gepubliceerd op 12 juni 2012
Ministerieel besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Nationale Raad voor de Paramedische Beroepen
7 MEI 2012. - Ministerieel besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Nationale Raad voor de Paramedische Beroepen
De Minister van Volksgezondheid, Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, artikel 35;
Gelet op het huishoudelijk reglement aangenomen door de Nationale Raad voor de Paramedische Beroepen, op 5 september 1990 en gewijzigd op 8 oktober 1992, Besluit : Enig artikel. Het in de bijlage gevoegde huishoudelijk reglement van de Nationale Raad van de Paramedische Beroepen, aangenomen door deze Nationale Raad op 21 september 2011, wordt goedgekeurd.
Brussel, 7 mei 2012.
Mevr. L. ONKELINX
Huishoudelijk reglement van de Nationale Raad voor de Paramedische Beroepen TITEL I. - Algemeenheden
Artikel 1.De Nationale Raad voor de Paramedische Beroepen, bedoeld in artikel 28 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, hierna « de Raad » genoemd, heeft haar zetel bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
TITEL II. - De Raad - Plenaire vergadering
Art. 2.De Raad wordt bijeengeroepen door zijn voorzitter.
Deze moet de Raad binnen een termijn van dertig dagen bijeenroepen wanneer hij daartoe wordt verzocht, hetzij door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, hetzij door minstens vijf werkende leden.
Art. 3.De uitnodigingen en de documenten moeten aan de werkende en plaatsvervangende leden verzonden worden ten minste acht dagen vóór de vastgestelde datum van de vergadering, behalve bij gemotiveerde dringende gevallen.
De oproepingsbrief en de documenten kunnen per gewone of per elektronische post verzonden worden.
Art. 4.De uitnodigingen vermelden de agenda van de zitting. Deze wordt opgesteld door de voorzitter in samenspraak met het Dagelijks bestuur.
De adviezen die gevraagd worden door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort of van de regeringen van de Gemeenschappen worden bij voorrang behandeld.
Wat persoonlijke dossiers betreft kan op vraag van de betrokkene de behandeling van zijn dossier uitgesteld worden tot een volgende vergadering.
Art. 5.Wanneer minstens vijf werkende leden van de Raad een punt op de agenda wensen te plaatsen, richten zij via het secretariaat hun met redenen omkleed voorstel schriftelijk aan de voorzitter van de Raad.
Art. 6.De aanwezige leden ondertekenen de aanwezigheidslijst op de vergadering.
Art. 7.De voorzitter leidt de debatten. Hij waakt er over dat de vergadering alleen de agendapunten bespreekt.
Hij mag op elk ogenblik de bespreking van een agendapunt verdagen. In dat geval brengt hij het verdaagde punt vooraan op de agenda van de volgende vergadering.
De ondervoorzitter (of oudste lid) vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid.
Simultane vertaling wordt, indien mogelijk, voorzien tijdens de vergaderingen.
Art. 8.Er wordt gestemd bij handopsteking. Elk lid heeft slechts één stem.
In afwijking is de stemming geheim als het om persoonsgebonden materies gaat of voor andere agendapunten wanneer één werkend lid hierom vraagt.
Wanneer voor de plenaire vergaderingen een werkend lid verhinderd is, brengt hij zijn plaatsvervanger en het secretariaat hiervan op de hoogte. Elk werkend lid kan slechts één volmacht dragen voor een ander werkend lid van de Raad.
De beslissingen die niet aangaande de adviezen bedoeld in artikel 46bis, § 2 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen genomen worden, behoeven een gewone meerderheid van de aanwezige leden.
Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.
Art. 9.De secretaris van de Raad coördineert de werking van de Raad, van het Bureau en van de werkgroepen. Hij is belast met het administratief beheer en zorgt voor de uitvoering van de opdrachten eigen aan het secretariaat.
Hij is verantwoordelijk voor het classificeren en het bewaren van de archiefstukken, evenals voor alle andere voorwerpen die aan de Raad toebehoren. Hij wordt daarin eventueel bijgestaan door de ambtenaren die hij aanduidt.
Art. 10.De notulen van de zittingen worden in het Frans en in het Nederlands samen met de uitnodiging voor de volgende zitting verzonden naar alle leden.
Deze notulen worden pas officieel na hun goedkeuring.
Art. 11.De beslissingen en adviezen die het voorwerp kunnen uitmaken van jurisprudentie worden genummerd en aan de notulen toegevoegd zodat er een repertorium kan van bijgehouden worden.
De minderheidsstandpunten worden altijd als addendum bij het advies gevoegd.
Art. 12.De zittingen zijn niet openbaar. De door de Minister of door de regeringen van de Gemeenschappen gevraagde adviezen mogen enkel met akkoord van de voorzitter aan derden medegedeeld worden.
Beraadslagingen, stemmingen en adviezen over personen zijn geheim; deze over beginselkwesties moeten met de nodige discretie behandeld worden.
Art. 13.Elk werkend en plaatsvervangend lid kan schriftelijk zijn ontslag indienen bij de voorzitter van de Raad.
Elk werkend lid dat gedurende drie opeenvolgende vergaderingen zonder verontschuldiging of zonder volmacht te geven, afwezig is op de vergaderingen zal door de voorzitter verzocht worden dit te motiveren.
De organisatie, die het afwezig lid voorgedragen heeft, wordt hiervan op de hoogte gebracht zodat schikkingen kunnen getroffen worden voor de vervanging van het betrokken lid.
Art. 14.De voorzitter van de Raad mag een verslaggever van een werkgroep uitnodigen om er zijn verslag voor te dragen en te verdedigen, zonder dat deze aan de beraadslagingen mag deelnemen.
De voorzitter samen met ten minste twee leden van het Dagelijks bestuur kunnen iedere persoon uitnodigen die niet tot de Raad behoort voor de bespreking van één of meer punten die op de agenda van de Raad voorkomen.
Art. 15.De leden vertegenwoordigen in de zitting noch de beroepsorganisaties, noch de instellingen waartoe zij behoren.
TITEL III. - Het Dagelijks bestuur
Art. 16.Het Dagelijks bestuur wordt voorgezeten en volgens noodzaak samengeroepen door de voorzitter van de Raad. Hij roept het Dagelijks bestuur binnen een termijn van vijftien dagen bijeen wanneer hij daartoe wordt verzocht door ten minste drie leden van het Dagelijks bestuur.
Art. 17.De uitnodigingen moeten aan de leden van het Dagelijks bestuur verzonden worden ten minste acht dagen voor de vastgestelde datum der vergadering, behalve bij gemotiveerde dringende gevallen.
De oproepingsbrieven en de documenten kunnen per gewone brief of per elektronische post verzonden worden.
Art. 18.De uitnodigingen vermelden de agenda. Deze wordt door de voorzitter opgesteld. Het Dagelijks bestuur kan evenwel bij meerderheid van de aanwezige leden beslissen een punt dat een dringende bespreking vereist aan de agenda toe te voegen. De vragen tot advies die door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort of door de regeringen van de Gemeenschappen gesteld worden, moeten op de agenda voorkomen.
Art. 19.Het Dagelijks bestuur kan, op verzoek van de voorzitter en ten minste twee leden van het Dagelijks bestuur, ieder persoon uitnodigen die niet tot het Dagelijks bestuur of tot de Raad behoort voor de bespreking van een of meer punten die op de agenda voorkomen.
Deze personen hebben enkel een raadgevende stem.
Art. 20.De artikelen 6, 7, 8 eerste lid, 10 en 13 zijn toepasselijk op het Dagelijks bestuur.
Art. 21.1. Het Dagelijks bestuur kan zitting houden, wanneer minstens drie stemgerechtigde leden aanwezig zijn. 2. De voorstellen gedaan door het Dagelijks bestuur zijn eenstemmig. Indien geen eenstemmigheid kan worden bereikt, zullen de verschillende voorstellen aan de Raad voorgelegd en gemotiveerd worden door de auteur(s).
TITEL IV. - De werkgroepen en afdelingen van de Raad.
Art. 22.1. De Raad kan binnen het kader van zijn opdrachten afdelingen oprichten die belast zijn met het onderzoek van vraagstukken die betrekking hebben : 1° op de in artikel 22, 1° van het koninklijk besluit nr. 78 bedoelde prestaties; 2° op de medewerking welke door de leden van de paramedische beroepen wordt verleend bij de uitvoering van de bij artikel 22, 2° en 3° van het koninklijk besluit nr. 78 bedoelde akten. 2. Elke afdeling zal uit minstens zes en uit maximum twaalf leden bestaan en deze zijn verschillend van de werkgroepen « erkenning ». Alleen deze leden hebben stemrecht. Minstens de helft van de leden van de afdeling zijn ook lid of plaatsvervangend lid van de Raad. Minstens één persoon die bevoegd is de werkzaamheden van het betrokken beroep, hetzij als handeling toe te vertrouwen, hetzij als technische prestatie voor te schrijven maakt deel uit van afdeling. 3. De afdelingen zetelen ongeacht het aantal aanwezige leden.4. De afdelingen duiden een voorzitter aan.Een lid van het Dagelijks bestuur treedt op als de rapporteur.
Art. 23.1. De raad richt per paramedisch beroep een Werkgroep « Erkenning » op om te voldoen aan de vereisten van het koninklijk besluit van 18 november 2004 betreffende de erkenning van de beoefenaars van de paramedische beroepen. 2. De Werkgroep « Erkenning » is samengesteld uit : vier vertegenwoordigers die een minimale ervaring van vijf jaar bezitten in het betrokken beroep; twee vertegenwoordigers die een functie uitoefenen in het onderwijs, gekozen wegens hun bevoegdheid op het gebied waarmee de werkgroep is belast; een persoon die bevoegd is de werkzaamheden van het betrokken beroep, hetzij als handeling toe te vertrouwen, hetzij als technische prestatie voor te schrijven. 3. De werkgroep « Erkenning » duidt onder zijn leden een voorzitter, ondervoorzitter en een verslaggever aan.4. De Werkgroep « Erkenning » wordt ontbonden bij het beëindigen van het mandaat van de leden van de Nationale Raad die de werkgroep heeft opgericht.5. Er is onverenigbaarheid tussen een mandaat in de Werkgroep « Erkenning » en een mandaat in de Nationale Raad.6. De Werkgroep « Erkenning » is ermee belast de Minister een met redenen omkleed advies te verstrekken betreffende de aanvragen, bedoeld in artikel 24, § 1, en artikel 54ter van het voornoemde koninklijk besluit nr.78 van 10 november 1967, betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
Art. 24.De artikelen 6, 7, 8 eerste lid, 10 en 13 zijn toepasselijk op de werkgroepen en afdelingen.
Art. 25.De voorzitter, de secretaris van de Raad en de leden van het Dagelijks bestuur mogen aan de werkzaamheden van de afdelingen en werkgroepen - met uitzondering van de Werkgroep Erkenning - waarvan zij geen lid zijn, deelnemen. Zij hebben enkel een raadgevende stem.
Art. 26.De werkgroepen en afdelingen kunnen een beroep doen op experts. Deze personen hebben een raadgevende stem.
Art. 27.De voorzitters roepen de leden van hun werkgroep of afdeling samen ten minste acht dagen voor de vastgestelde datum van de vergadering, behalve bij dringende gemotiveerde gevallen.
Art. 28.Een rapport van een werkgroep of afdeling kan pas worden goedgekeurd, als meer dan de helft van de leden van de werkgroep of afdeling aanwezig zijn.
Art. 29.De notulen van de vergadering zijn pas na hun goedkeuring officieel. De voorstellen van notulen worden aan de voorzitter en de leden van de werkgroep of afdeling opgestuurd, ten laatste samen met de uitnodiging voor de volgende vergadering.
Art. 30.De goedgekeurde notulen, de verslagen en besluiten van de afdelingen worden medegedeeld aan de voorzitter van de Raad, via een zending aan het secretariaat.
Het met redenen omkleed advies van de minderheid maakt, als addendum, deel uit van het verslag.
Art. 31.Een tussentijds schriftelijk verslag zal elke zes maanden via het secretariaat aan de voorzitter van de Raad verzonden worden.
TITEL V. - De Commissie van beroep
Art. 32.De Commissie van beroep bestaat uit de leden van het Dagelijks bestuur van de Nationale Raad aangevuld, indien niet tot het Dagelijks bestuur behorend, met het lid dat het betrokken beroep in de Nationale Raad vertegenwoordigt.
De Commissie van beroep is ermee belast uitspraak te doen, bij een met redenen omklede beraadslaging, over de beroepen ingesteld tegen de adviezen van de werkgroep.
TITEL VI. - Wijzigingen in de wetgeving
Art. 33.In geval van wijzigingen in de wetgeving worden de bepalingen die invloed hebben op het huishoudelijk reglement automatisch in dit reglement aangepast.
Art. 34.Dit besluit vervangt het huishoudelijk reglement vastgesteld door de Raad in zijn zitting van 5 september 1990, goedgekeurd door de Minister van Sociale Zaken, Ph. BUSQUIN, op 21 mei 1991 en gewijzigd door de Raad in zijn zitting van 8 oktober 1992.
Vastgesteld door de Raad in zijn zitting van 21 september 2011.
Goedgekeurd door de Minister.
Brussel, 7 mei 2012.
Mevr. L. ONKELINX