gepubliceerd op 04 juli 2017
Ministerieel besluit tot aanpassing van een aantal formulieren naar aanleiding van de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning
VLAAMSE OVERHEID
Omgeving
7 JUNI 2017. - Ministerieel besluit tot aanpassing van een aantal formulieren naar aanleiding van de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Gelet op het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 18, derde lid, artikel 37, derde lid en artikel 108;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, artikel 15, 97, 100, 133, 136, 170 en 785 en bijlagen 1 tot en met 7, 19 en 20, Besluit :
Artikel 1.In bijlage 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het inleidend gedeelte wordt in het antwoord op de derde vraag na de zinsnede "www.omgevingsloket.be." een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse overheid. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen."; 2° in vraag 2.1, a) worden de woorden "verbouwen zonder functiewijziging of wijziging van het aantal woongelegenheden" vervangen door de woorden "verbouwen zonder functiewijziging en zonder wijziging van het aantal woongelegenheden"; 3° in vraag 2.1, c) wordt de rij
O
recreatieve terreinen aanleggen of wijzigen. Het gaat hier bijvoorbeeld om een golfterrein, een voetbalterrein, een tennisveld of een zwembad. Vul addendum B20 in en voeg het als bijlage B20 bij dit formulier.
vervangen door de volgende drie rijen:
O
recreatieve terreinen aanleggen of wijzigen. Het gaat hier bijvoorbeeld om een golfterrein, een voetbalterrein, een tennisveld of een zwembad.
O
aanleggen van recreatieve terreinen Vul addendum B20 in en voeg het als bijlage B20 bij dit formulier.
O
wijzigen van recreatieve terreinen Vul addendum B20 in en voeg het als bijlage B20 bij dit formulier.
4° in onderdeel 2.1 worden onderdeel f) en onderdeel g) vervangen door wat volgt:
f)
O
handelingen aan en rond gebouwen waarvoor de medewerking van een architect niet vereist is.
Aan hoeveel gebouwen worden handelingen uitgevoerd?
. . . . . gebouwen
Om welke handelingen gaat het? U kunt een of meer hokjes aankruisen.
O
binnenverbouwingen uitvoeren zonder stabiliteitswerken uit te voeren.
Vul voor elk gebouw addendum B2 in en voeg het als bijlage B2 bij dit formulier.
O
handelingen uitvoeren aan gevels en daken of instandhoudings- en renovatiewerken uitvoeren binnen in een gebouw, zonder stabiliteitswerken en wijzigingen van oppervlakte of volume. Vul voor elk gebouw addendum B17 in en voeg het als bijlage B17 bij dit formulier.
O
bijgebouwen, zoals garages en veranda's, plaatsen. Vul voor elk gebouw addendum B18 in en voeg het als bijlage B18 bij dit formulier.
O
niet-overdekte lage constructies, zoals terrassen, zwembaden en vijvers, bij een gebouw plaatsen. Vul voor elk gebouw addendum B19 in en voeg het als bijlage B19 bij dit formulier.
O
andere handelingen verrichten. Andere handelingen zijn onder meer de plaatsing van zonnepanelen of zonneboilers, schotelantennes, kleine windturbines, airco's, stacaravans of kleine tuinconstructies, of de opslag van materialen. Vul addendum B21 in en voeg het als bijlage B21 bij dit formulier.
O
bomen vellen die geen deel uitmaken van een bos. Vul addendum B20 in en voeg het als bijlage B20 bij dit formulier.
O
het reliëf van de bodem wijzigen. Vul addendum B20 in en voeg het als bijlage B20 bij dit formulier.
O
verwijderen van vrijstaande (bij)gebouwen, niet-overdekte lage constructies of andere beperkte handelingen. Vul de gegevens in over de gebouwen die verwijderd worden.
aantal . . . . .
totale grondoppervlakte . . . . . m²
totaal volume . . . . . m®
g)
O
publiciteitsinrichtingen. Kruis aan om wat het gaat.
Vul addendum B24 in en voeg het als bijlage B24 bij dit formulier.
O
een nieuwe publiciteitsinrichting (met inbegrip van vernieuwen van bestaande vergunning)
aantal . . . . .
O
een te wijzigen publiciteitsinrichting
aantal . . . . .
O
een te verwijderen publiciteitsinrichting
aantal . . . . .
5° aan onderdeel 2.6 worden na de zin "De parkeerplaatsen op straat telt u dus niet mee." de volgende zinnen toegevoegd: "Ook parkeerplaatsen in het gebouw telt u niet mee. Die worden elders ingevuld."; 6° in onderdeel 2.8 wordt de rij
O
ja. Voeg een mobiliteitseffectenrapport (MOBER), opgemaakt volgens de technische richtlijnen die het departement Ruimte Vlaanderen ter beschikking stelt, als bijlage E1bis bij dit formulier.
vervangen door de volgende rij:
O
ja. Voeg een mobiliteitsstudie als bijlage E1bis bij dit formulier. U hoeft dit niet te doen als de aanvraag een milieueffectrapport bevat dat de mobiliteit behandelt.
7° in onderdeel 2.13 worden de woorden "bekrachtigde archeologienota" vervangen door de woorden "bekrachtigde of ter bekrachtiging ingediende archeologienota"; 8° in onderdeel 9.1 worden de woorden "bekrachtigde archeologienota" vervangen door de woorden "bekrachtigde of ter bekrachtiging ingediende archeologienota"; 9° in onderdeel 9.1 wordt de volgende rij ingevoegd:
O
bijlage B40: units
10° in onderdeel 9.1 wordt het woord "MOBER" vervangen door het woord "mobiliteitsstudie".
Art. 2.In bijlage 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in addendum B2 wordt onderdeel 3 vervangen door wat volgt:
3
Waarop heeft dit addendum betrekking?
O
een nieuw of te herbouwen gebouw.Herbouwen houdt in dat meer dan veertig procent van de buitenmuren van een gebouw wordt afgebroken.
O
een te verbouwen gebouw. De aanvraag is niet beperkt tot een of meer units in het gebouw.
O
een te verbouwen unit in een gebouw. Vul addendum B40 in en voeg het als bijlage B40 bij dit formulier.
O
verschillende te verbouwen units in een gebouw. Vul addendum B40 in en voeg het als bijlage B40 bij dit formulier.
2° in addendum B2 wordt in onderdeel 4 na de zinsnede "niet in te vullen." de volgende zin toegevoegd: "Als er geen bovengrondse delen zijn, vult u 0 in."; 3° in addendum B2 wordt in onderdeel 6 na de zinsnede "niet in te vullen." de volgende zin toegevoegd: "Als er geen ondergrondse delen zijn, vult u 0 in."; 4° in addendum B2 wordt in onderdeel 13 de volgende zin opgeheven: "Het is in dat geval onderverdeeld in units."; 5° in addendum B3 wordt onderdeel 3 vervangen door wat volgt:
3
Vul de gegevens in van de bovengrondse delen van de eengezinswoning na de werken. totale nuttige vloeroppervlakte
. . . . . m²
aantal slaapkamers
. . . . .
6° in addendum B3 wordt een onderdeel 5 ingevoegd, dat luidt als volgt:
5
Heeft de aanvraag betrekking op opvang van asielzoekers, vluchtelingen en onderdak wegens onvoorziene omstandigheden als vermeld in het meldingsbesluit?
O
ja.Hoeveel bedraagt het volume van de ondergeschikte wooneenheid zonder de met de hoofdwooneenheid gedeelde ruimten?
. . . . . m®
O
nee
7° in addendum B3 worden de bestaande onderdelen 5 en 6 hernummerd tot onderdelen 6 en 7;8° in addendum B5 worden in onderdeel 5 de woorden "aantal na de wijziging" vervangen door de woorden "aantal in nieuwe toestand";9° in addendum B5 wordt onderdeel 6 vervangen door wat volgt:
6
Vul de gegevens in van de studentenkamer(s) waarop de aanvraag betrekking heeft. Bij de onderstaande berekening wordt uitgegaan van de totale netto vloeroppervlakte van de woonlokalen (leefruimte(n), kookruimte en slaapkamer(s)). De oppervlakte van niet woonlokalen (toilet, hall, badkamer, berging, ...) wordt niet meegerekend.
De netto vloeroppervlakte wordt gemeten in de zone met een plafondhoogte van minstens 220 cm.
Bijkomend wordt bij hellende plafonds de netto vloeroppervlakte meegerekend met een vrije hoogte groter dan 180 cm.
Met de volgende lokalen wordt geen rekening gehouden: - lokalen waarvan de in aanmerking te nemen netto vloeroppervlakte kleiner is dan 4 m²; - lokalen die nergens een plafondhoogte van minstens 220 cm hebben.
Studentenkamers met een netto vloeroppervlakte kleiner dan 12 m² zijn niet toegelaten.
nummer van de studentenkamer
netto vloeroppervlakte van de studentenkamer
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
10° in addendum B5 wordt een onderdeel 7 ingevoegd, dat luidt als volgt:
7
Vul de gegevens in van de kamer(s) die geen studentenkamers zijn, waarop de aanvraag betrekking heeft. Bij de onderstaande berekening wordt uitgegaan van de totale netto vloeroppervlakte van de woonlokalen (leefruimte(n), kookruimte en slaapkamer(s)). De oppervlakte van niet woonlokalen (toilet, hall, badkamer, berging, ...) wordt niet meegerekend. De netto vloeroppervlakte wordt gemeten in de zone met een plafondhoogte van minstens 220 cm.
Bijkomend wordt bij hellende plafonds de netto vloeroppervlakte meegerekend met een vrije hoogte groter dan 180 cm.
Met de volgende lokalen wordt geen rekening gehouden:- lokalen waarvan de in aanmerking te nemen netto vloeroppervlakte kleiner is dan 4 m²; - lokalen die nergens een plafondhoogte van minstens 220 cm hebben.Kamers met een netto vloeroppervlakte kleiner dan 12 m² zijn niet toegelaten. Bij niet studentenkamers wordt de minimaal vereiste netto vloeroppervlakte verhoogd met 3 m² per functie wanneer de kamer een keukenfunctie en/of een badfunctie bevat. Opgelet: lokale besturen kunnen deze normen verstrengen.
nummer van de kamer die geen studentenkamer is
netto vloeroppervlakte van de kamer die geen studentenkamer is
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
. . . . . m²
11° in addendum B6 worden in onderdeel 1 de woorden "of unit" opgeheven;12° in addendum B6 wordt onderdeel 8 vervangen door wat volgt:
8
Vul de gegevens in van de bedrijfswoning. totale nuttige vloeroppervlakte
. . . . . m²
aantal slaapkamers
. . . . .
13° in addendum B8 wordt onderdeel 7 vervangen door wat volgt:
7
Vul de gegevens in van de bedrijfswoning. totale nuttige vloeroppervlakte
. . . . . m²
aantal slaapkamers
. . . . .
14° in addendum B10 worden in onderdeel 4 de woorden "openluchtrecreatief verblijf" vervangen door de zinsnede "niet-verplaatsbaar toeristisch verblijf";15° in addendum B10 wordt onderdeel 7 vervangen door wat volgt:
7
Vul de gegevens in van de bedrijfswoning. totale nuttige vloeroppervlakte
. . . . . m²
aantal slaapkamers
. . . . .
16° in addendum B12 worden in onderdeel 1 de woorden "en elke unit" opgeheven;17° in addendum B12 wordt onderdeel 8 vervangen door wat volgt:
8
Vul de gegevens in van de bedrijfswoning. totale nuttige vloeroppervlakte
. . . . . m²
aantal slaapkamers
. . . . .
18° " in addendum B14 wordt in onderdeel 4 de rij
O
bedrijfswoning
O
bedrijfswoning
aantal slaapkamers
.. . . .
. . . . .
totale nuttige vloeroppervlakte
. . . . . m²
. . . . .
" vervangen door wat volgt:
O
bedrijfswoning
O
bedrijfswoning
totale nuttige vloeroppervlakte
. . . . . m²
totale nuttige vloeroppervlakte
. . . . . m²
aantal slaapkamers
. . . . .
aantal slaapkamers
. . . . .
19° in addendum B16 worden in onderdeel 3 de volgende rijen opgeheven:
gebouw met internaat
O ja
O nee
aantal kamers na de werken
.. . . .
kamers
aantal bestaande kamers
. . . . .
kamers
autolift
O ja
O nee
20° in addendum B16 wordt onderdeel 6 vervangen door wat volgt:
6
Vul de gegevens in van de conciërgewoning. totale nuttige vloeroppervlakte
. . . . . m²
aantal slaapkamers
. . . . .
21° addendum B18 worden onderdeel 3 tot en met 8 vervangen door wat volgt:
3
Op welke stedenbouwkundige handeling heeft de aanvraag betrekking?
O
een bijgebouw bouwen of herbouwen
O
een bijgebouw verbouwen
O
een bijgebouw slopen
4
Wat is de functie van het bijgebouw?
O
tuinhuis of berging
O
poolhouse
O
serre
O
garage of carport
O
veranda
O
woninguitbreiding
O
andere functie: .. . . .
5
Waarop heeft de aanvraag betrekking?
O
een bijgebouw dat vrijstaat van het hoofdgebouw
O
een bijgebouw dat tegen het hoofdgebouw is aangebouwd
6
Ligt het bijgebouw volledig binnen een straal van dertig meter van het hoofdgebouw?
O
ja
O
nee
7
Waar ligt het bijgebouw?
O
voortuin
O
zijtuin
O
achtertuin
8
Vul de gegevens van het bijgebouw in.
toestand na de werken
bestaande toestand
grondoppervlakte
. . . . . m²
. . . . . m²
volume
. . . . . m®
. . . . . m®
hoogste kroonlijsthoogte
. . . . . m
hoogste nokhoogte
. . . . . m
afstand tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens
. . . . . m
22° in addendum B19 wordt onderdeel 6 vervangen door wat volgt:
6
Vul de gegevens van de constructie in.
toestand na de werken
bestaande toestand
grondoppervlakte
. . . . . m²
. . . . . m²
hoogste punt ten opzichte van de grond
. . . . . m
afstand tot de dichtstbijzijnde perceelsgrens
. . . . . m
23° in addendum B20 wordt onderdeel 1 vervangen door wat volgt: "Vul dit addendum eenmaal in."; 24° in addendum B20 wordt in onderdeel 2 de rij
O
recreatieve terreinen aanleggen of wijzigen, zoals een golfterrein, een voetbalterrein, een tennisveld of een zwembad
vervangen door de rijen:
O
recreatieve terreinen aanleggen of wijzigen, zoals een golfterrein, een voetbalterrein, een tennisveld of een zwembad. O
recreatieve terreinen aanleggen
O
recreatieve terreinen wijzigen
25° in addendum B22 wordt onderdeel 2 hernummerd tot onderdeel 3;26° in addendum B22 wordt een onderdeel 2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
2
Waarop heeft uw aanvraag betrekking?
O
nieuwbouw of aanleggen
O
verbouwen of wijzigen
O
slopen of verwijderen
27° in addendum B22 worden in het hernummerde onderdeel 3 de rijen
O
windturbines.Op hoeveel windturbines heeft de aanvraag betrekking?
. . . . .
windturbines
vervangen door de rij:
O
windturbines
28° in het opschrift van addendum B24 worden de woorden "plaatsen van" opgeheven;29° in addendum B24 wordt onderdeel 3 vervangen door wat volgt:
3
Waarop heeft de aanvraag betrekking?
O
vaste publiciteit op een gevelvlak
O
vaste publiciteit op een dak
O
vaste publiciteit, volledig vrijstaand
O
publiciteitsdoek op gevel of werfstelling
O
wisselende publiciteit (reclamedrager)
30° in addendum B24 worden in onderdeel 12 de woorden "op een vrijstaande gevel" vervangen door de woorden "op een vrijstaande zijgevel";31° in het opschrift van addendum B32 wordt het woord "bekrachtigde" opgeheven; 32° in addendum B32 wordt onderdeel 1 vervangen door wat volgt: "Voeg de bekrachtigde of ter bekrachtiging ingediende archeologienota toe als ze vereist is overeenkomstig artikel 5.4.1 of artikel 5.4.2 van het Onroerenderfgoeddecreet van 12 juli 2013."; 33° in addendum B35 wordt onderdeel 4 geplaatst tussen onderdeel 6 en onderdeel 7;34° in addendum B35 wordt onderdeel 5 hernummerd naar onderdeel 4, onderdeel 6 naar onderdeel 5 en het verplaatste onderdeel 4 naar onderdeel 6;35° in addendum B38 wordt onderdeel 4 geplaatst na onderdeel 5;36° in addendum B38 wordt onderdeel 5 hernummerd naar onderdeel 4 en het verplaatste onderdeel 4 naar onderdeel 6;37° in addendum B39 wordt onderdeel 1 geplaatst tussen onderdeel 2 en onderdeel 3;38° in addendum B39 wordt onderdeel 2 hernummerd naar onderdeel 1 en het verplaatste onderdeel 1 naar onderdeel 2;39° een addendum B40 wordt toegevoegd, dat luidt als volgt:
Addendum B40 Units
1
Waarop heeft de aanvraag betrekking?
O
een te verbouwen unit in een gebouw.Kruis aan wat van toepassing is.
O
De bestaande unit behoudt dezelfde afmetingen.
O
De bestaande unit wordt vergroot.
O
De bestaande unit wordt verkleind.
O
De bestaande unit wordt gesplitst.
O
Verbouwen van meerdere units in een gebouw. Kruis aan wat van toepassing is.
O
Samenvoegen van twee of meer units.
O
Herverdelen van bestaande units.
O
Toevoegen van een of meer nieuwe units.
2
Geef de bestaande, bij de werken betrokken unitnummers en hun hoofdfunctie.
Mogelijke hoofdfuncties zijn wonen, detailhandel (winkel), dancing, restaurant en café, kantoorfunctie, dienstverlening en vrije beroepen, land- en tuinbouw in de ruime zin, industrie en bedrijvigheid, dagrecreatie, met inbegrip van sport, verblijfsrecreatie, gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, militaire functie.
unitnummer
bestaande hoofdfunctie
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
3
Geef de nieuwe, bij de werken betrokken unitnummers en hun hoofdfunctie.
unitnummer
nieuwe hoofdfunctie
. . . . .
. . . . .
. . . . .
. . . . .
40° in addendum E1 wordt onderdeel 1 vervangen door wat volgt:
1
Is er een mobiliteitsstudie opgemaakt?
O
ja.Voeg de mobiliteitsstudie als bijlage E1bis bij het formulier. Als de antwoorden op vragen 2 en 3 (indien van toepassing) opgenomen zijn in de mobiliteitsstudie, hoeft u die vragen niet in te vullen.
O
nee. Ga naar vraag 2.
41° een addendum E1bis wordt toegevoegd, dat luidt als volgt:
Addendum E1bis Mobiliteitsstudie
Voeg de gegevens als bijlage E1bis bij het formulier, tenzij anders vermeld. Een mobiliteitsstudie moet de onderstaande onderdelen bevatten. 1. Bereikbaarheidsprofiel 1.1. Doel : Het bereikbaarheidsprofiel geeft een inzicht in de bereikbaarheid van de projectlocatie. 1.2. Inhoud : Het bereikbaarheidsprofiel omvat een beschrijving van hoe de site waar het project wordt ingeplant, momenteel bereikbaar is, zowel voor auto, openbaar vervoer, fiets als voetganger. Daarbij worden eventuele knelpunten in kaart gebracht op het gebied van verkeersafwikkeling (filevorming), verkeersleefbaarheid (de mate waarin het verkeer de normale uitoefening van andere activiteiten hindert, bijvoorbeeld als gevolg van geluidsoverlast), verkeersveiligheid, bereikbaarheid, parkeerdruk, alsook de verkeersintensiteit op de toeleidende wegen en kruispunten. Als verschillende alternatieven behandeld worden, worden die allemaal weergegeven. Die alternatieven worden in een latere fase van de mobiliteitsstudie (stap 3) gebruikt om de effecten te bepalen. 2. Mobiliteitsprofiel - raming van de verkeersgeneratie 2.1. Doel : Het mobiliteitsprofiel geeft een inzicht in de omvang en de aard van het verkeer dat door het geplande project wordt gegenereerd. Dat geldt met name voor personenverkeer, en in voorkomend geval ook voor goederenverkeer. 2.2. Inhoud : Het mobiliteitsprofiel van een activiteit wordt bepaald aan de hand van een aantal basisgegevens. a) Minimaal te toetsen beoordelingscriteria : Het mobiliteitsprofiel wordt ten minste vastgesteld op basis van de elementen die worden weergegeven in de onderstaande tabel.
Elementen Mobiliteitsprofiel
Aard/doelstelling/omvang van het project
Exploitatiefase
Verkeersproductie en -attractie
per dagdeel werknemers bezoekers bewoners vrachtverkeer
Keuze van vervoerswijze
auto vrachtwagen openbaar vervoer fiets voetganger
Ritgeneratie (aantal voertuigverplaatsingen)
Parkeerbehoefte
auto fiets
b) Toelichting : 1) Aard/doelstelling/omvang van het project De aard van de activiteit bepaalt in belangrijke mate de randvoorwaarden en aannames die gemaakt moeten worden om het mobiliteitsprofiel te berekenen.Concreet houdt dat in dat duidelijk moet worden aangegeven wat de functie van het project is (wonen, handel ...). Voor kantoorfuncties moet in ieder geval ook aangegeven worden of er een loketfunctie verbonden is aan die kantoorfunctie. 2) Exploitatiefase De verkeersgeneratie van het project wordt geraamd voor de exploitatiefase (eventueel gefaseerd naargelang van de ontwikkeling).3) Verkeersproductie en -attractie Verkeersproductie, respectievelijk -attractie verwijst naar het aantal verplaatsingen dat vertrekt, respectievelijk aankomt op de projectlocatie.De verkeersproductie en -attractie van het project moet worden bepaald voor de verschillende doelgroepen, afhankelijk van het project (werknemers, bezoekers, bewoners, vrachtverkeer).
Aangezien kan worden aangenomen dat het verkeer niet gelijkmatig verdeeld is over de dag, wordt de verkeersproductie en -attractie bepaald voor een maatgevende periode, dat is de periode waarop de grootste hoeveelheid verkeer wordt gegenereerd. Vaak zal dat de ochtend- of avondspits zijn. In het geval van recreatiefunctie kan de pieksituatie zich situeren tijdens het weekend.
Om een zo goed mogelijke inschatting te maken van de verschillende parameters worden waar mogelijk de cijfers gebaseerd op de waarden die bij vergelijkbare activiteiten op vergelijkbare locaties gevonden worden, eventueel aangevuld met waarden die gevonden worden door middel van een literatuuronderzoek. Een belangrijke bron hierbij vormt de gegevens van het OVG (Onderzoek Verplaatsingsgedrag) die de Vlaamse overheid heeft uitgevoerd en beschikbaar stelt op de website www.mobielvlaanderen.be/ovg van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken. Kencijfers houden geen rekening met de bijzonderheden van elk individueel project. Het gebruik van kencijfers voor de bepaling van de verkeersproductie en -attractie moet dan ook als een laatste noodoplossing beschouwd worden. De verkeersproductie en -attractie worden weergegeven voor het drukste uur of de drukste uren van de dag. 4) Keuze van de vervoerswijze In de berekening van de vervoerswijzekeuze wordt het aantal verplaatsingen verdeeld over de verschillende vervoerswijzen volgens beredeneerde aannames.Daarbij wordt ook rekening gehouden met verplaatsingen als autobestuurder of als autopassagier. Dat onderscheid is belangrijk met het oog op de bepaling van het aantal autoritten en de parkeerbehoefte. De keuze van vervoerswijze is afhankelijk van de projectlocatie, maar ook van de aard van de activiteiten. Daarom moet de keuze van vervoerswijze bij voorkeur worden bepaald aan de hand van vergelijkbare functies op vergelijkbare locaties. Als die niet voorhanden zijn, wordt teruggevallen op vaste kencijfers (bijvoorbeeld op basis van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen OVG, dat geconsulteerd kan worden op /http://www.mobielvlaanderen.be/ovg 5) Ritgeneratie Vervolgens wordt in de mobiliteitsstudie het aantal autoritten bepaald.De ritgeneratie is het product van de verkeersproductie en het aandeel van de verplaatsingen als autobestuurder. Hetzelfde kan gedaan worden voor de andere vervoerswijzen. Dat is nuttig voor de dimensionering van de specifieke voorzieningen. Zo wordt bij een groot aantal fietsers beter een breder fietspad voorzien. Hetzelfde geldt voor voetgangers. 6) Parkeerdruk De parkeerbehoefte wordt berekend aan de hand van de autoritgeneratie en de verblijfstijden.De autoritgeneratie geeft het aantal auto's dat binnen een bepaalde tijdsspanne toekomt of wegrijdt van de locatie.
Als auto's maar gedurende een korte periode ter plaatse blijven en niet alle voertuigen tegelijk aankomen, kan een parkeerplaats opeenvolgend door verschillende voertuigen gebruikt worden en zijn er bijgevolg minder parkeerplaatsen nodig. Een parkeeronderzoek bij vergelijkbare functies kan daarin meer inzicht in geven.
Parkeerkencijfers kunnen aanvullend gebruikt worden als toetsing van de verkregen resultaten. Analoog wordt de behoefte aan fietsenstallingen bepaald. 3. Confrontatie bereikbaarheidsprofiel en mobiliteitsprofiel = de te verwachten effecten 3.1. Doel : De confrontatie van het bereikbaarheidsprofiel van de locatie met het mobiliteitsprofiel van de activiteit is een toets over de mate waarop activiteiten en locatie bij elkaar passen. Vraag en aanbod worden in deze stap bij elkaar gebracht. Door die confrontatie komen de te verwachten effecten in beeld. 3.2. Inhoud : Er wordt in deze stap van de mobiliteitsstudie nagegaan in hoeverre de vervoersstructuur aangepast is aan de te verwachten verkeersgeneratie (en omgekeerd). a) Minimaal te toetsen beoordelingscriteria : In onderstaande tabel worden de te behandelen thema's weergegeven. Elementen Confrontatie bereikbaarheidsprofiel - mobiliteitsprofiel
Verschillende alternatieven
Routekeuze
auto openbaar vervoer fiets voetganger vrachtwagen
Toedeling op wegennet
Totale belasting
Capaciteitstoets (verkeersafwikkeling)
wegvakken kruispunten
Andere effecten dan verkeersafwikkeling
Verkeersveiligheid Verkeersleefbaarheid Oversteekbaarheid Parkeerdruk
b) Toelichting : 1) Verschillende alternatieven Bij de bepaling van het bereikbaarheidsprofiel worden verschillende alternatieven bestudeerd.Zo kunnen verschillende ontsluitingsvarianten bekeken worden. Deze alternatieven komen ook in deze confrontatie aan bod. De verschillende alternatieven worden vervolgens onderling vergeleken met betrekking tot de gegenereerde mobiliteitseffecten. 2) Routekeuze en toebedeling op wegennet In het mobiliteitsprofiel wordt de totale verkeersproductie bepaald die door een bepaalde activiteit gegenereerd wordt op vlak van automobiliteit.Het verkeer maakt uiteraard gebruik van de beschikbare infrastructuur (weergegeven in het bereikbaarheidsprofiel). In dit deel wordt het verkeer toegedeeld aan het wegennet. Voor projecten die minder dan 1 000 parkeerplaatsen omvatten, gebeurt de toedeling op micro- en op mesoniveau. Op microniveau wordt nagegaan in welke richting het verkeer rijdt ter hoogte van de aansluiting op het wegennet en op de relevante kruispunten in de onmiddellijke buurt van de projectlocatie. Op mesoniveau wordt nagegaan welke routes het meest gebruikt worden. Bij projecten met meer dan 1 000 parkeerplaatsen moet ook een toedeling op macroschaal worden geïmplementeerd.
Als er voetgangers-, fiets- of vrachtverkeer wordt gegenereerd, moet voor die vervoerswijzen een toedeling gemaakt te worden. Voor voetgangers en fietsers worden de belangrijkste wandel- en fietsroutes aangeduid die gebruikt zullen worden. Voor vrachtwagens worden dat de belangrijkste vrachtroutes, waarbij rekening wordt gehouden met bestaande beperkingen (bijvoorbeeld een brug met beperkte doorrijhoogte).
De toedeling gebeurt op basis van de totale verkeersproductie en -attractie, bepaald in het mobiliteitsprofiel, en de (verwachte) herkomst en bestemmingen van bewoners, werknemers of bezoekers (afhankelijk van de aard van het project). Op basis van die kennis kan een meest waarschijnlijke route bepaald worden. 3) Totale belasting Nadat de toedeling aan het wegennet is uitgevoerd, kunnen de verschillende effecten op de omgeving bepaald worden.In eerste instantie wordt de totale belasting van het wegennet bepaald. Daartoe wordt niet alleen rekening gehouden met het verkeer dat extra gegenereerd wordt door het project. Er wordt ook rekening gehouden met de huidige verkeersbelasting (dat is de verkeersbelasting zonder toevoeging van het project). Daarnaast wordt ook rekening gehouden met de autonome groei van het verkeer, los van het bestudeerde project. 4) Capaciteitstoets Voor de capaciteitstoets wordt de verwachte belasting vergeleken met de capaciteit van de rijweg.Die toetsing gebeurt in de eerste plaats op micro- en mesoniveau, op specifieke locaties zowel op wegvakken als op kruispunten. Als de capaciteit overschreden of benaderd wordt, wijst dat op problemen met de verkeersafwikkeling. Op hoofdwegen is de capaciteit gekoppeld aan het aantal rijstroken; op wegen in een stedelijk gebied is de capaciteit afhankelijk van het aantal kruisende wegen. De vooropgestelde capaciteit wordt in belangrijke mate bepaald door de wegencategorisering en dus de functie van de weg. Op het onderliggende wegennet wordt de capaciteit bepaald door de capaciteit van de knooppunten. Naast een bepaling van de locaties waar capaciteitsproblemen kunnen optreden, is ook de invloed daarvan op het wegennet van belang. Problemen kunnen zich immers doorzetten naar andere locaties, waardoor het verkeer op zoek gaat naar alternatieven (sluipwegen). Ter hoogte van een knelpunt kunnen immers files ontstaan die reiken tot voorbij de volgende aansluiting. Daardoor bestaat het risico dat er ook problemen optreden op het onderliggende wegennet. 5) Andere effecten dan verkeersafwikkeling i) De verkeersveiligheid : Het verwachte aantal ongevallen zal in het algemeen toenemen bij een toenemende verkeersintensiteit of een hogere rijsnelheid.Als ook infrastructuuraanpassingen (of routewijzigingen) worden uitgevoerd, verandert de verkeersveiligheid ook. ii) De verkeersleefbaarheid : De verkeersleefbaarheid is in belangrijke mate een subjectief gegeven dat echter geobjectiveerd kan worden aan de hand van een aantal parameters : verkeersdruk, het aandeel en het totale aantal vrachtwagens, de rijsnelheid. Die indicatoren worden kwantitatief bepaald en worden aangevuld door een kwalitatieve verdere invulling van het begrip. Om het belang van de verschillende parameters met betrekking tot verkeersleefbaarheid te onderzoeken, kan een bevraging van de bewoners langs de onderzochte routes georganiseerd worden. iii) De oversteekbaarheid : De oversteekbaarheid wordt bepaald door de verkeersdrukte, de rijsnelheid en de breedte van de rijweg. De oversteekbaarheid is vooral belangrijk ter hoogte van openbaar-vervoerhaltes of wegvakken met verschillende functies aan weerszijden van de weg. iv) De parkeerdruk : De parkeerdruk wordt bepaald aan de hand van de parkeerbehoefte (bepaald in het mobiliteitsprofiel) en de huidige parkeerdruk (bepaald aan de hand van een parkeeronderzoek). 4. Verkeerstechnische en flankerende maatregelen 4.1. Doel : Als uit de confrontatie van het bereikbaarheidsprofiel met het mobiliteitsprofiel blijkt dat het aanbod de vraag niet kan opvangen (negatieve effecten), moet gezocht worden naar remediërende maatregelen die inspelen op de vraag of op het aanbod. Dat kunnen zowel infrastructurele ingrepen als meer ondersteunende maatregelen zijn (zie onderstaande tabel). 4.2. Inhoud : De maatregelen kunnen zowel gericht zijn op het verminderen van de hoeveelheid (auto)verkeer (preventieve maatregelen) als op een terugdringing van de nadelige effecten (curatieve maatregelen).
Milderende maatregelen
Inrichtingsconcept
toegangswegen
Wijzigingen in omvang project
Infrastructureel/verkeerstechnisch
kruispunten parkeren signalisatie gemotoriseerd verkeer openbaar vervoer fiets voetganger
Flankerende maatregelen
Milderende maatregelen
capaciteit verkeersveiligheid leefbaarheid overesteekbaarheid vervoerswijzekeurze
In de vorige stap werd een aantal (te verwachten) knelpunten blootgelegd. Om die te voorkomen of te beperken, stelt de aanvrager een aantal maatregelen voor.
Een aantal maatregelen kunnen zonder meer geïntegreerd worden in de uitvoeringsplannen van het project. Dat zijn op de eerste plaats infrastructuurwerken op het terrein waarop het project gelegen is (bijvoorbeeld parkeerplaatsen, fietsstalling). Door de mobiliteitsstudie gelijklopend met het ontwerp op te maken kan daar in het ingediende project al rekening mee worden gehouden. In de afgewerkte mobiliteitsstudie wordt dan aangegeven hoe die studie de opmaak van het ontwerp heeft beïnvloed. Een andere ingreep die de aanvrager kan nemen, is een inkrimping van de omvang van het project.
Door het verkleinen van het project zal de verkeersproductie kleiner worden en dus ook de verkeersdruk.
In een aantal gevallen heeft de aanvrager niet de mogelijkheid om zelf de nodige maatregelen door te voeren. In dat geval wordt aangegeven welke maatregelen noodzakelijk zijn om de druk op de omgeving binnen de perken te houden.
De preventieve maatregelen spelen in op de vraagzijde van de vervoersmarkt. Die maatregelen kunnen gericht zijn op het verminderen van het totale aantal verplaatsingen of kunnen inspelen op een modale verschuiving naar minder belastende vervoerswijzen. Een vermindering van het totale aantal verplaatsingen kan gerealiseerd worden door een inkrimping van de omvang van het project. Ook door ingrepen in bijvoorbeeld de arbeidsorganisatie kan het aantal verplaatsingen verminderd worden (door bijvoorbeeld telewerken), of beter gespreid over de tijd waardoor de piekbelastingen afnemen.
Om het aantal autoverplaatsingen te beperken kan ook geopteerd worden voor een verschuiving naar meer ruimtebesparende alternatieven (fiets en voetganger, maar ook openbaar vervoer). Een andere manier is om voordelen te geven aan personen die zich op een duurzame manier verplaatsen (fietsvergoeding, terugbetaling openbaar vervoer, voorzien van douches op het werk). De opmaak van een school- of bedrijfsvervoersplan kan daarbij de nodige informatie leveren.
Verplaatsingen kunnen ook meer gespreid worden zodat de spitsproblematiek minder uitgesproken is (glijdende werktijden, thuisleveringen).
Ook infrastructuuraanpassingen kunnen bijdragen tot een modal shift (aanleg fietspad met het oog op het verhogen van het fietsaandeel).
Elke mobiliteitsstudie moet een deel bevatten over hoe een duurzame modal shift bewerkstelligd zal worden.
Als aan de vraagzijde van de vervoersmarkt niet voldoende 'winst' gehaald kan worden, kan ook ingegrepen worden aan de aanbodzijde van de vervoersmarkt. Daarbij wordt de beschikbare infrastructuur uitgebreid of verbeterd. We denken daarbij aan het aanleggen van een extra rijstrook of een vrijliggend fietspad. Er kunnen verkeerslichten geplaatst worden op een kruispunt of ter hoogte van de toegangsweg tot het domein. Ook het busaanbod kan uitgebreid worden (hogere frequentie, extra lijnen) of afgestemd worden op de activiteiten. Door het verplaatsen van een halte kan de aantrekkelijkheid van het openbaar vervoer eveneens verhoogd worden. Voor de uitvoering van deze maatregelen is meestal een externe partner verantwoordelijk (de wegbeheerder, De Lijn, NMBS). Het is dan ook belangrijk om overleg te plegen met die externe partijen.
Bij het formuleren van milderende maatregelen is het belangrijk dat alle verschillende vervoerswijzen in ogenschouw worden genomen, van voetgangers tot vrachtwagens, voor zover die relevant zijn voor het project. De voorgestelde maatregelen staan daarbij niet los van de vastgestelde of verwachte problemen. Ze dienen daaraan tegemoet te komen. 5. Sensitiviteitstoets 5.1. Doel : Tijdens de uitvoering van de mobiliteitsstudie worden op verschillende plaatsen veronderstellingen gemaakt over het aantal verplaatsingen per persoon, over de vervoerswijzekeuze, over de impact van maatregelen op de vervoerswijzekeuze, herkomst en bestemming van het verkeer enzovoort. Met een sensitiviteitstoets wordt aangegeven welke de gevolgen kunnen zijn van de variaties in die aannames (bijvoorbeeld andere verdeling spits-dal, andere verdeling van de herkomst van het verkeer). De sensitiviteitstoets beoogt na te gaan of variaties in de aannames aanleiding geven tot andere resultaten (netwerkbelastingen...) die andere maatregelen vragen. 6. Besluit De mobiliteitsstudie bevat een samenvattende conclusie, met een opgave van de ruimtelijke maatregelen die de aanvrager, met het oog op het voorkomen of beperken van de mobiliteitseffecten als gevolg van de uitvoering van zijn project, zal treffen binnen de grenzen van de projectlocatie en een omschrijving van de mobiliteitseffecten die relevant zijn bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de aanvraag met de ruimtelijke context in de ruimere omgeving. 42° in addendum R20.1.6 wordt onderdeel 3 vervangen door wat volgt:
3
Voeg bij het formulier een geluidsstudie. Die bevat een immissieberekening volgens ISO 9613-2 (1996), uitgevoerd door een erkende milieudeskundige in de discipline geluid en trillingen, deeldomein geluid.
U kunt hiervoor ook verwijzen naar de analyse en evaluatie: - in het (ontwerp van) milieueffectrapport, of in het gemotiveerde verzoek tot ontheffing van de rapportageverplichting en de gunstige beslissing van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid daarover; - in voorkomend geval, in de aanvullende veiligheidsstudie.Het gebruik van internationaal gangbare softwarepakketten is toegestaan als ze een berekening uitvoeren conform de uitgebreide methode van ISO 9613-2:1996.
Voor de immissieberekening gelden de volgende randvoorwaarden: a) windturbines worden gemodelleerd als puntbronnen op masthoogte;b) het geluid wordt berekend in tertsbanden (of octaafbanden als die gegevens niet beschikbaar zijn) vanaf 50 Hz (of 63 Hz bij octaafbanden);c) de immissiehoogte van de ontvanger is 4 m, tenzij de specifieke situatie een andere hoogte vereist.In dat laatste geval wordt een motivering toegevoegd; d) gevelreflectie wordt niet berekend, tenzij dat aangewezen is vanwege de lokale situatie;e) standaardaannames voor atmosferische omstandigheden zijn temperatuur 10 ° C, luchtvochtigheid 70%.Voor elk immissiepunt wordt gerekend met de in de ISO ingebouwde lichte meewindvoorwaarden. Het gebruik van windrichtingsafhankelijke correctiefactoren is niet toegestaan; f) binnen de ISO-9613-2:1996-norm wordt gekozen voor de frequentieafhankelijke formule voor de bodemterm;g) het gebruik van een meteocorrectieterm (Cmeteo) is niet toegestaan (Cmeteo = 0 volgens de formules);h) de gehanteerde waarden voor parameters van het ISO 9613-2 (1996)-model worden in het geluidsrapport vermeld;i) de bodemabsorptiefactor G = 1 geldt bij absolute absorptie, en de bodemabsorptiefactor G = 0 geldt bij absolute reflectie (omvangrijke wateroppervlakken in de buurt van het immissiepunt).In een agrarische omgeving wordt standaard gerekend met een bodemabsorptiefactor G=0,8.
In omgevingen waarin nabij het immissiepunt veel verharde oppervlakken zijn, wordt G = 0,2. De vegetatie (bomen, struiken, gewassen) wordt niet meegenomen in de bepaling van de absorptie omdat ze geen gegarandeerd blijvende en onveranderlijke elementen bevat. Andere waarden voor de grondabsorptie mogen worden aangewend als ze verantwoord worden; j) als bij de berekening ter hoogte van een woning een immissieniveau bereikt wordt dat minder dan 3 dB(A) verschilt van de geluidsnorm, worden de detailgegevens expliciet vermeld.De waarden voor de bodemabsorptiefactoren worden expliciet berekend; k) de invloed van individuele woningen en andere gebouwen wordt niet meegerekend, tenzij er vermoed wordt dat ze een belangrijke invloed hebben.In dat geval wordt gerekend met reflecties van de eerste orde; l) de invloed van de aanwezigheid van bomen, struiken en andere gewassen wordt niet meegenomen;m) alleen als de hoogteverschillen relevant zijn ten opzichte van de bronhoogte, wordt dat aspect mee in rekening gebracht.Anders wordt er gerekend zonder diffractie op de hoogtelijnen; n) de eventuele tonaliteit wordt beschouwd conform dit besluit; o) als verschillende types windturbines worden aangevraagd, gebeurt de berekening minstens voor de worstcasesituatie.Voor de bepaling van het brongeluid van windturbines, gemeten volgens de IEC-61400-11 norm, wordt een verslag van een geaccrediteerd bureau aanvaard. Dat verslag moet voorgelegd worden uiterlijk op het moment dat de bouw van de windturbine start.
Het brongeluid wordt bepaald bij 95% van het nominale vermogen van de windturbine. De technische fiche bevat ook de geluidsvermogens bij een lager productievermogen, alsook de gegevens in terts- en octaafbanden.
Bij de opgave van het geluidsvermogen wordt een tolerantieband vermeld. Standaard is de tolerantieband +1 dB(A). Als de constructeur zelf een grotere tolerantieband of onzekerheidsfactor aangeeft, zal die bij het vermelde brongeluid (95% nominaal vermogen) worden bijgeteld, verminderd met de tolerantieband van 1 dB(A). [Als men wil gebruikmaken van het achtergrondgeluid om een hogere norm te verkrijgen], bevat de geluidsstudie ook een uitgebreide toelichting met betrekking tot de meetcampagne voor de bepaling van het LA95 van het oorspronkelijke omgevingsgeluid. De duurtijd van de meetcampagne kan bepaald worden in overleg met de vergunningverlenende overheid.]
43° in addendum R20.1.6 wordt onderdeel 6 opgeheven; 44° in addendum R43 worden in onderdeel 1 de woorden `gemiddelde belasting tijdens gebruik' vervangen door de woorden `gemiddelde belasting tijdens gebruik (%)'.
Art. 3.In bijlage 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het inleidend gedeelte wordt in het antwoord op de derde vraag na de zinsnede "www.omgevingsloket.be." een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse overheid. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen."; 2° in onderdeel 2.5 wordt de rij
O
ja. Voeg een mobiliteitseffectenrapport (MOBER), opgemaakt volgens de technische richtlijnen die het departement Ruimte Vlaanderen ter beschikking stelt, als bijlage E1bis bij dit formulier.
vervangen door de volgende rij:
O
ja. Voeg een mobiliteitsstudie als bijlage E1bis bij dit formulier. U hoeft dit niet te doen als de aanvraag een milieueffectrapport bevat dat de mobiliteit behandelt.
3° in onderdeel 2.11 worden de woorden "bekrachtigde archeologienota" vervangen door de woorden "bekrachtigde of ter bekrachtiging ingediende archeologienota" en wordt de zinsnede "artikel 5.4.1" vervangen door de zinsnede "artikel 5.4.2". 4° in onderdeel 7.1 worden de woorden "bekrachtigde archeologienota" vervangen door de woorden "bekrachtigde of ter bekrachtiging ingediende archeologienota"; 5° in onderdeel 7.1 wordt het woord "MOBER" vervangen door het woord "mobiliteitsstudie"; 6° in onderdeel 7.1 worden de woorden "beschermd landschap of" opgeheven; 7° in onderdeel 8.1 wordt na de zinsnede "zijn ingevuld." de volgende zin ingevoegd: "Ik verklaar dat ik eigenaar ben van de in de aanvraag begrepen gronden, of door alle eigenaars van de in de aanvraag begrepen gronden gemachtigd ben om deze aanvraag in te dienen.".
Art. 4.In het inleidend gedeelte van bijlage 4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 januari 2017, wordt in het antwoord op de derde vraag na de zinsnede "www.omgevingsloket.be." een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse overheid. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.".
Art. 5.In het inleidend gedeelte van bijlage 5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 januari 2017, wordt in het antwoord op de derde vraag na de zinsnede "www.omgevingsloket.be." een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse overheid. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.".
Art. 6.In bijlage 6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 januari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het inleidend gedeelte wordt in het antwoord op de derde vraag na de zinsnede "www.omgevingsloket.be." een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse overheid. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen."; 2° in onderdeel 2.6 wordt de rij
O
ja. Voeg een mobiliteitseffectenrapport (MOBER), opgemaakt volgens de technische richtlijnen die het departement Ruimte Vlaanderen ter beschikking stelt, als bijlage E1bis bij dit formulier.
vervangen door de volgende rij:
O
ja. Voeg een mobiliteitsstudie als bijlage E1bis bij dit formulier. U hoeft dit niet te doen als de aanvraag een milieueffectrapport bevat dat de mobiliteit behandelt.
3° in onderdeel 2.12 worden de woorden "bekrachtigde archeologienota" vervangen door de woorden "bekrachtigde of ter bekrachtiging ingediende archeologienota" en wordt de zinsnede "artikel 5.4.1" vervangen door de zinsnede "artikel 5.4.2"; 4° in onderdeel 7.1 worden de woorden "bekrachtigde archeologienota" vervangen door de woorden "bekrachtigde of ter bekrachtiging ingediende archeologienota"; 5° in onderdeel 7.1 wordt het woord "MOBER" vervangen door het woord "mobiliteitsstudie"; 6° in onderdeel 8.1 wordt na de zinsnede "zijn ingevuld." de volgende zin ingevoegd: "Ik verklaar dat ik eigenaar ben van de in de aanvraag begrepen gronden, of door alle eigenaars van de in de aanvraag begrepen gronden gemachtigd ben om deze aanvraag in te dienen.".
Art. 7.In het inleidend gedeelte van bijlage 7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 januari 2017, wordt in het antwoord op de derde vraag na de zinsnede "www.omgevingsloket.be." een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse overheid. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.".
Art. 8.In het inleidend gedeelte van bijlage 19 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 16 januari 2017, wordt in het antwoord op de derde vraag na de zinsnede "www.omgevingsloket.be." een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse overheid. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.".
Art. 9.In het inleidend gedeelte van bijlage 20 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2017, wordt in het antwoord op de derde vraag na de zinsnede "www.omgevingsloket.be." een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Deze gegevens kunnen worden opgeslagen in een of meer bestanden. Die bestanden kunnen zich bevinden bij de gemeente, bij de provincie, en ook bij de Vlaamse overheid. Ze worden gebruikt voor de behandeling van uw dossier. Ze kunnen ook gebruikt worden voor het opmaken van statistieken en voor wetenschappelijke doeleinden. U hebt het recht om uw gegevens in deze bestanden in te kijken en zo nodig de verbetering ervan aan te vragen.".
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2017.
Brussel, 7 juni 2017.
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE