Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 02 februari 2016
gepubliceerd op 19 februari 2016

Ministerieel besluit betreffende de tegemoetkoming door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds bij uitzonderlijke gebeurtenissen

bron
vlaamse overheid
numac
2016035197
pub.
19/02/2016
prom.
02/02/2016
ELI
eli/besluit/2016/02/02/2016035197/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

VLAAMSE OVERHEID

Landbouw en Visserij


2 FEBRUARI 2016. - Ministerieel besluit betreffende de tegemoetkoming door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds bij uitzonderlijke gebeurtenissen


De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, artikel 12, § 3, eerste lid, 5°, vervangen bij het decreet van 28 juni 2013;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2015 betreffende het beheer en de werking van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, artikel 6;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 20 november 2015;

Gelet op advies 58.579/3 van de Raad van State, gegeven op 4 januari 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de de-minimis-steunregeling ingevoerd moet kunnen worden om de primaire landbouwsector te ondersteunen als ze geconfronteerd wordt met uitzonderlijke gebeurtenissen die resulteren in een directe of indirecte verstoring van de diverse markten, zoals de Russische importban;

Overwegende dat de tegemoetkomingen de continuïteit van de bedrijfsvoering ondersteunen en het ondernemerschap bevorderen, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds sluiten : het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds sluiten betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds;2° erkende kredietinstelling : een met toepassing van het ministerieel besluit van 2 februari 2016 tot erkenning van kredietinstellingen ter uitvoering van artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds sluiten betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds en tot opheffing van het ministerieel besluit van 30 september 2005 tot erkenning van kredietinstellingen voor het toekennen van kredieten die in aanmerking komen voor steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds door de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw, erkende kredietinstelling;3° VLIF : het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, opgericht bij artikel 12 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994. HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de waarborg

Art. 2.De waarborg kan alleen toegekend worden als aan al de volgende voorwaarden voldaan is : 1° de aanvrager is een landbouwer met lopende VLIF-steundossiers of een landbouwer als vermeld in artikel 1, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 betreffende steun aan de investeringen en aan de overname in de landbouw, die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2 en artikel 3, eerste tot en met vierde lid, van het voormelde besluit;2° het bedrijf is geen "onderneming in moeilijkheden" volgens de definitie in de Communautaire Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01);3° de productierisico's zijn ten laste van de exploitant.Werken met een prijsgarantiecontract wordt aanvaard; 4° de aanvrager verklaart de intentie te hebben het bedrijf voort te blijven exploiteren, minstens voor de looptijd van de toegekende waarborg;5° met de tussenkomst van een erkende kredietinstelling is een financiële analyse van het bedrijf bezorgd;6° de aanvrager heeft de de-minimisverklaring die als bijlage bij dit besluit is gevoegd ondertekend;7° de aanvrager motiveert de uitzonderlijke gebeurtenissen die resulteerden in een directe of indirecte verstoring van de betrokken markten en de gevolgen voor de bedrijfsvoering. De financiële analyse, vermeld in het eerst lid, 5°, geeft een overzicht van : 1° een vermoedelijk tijdelijk liquiditeitstekort op het landbouwbedrijf;2° de vermogenstoestand van de aanvrager, waarbij een overzicht wordt gegeven van de waarde van de roerende en onroerende goederen op het bedrijf en de lopende schulden;3° de kredietlasten en de draagbaarheid van de kredietlasten, waarbij aangetoond wordt dat de aanvrager de capaciteit heeft, gedurende de looptijd van de gevraagde waarborgperiode, om de bestaande en de nieuwe kredietlasten terug te betalen;4° de berekening van de jaarlijkse operationele kosten.De berekening kan zowel gebaseerd zijn op een bedrijfseconomische boekhouding, een vennootschapsboekhouding of een interne berekening op basis van de eigen gegevens over de sector en het bedrijf; 5° de waarborgpositie van de aanvrager. HOOFDSTUK 3. - Aard en berekening van de waarborg

Art. 3.Dit besluit verleent een tijdelijke VLIF-waarborg voor kredieten met het oog op de verhoging van de werkingsmiddelen of herfinanciering, verleend door erkende kredietinstellingen.

Art. 4.Het gewaarborgde kredietgedeelte bedraagt maximaal de helft van de jaarlijkse operationele kosten, zoals aangetoond in de financiële analyse, vermeld in artikel 2, eerste lid, 5°.

Art. 5.Het brutosubsidie-equivalent van de waarborg bedraagt maximaal 15.000 euro per bedrijf gedurende drie jaar conform de bepalingen in Verordening (EG) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de minimissteun in de landbouwsector.

Art. 6.De kredieten met het oog op de verhoging van de werkingsmiddelen betreffen de financiering van operationele kosten als vermeld in de bijlage van het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 betreffende bepalingen en minimumstandaard voor de bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen.

Het gewaarborgde krediet heeft een maximale looptijd van zeven jaar.

De waarborg heeft een maximale looptijd van vier jaar en wordt maandelijks evenredig afgebouwd.

Art. 7.De waarborg met betrekking tot de herfinanciering wordt gegeven voor nieuwe kredieten als gevolg van de herziening van bestaande kredieten.

Het gewaarborgde krediet heeft een maximale looptijd van tien jaar.

De waarborg heeft een maximale looptijd van vier jaar en wordt maandelijks evenredig afgebouwd.

Art. 8.Gedurende de looptijd van de waarborg kan de begunstigde geen nieuwe VLIF-steun verkrijgen, tenzij aangetoond wordt dat de terugbetaling van het krediet niet in het gedrang komt door de financiering van de verrichtingen waarvoor de steun gevraagd wordt.

Art. 9.De VLIF-waarborg is afhankelijk van het betalen van een bijdrage. De bijdrage wordt binnen dertig kalenderdagen na de mededeling aan de kredietinstelling van de toekenning van de waarborg aan het VLIF betaald. Als het VLIF de bijdrage niet binnen die termijn ontvangt, wordt de toekenning van de waarborg van rechtswege ingetrokken.

Deze bijdrage wordt berekend volgens volgende formule :

Bijdrage = (0,225 % x IB) +

n

? ([(0,05 % + 1)^(1/12)]-1) x UBi

i = 0

Waarbij : IB = initieel gewaarborgd bedrag;

UBi = uitstaand gewaarborgd bedrag in maand i na afbouw van de waarborg in maand i; n = aantal maanden, dat de waarborg loopt.


HOOFDSTUK 4. - Procedure van de steunaanvraag

Art. 10.De steunaanvraag wordt ingediend via het e-loket en kan ingediend worden tot en met 19 december 2016.

In het eerste lid wordt verstaan onder e-loket : het elektronische loket om steun aan te vragen, dat ontwikkeld en beheerd wordt door het Departement Landbouw en Visserij.

Art. 11.Artikel 16, 19, 22, 23, tweede lid, en 24 tot en met 29 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds sluiten betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds en artikel 5 en 21 tot en met 26 van het ministerieel besluit van 3 februari 2016 betreffende het beheer en de werking van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds zijn van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke VLIF-waarborg.

Art. 12.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Brussel, 2 februari 2016.

De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

Bijlage Formulier voor de verklaring op eer over de-minimissteun Inleiding Het door de Vlaamse overheid voorziene steunbedrag vormt "de minimis" steun, zoals bepaald in de zogenaamde "de minimisverordening" nr. 1408/2013 1. Deze is van toepassing op steun voor activiteiten die verband houden met de productie van landbouwproducten.

Bovenvermelde "de minimisverordening" stelt een aantal voorwaarden vast voor de toepassing van "de minimis". De Europese Commissie ziet erop toe dat deze worden nageleefd. Eén van de voorwaarden is dat het totale bedrag van de-minimissteun die is verleend aan één onderneming niet hoger mag zijn dan een bepaald bedrag over een periode van drie jaar. Dit plafond is voor de primaire productie vastgesteld op 15.000 euro. Het is van toepassing ongeacht de vorm van de steun, ongeacht de overheidsinstantie van wie deze "de minimis" steun wordt verkregen en ongeacht het daarmee beoogde doel. Alle "de minimis" steun uit de referentieperiode dient opgeteld te worden. VLIF-steun en directe steun uit de toeslagrechten zijn geen vormen van de minimissteun. Als u in het verleden al de minimissteun hebt ontvangen, dan hebt u een gelijkaardig document als dit ontvangen en ingevuld.

Via dit formulier verklaart de begunstigde onderneming op eer dat door de toekenning van beoogde de minimissteun het plafond van de onderneming niet wordt overschreden. Indien de onderneming dit plafond wel overschrijdt, kan het volledige bedrag `de minimis' steun worden teruggevorderd, ook het gedeelte van de steun dat het plafond niet overschrijdt.

Verklaring Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming OFWEL ? over de periode van 01/01/........... (jaartal 2 jaren gelegen vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot ..../....../........... (datum van ondertekening van deze verklaring) eerdere de minimissteun 2 is toegekend tot een totaal bedrag van € .........................................................

Een kopie van gegevens waaruit het verlenen van de-minimissteun blijkt, wordt toegevoegd aan deze verklaring.

OFWEL ? over de periode van 01/01/........... (jaartal 2 jaren gelegen vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot ..../....../........... (datum van ondertekening van deze verklaring) niet eerder de minimissteun is verleend.

EN - niet reeds voor dezelfde in aanmerking komende kosten staatssteun is verleend op grond van een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Europese Commissie, indien door de de minimissteun het maximum van de uit dien hoofde toegestane steun zou worden overschreden.

Volledig en naar waarheid ingevuld door : Bedrijfsnaam . . . . .

Landbouwersnummer . . . . . naam en functie . . . . . adres . . . . . postcode en plaatsnaam . . . . . datum handtekening ............................................... ................................................. 1 VERORDENING (EU) Nr. 1408/2013 VAN DE COMMISSIE van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24.12.2013) 2 De toegekende steun moet niet reeds zijn uitgekeerd. Enkel de minimissteun voor de productie van landbouwproducten moet in rekening worden gebracht.

Toelichting bij de verklaring op eer Deze toelichting dient louter als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan deze toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. 1. Het begrip staatssteun en de minimis Als staatssteun wordt beschouwd steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.Dergelijke staatssteun moet voorafgaand aan de toekenning ervan, door de lidstaten aan de Europese Commissie worden gemeld en door deze laatste worden goedgekeurd.

Overheidsmaatregelen die voldoen aan de Verordening (EG) nr. 1408/2013 van de Commissie van de Europese Gemeenschap van 18 december 2007 betreffende de toepassing van artikel 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de EU op de minimissteun in de landbouwsector worden krachtens die verordening niet beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de EI en zijn vrijgesteld van bovenstaande verplichtingen. 2. Het begrip onderneming Het begrip "onderneming" wordt in jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap omschreven als "elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd" (Höfner arrest 23 april 1991 in zaak C-41/90, Jur.1991, I-1797). Niet alleen privaatrechtelijke rechtspersonen kunnen derhalve een onderneming vormen, ook een publiekrechtelijke instelling, met of zonder rechtspersoonlijkheid, kan als een onderneming worden beschouwd. Onder "economische activiteit" moet worden verstaan "het aanbieden van goederen en diensten op de markt" (arrest van 16 juni 1987 in zaak C-118/85, Jur. 1987, I-2619).

Voor de bepaling of er sprake is van een onderneming in Europeesrechtelijke zin is van belang : 1. de aard van de activiteiten/taken en de wijze waarop deze mogelijk in regelgeving zijn ingebed ("algemeen belang";overheidstaak); 2. het al dan niet aanwezig zijn van een concurrentiële situatie (d.w.z. de marktsituatie die wordt aangetroffen dan wel er zou moeten zijn).

Om bepaalde activiteiten als ondernemingsactiviteiten te bestempelen zijn van belang de aard van de activiteiten, hun doel en de regels waaraan zij zijn onderworpen. Er is een onderscheid tussen het uitoefenen van overheidsgezag en het verrichten van economische activiteiten van industriële of commerciële aard (Diego Cali arrest 18 maart 1997 in zaak C-243/95, Jur. 1997, I-1547). Bij het uitoefenen van overheidsgezag is niet van belang of de Staat rechtstreeks via een tot het openbaar bestuur behorend orgaan handelt dan wel via een lichaam waaraan hij bijzondere of exclusieve rechten heeft verleend.

Centraal staat de onderneming die uiteindelijk feitelijk profiteert van de steunverlening, dat wil zeggen de onderneming die een voordeel geniet dat onder normale marktcondities niet zou zijn genoten.

Tevens is van belang of er sprake is van een activiteit in concurrentie met andere ondernemingen. Zo is een orgaan zonder winstoogmerk dat een economische activiteit in concurrentie met andere ondernemingen uitoefent als "onderneming" aan te merken (FFSA -arrest 16 november 1995 in zaak C-244/94, Jur. 1995, I-4013). 3. Periode van de-minimissteun Ten aanzien van de periode van de-minimissteun is een aantal aspecten van belang : 1.de periode van drie jaar is voorschrijdend, zodat bij elke verlening van de-minimissteun, het totale bedrag van de de-minimissteun die gedurende het lopende en de twee voorafgaande jaren is verleend, in aanmerking dient te worden genomen; 2. de de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de begunstigde een wettelijke aanspraak op de steun verwerft. Dit betekent concreet de datum waarop het besluit tot steunverlening aan de betreffende onderneming is genomen; 4. Bedrag van de minimissteun Het steunplafond van € 15.000 wordt als bruto subsidie-equivalent uitgedrukt, d.i. vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Voor het bepalen van dit bedrag moet geen rekening gehouden worden met eventuele reeds aan betreffende onderneming toegekende de minimissteun voor andere dan landbouwactiviteiten.

De de-minimisverordening staat niet toe dat ondernemingen voor dezelfde in aanmerking komende kosten ook staatssteun ontvangen die door de Commissie van de Europese Gemeenschappen is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van een groepsvrijstellingsverordening valt indien daardoor het maximum van de op grond daarvan toegestane steun zou worden overschreden. 5. Gevolgen kwalificatie van de subsidie als de minimissteun Elke overheid dient bij een voornemen tot het verlenen van de minimis, de betreffende onderneming schriftelijk in kennis te stellen van het voorgenomen steunbedrag en van het feit dat het de-minimissteun betreft met verwijzing naar de van toepassing zijnde verordening en de titel en vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Bij een eventueel volgend verzoek om de minimissteun zal het bedrijf aan de daarvoor bevoegde overheid informatie over deze de minimissteun moeten verstrekken, enkel voor zover het een verzoek betreft aangaande de de minimissteun voor de primaire productie. Bij iedere verlening van de-minimissteun zal opnieuw een toets op de voorwaarden van de de minimisverordening moeten worden uitvoerd.

Indien naderhand blijkt dat hierover onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt, of in het geval na de uitbetaling van de steun mocht blijken dat het steunplafond van de betreffende onderneming toch is overschreden, dan moet en zal het verleende voordeel, inclusief rente, geheel worden teruggevorderd. 6. Verzamelen en bewaren van alle informatie De lidstaten verzamelen en bewaren alle informatie die betrekking heeft op de toepassing van de de minimisverordening.Deze dossiers moeten alle informatie bevatten die nodig is om na te gaan of aan de voorwaarden van de de-minimisverordening is voldaan. Deze dossiers moeten tien jaar worden bewaard. Op verzoek van de Commissie moet de lidstaat alle informatie over verleende de minimissteun verstrekken. 7. Disclaimer Het beleidsdomein Landbouw en Visserij zet zijn beste middelen in om ervoor te zorgen dat alle gegevens die deel uitmaken van dit formulier volledig, accuraat en actueel zijn.Fouten en/of onvolledigheden en/of verouderde gegevens kunnen echter nooit uitgesloten worden en het beleidsdomein kan dienaangaande derhalve geen enkele waarborg geven.

Het beleidsdomein kan dan ook geenszins aansprakelijk gesteld worden ingeval van schade en/of verlies, van welke aard ook, die zou voortvloeien uit het gebruik of de raadpleging ervan. Het beleidsdomein kan tevens geenszins aansprakelijk gesteld worden voor enige schade, van welke aard ook, die zou voortvloeien uit beslissingen die u zou nemen op basis van enige gegevens en/of informatie van dit formulier.

Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 2 februari 2016 betreffende de tegemoetkoming door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds bij uitzonderlijke gebeurtenissen.

De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE

^