gepubliceerd op 27 maart 2003
Ministerieel besluit tot regeling van het gebruik van de buffercapaciteit in de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand "De Kempen" en "De Zande"
3 MAART 2003. - Ministerieel besluit tot regeling van het gebruik van de buffercapaciteit in de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand "De Kempen" en "De Zande"
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke Kansen en Ontwikkelingssamenwerking, Gelet op het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid, inzonderheid op artikel 31 en 32;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 tot vaststelling van de capaciteit van de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 3 juli 2002 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 31 januari 2003;
Gelet op het ministerieel besluit van 18 december 2001 tot regeling van het gebruik van de buffercapaciteit in de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand "De Kempen" en "De Zande", gewijzigd bij het ministerieel besluit van 28 februari 2002;
Gelet op het overleg met de federale overheid en met de Unie van de Nederlandstalige Jeugdmagistraten van 19 september 2002 en 20 januari 2003, waarop werd overeengekomen de omvang van de buffercapaciteit aan te passen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat door het eerder beperkt gebruik van de capaciteit van het gesloten centrum De Grubbe, te Everberg, er minder noodzaak bestaat om meerdere capaciteitseenheden in de gesloten afdelingen voor jongens van de gemeenschapsinstellingen voor te behouden voor de opvang van minderjarigen van wie het gedrag ernstige risico's inhoudt voor het maatschappelijk bestel; dat in deze gesloten afdelingen regelmatig een opname van een minderjarige geweigerd dient te worden bij gebrek aan opvangmogelijkheden buiten de buffercapaciteit; dat onverwijld de omvang van de buffercapaciteiten moet aangepast worden om een effectiever gebruik van de beschikbare plaatsen te bewerkstelligen; dat met het oog op een uniform plaatsingsbeleid de criteria voor het gebruik van de buffercapaciteit dringend moeten afgestemd worden op deze gehanteerd in de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, Besluit :
Artikel 1.In de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand "De Kempen" en "De Zande" worden respectievelijk volgende buffercapaciteiten georganiseerd : 1° in de gesloten afdeling voor jongens "De Hutten" : 1 eenheid;2° in de gesloten afdeling voor meisjes te Beernem : 2 eenheden;3° in de gesloten afdeling voor jongens in Ruiselede : 1 eenheid.
Art. 2.De buffercapaciteiten, bedoeld in artikel 1, worden voorbehouden voor uitvoering van rechterlijke beslissingen tot plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, in een gesloten opvoedingsafdeling van een gemeenschapsinstelling.
Voor toewijzing van een minderjarige aan een eenheid van de buffercapaciteit moet aan volgende voorwaarden zijn voldaan : 1° de persoon is ouder dan twaalf jaar op het ogenblik van het plegen van het als misdrijf omschreven feit en er bestaan voldoende ernstige aanwijzingen van schuld;2° het als misdrijf omschreven feit waarvoor hij vervolgd wordt kan, mocht hij meerderjarig zijn, in de zin van het Strafwetboek of de bijzondere wetten, een straf tot gevolg hebben van : a) opsluiting van vijf jaar tot tien jaar of een zwaardere straf, of b) een correctionele hoofdgevangenisstraf van een jaar of een zwaardere straf indien de jeugdrechtbank tegenover hem een definitieve maatregel heeft genomen als gevolg van een als misdrijf omschreven feit dat strafbaar is met dezelfde straf;3° er bestaan dringende, ernstige en uitzonderlijke omstandigheden die betrekking hebben op de vereisten van bescherming van de openbare veiligheid.
Art. 3.Minstens eenmaal per kwartaal zal overleg gepleegd worden tussen de bevoegde diensten van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, het kabinet van de Minister van Justitie en een afvaardiging van de magistraten belast met jeugdzaken met het oog op : 1° het evalueren en eventueel bijsturen van de bepalingen vervat in artikel 1 of 2;2° het formuleren aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, van andere beleidsadviezen met betrekking tot de opvang en begeleiding van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, met inbegrip van de kwantiteit en de kwaliteit van de opvangplaatsen.
Art. 4.Het ministerieel besluit van 18 december 2001 tot regeling van het gebruik van de buffercapaciteit in de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand "De Kempen" en "De Zande", gewijzigd bij het ministerieel besluit van 28 februari 2002, wordt opgeheven.
Brussel, 3 maart 2003.
M. VOGELS