gepubliceerd op 06 augustus 1999
Ministerieel besluit houdende het personeelsreglement bij de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap
10 JUNI 1999. - Ministerieel besluit houdende het personeelsreglement bij de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap
De Minister van Landsverdediging, Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid artikelen 1, 3, 36 en 37;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999 houdende vaststelling van de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap kunnen titularis zijn;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot vaststelling van de personeelsformatie van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap;
Gelet op het advies van de Directieraad van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 18 maart 1999;
Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 18 maart 1999;
Gelet op het protocol van 19 maart 1999 waarin de conclusies van de onderhandeling gevoerd in het sectorcomité XIV worden vermeld;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;
Overwegende dat, gelet op de overdracht van de taken en het personeel van het HIB naar de CDSCA, het passend is de belangen van de personeelsleden, die onder dit besluit vallen, dringend te beveiligen; dat het wegblijven van een reglementering terzake aanleiding geeft tot onzekerheid en dat bijgevolg de dringende noodzakelijkheid dient te worden ingeroepen;
Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Artikel 1.Dit besluit beheerst de benoemings- en bevorderingswijze van het personeel van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap.
Art. 2.Onverminderd de verordeningsbepalingen van algemene aard die de loopbaan van het Rijkspersoneel beheersen, heeft de benoeming tot elk van de graden, welke de ambtenaren kunnen bekleden die tot de Centrale Dienst behoren welke door dit besluit worden beheerst, plaats onder de voorwaarden die bepaald zijn in de bijgevoegde tabel. HOOFDSTUK II. - Kennisgeving van vacatures en van de voorstellen tot bevordering en tot verandering van graad
Art. 3.§ 1. Wat niveau 1 betreft, met uitzondering van de bevorderingen door verhoging in weddeschaal in rang 10 die afhankelijk zijn van de vacature van een betrekking, wordt het vacant zijn van betrekkingen die toegewezen kunnen worden door verandering van graad of bevordering per dienstnota ter kennis gebracht van de ambtenaren die bevorderd kunnen worden.
Elke indiening van een kandidatuur voor een betrekking van niveau 1 moet een uiteenzetting van de aanspraken bevatten die de kandidaat meent te kunnen doen gelden om naar de betrekking te dingen.
Een gedateerd visum wordt van de betrokkenen gevraagd.
Een exemplaar van de dienstnota wordt bij een ter post aangetekende brief, met bericht van ontvangst naar de woonplaats van de ambtenaar gestuurd die om welke reden ook tijdelijk uit de dienst is verwijderd.
Worden enkel in aanmerking genomen de titels van de ambtenaren die hun kandidatuur bij een ter post aangetekende brief hebben gericht aan de administrateur-generaal binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die van het overhandigen aan de betrokkene of van het aanbieden door de post van het bericht van het vacant zijn van een betrekking. Wanneer de laatste dag van de termijn een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Het staat de ambtenaren vrij voorafgaandelijk naar elke betrekking te dingen die eventueel vacant zou worden verklaard tijdens hun afwezigheid. De geldigheid van een dergelijke kandidatuur is beperkt tot één maand. § 2. De ambtenaren van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 die de reglementaire voorwaarden vervullen, zijn ambtshalve kandidaat voor de vacante betrekkingen in de niveaus 2+, 2, 3 en 4. In dat geval worden de voorstellen tot benoeming en bevordering hun ter kennis gebracht onder dezelfde voorwaarden als die welke vastgesteld zijn voor de kennisgeving van een betrekking van niveau 1.
Deze regel is eveneens van toepassing voor de bevorderingen door verhoging in weddeschaal in rang 10 die afhankelijk zijn van de vacature van een betrekking.
De in de twee vorige leden bedoelde ambtenaren kunnen de benoeming of bevordering bij een ter post aangetekende brief weigeren binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die van de kennisgeving der voorstellen. Wanneer de laatste dag van de termijn een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
Bij ontstentenis van kandidaten of weigering van alle kandidaten kan de bevoegde overheid door verandering van graad of door bevordering een ambtenaar benoemen die de gestelde voorwaarden vervult. § 3. Van de voorstellen tot verandering van graad of bevordering door verhoging in graad wordt eveneens aan de belanghebbende ambtenaren kennis gegeven via een dienstnota. Een gedateerd visum van de betrokkenen is eveneens vereist.
Een exemplaar van de dienstnota wordt bij een ter post aangetekende brief, met bericht van ontvangst gestuurd naar de woonplaats van de ambtenaar die om welke reden ook tijdelijk uit de dienst is verwijderd. § 4. De termijn waarover de ambtenaar die zich benadeeld voelt beschikt voor het indienen van een klacht, loopt hetzij vanaf de dag waarop hij de dienstnota voor gezien heeft getekend, hetzij vanaf de dag waarop de aangetekende brief met de dienstnota door de post werd aangeboden op zijn woonplaats. HOOFDSTUK III. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 4.§ 1. Het ministerieel besluit van 12 augustus 1997 houdende het personeelsreglement bij de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap wordt opgeheven. § 2. Het ministerieel besluit van 13 november 1997 betreffende het organiek reglement van het Hulp- en Informatiebureau voor gezinnen van militairen wordt opgeheven.
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op dezelfde datum als het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot vaststelling van de personeelsformatie van de Centrale Dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap.
Brussel, 10 juni 1999.
J.-P. PONCELET
BIJLAGE van het ministerieel besluit van 10 juni 1999 A. Administratief personeel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien, om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 10 juni 1999.
De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET