteun verstrekken, voor zover het een verzoek betreft over de-minimissteun voor de primaire productie. Bij iedere verlening van de-minimissteun moet opnieuw een toets op de voorwaarden van de de-minimisverordening worden uitgevoerd.
Als naderhand blijkt dat daarover onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt, of als na de uitbetaling van de steun mocht blijken dat het steunplafond van de betreffende onderneming toch is overschreden, zal het verleende voordeel, inclusief rente, geheel worden teruggevorderd. 6. Het verzamelen en bewaren van de informatie De lidstaten verzamelen en bewaren alle informatie die betrekking heeft op de toepassing van de de-minimisverordening.De dossiers moeten alle informatie bevatten die nodig is om na te gaan of aan de voorwaarden van de de-minimisverordening is voldaan. De dossiers moeten tien jaar worden bewaard. Op verzoek van de Europese Commissie moet de lidstaat alle informatie over de verleende de-minimissteun verstrekken. 7. Disclaimer Het beleidsdomein Landbouw en Visserij zet zijn beste middelen in om ervoor te zorgen dat alle gegevens die deel uitmaken van dit formulier volledig, accuraat en actueel zijn.Fouten, onvolledigheden en verouderde gegevens kunnen nooit uitgesloten worden en het beleidsdomein kan daarom geen enkele waarborg geven. Het beleidsdomein kan niet aansprakelijk gesteld worden bij schade, van welke aard ook, die zou voortvloeien uit het gebruik of de raadpleging van dit formulier. Het beleidsdomein kan tevens geenszins aansprakelijk gesteld worden voor enige schade, van welke aard ook, die zou voortvloeien uit beslissingen die u zou nemen op basis van enige gegevens en/of informatie van dit formulier. (1) Verordening (EU) Nr.1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24.12.2013) (2) De toegekende steun hoeft nog niet te zijn uitgekeerd.Alleen de de-minimissteun voor de productie van landbouwproducten moet in rekening worden gebracht.
Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 11 september 2017 betreffende de regeling van de toekenning van waarborgen door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds voor overbruggingskredieten aan door de fipronilcrisis getroffen pluimveebedrijven.
Brussel, 11 september 2017.
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE