gepubliceerd op 23 januari 2002
Ministerieel besluit tot regeling van het gebruik van de buffercapaciteit in de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand "De Kempen" en "De Zande"
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur
18 DECEMBER 2001. - Ministerieel besluit tot regeling van het gebruik van de buffercapaciteit in de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand "De Kempen" en "De Zande"
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Gelet op het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid, inzonderheid op artikel 31 en 32;
Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 tot vaststelling van de capaciteit van de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op het besluit van 13 juli 2001 tot bepaling van de bevoegdheden van de leden van de Vlaamse regering;
Gelet op het overleg met de federale overheid en met de Unie van de Nederlandstalige jeugdmagistraten op 8 en 29 november 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de federale overheid beslist heeft dat vanaf 1 januari 2002 minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, niet langer in een huis van arrest mogen worden geplaatst; dat om die reden onverwijld maatregelen moeten worden genomen om de toegang tot de hulp, verleend door de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand, te optimaliseren zodat deze hulpverleningscapaciteit bij prioriteit aangewend kan worden voor de opvang van minderjarigen wiens gedrag ernstige risico's inhoudt voor de maatschappij; dat in dat kader, ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001, onverwijld de buffercapaciteit van de gemeenschapsinstellingen moet worden bepaald, evenals de voorwaarden die moeten vervuld zijn om een minderjarige aan een plaats binnen die buffercapaciteit toe te wijzen, Besluit :
Artikel 1.In de gemeenschapsinstellingen voor Bijzondere Jeugdbijstand "De Kempen" en "De Zande" worden respectievelijk volgende buffercapaciteiten georganiseerd : 1° in de gesloten afdeling voor jongens "De Hutten" : 5 eenheden;2° in de gesloten afdeling voor meisjes te Beernem : 2 eenheden.
Art. 2.De buffercapaciteiten, bedoeld in artikel 1 worden voorbehouden voor uitvoering van rechterlijke beslissingen tot plaatsing van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, in een gesloten opvoedingsafdeling van een gemeenschapsinstelling.
Voor toewijzing van een minderjarige aan een eenheid van de buffercapaciteit moet aan volgende voorwaarden zijn voldaan : 1° de minderjarige was minstens twaalf jaar op het ogenblik van het plegen van het als misdrijf omschreven feit;2° het als misdrijf omschreven feit kan een opsluiting van vijf tot tien jaar of een zwaardere straf tot gevolg hebben wanneer het door een meerderjarige zou zijn gepleegd;3° er bestaat een volstrekte noodzaak voor de bescherming van de openbare veiligheid of er bestaan ernstige redenen om te vrezen dat de persoon wanneer hij in vrijheid zou worden gelaten, nieuwe feiten zou plegen, zich aan het optreden van het gerecht zou onttrekken, zou pogen bewijzen te laten verdwijnen of zich zou verstaan met derden.
Art. 3.Minstens eenmaal per kwartaal zal overleg gepleegd worden tussen de bevoegde diensten van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, het kabinet van de Minister van Justitie en een afvaardiging van de magistraten belast met jeugdzaken met het oog op : 1° het evalueren en eventueel bijsturen van de bepalingen vervat in artikel 1 of 2;2° het formuleren van andere beleidsadviezen met betrekking tot de opvang en begeleiding, met inbegrip van de kwantiteit en de kwaliteit van de opvangplaatsen, voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen.
Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.
Brussel, 18 december 2001.
De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS