gepubliceerd op 19 februari 2016
Ministerieel besluit betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
VLAAMSE OVERHEID
Landbouw en Visserij
3 FEBRUARI 2016. - Ministerieel besluit betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, Gelet op het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994, artikel 12, § 6, 2°, vervangen bij de decreten van 23 juni 2006, 28 juni 2013 en 19 december 2014;
Gelet op het decreet van 28 juni 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/06/2013 pub. 12/09/2013 numac 2013204905 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het landbouw- en visserijbeleid sluiten betreffende het landbouw- en visserijbeleid, artikel 9, eerste lid,1°, en tweede lid;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 05/02/2016 numac 2016035082 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 1995 houdende vaststelling van de regelen betreffende de werking en het beheer van het Vlaams Fonds voor de Lastendelging sluiten betreffende het beheer en de werking van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, artikel 8, tweede lid, 10, tweede en derde lid, 11, tweede lid, 13, tweede lid, 14, derde lid, 20, 21, derde lid, 22, tweede lid;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 oktober 2015;
Gelet op advies 58.580/3 van de Raad van State, gegeven op 24 december 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° beroep doen op de VLIF-waarborg : het vorderen van de uitbetaling van de VLIF-waarborg door een kredietinstelling;2° bevoegde entiteit : het Departement Landbouw en Visserij van het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij;3° blokperiode : een periode van maximaal drie maanden waarin aanvragen van investerings- of opstartsteun ingediend kunnen worden;4° krediet : elke kredietopening waarvoor het VLIF zijn waarborg of een rentesubsidie heeft verleend of kan verlenen;5° kredietinstelling : een met toepassing van het ministerieel besluit van 2 februari 2016Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 02/02/2016 pub. 19/02/2016 numac 2016035197 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit betreffende de tegemoetkoming door het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds bij uitzonderlijke gebeurtenissen sluiten tot erkenning van kredietinstellingen ter uitvoering van artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 05/02/2016 numac 2016035082 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 1995 houdende vaststelling van de regelen betreffende de werking en het beheer van het Vlaams Fonds voor de Lastendelging sluiten betreffende het beheer en de werking van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds en tot opheffing van het ministerieel besluit van 30 september 2005 tot erkenning van kredietinstellingen voor het toekennen van kredieten die in aanmerking komen voor steun van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds door de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouw, erkende kredietinstelling;6° kredietnemer : een land- of tuinbouwer die een VLIF-steunaanvraag heeft ingediend;7° VLIF : het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, opgericht bij artikel 12 van het decreet van 22 december 1993 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1994;8° waarborgadvies : de kennisgeving van het VLIF aan een erkende kredietinstelling of het een principieel akkoord kan geven om al dan niet VLIF-waarborg toe te kennen na dossierbehandeling, als alle vooropgestelde, meegedeelde voorwaarden zijn vervuld;9° besluit van 11 december 2015 : het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 18/01/2016 numac 2016035009 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds type besluit van de vlaamse regering prom. 11/12/2015 pub. 05/02/2016 numac 2016035082 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 1995 houdende vaststelling van de regelen betreffende de werking en het beheer van het Vlaams Fonds voor de Lastendelging sluiten houdende vaststelling van de regelen tot de werking en het beheer van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds. HOOFDSTUK 2. - Erkenning en tussenkomst van een kredietinstelling bij een VLIF- steunaanvraag
Art. 2.De aanvraag tot erkenning van een kredietinstelling, vermeld in artikel 8 van het besluit van 11 december 2015, bevat de volgende documenten en informatie : 1° de samenstelling van de raad van bestuur en van het dagelijks bestuur;2° het financiële plan, als de instelling nog geen drie jaar bestaat;3° alle andere door het VLIF opgevraagde gegevens die noodzakelijk zijn om een duidelijk beeld van de werkzaamheden van de kredietinstelling te verkrijgen.
Art. 3.De steunaanvraag, vermeld in artikel 10 van het besluit van 11december 2015, wordt ingediend via het e-loket.
In het eerste lid wordt verstaan onder e-loket : het elektronische loket voor steunaanvragen dat ontwikkeld en beheerd wordt door de bevoegde entiteit.
De kredietinstelling dient de steunaanvraag voor rentesubsidie uiterlijk in voor het afsluiten van de initiële blokperiode waarin steun voor de onderliggende subsidiabele investering of overname is aangevraagd.
De kredietinstelling dient de waarborgaanvraag uiterlijk in drie maanden na het afsluiten van de initiële blokperiode waarin steun voor de onderliggende subsidiabele investering of overname is aangevraagd.
In het vierde lid wordt verstaan onder waarborgaanvraag : de kennisgeving van de erkende kredietinstelling aan het VLIF dat er steun in de vorm van een VLIF-waarborg gevraagd wordt.
Art. 4.Bij een steunaanvraag als vermeld in artikel 4, licht het VLIF de kredietinstelling in over de selectiebeslissing over de aangemelde investeringen.
Het VLIF deelt de beslissingsfiche en de bijbehorende gegevens elektronisch mee aan de kredietinstelling.
In het tweede lid wordt verstaan onder beslissingsfiche : de kennisgeving van de definitieve steunverlening nadat het dossier behandeld is.
Art. 5.De kredietinstelling deelt de kredietverrichtingen van de kredieten gesubsidieerd via rentesubsidie of waarborg elektronisch mee aan het VLIF vanaf het moment dat ze bekend zijn. Hiermee wordt bedoeld : 1° de datum van de eerste kapitaalvervaldag;2° de datum en het bedrag van de geplande opname van de kredietschijven;3° de rentevoetwijzigingen. De kredietinstelling brengt het VLIF gedurende de looptijd van de steunverlening via rentesubsidie en waarborg en, als er rentesubsidie wordt verleend, bij iedere trimestriële opvraging elektronisch op de hoogte van : 1° de gewijzigde kredietmodaliteiten;2° het niet-opgenomen krediet of de niet-opgenomen kredietschijven;3° de schorsing van krediet;4° de vervroegde terugbetalingen;5° het uitstel van kapitaalaflossing;6° de kredietopzeggingen en de redenen van de opzegging.
Art. 6.Het VLIF kan een afwijking toestaan van de termijn, vermeld in artikel 11 van het besluit van 11 december 2015, als er aangetoond wordt dat het krediet buiten de wil van de kredietnemer om niet opgenomen kan worden binnen de termijn.
De situatie, vermeld in het eerste lid, wordt vermoed bij de gevallen van overmacht, vermeld in artikel 16, zesde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 betreffende steun aan de investering en aan de overname in de landbouw. HOOFDSTUK 3. - Rentesubsidie : berekening, opvraging en uitbetaling Afdeling 1. - Berekening rentesubsidie
Art. 7.Bij de berekening van de rentesubsidie en het rentesubsidieplan, vermeld in artikel 13, eerste lid, van het besluit van11 december 2015 : 1° telt een maand dertig dagen en een jaar driehonderdzestig dagen;2° wordt de dag van de kredietopneming niet meegerekend, de dag van de aflossing wel;3° worden de rentesubsidies berekend na de jaarlijkse kapitaalvervaldag;4° komen uitsluitend de werkelijk uitstaande bedragen in aanmerking.
Art. 8.Het uitstel van kapitaalaflossing kan worden opgenomen in het rentesubsidieplan na voorafgaand akkoord van het VLIF, hetzij bij de toekenning van de waarborg, hetzij in de loop van het krediet. Dat uitstel gaat gepaard met een van de volgende gevallen : 1° het behoud van de waarborg, waarbij de waarborg niet afgebouwd wordt op de kapitaalvervaldag en niet verlengd wordt in looptijd;2° de verlenging van de waarborg, waarbij de waarborg niet afgebouwd wordt op de kapitaalvervaldag en verlengd wordt gedurende het toegestane uitstel van kapitaalaflossing. Het openstaande kapitaal waarop de rentesubsidie wordt uitbetaald, is nooit hoger dan het werkelijk openstaande kredietbedrag noch het gesubsidieerde kredietgedeelte.
Art. 9.Bij een gespreide kredietopneming worden de verschillende opnemingen aangerekend op de gesubsidieerde schijven van het betreffende krediet in de volgorde van het rentesubsidienummer bij een eerste beslissing. Als een VLIF-beslissing herzien wordt, blijft de chronologie van de subsidies behouden en ook het eerste cijfer. Het karakter na het eerste cijfer geeft het nummer van de beslissing weer.
Art. 10.Bij een vervroegde terugbetaling worden eerst de niet-gesubsidieerde gedeelten van het krediet afgelost, vervolgens de door het VLIF gesubsidieerde gedeelten in omgekeerde volgorde van het volgnummer van de rentesubsidie. Daardoor ontstaat voor elke kredietschijf een nieuw fictief saldo dat opnieuw lineair daalt over de nog resterende duur van de rentesubsidie. Afdeling 2. - Opvraging en uitbetaling rentesubsidie
Art. 11.Het VLIF kan de opgevraagde rentesubsidie goedkeuren voor uitbetaling aan de kredietinstelling, ten gunste van de kredietnemer, als de kredietnemer voldoet aan de opgelegde VLIF-steunvoorwaarden die verbonden zijn aan de investerings- of vestigingssteunaanvraag, en als de bewijsstukken zijn voorgelegd.
De kredietinstelling informeert de kredietnemer over de invloed van de toegekende rentesubsidie op het krediet in kwestie.
Art. 12.De kredietinstelling vraagt de uitbetaling van de toegekende rentesubsidie die verbonden is aan het krediet, jaarlijks op in het begin van het trimester van de jaarvervaldag, met uitzondering van de al verlopen toegekende rentesubsidie voor de datum van de gunstige beslissing. Die kan in het eerstvolgende trimester, na de ontvangst van de gunstige beslissing, opgevraagd worden.
Na verzenden van de eerste gunstige beslissing vraagt de erkende kredietinstelling ten laatste één jaar na deze datum de eerste uitbetaling van de verlopen toegekende rentesubsidie.
De uiterste opvraagdata voor de trimesters zijn respectievelijk 10 januari, 10 april, 10 juli of 10 oktober. De rentesubsidie wordt elektronisch opgevraagd.
Niet correct opgevraagde rentesubsidie wordt via elektronische weg gemeld aan de kredietinstelling, met vermelding van de vastgestelde afwijking. Als de kredietinstelling de opvraging opnieuw en correct doorstuurt voor de vijftiende dag van de laatste maand van het trimester, zal de rentesubsidie in het opgevraagde trimester worden uitbetaald. Afdeling 3. - Stopzetten van rentesubsidie
Art. 13.Als de kredietinstelling er kennis van heeft dat de rentesubsidie stopgezet zal worden, of bij bericht van de stopzetting van de rentesubsidie berekent de kredietinstelling de rentesubsidie tot de datum van de stopzetting van de steun en past ze de opvraging op basis van die berekening aan. De rentesubsidie wordt elektronisch opgevraagd.
Art. 14.De financiële afhandeling verloopt via de kredietinstelling als de reeds uitbetaalde rentesubsidie geheel of gedeeltelijk teruggevorderd wordt. HOOFDSTUK 4. - Waarborgadvies en waarborg Afdeling 1. - Waarborgadvies
Art. 15.De kredietinstelling kan een waarborgadvies aanvragen tot uiterlijk zes maanden na het afsluiten van de initiële blokperiode waarin steun voor de onderliggende subsidiabele investering of overname is aangevraagd.
Art. 16.Er wordt aangetoond dat er aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21, tweede lid, van het besluit van 11 december 2015, voldaan is. Dit wordt bewezen met een bedrijfseconomische boekhouding, een volledig schema van de jaarrekening of vergelijkbare bewijskrachtige documenten.
Art. 17.De onderneming verkeert niet in financiële moeilijkheden, vermeld in artikel 21, tweede lid, 1°, van het besluit van11 december 2015, als aangetoond wordt dat de onderneming geen onderneming in moeilijkheden is als vermeld in de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (2004/C 244/02) .
Art. 18.Uit het investeringsplan, vermeld in artikel 21, tweede lid, 2°, van het besluit van 11 december 2015, blijkt de financiële impact van het project op het bedrijf en blijkt dat de kredietnemer de financiële kosten van de investering kan dragen.
Art. 19.Het stellen van zekerheden, vermeld in artikel 21, tweede lid, 3°, van het besluit van 11 december 2015, wordt voor een investeringsproject aangetoond met akten waaruit blijkt dat ten minste 40 % van de nieuwwaarde van het onroerend gedeelte van het investeringsproject gedekt wordt door een hypotheek en het roerend gedeelte door een landbouwvoorrecht of pand op de handelszaak, en dat voor het overige kredietbedrag een hypothecaire volmacht wordt gegeven aan de kredietinstelling. Er wordt ook aangetoond dat onroerende goederen die verbonden zijn aan het bedrijf, gehypothekeerd worden.
Als de kredietnemer een vennootschap is, wordt aangetoond dat de zaakvoerders zich borg stellen.
Het stellen van zekerheden, vermeld in artikel 21, tweede lid, 3°, van het voormelde besluit, wordt voor opstartsteun waarbij aandelen overgenomen zijn, aangetoond met akten waaruit blijkt dat de aandelen die verworven zijn in het kader van de overname, als zekerheid gesteld worden voor het krediet.
Art. 20.Het VLIF brengt binnen twee maanden nadat aangetoond is dat aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21, tweede lid, van het besluit van 11 december 2015, voldaan is, een waarborgadvies uit. Die termijn kan bij gemotiveerde beslissing verlengd worden met twee maanden. Afdeling 2. - Voorwaarden tijdens de looptijd van de waarborg
Art. 21.Als de aan het gewaarborgde krediet gehechte zekerheden gedurende de looptijd van de waarborg wijzigen zonder voorafgaand akkoord van het VLIF, kan de waarborg afgebouwd worden voor het bedrag van de vermindering van de venale waarde.
Art. 22.De kredietinstelling meldt alle verwervingen van onroerende goederen, waarvan ze kennis heeft, van de kredietnemer tijdens de gewaarborgde periode aan het VLIF. Als de te verwerven onroerende goederen gefinancierd worden met een krediet bij de betrokken kredietinstelling kan het VLIF vragen om de onroerende goederen te hypothekeren.
Art. 23.Als het krediet nog niet is opgezegd en nog geen beroep op de waarborg is gedaan, worden niet-betaalde, vervallen kapitaal- of intrestbedragen van een gesubsidieerd krediet uiterlijk zeven maanden na de vervaldag gemeld aan het VLIF. Als er nadien een aanzuivering is, wordt dat ook gemeld aan het VLIF.
Art. 24.Het VLIF kan, na verzoek, akkoord gaan met het behoud van de waarborg bij een kredietherschikking van het gewaarborgde krediet. Afdeling 3. - Beroep en uitbetaling waarborg
Art. 25.De kredietinstelling die zich beroept op de VLIF-waarborg, bezorgt de volgende documenten aan het VLIF in elektronische vorm : 1° de kredietopzegging;2° de krediet- en zekerheidsakten;3° de meldingen van niet-betaalde, vervallen kapitaal- of intrestbedragen en de berekening van het uitstaande kapitaal;4° de hypothecaire akten van de zekerheden die verbonden zijn aan de gewaarborgde kredieten. Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat de gewaarborgde kredieten door de kredietinstelling formeel zijn opgezegd en dat de kredietnemer op formele wijze in gebreke is gesteld om de door het VLIF gewaarborgde kredieten terug te betalen.
Art. 26.Als de uitbetaalde provisie, vermeld in artikel 27 van het besluit van 11 december 2015, het definitieve bedrag van het uit te betalen waarborgsaldo overschrijdt, stort de kredietinstelling het te veel ontvangen bedrag terug, vermeerderd met de wettelijke intresten.
Die worden berekend vanaf de datum van ontvangst van de provisie.
Als de uitbetaalde provisie lager is dan het definitieve uit te betalen waarborgsaldo, betaalt het VLIF het verschil, vermeerderd met de wettelijke intresten. De wettelijke intresten worden berekend vanaf dertig dagen na de dag waarop een beroep gedaan is op de waarborg.
Brussel, 3 februari 2016.
De Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw, J. SCHAUVLIEGE