Etaamb.openjustice.be
Ministerieel Besluit van 07 mei 2020
gepubliceerd op 20 mei 2020

Ministerieel besluit tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van artsen-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de klinische infectiologie, alsmede van stagemeesters en stagediensten

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2020030866
pub.
20/05/2020
prom.
07/05/2020
ELI
eli/besluit/2020/05/07/2020030866/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 MEI 2020. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van artsen-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de klinische infectiologie, alsmede van stagemeesters en stagediensten


De Minister van Volksgezondheid, Gelet op de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, artikel 88, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 april 1983Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/04/1983 pub. 26/11/2018 numac 2018014763 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van artsen-specialisten en van huisartsen. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie sluiten tot vaststelling van de nadere regelen voor de erkenning van artsen-specialisten en huisartsen, artikel 3, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 februari 2008;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor artsen-specialisten en huisartsen, gegeven op 13 juni 2019;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 14 februari 2020;

Gelet op het advies nr. 67.111/2 van de Raad van State gegeven op 14 april 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van de State, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Dit besluit stelt de bijzondere erkenningscriteria vast voor: 1° de artsen die als arts-specialist wensen te worden erkend voor de bijzondere beroepstitel van niveau 3 van arts-specialist in de klinische infectiologie, zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012363 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel IV sluiten houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde;2° de artsen-specialisten die als stagemeester in de klinische infectiologie wensen te worden erkend;3° de stagediensten klinische infectiologie.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° algemeen criteriabesluit: ministerieel besluit van 23 april 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/04/2014 pub. 27/05/2014 numac 2014018175 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Ministerieel besluit tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheer-specialisten, stagemeesters en stagediensten sluiten tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van arts-specialisten, stagemeesters en stagediensten;2° kandidaat-specialist: arts, houder van een titel van niveau 1 en van een titel van niveau 2, zoals bedoeld in het genoemde besluit van 25 november 1991, in opleiding voor het bekomen van de bijzondere beroepstitel van niveau 3 van arts-specialist in de klinische infectiologie. HOOFDSTUK 2. - Bijzondere erkenningscriteria voor de arts-specialist in de klinische infectiologie

Art. 3.Om als arts-specialist in de klinische infectiologie te worden erkend, dient de kandidaat-specialist in de klinische infectiologie, hierna kandidaat-specialist genoemd, te voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk 2 van het algemeen criteriabesluit.

Art. 4.De kandidaat-specialist kan worden erkend als arts-specialist in de klinische infectiologie wanneer hij: 1° beschikt over een bijzondere beroepstitel niveau 2, zoals opgesomd in artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012363 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel IV sluiten houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde;2° en een stage in de klinische infectiologie van vier jaar heeft gevolgd of van een hiermee equivalente duurtijd in geval van deeltijdse uitoefening. Overeenkomstig artikel 3/1 van het algemeen criteriabesluit kan een vrijstelling worden verleend van maximum 2 jaar.

Art. 5.De stage bestaat uit volgende onderdelen: 1° twaalf maanden stage in hetzij inwendige ziekten met inbegrip van gehospitaliseerde patiënten, hetzij pediatrie, hetzij geriatrie;2° zes maanden stage in hetzij klinische hematologie, hetzij gastro-enterologie, met bijzondere interesse in de hepatologie, hetzij nefrologie, hetzij pneumologie, hetzij endocrinodiabetologie hetzij neonatologie, hetzij pediatrische hemato-oncologie;3° zes maanden stage in hetzij intensieve zorgen volwassenen, hetzij intensieve zorgen kinderen;4° zes maanden stage in hetzij een HIV/AIDS referentiecentrum hetzij een gelijkaardige specifieke stage in een extramurale instelling die de preventie en behandeling van HIV/AIDS tot doel heeft;5° twaalf maanden stage in een polikliniek voor reisgeneeskunde, of een polikliniek voor tropische ziekten, of een vaccinatiekliniek, of een polikliniek voor behandeling van SOA's, met mogelijkheid om na 6 maanden éénmaal te veranderen;6° zes maanden stage in medische microbiologie binnen een erkende stagedienst voor medische microbiologie.

Art. 6.Tijdens zijn stage neemt de kandidaat-specialist deel aan: 1° de activiteiten van de pluridisciplinaire antibiotherapiebeleidsgroep van het ziekenhuis waar hij stage loopt;2° de activiteiten van het comité voor ziekenhuishygiëne en desgevallend de dienst infectiepreventie van het ziekenhuis waar hij stage loopt;3° de gesuperviseerde wachtdienst infectiologie binnen het ziekenhuis waar hij stage loopt die ook ten dienste staat voor advies aan extramurale zorgaanbieders;4° liaison consulten in het ziekenhuis waar hij stage loopt, met inbegrip van het dagziekenhuis en de spoedgevallendienst.

Art. 7.Op het einde van de stage voldoet de kandidaat-specialist aan alle eindcompetenties zoals opgelijst in de bijlage bij dit besluit en heeft hij minstens één artikel rond een infectiologisch onderwerp gepubliceerd in een peer-reviewed wetenschappelijk tijdschrift, overeenkomstig artikel 20 van het algemeen criteriabesluit. HOOFDSTUK 3. - Criteria voor de erkenning van stagemeesters

Art. 8.Om als stagemeester in de klinische infectiologie te worden erkend, dient de kandidaat-stagemeester te voldoen aan de bepalingen van Hoofdstuk 3 van het algemeen criteriabesluit.

Art. 9.De stagemeester heeft een voltijdse activiteit verbonden aan de stagedienst.

Hij doet navorsing in het domein van de klinische infectiologie.

Art. 10.De stagebegeleiding van één kandidaat-specialist wordt waargenomen door minstens de stagemeester en één voltijds equivalente arts behorende tot het stageteam, zoals bedoeld in artikel 24/1 van het algemeen criteriabesluit.

Per bijkomende kandidaat-specialist, wordt het stageteam aangevuld met minstens 1 extra voltijds equivalente arts. HOOFDSTUK 4. - Criteria voor de erkenning van stagediensten

Art. 11.Om als stagedienst in de klinische infectiologie te worden erkend, dient de kandidaat-stagedienst te voldoen aan de bepalingen van Hoofdstuk 4 van het algemeen criteriabesluit.

Art. 12.De activiteiten van de stagedienst zijn gericht op gehospitaliseerde en ambulante patiënten.

Art. 13.De stagedienst die erkend wordt voor het aanbieden van alle onderdelen van het vormingstraject klinische infectiologie, beschikt over volgende afdelingen binnen het ziekenhuis waarvan de stagedienst deel uitmaakt of binnen het ziekenhuis waarmee de stagedienst samenwerkt: 1° inwendige ziekten;2° pediatrie;3° klinische hematologie;4° stamceltransplantatie;5° medische oncologie en pediatrische hemato-oncologie;6° transplantatiecentrum;7° intensieve zorgen;8° gespecialiseerde spoedgevallenzorg.9° heelkunde;10° geriatrie;11° HIV-referentiecentrum. Daarnaast neemt de stagedienst bedoeld in het eerste lid actief deel aan de functionele samenwerking rond infectieziekten enerzijds en aan de samenwerking met beroepsbeoefenaars van buiten het ziekenhuis anderzijds.

Art. 14.De stagedienst die erkend wordt voor een gedeelte van de opleiding klinische infectiologie: 1° is ingebed in een functioneel geïntegreerde en multidisciplinaire medische samenwerking in het domein van de klinische infectiologie;2° maakt deel uit van of werkt nauw samen met een ziekenhuis dat beschikt over een dienst die zich voornamelijk richt op de preventie, diagnose en behandeling van infectieziekten. HOOFDSTUK 5. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 15.In afwijking van de artikelen 4, eerste lid, 2°, tot en met 7, van dit besluit, kan als arts-specialist in de klinische infectiologie worden erkend iedere arts-specialist zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1°, van dit besluit die algemeen bekend staat als bijzonder bekwaam en medisch actief in de klinische infectiologie gedurende de laatste 5 jaren, voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

De aanvrager motiveert zijn aanvraag om erkend te worden met minstens een van de volgende overtuigingsstukken: 1° een bewijs van een klinische opleiding specifiek gewijd aan de klinische infectiologie, gericht op het verwerven van de eindcompetenties opgesomd in bijlage van dit besluit;2° een certificaat of diploma van een meerdaagse opleiding in de infectiologie;3° documentatie van een relevante gecombineerde klinische activiteit in de infectiologie, die onder andere bestaat uit consultaties voor ambulante patiënten, reiskliniek, post-travel kliniek, consulten aan bed bij gehospitaliseerde patiënte, deelname aan de pluridisciplinaire antibioticabeleidsgroep, en beschikbaarheid voor klinische adviezen gevraagd door gezondheidszorgbeoefenaars actief in de ambulante sector;4° bewijs van actieve deelname aan wetenschappelijke congressen en symposia in het domein van de klinische infectiologie; wetenschappelijke publicaties pertinent voor de klinische infectiologie in tijdschriften met peer-review.

Art. 16.De anciënniteit van de stagemeester zoals bedoeld in artikel 24 van het algemeen criteriabesluit zal slechts worden vereist negen jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.

De anciënniteit van de medewerkers van het stageteam zoals bedoeld in artikel 24/1 van het algemeen criteriabesluit zal slechts worden vereist zes jaar na inwerkingtreding van dit besluit.

Brussel, 7 mei 2020.

M. DE BLOCK

BIJLAGE - EINDCOMPETENTIES OPLEIDING KLINISCHE INFECTIOLOGIE A. Algemene opleidingscompetenties 1. Expertise in de infectiologie;2. Expertise in het onderscheiden van infectieuze pathologie van niet-infectieuze pathologie in een veelheid van medische deelgebieden;3. Toepassen van algemene wetenschappelijke kennis en methodiek binnen het domein van infectieuze pathologie en op wetenschappen georiënteerde patiëntenzorg;4. Het zelfstandig stellen van diagnose en instellen van behandeling van frequente en zeldzame presentaties van infectieuze pathologie in vele deelgebieden van de geneeskunde;5. Als kandidaat-specialist in de klinische infectiologie kunnen werken onder supervisie;6. Zorgen voor en aandacht besteden aan de continuïteit van zorg voor de patiënt;7. Het opvolgen van de infectieuze pathologie bij de patiënt;8. Kunnen werken en communiceren binnen een multidisciplinair team;9. Op doelmatige wijze kunnen communiceren met patiënt, familie en andere zorgverstrekkers;10. Correct kunnen inschatten wanneer overleg met of doorverwijzing naar een arts uit een andere discipline noodzakelijk is;11. Als expert infectiologie advies geven aan artsen en medewerkers van andere diensten en aan externen;12. Vertrouwd zijn met de methodes, de opmaak en de implementatie van wetenschappelijk onderzoek in de infectiologie;13. Wetenschappelijke gegevens in de infectiologie kunnen analyseren en interpreteren;14. Wetenschappelijke gegevens in de infectiologie en implicaties ervan transparant en duidelijk kunnen communiceren aan artsen van andere disciplines;15. Een probleemstelling in de infectiologie kunnen formuleren, data verzamelen, analyseren, interpreteren en rapporteren;16. Doelgericht participeren aan wetenschappelijk onderzoek in de infectiologie;17. Kennis en inzicht verwerven in de evaluatie van de eigen performantie;18. Het verbeteren van de performantie van het eigen handelen binnen de dienst;19. Werken aan de kwaliteitsverbetering van de benadering en behandeling van de infectiologie en aan de borging van de kwaliteit;20. Meewerken aan een efficiënt georganiseerde behandeling van infectieziekten en een efficiënt georganiseerd antibioticabeleid in het ziekenhuis;21. Het ondersteunen van zowel de ontwikkeling van een visie als het uitzetten van beleidsmaatregelen om behandeling van infectieziekten en antibioticabeleid in het ziekenhuis te optimaliseren;22. Het kunnen participeren binnen de antibioticabeleidsgroep en de commissie ziekenhuishygiëne, waarin hij de eigen visie presenteert en verdedigt;23. Het opnemen van verantwoordelijkheid binnen de antibioticabeleidsgroep, waarin hij/zij mee het beleid vormt geeft. B. Specifieke competenties 1. Diagnostiek en behandeling van courante infectieuze pathologie, inclusief systemische, respiratoire, gastro-intestinale, hepatologische, urinaire, cutane, musculoskeletale en neurologische infecties, in samenwerking met de betrokken specialisten, en zonder noodzakelijkerwijze de diagnostische procedures of niet-medicamenteuze therapie zelf te kunnen uitvoeren;2. Niet-infectieuze differentieel diagnostiek van de infectieuze aandoeningen en van met infecties geassocieerde symptomen, zoals in het bijzonder koorts en inflammatie;3. Diagnostische en klinische evaluatie en behandeling van sepsis, inclusief kennis van de principes van spoedeisende en intensieve therapie, zonder noodzakelijkerwijze de intensieve therapie zelf te kunnen uitvoeren;4. Diagnostische en klinische evaluatie en behandeling van opportunistische infecties, in het kader van aangeboren en verworven immuundeficiëntie;5. Diagnostische en klinische evaluatie en behandeling van tropische pathologie, inclusief reis-gerelateerde pathologie, preventie, diagnose en behandeling van specifieke gezondheidsproblemen van migranten en reizigers.6° Diagnostische en therapeutische kennis van pathogenen die risico's inhouden op bioterrorisme en op pandemie.7. Diagnostische en klinische evaluatie en behandeling van HIV-infectie en AIDS, inclusief de behandeling in multidisciplinair team;8. Diagnostische en klinische evaluatie, behandeling en preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen;9. Diagnostische en klinische evaluatie en behandeling van tuberculose;10. Preventie van infectieuze pathologie, inclusief principes van ziekenhuishygiëne, doorgedreven kennis van vaccinatie en profylaxe en reisadvies;11. Antimicrobiële behandeling met antimicrobiële middelen: werkingsmechanisme, spectrum en indicatie, klinische farmacologie;12. Microbiologische diagnostiek: kennis testprincipe, indicaties, implicaties, beperkingen, zonder de testen noodzakelijkerwijze zelf te kunnen uitvoeren;13. Samenwerking met de medisch microbioloog op vlak van keuze van diagnostiek, beperkingen van diagnostiek en implicaties van microbiologische resultaten;14. Samenwerking met de apotheker over keuze en voorschrift van antimicrobiële middelen;15. Behandeling van infecties met moeilijk te behandelen kiemen, inclusief multiresistente kiemen en van moeilijk te steriliseren infectieuze haarden, inclusief vreemd lichaam-infecties;16. Antibioticabeleid op ziekenhuisniveau kunnen analyseren en bijsturen, inclusief opnemen van verantwoordelijkheid hiervoor op ziekenhuisniveau in kader van de antibioticabeleidsgroep;17. Specifiek voor de pediaters, in staat zijn om neonatale en congenitale infecties te behandelen in samenwerking met gynaecologen en neonatologen;18. Preventie, diagnose en behandeling van zoönosen;19. Kennis van de principes van het one health concept. C. Pedagogische competenties 1. Rol in de opleiding binnen het domein van de klinische infectiologie van de studenten geneeskunde, van de kandidaat-specialisten en van de infectiologen;2. Rol in de bijscholing van huisartsen en arts-specialisten betreffende infectiologische aspecten van hun vakgebied. D. Competenties op vlak van samenwerking met de overheid 1. Samenwerken met de diverse overheidsinstanties, onder meer met de artsen werkzaam in de gemeenschapsoverheden, en communiceren met/adviseren van deze instanties betreffende infectieuze aandoeningen, in het bijzonder betreffende ziekteverwekkers die een risico op pandemieën of bioterrorisme met zich meedragen. Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 7 mei 2020 tot vaststelling van de bijzondere criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten houders van de bijzondere beroepstitel in de klinische infectiologie, alsmede van stagemeesters en stagediensten.

De Minister van Volksgezondheid, M. DE BLOCK

^