gepubliceerd op 16 juli 1998
Ministerieel besluit betreffende de nadere regels voor de evaluatie van de gegadigden voor sommige bevorderingen bij de gerechtelijke politie bij de parketten
6 JULI 1998. - Ministerieel besluit betreffende de nadere regels voor de evaluatie van de gegadigden voor sommige bevorderingen bij de gerechtelijke politie bij de parketten
De Minister van Justitie, Gelet op de wet van 7 april 1919 tot instelling van rechterlijke officieren en agenten bij de parketten, gewijzigd bij de wetten van 21 augustus 1948, 27 maart 1969, 2 december 1982, 18 juli 1991, bij het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 en bij de wet van 5 augustus 1992;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 1997 houdende de administratieve rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten, inzonderheid op artikel 32, §2;
Gelet op het advies van de raad van overleg van de gerechtelijke politie, gegeven op 28 mei 1998;
Gelet op het protocol nr 180 van 12 juni 1998 van Sectorcomité III - Justitie;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten een nieuwe loopbaan hebben sedert 1 januari 1998;
Overwegende dat bevorderingen moeten kunnen geschieden vanaf diezelfde datum en dat het bijgevolg dringend noodzakelijk is de nadere regels betreffende de evaluatie van de gegadigden voor deze bevorderingen vast te stellen, Besluit :
Artikel 1.Het evaluatierooster bedoeld in artikel 32, §2 van het koninklijk besluit van 19 december 1997 houdende de administratieve rechtspositie en de bezoldigingsregeling van de personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten wordt vastgesteld overeenkomstig bijlage 1.
Art. 2.De evaluatie wordt verricht door de gegadigde te evalueren voor de 27 kenmerken van het rooster, behalve voor "13. Leiding geven" en "14. Opleiding van ondergeschikten", wanneer het een bevordering tot de weddeschaal 2B of tot de graad van gerechtelijk afdelingsinspecteur, laboratoriumafdelingsinspecteur, afdelingsinspecteur-elektrotechnicus of afdelingsinspecteur voor gerechtelijke identificatie betreft.
Art. 3.De evaluaties "onvoldoende", "zwak", "goed", "zeer goed" en "uitstekend" stemmen als volgt overeen met de schaal van waarderingscijfers van 0 tot 4 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De betekenis van elke evaluatie per kenmerk is omschreven in bijlage 2.
Art. 4.Voor elk voor de bevordering te evalueren kenmerk wordt de gegadigde geëvalueerd door toekenning van een waarderingscijfer van 0 tot 4.
De quotering op een kenmerk wordt verkregen door het waarderingscijfer dat voor het kenmerk is behaald te vermenigvuldigen met de wegingscoëfficiënt die aan dat kenmerk is toegekend.
Art. 5.De eindwaardering is het cijfer dat bekomen wordt door het totaal van de quoteringen bekomen voor de voor bevordering te evalueren kenmerken te delen door de som van de wegingscoëfficienten.
Voor de bepaling van de eindwaardering zal het resultaat in het geval het decimalen bevat, worden afgerond naar de onmiddellijk lagere eenheid indien de decimalen lager zijn dan 0,5. Indien de decimalen gelijk of groter zijn dan 0,5, wordt het resultaat afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998.
Brussel, 6 juli 1998.
T. VAN PARYS
Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 6 juli 1998.
De Minister van Justitie, T. VAN PARYS